Molenzorg
navigatie Grimbergen, Vlaams-Brabant
Foto van <p>Tommenmolen<br />Middelmolen<br />Middelste Molen</p>, Grimbergen, Foto: Frans Van Bruaene, Laakdal, 18.02.2007 | Database Belgische molens © Foto: Frans Van Bruaene, Laakdal, 18.02.2007

Tommenmolen
Middelmolen
Middelste Molen

Tommenmolenstraat 18
1850 Grimbergen

op de Maalbeek700 m NO v.d. kerk
kadasterperceel D202

50.937752, 4.379893 (Google Maps)
Gemeente Grimbergen
Voor 1382 / 17de eeuw
Onderslag watermolen
Korenmolen
Gewit bak- en zandstenen gebouw
Metalen onderslagrad
Nog aanwezig
Draaivaardig
M: monument, DSG: dorps- en stadsgezicht,
09.07.1980 / 12.07.2007
Leden van het Museum voor Oudere Technieken
Op molendagen: vanaf 14 uur. Info: tel. 02 270 81 11
50183 (allemolens.nl)

Beschrijving / geschiedenis

De molen die nu Tommenmolen heet, werd oorspronkelijk 'Liermo­len' genoemd. Rond 1400 kreeg hij de benaming 'Tommenmolen' naar de familie Van der Tommen die er meer dan een eeuw in het bezit van was. We veronderstellen dat de heerlijkheid van Lier twee mo­lens bezat. Mogelijk werd de Tommenmolen gebouwd nadat de eerste Liermolen aan de abdij werd geschonken. Hij werd Liermolen ge­noemd omdat hij eigendom was van de familie Van Lier en op de grond van het hof te Lier stond.

Het kasteel van Ter Tommen staat nabij de Borgt, maar de kastelei­nen van Grimbergen namen die naam over. Katelijoe van Miere huwde met Golis of Golias van der Tommen. Ze deden een gift aan de huis­armen van Grimbergen in 1369 (Archief Abdij Grimbergen, KI. I, bundel 30). De heerlijkheid van Lier ging dan ook gedeeltelijk over naar de Van der Tommens. Uit het huwe­lijk van Golis en Katelijoe werden drie kinderen geboren. Golis, de vierde van zijn geslacht met die naam, werd heer van het Tommen­kasteeL Zijn dochter Oda trouwde met Egidius van Weerde. Na zijn dood hertrouwde ze met ridder Willem van der Tommen. Toen Wil­lem overleed ontstond er een geschil tussen zijn natuurlijke zoon, Wil­lem van der Tommen, en Jan van Lathem, zoon van Lambert van Lathem. In 1410 werd het kasteel van Ter Tommen immers eigen­dom van Jeanne Swaefs, weduwe van Lambert van Lathem. Hun zoon Jan maakte dan ook aanspraak op de heerlijkheid van Lier, terwille van de huwelijkspolitiek. Willem van der Tommen bekwam het hof te Lier en ook de Diegemhoeve. Hij en zijn echtgenote behielden het eigendom en schonken het voor hun dood aan hun kinderen: Gaspar, Gillis en Jan. Dit gebeurde op 1 oktober 1439. Kort daarna ging het hof te Lier over naar de kinderen Van Ophem. De familie Van der Tommen behield echter een cijns op de molen.

Uit de schepenbrief van 4 oktober 1514 blijkt dat de grond waarop de molen stond, eigendom was geworden van Adriaan van den Broeck, sinds ca. 1474 heer van de heerlijkheid van Boksem (Archief Abdij Grimbergen, KL 11, register 7, blz. 164 e.v.). Uit hogerge­noemde schepenbrief blijkt ook dat de weduwe Van der Perre de huur van de molen opzegt. Hij was inderdaad erg vervallen. Toch werd de molen opnieuw verhuurd. Daartoe kwamen de laten bijeen en ook allen die enig recht  op de molen hadden. De erflaten van Adriaan van den Broeck  waren: Willem van Hove, Peter  de Muntere, Olivier de Meyere, Gielis van Zuene, Peter van Maugrecht en Peter van der Perre, pachters uit het Grimbergse van rond 1500. Degenen die ook recht op de molen  hadden, waren: Lodewijk en Klaas van der Tom­men, zonen van Golis van der Tommen; Cornelis van Calck als mei­er van het laathof van de abdij. De derde partij bestond uit Jan van der Beken en Geerert Donckerwolk, Heilige-Geestmeesters van de huis­ armen van Grimbergen; de vierde partij, Goesen de Roover, die ook meier van Grimbergen was, als gemachtigde van het begijnhof te Me­chelen, zoals bleek uit de volmacht van 17 september 1514.

Al deze mensen stemden toe de korenmolen te verhuren aan Jan Luyen en zijn vrouw Liesbeth Boots. De huurprijs bedroeg drie sisteren rogge aan Adriaan van den  Broeck, heer van  de grond, jaarlijks en erfe­ lijk, en te betalen in de maat van Grimbergen elk jaar op Sint-Andries. Aan de kinderen Van der Tommen moesten twee zakken rogge  be­taald worden, aan  de abdij van Grimbergen één zak rogge; aan de Heilige-Geesttafel  één zak en aan het begijnhof van Mechelen ook één zak rogge per jaar en erfelijk. Er waren echter nog tien zakken rogge te betalen op de Tommenmo­len. De nieuwe molenaar aanvaardde die lasten. De schuldeisers schol­den hem vijf zakken kwijt omdat de «molen geheel en al te menten en te quisten bleef liggende»; een uitdrukking uit die tijd waarmee bedoeld werd dat de molen onbruikbaar was. De nieuwe huurder stelde als pand een dagwand beemd te Kampenhout, zijn eigendom, zoals blijkt uit de schepenbrief van Kampenhout. Indien de maalder met de betalingen in gebreke zou blijven, dan was het klooster van Grim­bergen gemachtigd de hand te leggen op de Tommenmolen als be­langrijkste pand, evenals op het dagwand beemd. Ze hadden het recht het zich eigen te maken tot  de achterstallige rente en de wettelijke onkosten afbetaald zouden zijn.

De toestand van de molen scheen dus niet rooskleurig. Het waren slechte jaren voor de landbouwers omdat de oogsten gering waren. De familie Luyen bleef een hele tijd op de Tommenmolen. Peter Luyen, zoon van Jan, huwde met Eyc­ken van Maugrecht. Zij huurden de molen in 1567 volgens de akte van het laathof van Boksem. De gezworen erflaten van ridder Gielis de Gottignies, heer van Sint-Geertruide-Machelen, grondheer van het laathof en de heerlijkheid van Boksem, waren: Klaas Aerdt, Pauwel de Clerck  en Jan de Becker. Klaas Vinck was de meier van het laat­ hof. Gielis  de Oottignies was de neef van Adriaan van den Broeck en hij erfde van zijn oom o.a. de heerlijkheid van Boksem (verhef van 7 oktober 1533).

De familie De Oottignies had ook in Brabant heel wat  bezittingen tijdens de zestiende eeuw. Gielis  bezat ook het hof te Rollekaten op Eppegem, nabij de abdijbossen van Rollekaten en Kattemeuter gelegen.

In 1573 stelde de abdij een contract op over de Tommenmolen (Archief Abdij Grimbergen,  KI. IV, register 19). Voor de schepenen van Grimbergen en de meiers van beide heren van Grimbergen verschenen Gerard van Campenhout, abt van het klooster, Cornelius van Outers, prior, Karel Reant, subprior, Petrus van der Linden, pitantier, Pauwel Quesnel, proost, Antoon van Oyenbrugge en Antoon Wambach. Ze vertegenwoordigden samen  de  hele abdij en bevestigden een contract voor de Tommenmolen met Maria Ver­schueren, weduwe van Robrecht van den Houte, Daneel van den Hou­te en Peter Yerschueren, als voogden en mombers van Willem, Jozijne en Hendrik van den Houte, kinderen van Robrecht en Maria Ver­schueren. Zij waren in het bezit van een  molen die luidens de akte is «geheten Liermolen die men nu heet Tommenmolen». De aanpa­lende goederen waren die van erfgenamen van Klaas Aerdts en Jan van Waelhem; aan de derde zijde die van meester Peter Schot. De vierde zijde werd begrensd door 's-Herenstraat.

In de schepenbrief van 1573 die het contract van de abdij bevat, le­zen we ook een korte beschrijving van de Tommenmolen. We moe­ten ons hierbij herinneren dat de godsdienstoorlogen van de 16de eeuw veel ellende brachten voor ons volk. Toen deze schepenbrief geschreven werd, was de woelige strijd in onze gewesten één jaar voor­bij. De Spanjaarden heroverden toen de stad Mechelen en hun legers trokken hierlangs. Door deze toestand gingen de nijverheid, handel en landbouw ten onder. Een voorbeeld hiervan op kleine schaal is het verval van de Tommenmolen zoals beschreven is in hogervermel­de brief: «De molen is geheel vervallen zo van metserije, alle gaande en staande werken (machines, raderen) wanden en daken, zodat de­zelfde bij ontij en storm stond in perikel van in de molenbeek te val­len en zulks dat dezelve wel zou kosten alleen om hem te herstellen, aan de reparatie zo aan de metserij, aan gaande en staande werken, stenen, wanden  enz. te samen ter somme van 624 Rijnsgulden, 10 stui­vers, gelijk Jan de Gast, Willem Anthoenis en Reyniers van den Kerck­ hove, Adam Verhorst en Merck Loys, gezworen molenslagers en schatters het zelve op hun eed hebben geschat, blijkende bij de taxa­tie door hen overgegeven en bij dezelve ondertekend op datum van 18 februari 1572».

Behalve de huurprijs is de molen ook nog belast met vele en zware renten: aan de erfgenaam van de heren De Oottignies in grondcijns jaarlijks een halve mudde rogge, die was ingegaan op Kerstmis 1570; voor  dezelfde termijn moesten ook drie zakken  rogge betaald wor­den aan de Heilige-Geesttafel van Grimbergen ten behoeve van de huisarmen; aan de prelaat van de abdij van Grimbergen jaarlijks één zak rogge; aan Ida Luyens jaarlijks drie  zakken rogge; aan meester Willem van Candriessche, voor het begijnhof van Mechelen jaarlijks twee Carolusgulden.

Aangezien de kinderen Van den Houte de grote reparaties aan de mo­len niet konden laten uitvoeren en ook de achterstallige renten niet konden betalen, wilden allen die een recht op de Tommenmolen had­den, het gebouw verhuren aan de prelaat van Grimbergen, ten einde verder verval te voorkomen en voordeel te hebben van de molen. De verschillende partijen stemden erin toe dat de prelaat de molen zou bezitten met al zijn toebehoren, in de toestand waarin Daneel van den Houte-Verschueren hem bezat en gebruikte, en dit voor een ter­mijn van 99 jaren waarvan het eerste begon op 7 april 1573, datum waarop deze akte werd opgesteld. De weduwe Van den Houte­ Verschueren kreeg van de prelaat een hofstede toegewezen met al haar toebehoren: hovenburen en koolhof, zoals Steven Coffer ze bewoond en gebruikt had.  Het was hun echter niet toegelaten aan de beekkant iets te bouwen of er beplantingen aan te brengen, want de abdij moest vrij zijn aan de beekkant, waarlangs de kloostervijver afloopt, grond op te werpen om de beek te ruimen. De prelaat nam alle achterstalli­ge renten op de molen op zich, evenals de reparatie van de molen. De weduwe van haar kant moest de toegewezen hofstede in orde bren­ gen en goed onderhouden. Indien de nakomelingen van de weduwe de molen niet terugnamen, op voorwaarde dat ze de gedane kosten vergoedden, ging na 99 jaar, een  nieuwe termijn in voor de abdij. Voor de haar toegewezen hofstede moest de weduwe Van den Houte­ Verschueren een jaarlijkse cijns betalen van enkele kapuinen. Met deze bepalingen eindigt de akte van 7 april 1573.

De Tommenmolen bleef onder het beheer of in het bezit van de abdij tot de Franse overheersing. Toch scheen het betalen van de lasten moei­lijk te verlopen.

Ook in de achttiende eeuw was de Tommenmolen aan herstellingen toe. Abt Nicolaus Maras scheef: «Hebben moeten doen hermaken onze tweede watermolen dewelke bij fout van goede arduin ingeval­ len was, noch malen kon, niettegenstaande hij maar vernieuwd was in het jaar 1752». Toen hij overigens in 1807 als 'zwart  goud' (goed) van de Franse staat openbaar verkocht werd, bleek «le tout en très mauvais état». Tegen de prijs van 5.250 frank werd  hij toegewezen aan ene Jean Corneille uit Brussel; dat was toch nog 1.200 frank meer dan in het schattingsverslag van landmeter L. van den Hove.

Een lijst opmaken van de opeenvolgende molenaars die de Tommen­molen bewoond hebben, is onmogelijk, vooral omdat de eerste bron­nen, de reken- en cijnsboeken van de 17de eeuw en volgende ontbreken. In andere bronnen vinden we sporadisch een vermelding, maar deze zijn vrij zeldzaam. Zo staat in het overlijdensregister dat op 10 augustus 1728 Henricus Servaes overleed. Hij was gehuwd met Petronelia van Dam. Hij stierf in de ouderdom van meer dan tachtig jaar en zal wel lang op de molen gewoond hebben. In de abdijboe­ken van 1792 staat Frans Hendericks aangeduid als molenaar. Ook generaal Briant van de Franse Republiek, die de lijst opmaakte van de goederen en de meubels van de abdij, vermeldt Frans Hendericks. Wellicht  beheerden de kinderen van Cornelis Hendericks toen de mo­len met behulp van hun ouders. Elisabeth Hendericks, de dochter van Cornelis, huwde met Cornelis de Bau van Humbeek, op 6 november 1798. Ze hadden negen kinderen, waarvan er waarschijnlijk twee of drie jong stierven. Cornelis de Bau overleed reeds op 5 januari 1819. Wellicht  bleef  zijn  weduwe Elisabeth met haar kinderen op  de  mo­len. Haar zoon Joannes Jozef, geboren op 13 januari 1801, kon toen reeds meewerken. Hij huwde later met Anna Maria Meysmans uit Zemst. Op 8 juli 1843 werd hun dochter Maria Rosalia geboren. De­ze huwde met Guilielmus de Bontridder van Grimbergen. Hun zoon Louis de Bontridder werd geboren op 24 februari 1881. In 1955 was hij molenaar van de Tommenmolen (Mededeling van de vroegere gemeentesecretaris Vandevelde van Grimbertgen).

Tot 1967 was de familie De Dobbeleer eigenaar van de Tommenmolen. Toen werd op 16 maart bij administratieve akte verleden voor dienstdoende burgemeester Tossyn de molen met bijgebouwen alsmede de strook grond tussen Maalbeek en Tommenmolenstraat tot aan de Rijkenhoek aan de gemeente verkocht voor de prijs van 1.100.000 frank. De ge­bouwen waren toen in dermate slechte staat dat op vier maatschappijen een beroep moest worden gedaan voor de verzekering. Wat nog niet ingestort was,  dreigde hetzelfde lot te ondergaan. Het gemeentebestuur ging gelukkig wel over tot restauratie met de  hulp van beroepsmensen uit de omgeving. Deze restauratie werd als voorbeeld van zachte restauratie gesteld in tegenstelling tot de Liermolen die een 'harde' restauratie onderging.

Eigenaars na 1830:
- voor 1834, eigenaar: Watersleyn-De Dobbeleer Jan-Baptist en Cie.
- 10.10.1838, verkoop: De Dobbeleer Charles, eigenaar te Brussel (notaris Cappyn)
- 03.05.1871, liquidatie: a) De Dobbeleer Maria Charlotta Joséphine Joanna, eigenares te Sint-Joost-ten-Node en b) De Dobbeleer Raoul Jean Joseph Frederic, eigenaar te Sint-Joost-ten-Node (notaris Eliat)
- 1880, afstand: De Dobbeleer Raoul Jean Jospeh Ghislain, eigenaar te Sint-Joost-ten-Node
- 25.01.1881, afstand: a) De Dobbeler Raoul Jean Joseph Ghislain (voor 6/16 volle eigendom en voor 2/16 naakte eigendom), eigenaar te Sint-Joost-ten-Node en b) De Dobbeleer-Delabieux Frederic Jean Eugène, de weduwe (voor 8/16 volle eigendom en voor 2/16 vruchtgebruik), eigenares te Sint-Joost-ten-Node (notaris Eliat)
- 14.02.1891, deling: De Dobbeleer-Lemercier Raoul Jean Joseph Ghislain Frederic, eigenaar te Frasnes-lez-Gosselies (notaris Dubois)
- 07.09.1951, erfenis: de weduwe en kinderen (overlijden van Raoul De Dobbeleer)
- 10.12.1952, erfenis: de kinderen (ovelrijen van de weduwe Lemercier van Raoul De Dobbeleer)
- 09.12.1961, erfenis: a) De Dobbeleer Frederic Leon, zonder beroep te Sint-Joost-ten-Node enb) De Dobbeleer Isabelle Cathérine Ghislaine, zonder beroep te Sint-Joost-ten-Node
- 16.03.1967, verkoop: Grimbergen, de Gemeente (akte burgemeester Tossyn).

De familie De Dobbeleer hield de molen met het metalen middenslagrad in werking tot in de jaren 1960. Op 16 maart 1967 kocht de gemeente Grimbergen de molen met bijgebouwen alsmede de strook grond tussen Maalbeek en Tommenmolenstraat tot aan de Rijkenhoek, voor de prijs van 1.100.000 frank, bij administratieve akte verleden voor dienstdoende burgemeester Tossyn. De ge­bouwen waren toen in dermate slechte staat dat op vier maatschappijen een beroep moest worden gedaan voor de verzekering. Wat nog niet ingestort was,  dreigde hetzelfde lot te ondergaan.

De gemeente Grimbergen liet in 1971 een grondige, maar toch "zachte" restauratie uitvoeren (in tegenstelling tot de Liermolen die een "harde" restauratie onderging). De unieke eiken binnenwerk van de molen en de broodoven bleven volledig bewaard. Het molenmechanisme kan nog steeds in werking worden gesteld.

Het huidige gebouw dateert uit 1541 of 1547. Tijdens de godsdiensttroebelen in de 16e eeuw raakte de molen in verval. Ook in de 18e eeuw was de molen aan herstelling toe. In de 19de eeuw gebeurde een grondige verbouwing. Het uitwendige drijfwerk werd in 1930 vernieuwd .
 
De oorspronkelijke schuur werd door een brand vernield. In 1980 werd op dezelfde plek een lemen schuur van elders in Grimbergen hier weer opgetrokken met logistieke steun van het Openluchtmuseum van Bokrijk.

De sluis en het waterrad werden in 1991 hersteld. Het eikenhouten molenmechanisme en de broodoven bleven volledig bewaard. De molen is werkingsklaar. De schuur en een deel van het molenhuis zijn tentoonstellingsruimten van het Museum voor de Oudere Technieken (afdelingen "molen en malen" en "beter koken").

Op 12 juli 2007 werd de Tommenmolen beschermd als monument, met inbegrip van het volledige buiten- en binnenwerk en bijhorende uitrusting.

De watermolen is wel draaivaardig, maar niet maalvaardig: de molenstenen kunnen niet ingeschakeld worden.

Lieven DENEWET, Daniël DELESTRE & Herman HOLEMANS

Bouwkundige beschrijving (Agentschap Onroerend Erfgoed)

Eénlaagse witgekalkte bak- en zandsteenbouw met afgesnuit zadeldak (pannen), met sporen van vroegere vakwerkbouw. Het molenaarshuis is vergroot, gedateerd "Anno/1852/CDD" op de hoek.
Beekgevel van baksteen met oudere zandstenen onderbouw voorzien van een venster met zandstenen negblokken en latere lekdrempel van arduin en kleine rechthoekige muuropeningen. Straatgevel van baksteen op zandstenen sokkel en gedeeltelijk van breuksteen. Verankerde korfboogdeur van zandsteen met kwartholle neg en negblokken. In de zandstenen zijgevel, een rechthoekige deur met afgeschuinde posten van zandsteen.

Aanvullende informatie

Intekendatum: 26.10.2009, 11 u.
Molen: Grimbergen (Vl.-Brab.), Tommenmolen - watermolen met metalen onderslagrad
Bouwheer :Gemeente Grimbergen
Ontwerper: Koen Gaudaen architect bvba, Grimbergen
Opdracht: Renovatie: aanpassen centrale verwarming, elektriciteit en brandveiligheid; cat. D, kl. 2
Plaats aanbesteding: Bijzaal van de raadzaal in het gemeentehuis, Prinsenstraat 3, 1850 Grimbergen

"SOS-Erfgoed", in: Het Mot, Nieuwsbrief, juni 2015.
De bakoven aan de Tommenmolen wordt gerestaureerd in 2015. Dat is goed nieuws, want dan zal er weer gebakken kunnen worden.
De restauratie van de bakoven kadert in het project "SOS Erfgoed" van de provincie Vlaams-Brabant. Niet beschermd klein historisch erfgoed, bijvoorbeeld kapelletjes, wegwijzers en bakovens, worden tijdelijk onder de hoede van de provincie genomen en vervolgens worden die onder handen genomen. Samen met een kapel in Kortenaken komt de bakoven aan de Tommenmolen in aanmerking voor ondersteuning in het kader van dit project.
Voor de restauratie zal nauw worden samengewerkt met de provincie Vlaams-Brabant en Monumentenwacht Vlaams-Brabant.

Archieven
Archief Abdij Grimbergen, KI. I, bundel 30 (gift van Katelijoe van Miere, gehuwd  met Golis of Golias van der Tommen, aan de huis­armen van Grimbergen in 1369).
Archief Abdij Grimbergen, KL 11, register 7, blz. 164 e.v. (schepenbrief van 4 oktober 1514)
Archief Abdij Grimbergen, KI. IV, register 19 (contract van abdij Grimbergen, 1573).

Werken
J.J. Feyen, "Oude pachthoeven en rustige watermolens te Grimbergen", in "De Toerist", XXXVII, 1958, p. 521-524.
J. Delestré, "Liermolen of Tommenmolen", in: Sint-Servaasbode, 1955, nrs. 1 t.e.m. 16;
K. Jacobs, "Zingende molens te Grimbergen", in: Toerisme, XL, 1961, p. 303-306;
K. Jacobs, "Wandelgids door Grimbergen", 1961;
J.L., "De Heerlijke rechten en inkomsten van de baronie Grimbergen in de 17de en 18de eeuw", in: Eigen Schoon en de Brabander, XXIX, 1946, p. 19-24;
"Schoon Grimbergen", in: Eigen Schoon en de Brabander, XI, 1928, p. 193-200;
J. Willems, "Van abdijdorp tot woongemeente (Grimbergen)", in: De Autotoerist, 12 oktober 1978, p. 1398-1405;
"De Tommenmolen (Grimbergen) loopt gevaar", in: Eigen Schoon en de Brabander, XLVIII, 1965, p. 165;
Herman Holemans, "Kadastergegevens: 1835-1985. Brabantse wind- en watermolens. Deel 2: arrondissement Halle-Vilvoorde (A-L)", Kinrooi, Studiekring Ons Molenheem", 1991;
M.A. Duwaerts e.a., "De molens in Brabant", Brussel, Dienst voor Geschiedkundige en Folkloristische Opzoekingen van de Provincie Brabant, 1961;
F.J.B. Dirks, "De watermolen van Grimbergen (II). De 'Ter Tommenmolen'. (Portret van een draaiende molen)", in: Natuur- en Stedeschoon, 60, 1991, nr. 4, p. 20-22, ill.;
Daniël J. Delestré, "Uit het Verleden van Grimbergen", deel II, bewerkte en geannoteerde uitgave door de leden van 'Eigen Schoon', Heemkundige Kring 'Eigen Schoon' en Abdijgemeenschap der Norbertijnen, Grimbergen 1987, p. 83-89, ill.;
Leo Schrooten, "Landelijk leven in Vlaanderen", Leuven, Davidsfonds, 2004, p. 50, ill.
"Bouwen door de eeuwen heen", arrondissement Halle-Vilvoorde, 1977.
"De Tommenmolen. Historiek en beschrijving". Infoblad uitgegeven door het Museum voor Oudere Technieken, Grimbergen, s.d.
"SOS-Erfgoed", in: Het Mot, Nieuwsbrief, juni 2015.

Mededelingen
dhr. Vandevelde, gemeentesecretaris van Grimbergen

Persberichten
Joris Herpol, "Museum Oudere Technieken verwacht toch veel bezoekers. Seizoen start zonder Tommenmolen", Het Nieuwsblad, 16.04.2010.

Overige foto's

transparant

<p>Tommenmolen<br />Middelmolen<br />Middelste Molen</p>

Foto: Frans Van Bruaene, Laakdal, 18.02.2007

<p>Tommenmolen<br />Middelmolen<br />Middelste Molen</p>

Foto: Frans Van Bruaene, Laakdal, 18.02.2007

<p>Tommenmolen<br />Middelmolen<br />Middelste Molen</p>

Foto: Robert Van Ryckeghem, 09.05.2004

<p>Tommenmolen<br />Middelmolen<br />Middelste Molen</p>

Foto: Robert Van Ryckeghem, 09.05.2004

<p>Tommenmolen<br />Middelmolen<br />Middelste Molen</p>

Foto voor 1930. Nog met houten waterrad. Foto archief MOT, Grimbergen


Laatst bijgewerkt: dinsdag 4 februari 2020
Stuur uw teksten over deze molen
Stuur uw foto's van deze molen
  

 

De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.

zoek in databasezoek op provincieStuur een e-mail over molen <p>Tommenmolen<br />Middelmolen<br />Middelste Molen</p>, Grimbergenhomevorige paginaNaar Verdwenen Molens