Molenzorg
navigatie Heule (Kortrijk), West-Vlaanderen
Foto van Watermolen, Heule (Kortrijk), Foto: Marnix Bogaert, Marke, 04.10.2015 | Database Belgische molens © Foto: Marnix Bogaert, Marke, 04.10.2015

Watermolen
Watermolenwal
8501 Heule (Kortrijk)
nabij Izegemsestraat
Heule-Watermolen
op de Heulebeek
kadasterperceel C429: graanwatermolen
C430: oliewatermolen
50.842171, 3.256304 (Google Maps)
Stad Kortrijk
voor 1284 / voor 1669
Onderslag watermolen
Koren- en oliemolen
Was een dubbelmolen, later enkel korenmolen
Metalen onderslagrad (verwijderd)
Nog de liggers van twee steenkoppels
Gerenoveerd tot jeugdhuis
---,
Niet beschermd (wel de molenaarswoning)
Geen
Als jeugdhuis
03367 (allemolens.nl)

Beschrijving / geschiedenis

De Watermolen van Heule is een watermolen met onderslagrad, gelegen op de Heulebeek, aan de Watermolenwal ten westen van de Izegemsestraat, in het gehucht  Heule-Watermolen. De watermolen heeft dus zijn naam geschonken aan de buurtschap die rondom die watermolen is gegroeid. Het debiet van de Heulebeek was vroeger belangrijker dan nu. Er konden zelfs kleine schepen op varen. Stroomopwaarts waren er nog watermolens: in Gullegem (heerlijkheid Hondschote) en Moorsele.

Tot voor de eerste wereldoorlog was Heule-Watermolen één van de schilderachtigste plekjes uit de streek. De watermolens waren het doel van een zondagse wandeling of van de Heulse  jeugd, zoals ook Frank Lateur alias Stijn Streuvels vertelt in zijn boek "Heule" uit 1943. 's Zomers trok men door de beek met de paarden om ze een wasbeurt te geven. Op de brug van de molen bleven de mensen kijken naar het stromende water en de wentelende raderen.

De watermolen droeg steeds de eenvoudige benaming "Watermolen". Enkele voorbeelden: "de straete die compt van der watermeulene" (1574), "de Watermolen" (advertentie in de Gazette van Brugge, 1826).

Vanaf de 16de eeuw ging het om een dubbele molen, aan weerzijden van de  Heulebeek. De molen op de linkeroever (noordzijde, kadasterperceel C429) was een korenmolen, die op de rechteroever (zuidzijde, perceel C430) een oliemolen.

De watermolen was de banmolen van de heer van Heule. Hij kreeg een deel van zijn inkomsten uit de banmolens, de warande, het visrecht en het jachtrecht. Met de banmolens bedoelen we de watermolen en de windmolen die de heer bezat en de verplichting van alle inwoners van de heerlijkheid om daar hun graan te laten malen. Dit leidde tot heel wat processen tussen de heer en de inwoners die zich aan dat recht probeerden te onttrekken. Watermolen en windmolen lagen heel dicht bij elkaar en hadden trouwens dezelfde molenaar.

De oudste is de korenmolen die al in 1284 werd vermeld: "...ult(ra) Lisam versus molendinu(m) aquaticu(m) de Heule. De molen gaf de heer het recht op "vrij molenage", iedere inwoner van de heerlijkheid en de parochie was verplicht zijn graan op deze molen te laten malen. Dit dwangrecht staat onrechtstreeks vermeld in de opmetingen van de banmijl van Kortrijk uit 1361. Hoewel de Heulse watermolen binnen de banmijl lag van de grafelijke watermlens van Harelbeke en ondanks het strenge banrecht van de graaf van Vlaanderen, kreeg de heerlijkheid van Heule de toestemming om hun graanmolen te behouden: "Ende doe was wel bevonden dat theerschep van Huele vry was van den molaghe voorseit...".

De heer van Heule beschikte met zijn molen over een eigen maalrecht, wat in een denombrement uit 1366 nogmaals wordt bevestigd: "... te desen voorseiden leengoede is voorseit molage ende warande ende  heerschap..." In een oorkonde van graaf Lodewijk van Male uit datzelfde jaar (1366), waarin alweer de meeste Kortrijkse molens worden vermeld, lezen wij: "en al Heule tot over den watermolen". In de stadsrekeningen van Kortrijk van 1391-1392 wordt hij vermeld als een "watermolne up den Bruxschen wech" (de weg naar Brugge liep toen langs een traject overeenkomend met de huidige Izegemsestraat en de  Heerweg).

In 1502 wordt hij weer vermeld in een leenverklaring van de heer van Heule "twee muelnen, deene wintmuelene ende een watermuelene...". De molens (de water- en de windmolen) werden in 1564 verpacht aan Boudewijn de Hondt voor twintig mudden graan, waarvan zes mudden tarwe en 14 mudden rogge op "eenen stuvere van den maer(c)t ende boven dien metten laste van dezelve muelens te onderhoudene".

De molen behoorde, net zoals de koren- en oliewatermolen op de Heulebeek, toe aan de opeenvolgende heren van Heule. Ook de pachters-gebruikers waren dezelfde.
Het was wel handig voor de heer van Heule om zowel een korenwater- als -windmolen te bezitten. In geval van grote droogte, als het waterpeil van de Heulebeek laag stond, of in de winter, als overstromingen dreigden opf het water dichtgevroren lag, kon hij nog altijd een beroep doen op zijn windmolen. In dergelijke gevallen van overmacht mocht de bevolking uit het gebied van een banmijl afwijken van het maalrecht en elders molens gaan opzoeken, maar hier niet! Omgekeerd, als er weinig wind was, kon met de ketsers sturen naar de watermolen.

Wie zich aan het maalrecht onttrok, werd gestraft met een boete van drie pond parisis en verbeurdverklaring van het graan of het meel.

Bij vonnis van de Raad van Vlaanderen van 20 april 1543 werd Wouter vander Gracht, heer van Heule, veroordeeld tot erkenning van het maalrecht van het O.-L.-Vrouwgasthuis in Kortrijk en tot een boete en een schadevergoeding aan molenaar-pachter Clays van Oye uit Heule, wiens brood hij in beslag genomen had. De heer van Heule tekende beroep aan tegen dat vonnis bij de Grote Raad van Mechelen. Zijn beroep werd ongegrond verklaard. Clays van Oye mocht zijn graan laten malen in de molen van de verweerder, het O.-L.-Vrouwgasthuis in Kortrijk.

De Raad van Vlaanderen bevestigde bij vonnis van 17 april 1549 dat de zusters van het Hospitaal van Overleie in Kortrijk het recht hebben om het graan van hun pachters in Heule te laten malen op hun eigen windmolen in Kortrijk-Overleie. Wouter vander Gracht, heer van Heule, ging in beroep tegen dit vonnis bij de Grote Raad van Mechelen, gesteld dat hij binnen zijn heerlijkheid het exclusieve maalrecht bezat. Daar werd het beroep in 1550 echter ongegrond verklaard.

Het visrecht in de Heulebeek werd door de heren gewoonlijk verpacht. Het visrecht maar ook het recht op schouwing van de beek gaf wel aanleiding tot twisten tussen verschillende bezitters van heerlijkheden langs de Heulebeek. Dit was o.m. het geval in 1564 tussen Jan de Tollenaere, heer van Kuurne en Antoon van Liedekerke, baron van Heule. Vooral het stuk tussen de watermolen en Curenbrugge was belangrijk. Als de beek tussen die twee punten werd verwaarloosd dan leed de werking van de watermolen daaronder. Als het water niet even snel kon afvloeien als toestromen werkte het waterrad immers niet. Het was dan ook één van de taken van de molenaar om het vuil uit de beek te verwijderen. De heer liet soms tot ergernis van vissers de visfuiken in dit gebied wegnemen. Het recht op schouwing van de beek was blijkbaar wel aan de landvorst gegeven en zijn vertegenwoordiger de hoogbaljuw van Kortrijk. Toen de heer van Heule ook de functie van hoogbaljuw kreeg deed hij wel eens aan belangenvermenging. En zijn opvolger als heer nam taken van de hoogbaljuw in verband met de beek over zonder dat hij daarvoor bevoegd was. Het was soms heel belangrijk om weten wie de aangelanden waren en tot welk rechtsgebied de grond  langs de Heulebeek van pachters of bezitters behoorde. De processen wijzen uit dan men er niet altijd uit geraakte!

In de 17de eeuw moet de watermolen al zeer vermaard zijn. In een beschrijving van de parochies van het bisdom Doornik van de periode tussen 1690 en 1728 staat immers: "le village (Heule) est traversé du ruisseau nommé Heulle, qui fait tourner un fameux moulin, dit Watermolen, pas éloigné de Coourtray, et se rend dans la Lisse à Cuerne".

De koren- en oliewatermolen ("oliestampmeulen") werden in 1669, samen met de windmolen, geschat op 24 oktober 1669 door J. de Bersaques bij het opkomen van nieuwe pachters.

De watermolen staat vermeld in het landboek van de heerlijkheid van Heule uit het midden van de 18de eeuw "den Heer Grave van Mosschroen, Baron van Heule, een behuysde Erfve met de Noordzijde van den molenput" en "erfve behuyst met differente h uysen met d'helft van de watermolenwal...". Beide watermolens staan getekend op de "carte figurative" van 1743 van F. De Bal, die de tolweg naar Brugge beschrijft en op de Ferrariskaart van ca. 1775. We zien stroomopwaarts een lange molenvijver dich zich uitstrekt tot aan de bocht van de beek aan de Warandekapel. Stroomafwaarts zien we een brede molenput tussen de molens en de brug van de oude heerweg.

Op een mooie litho van Jan-Baptist Dejonghe van ca. 1825 zien we de watermolens van Heule: links de oliemolen, rechts de korenmlen. We zien duidelijk de onderslagraderen, de dam met de sluizen en het brugje tussen beide overs. Een ruiter te paard trekt een tweede paard vooruit met de beoeling door de beek te waden.

De korenwatermolen werd rond 1850 geschat op 114 frank, wat in vergelijking met de windmolens heel weinig was. Dit kan er op wijzen dat de watermolen niet zo renderend (meer) was. Vergelijk bijvoorbeeld met de nabijgeleden Houtenmolen die op 342 frank werd belast. De oliewatermolen was dan omgevormd in een moutmolen en werd voor slechts 96 frank belast. De molen malde het mout voor de verschillnde kleine brouwerijen die Heule rijk was.

Na het Franse bewind bleven de watermolens tot in 1881 in het bezit van de familie d'Ennetières, graaf Joseph en later zoon Frédéric uit Houtaing, waar het kasteel van de d'Ennetières stond. De familie bezat heel veel grond in deze hoek van Heule en ook de windmolen.

Eigenaars na 1830:
- voor 1834, eigenaar: d'Ennetières Joseph, te Houtaing
- 16.03.1876, erfenis: d'Oultremont Adhémar Louis Frédéric, legatiesecretaris te Brussel (overlijden van Joseph d'Ennetières)
- 1881, verkoop: Dutoit-Destoop Constant, molenaar te Heule
- 30.04.1894, erfenis (overlijden van Constant Dutoit)
- 04.02.1899, erfenis: Dutoit Cyriel, handelaar te Heule
- 10.07.1901, verkoop: Vanhoutte-Coussement Camiel (°Aarsele 1867), molenaar te Oostrozebeke (notaris Debrie - stoommaalderij, olieslagerij en stampkot)
- 25.11.1954, erfenis: a) Vanhoutte-Baeckelandt Henri Louis André (voor 1/2 vruchtgebruik en voor 1/2 naakte eigendom), molenaar te Heule en b) Vanhoutte-Dekimpe Camiel François (voor 1/4 volle eigendom en 1/4 vruchtgebruik), zonder beroep te Heule (overlijden van Camiel Vanhoutte)
- 1980, verkoop: stad Kortrijk

In 1881 werd de molen verkocht aan molenaar Constant Dutoit-Destoop, die toen nog eveneens actief was op de nabijgelegen windmolen of Houtenmolen.  Op 14 oktober 1887 was vader Constant en zijn 17-jarige zoon Georges Constant met deze windmolen aan het malen. Ze zagen het slecht weer aankomen en waren bezig met de zeilen in te korten. Ze trokken naar binnen om de molen stil te leggen. Net op dat ogenblik viel de molen neer. Zoon Georges Dutoit lag verpletterd onder een zware balk en was op slag dood. De vader had zijn been verbrijzeld, maar overleefde het gebeuren. Bij zijn dood in 1899 werd zoon Cyriel Dutoit de eigenaar, maar niet voor lang.

Op 17 mei 1898 viel bij het spelen de kleine Kamiel Vantomme, 5 jaar, over het kleine bruge in het water en werd hij gegrepen door een van de waterraderen. Het kind kreeg een zodanige klap dat het, niettegenstaande het dirct uit het water werd gered, ter plaatse in de hevigste pijnen overleed.

De molens werden in 1901 verkocht aan Camiel Van Houtte-Coussement (°Aarsele 1867) en afkomstig uit Oostrozebeke. Hij legde de oliewatermolen stil in 1901. Toen werd er een mechanische olieslagerij gebouwd.

In 1941 deed men een merkwaardige vondst. Verdoken aan een binnenzijde van een gevel van de molen zat een steen die er al 400 jaar verborgen zat achter een dikke laag stof. De steen vertoont het wapen van de familie van Liedekerke met twee griffioenen als schildhouders. De steen mat 1,10 m bij 1 m en was wonderwel bewaard. Wellicht is de steen een restant van het vroegere kasteel van Heule en na de verwoesting overgebracht naar de watermolen. Camiel Vanhoutte stond de steen bereidwillig af aan het museum in Kortrijk. Daar is hij helaas na het bombardement van de Grote Hallen verdwenen.

In 1946 werd het maalsysteem van de watermolen gemoderniseerd. In februari 1955 werd het metalen onderslagrad verwijderd. Op de foto van deze gebeurtenis (zie hierna) zien we de uitvoerders: Charel Casier, Odiel Bultinck en schroothandelaar Arseen Vandenbroucke. Sinds 1942 werd niet meer met waterkracht gemalen, wel bleef men tot 1977 elektrisch malen.

De laatste molenaar, van 1938 tot 1977, was André (in de omgang Henri) Vanhoutte (Heule 1910 - Deerlijk 1999), gehuwd met Maria Baekelandt (Heule 1915 - Deerlijk 2002). Hij nam bij zijn huwelijk de molen over van zijn vader Camiel Vanhoutte-Coussement (°Aarsele 1867), afkomstig van Oostrozebeke, die molenaar was van 1901 tot 1938, in opvolging van Cyriel Dutoit, molenaar tot 1901.

Het gebouw van de oliemolen is gesloopt. Nu is er niets meer van overgebleven. Ook de huisjes zijn verdwenen. Van de vroegere korenmolen blijft enkel nog het gebouw over. De laatste molenaar, André (eigenlijk Henri) Vandenhaute (Heule 1910 - Deerlijk 1999), werkte er nog met een elektrische motor tot in 1977.

De volledige eigendom werd in 1980 aangekocht door de stad Kortrijk en zou naderhand ingericht worden als "culturele ontmoetingsplaats" voor de verenigingen van Heule-Watermolen met bibliotheek. In 1983 werd het molengebouw gerenoveerd en in 1985 in gebruik genomen als jeugdhuis door de plaatselijke chiro "TSJOEF".
Het onderste deel van de watergevel bleef behouden en is opgetrokken in natuursteen. Het binnenwerk werd geheel "weggerenoveerd". Enkel resteren nog de liggers van twee steenkoppels, waarvan de steenbedbalken nu vervangen zijn door ijzeren poutrellen.

Ergens op de parking aan de Izegemsestraat in het centrum van Heule-Watermolen ligt nog één originele molensteen uit de vroegere maalderij Vanhoutte (het molenaarshuis Vanhoutte staat op de beschermingslijst). Het ware wenselijk dat deze oude molensteen een ereplaats krijgt in het centrum van de Watermolen en waarom niet aan het molenaarshuis zelf? Misschien ingewerkt in de bestrating zoals de oorspronkelijke plannen waren?

Het voormalig molenaarshuis (Watermolenwal 11) doet  thans dienst als Cultureel- en jeugdcentrum Atelier Molenhuis en werd beschermd als monument bij ministerieel besluit van 30 april 2004. Het is een dubbelhuis van vijf traveeën en twee bouwlagen onder pannen zadeldak. Links zijn er twee traveeën die dienst doen als schuur en later toegevoegde garage. Eenvoudige bakstenen lijstgevel op gecementeerde en geschilderde plint. Getoogde vensters met behouden schrijnwerk. Vleugelramen met grote roedeverdeling. Geprofileerd kalf en gedeelde bovenlichten. Benedenvensters met luiken.

Lieven DENEWET, Pierre MATTELAER & Herman HOLEMANS

Archieven
Algemeen Rijksarchief Brussel, Grote Raad van Mechelen, reg. 843, zaak nr. 55, f° 557-566, dd° 22.09.1543 - Nederlandstalig dossier). Geëxtendeerde sententiën Grote Raad van Mechelen, dl. IV, p. 106-107, nr. 359.
Algemeen Rijksarchief Brussel, Grote Raad van Mechelen, reg. 851, zaak nr. 85, f° 881-888, dd° 27.09.1550 - Nederlandstalig dossier).Geëxtendeerde sententiën Grote Raad van Mechelen, dl. IV, p. 444-445, nr. 1481.
Rijksarchief Kortrijk, Kerkarchief Onze Lieve Vrouw Liber Fundationis f° 98 v° (vermelding uit 1284).
Rijksarchief Brugge, register 204, serie Kortirjk, Inventaris Colens, f° CXVIIII (leenverklaring van de heer van Heule, 1502).
Rijksarchief Brugge, F.E. nr. 551 (verpachting aan Boudewijn de Hondt, 1564).
Rijksarchief Kortrijk, Aanwinsten, nr. 2568, nr. 121. Schatting van de windmolen door J. de Bersaques bij opkomen van nieuwe pachters (24 oktober 1669).
Rijksarchief Kortrijk, Kaarten en plannen, nr. 61. "Carte figurative van de Tolstraete der Stadt ende Casselrie van Cortrijck", F. De Bal, 1743.
Rijksarchief Kortrijk, Aanwinsten, nr. 4512. Landboek van Heule, midden 18de eeuw.

Kranten
Gazette van Brugge, 1826 (advertentie)
Gazette van Brugge en van de Provincie West-Vlaanderen, 21 mei 1898 (ongeval met Kamiel Vantomme)

Literatuur
K. De Flou, "Toponymie van Westelijk Vlaanderen...", Brugge, dl. XVII, p. 101.
J. Monballyu & F. Debrabandere, "Kortrijkse rechtsaantekeningen (1319-1402)", in: Handelingen Koninklijke Commissie uitgave Oude Wetten en Verordeningen", jg. 28, 1979, p. 196,  nr. 102: Afpaling van de Banmijl van Kortrijk in 1363.
Ch. Mussely, "Inventaire des archives de la Ville de Courtrai", I, p. 124 (oorkonde XXXXV van 13 november 1366).
A. Pasture & F. Jacques, "Une description des paroisses du diocèse de Tournai (1690-1728)", Brussel, Commission royale d'Histoire, coll. in 8°, 1968; bewerkt door Cl. Depauw in Molenecho's, XIV, 1986, p. 174.
Stijn Streuvels, "Heule", 1943.£M. Coornaert, Watermolens en Hilteweren in West-Vlaanderen", Jaarboek van de Geschied- en Heemkundige Kring De Gaverstreke, 1980, p. 45-53 (47).
A. ver Elst, "De watermolens van Antwerpen en Vlaanderen in beeld", Zaltbommel, 1978;
Robert Desart, "Les Moulins à Eau du Hainaut et des Flandres", Soignies, Lemaire, 1968, p. 137; L. Devloo, "Heule. Het dorp van Tineke en Stijn Streuvels", Antwerpen (VAB Vlaamse toeristische bibliotheek, nr. 93), 1968;
A. Van Doorselaer, J. Viérin, E. Warlop, N. Maddens, P. Vancolen, "De geschiedenis van Kortrijk", Tielt (Lannoo), 1990, 544 blzn.;
N. Maes, J. Roelstraete, L. Soete, "Het tinekespad Heule", Deerlijk (Wandelclub Vakantiegenoegens), 1980, 39 blzn.;
J. Roelstraete, "Heule", in: De Leiegouw, XX (1978), p. 333-350;
J. Roelstraete, I. Callens, L. Ghilgemyn, C. Decaluwé, "Landelijk leven en hoevengids Groot Kortrijk". Deel 6 "Heule", Tielt (Lannoo), 1994, 255 p. (met een lijst van de gebruikers van de molens, 1486-1977 op p. 16). 
L. Slosse, "Heule", in: Rond Kortrijk, Roeselare, 1903-1904, II, 595-649.
Pierre Mattelaer, De watermolens van het Leiegebied, De Leiegouw, jg. 2009.
André Goudrsmedt, "De afbraak van de watermolen", in: Heulespiegel nr. 38 (2003), p. 27.
Stijn Streuvels, "Heule", Kortrijk, 1942;
I. Van Steenkiste, "Proef eener geschiedenis der Gemeente Heule", Kortrijk, 1889 (herdrukt, van een inleiding voorzien door J. Roelstraete en een alfabetische index van de persoonsnamen, Handzame (Familia et Patria), 1981), 221 blzn.
L. Soens, "De Sint-Godelievekerk Heule-Watermolen", Ieper, 1992.
J. Roelstraete, Wat betekent de naam "Heule"? in: Heulespiegel, nr. 1 (1984), p. 3-5.
Els Deprez e.a., "Project Heulebeekvallei zuurstof voor mens en milieu. Visie van de Open Werkgroep Heulebeek", Heule, 2005.
J. Roelstraete, "Heule-Watermolen uit een feodaal oogpunt bekeken", in: Heulespiegel, XXIV, 2008, 1 (mei), p. 5-19.
De Leiegouw, 1970, p. 247.
P. Hesters, "Molenfotografie in het interbellum", in: Molenecho's, XXVIII, 2000, 3, p. 161.
G. Luts, N. Maes, L. Soete, "Zo maar honderd Heulenaars", Heule, 1978, p. 196-187.
E. Van Hoonacker, "Duizend Kortrijkse straten", Kortrijk, 1986, p. 532-533.
Mailbericht Maarten Osstyn, Adegem, 21.03.2015.

Overige foto's

transparant

Watermolen

Foto: Georges Kockelberg, ca. 1980

Watermolen

Afbraak van het rad in februari 1955

Watermolen

Begin 20ste eeuw. Nog als dubbelmolen.

Watermolen

Uit: De Zondagsvriend, 21.05.1953.

Watermolen

Oude prentkaart (coll. R. Van Ryckeghem, Sint-Andries)


Laatst bijgewerkt: zondag 27 december 2020
Stuur uw teksten over deze molen
Stuur uw foto's van deze molen
  

 

De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.

zoek in databasezoek op provincieStuur een e-mail over molen Watermolen, Heule (Kortrijk)homevorige paginaNaar Verdwenen Molens