De Molen van Walshoutem, Molen van Houtem (naar het dorp), Molen van Tultia (naar de waterloop) of Molen Hendrickx (naar de laatste molenaars) is een watermolen met (verwijderd) metalen bovenslagrad.
Hij is gelegen op de Dormaalbeek, Molenbeek of Tultea, aan de noordzijde van de Waarmontstraat nr. 7, op de gelijknamige noordelijke zijweg van deze straat, die vroeger een eigen benaming had (Watermolenstraat, met "2" als enig huisnummer).
De weg slingert zich naar beneden in het Tulteadal, naar de hoeve met watermolen, alsof men de bewoonde wereld verlaat. Naast het bos strekte zich vroeger hier een "broeck" uit, drassig en met struikgewas begroeid. De Molenbeek, die niet ver van de dorpskern ontspringt, wordt hier gevoed door de Tulteabron. Tultea is waarschijnlijk een verkleinwoord van het Latijnse "Tegula", dat dakpan betekent. Misschien wordt hier een allusie gemaakt op oude potscherven.
Oorspronkelijk was de watermolen een afhankelijkheid was van de abdij van St.-Laurent van Luik. In 1078 immers schonk bisschop Hendrik van Verdun aan het kapittel van St.-Laurent verscheidene bezittingen. Door een oorkonde van 1083 wernemen we, dat deze abdij een cijns van vier solidi trok van haar molen te Tuleta (Tultea) in Houtem (= Walshoutem). Andere documenten over Janshoven, gelegen in het naburige Walsbets, vertellen dat in 1364 een zekere Adam de Broucke van Houtem een jaarlijkse rente moest betalen op de molen van Tuletea (Tultea).
We zien de watermolen aangeduid op: - Villaretkaart (1745-1748) met een roodgekleurd hoefijzervormig gebouw (watermolen en woonhuis) met de aanduiding "M(oul)in". - Ferrariskaart (ca. 1775) met een roodgekleurd hoefijzervormig gebouw met aan de westzijde het symbool van een waterrad - Atlas der Buurtwegen (ca. 1844) bij de "Ruisseau de Toultia" - Topografische kaart van Ph. Vandermaelen (ca. 1850) met als benaming "M(oul)in de Houtain" (= Houtem) - Kadastrale kaart van P.C. Popp (ca. 1855)
Als bekende eigenaars vermelden we: - Grendville Joannes, gehuwd in 1731 met Wagelmans Catharina - Lenaers Frans, gehuwd in 1747 met Bollen Catharina - voor 1834, eigenaar: Missoul Jean, molenaar te Walshoutem - 25.03.1848, verkoop: Missoul Anne Marie (dochter van Pierre Joseph, later gehuwd met Haccour Jean-Baptiste, molenaar te Walshoutem) (notaris Dubois) - 14.02.1876, verkoop: De Joncker Isidore Joseph, eigenaar te Brussel (notaris Michaux) - 1876, verkoop: Vantielt Julien, landbouwer te Walshoutem - 24.05.1888, verkoop: a) Deneys-Nicolai Gustave, molenaar te Walshoutem en b) Deneys-Gielen Henri, molenaar te Walshoutem (notaris Jullet) - 30.06.1902, erfenis: de weduwe en de kinderen - 30.12.1902, verkoop: Deneys-Nicolai Gustave, molenaar te Walshoutem (notaris Pierraerts) - tot 1983: Deneys Armand, priester - 1983 - april, gift: bisdom Hasselt - 2014, eigenaar: Petre Philip, dierenarts, Walshoutem
In de jaren 1850 behoorde het molencomplex toe aan de familie Missoul. Bij het overlijden van pastoor Armand Denijs in april 1983 werd de molen overgemaakt aan het bisdom Hasselt.
Zowel in 1864 als in 1871 brak er brand uit, waarbij telkens grote herstellingswerken nodig waren. Ook in 1890 gebeurde een grote herstelling. De watermolen werd in 1947 opgeheven en omgevormd in een landgebouw. De laatste molenaar was Nestor Hendrickx.
Uitwendige toestand.
Het huidig molencomplex dateert uit het einde van de 19de eeuw, nl. 1880-1900, en maakt deel uit van een vrijwel gesloten hoeve. Vroeger was er ook een brouwerij in de molen ondergebracht met als titel: "Brasserie St.-Joseph". Een beeldje van St.-Jozef in een nis van een muur op het binnenplein is nog het enige restant. De toegangsdeur tot de molen is in twee helften verdeeld.
Landschappelijke teostand.
De molensite is zeer schilderachtig gelegen naast een bosje van Canadapopulieren en is uitzonderlijk harmonisch geïntegreerd in dit zeer oude watermolenlandschap. De vorm van het gebouw is gespaard gebleven van "moderne aanwas". De inplanting, de bedaking en de kleur fan de bouwstenen vormen met het omgevende landschap een architectonisch pareltje.
De Walshoutemse schilder Armand Knaepen werd er ook vaak door geïnspireerd. Een kapel, toegewijd aan O.L. Vrouw van Altijddurende Bijstand, werd vermoedelijk samen met de watermolen gebouwd. Ze bevindt zich naast de sluis van de bijpas.
Buitenwerk.
De bijpas, die vertrekt aan de kapel, waar zich de sluis bevond, liep naar een spaarbekken, van waar een ijzeren buis met water naar het waterrad voerde. Een restant hiervna is nog zichtbaar. Het sluiswerk is verdwenen. Het ijzeren bovenslagwiel met een breedte van 0,80 x 5 m diameter werd na de tweede wereldoorlog verwijderd.
Binnenwerk.
De binnenruimte is gaaf gebleven. De wateras is weggenomen. De steenopstelling is archaïsch, d.w.z. zonder ringmuur. Gietijzeren spoorwiel met beukenhouten kammen. Op de maalvloer treffen we nog twee typische hamers aan: een scherfhamer en een wafelhamer, om de rug van steen effen te maken. Op de steenzolder liggen twee koppels maalstenen. De korensteen (146 cm diameter) is een artificîële steen, terwijl de andere uit Franse steen (142 cm diameter) uitsluitend voor tarwegemaal werd gebruikt.
Aan de dwarslat onderaan de kaar was een bel bevestigd die aan het schellen ging, eens de graanbak bijna leeggemalen was. De buil bevat drie meelgoten: voor bloem, kriel en zemelen. Onderaan de kaar bevindt zich no geen trekijzer om restjes ijzer uit het graan te verwijderen.
Verder treffen we ook aan: haverbreker, plansichter, graankuiser en een galg met schroef en hoepels. De luizolder beschikt nog over sleepluiwerk met aandrukrol.
De molen maalde tot rond 1980 nog met de motor (molenaar Nestor Hendrickx). Voorheen gebeurde dit met een armgasmotor ("moteur au gaz pauvre"). Later werd op semi-diesel overgeschakeld. Een alternateur maakte het mogelijk elektriciteit op te wekken. Gerlacus Salmon was er de "biller" of molensteenscherper.
Nomenclatuur.
Als karakteristieke nomenclatuur van deze molen kunnen we aanstippen: bies (kriel), engrenage (raderwerk), groot rad (spoorwiel), kap (steenkist), cane (put waarin waterrad draait), paardeke (berrie waarop de tremel rust) capustan (galg), klein rad (sterwiel), clappet (luival), bulteu (van bluter = builen, buil), trieur (graankuiser), duvel (wanmolen).
Lieven DENEWET, Herman HOLEMANS & Roger DELMEIRE
|