De Moulin de Petit-Rosiére op de Grote Gete werd al vermeld in 1152, toen hij afgestaan werd door het kapittel van Sint-Jan Evangelist van Luik aan de abdij van Heylissem. Later kwam de molen in handen van de heren van Perwez.

Eigenaars na 1830:
- voor 1834, eigenaar: d'Arenberg duc Prosper, rentenier te Brussel
- 1863, deling: d'Arenberg prince et duc, Antoine François, eigenaar te Recklinghausen (D) (notaris Vandenhaut)
- 13.07.1865, verkoop: Dujardin-Bonet Louis Grégoire, molenaar te Petit-Rolsière (notaris Brabant)
- 15.01.1897, verkoop: Debacker-Michaux François Timothée, molenaar te Hamme-Mille (notaris Brabant)
- 13.10.1902, verkoop: Villers-De Corte Jules Eugène Joseph, douanecontroleur te Koekelberg (notaris Brabant)
- 30.04.1919, verkoop: Cogneau-Voet Prosper, molenaar te Petit-Rolsière (notaris Brabant)
- 13.06.1929, verkoop: Bourgignon-Hemptinne Alfred, landbouwer te Perwez (notaris Brabant - moulin à eau et à moteur)
- 08.11.1937, verkoop: Debroux-Heens Florentin Joseph, molenaar te Céroux-Mousty (notaris Brabant - moulin hydraulique)
- 17.10.1951, verkoop: a) Cogneau-Voet Prosper (voor vruchtgebruik), te Sterrebeek, b) Cogneau Adolphe Paul Albert Arthur (voor 1/2 naakte eigendom) en c) Cogneau Eugène (voor 1/2 naakte eigendom), te Herne (notaris Charlot)
- 07.05.1971, einde vruchtgebruik: Cogneau-Minsart Eugène, molenaar te Geest-Gérompont-Petit-Rosière (overijden van Prosper Cogneau).
- 2015, eigenaar: Bouvier D.

De watermolen brandde af in 1910. Bij de heropbouw in dat jaar werd het houten onderslagrad vervangen door een turbine. In 1913 werd een zuiggasmotor van 10 pk geplaatst, maar er werd ook nog gebruik gemaakt van waterkracht. In 1920 volgden andermaal belangrijke verbouwingswerken. Het verval bedraagt bij de molen 3,83 meter. 

Het gebouw is thans gerenoveerd tot woning. De overblijfselen van het mechanisme van de turbine zijn nog zichtbaar. Het ronde asgat in de muur toont de vroegere aanwezigheid van een onderslagrad. Het interieur is nog gedeeltelijk aanwezig: molenstenen en galg.

Lieven DENEWET & Herman HOLEMANS

--------------------

Le Moulin de Petit-Rosiére sur la grande Géthe est un moulin à farine, situé à 125,85 m au-dessus du niveau de la mer, avec une chute d'eau de 3,83 m. Ce moulin est déjà cité en 1152 lorqu'il fut cédé par le Chapitre de Saint-Jean l'Evangéliste de Liége à l'abbaye d'Heylissem. Par aprés, il passa aux seigneurs de Perwez qui payaient une redevance annuelle de 12 setiers de seigle au Chapitre de Liége.
En 1530 dépendait du moulin un étang d'un demi bonnier pour lequel le locataire payait annuellement 23 muids de blé.
Le 26 octobre 1714, il fut affermé pour 250 florins l'an. En 1910, une turbine remplaça la roue hydraulique. En 1913 fut installé un moteur à gaz de 18 cv.
Listes des propriétaires
En 1858: le duc d'Arenberg
En 1913: Prosper Cogneau, ép. Rosalie Voet
En 1929: vente à Bourguignon
En 1950: Debroux
En 1979: les époux Didier Bouvier 

Literatuur

Herman Holemans, "Kadastergegevens: 1835-1985. Brabantse wind- en watermolens. Deel 7: arrondissement Nijvel (F-O)", Kinrooi, Studiekring Ons Molenheem", 1998, p. 17.
M.A. Duwaerts e.a., "De molens in Brabant", Brussel, Dienst voor Geschiedkundige en Folkloristische Opzoekingen van de Provincie Brabant, 1961.
Léon Capelle e.a., "Moulins à eau brabançons ayant existé entre le XIIe et le XXe siècle de Perwez à Jodoigne", Petit-Rosière, Histoire et Civilisation en Brabant asbl, 1994, p. 10-11.
J. Tarlier et A. Wauters, "Géographie et histoire des communes belges. La Belgique ancienne et moderne. Province de Brabant, Canton de Jodoigne", Bruxelles, 1872
Mémorial administratif de 1858

Persberichten
"Un livre et une balade entre Jodoigne et Perwez pour les Journées du Patrimoine. Entrez-y comme dans un... moulin!" Le Soir, 31.08.1994.