Molenzorg

Steenhuize-Wijnhuize (Herzele), Oost-Vlaanderen


De Prinsenmolen van Steenhuize rond 1900. Bemerk de steekstaart om de molen te kruien (coll. J.P. Ritserveldt)
Collectie
Verdwenen Belgische Molens
Naam

Prinsenmolen

Ligging
Bergestraat
9550 Steenhuize-Wijnhuize (Herzele)

300 m NO v.d. kerk
kadasterperceel sectie B, nr. 271


toon op kaart
Type
Staakmolen
Functie
Korenmolen
Gebouwd
1476 / 1625 / 1763
Verdwenen
tussen 1578 en 1595 (oorlog) / 1763 / 1927, sloop
Beschrijving / geschiedenis
Steenhuize-Wijnhuize is een dorp aan de poort van de Vlaamse Ardennen, in het zuiden van de provincie Oost-Vlaanderen. Het heeft een opper-vlakte van 748 ha. 89 ca. en is doorsneden door de provinciewegen Ninove-Geraardsbergen en Geraardsbergen-Gent. In 1976 (het jaar vóór de fusie met Herzele) telde Steenhuize-Wijnhuize 1592 inwoners, een bevolkingscijfer dat in de laatste eeuwen nagenoeg constant is gebleven.   Steenhuize was in het Ancien Régime een franchise of vrijheerlijkheid en een prinsdom, dat steeds in het bezit was van aanzienlijke geslachten zoals de families van Steenhuize, van Gruuthuse, de Richar-dot, d’Hane de Steenhuyse. In 1571 bezat de prins 103,5 van de 544 ha. bewerkte gronden, dit was nagenoeg 20% van de allodiale[1] gronden. Vanwege zijn speciale status, genoot Steen-huize in het Ancien Régime van bepaalde fiscale voordelen en de inwoners wisten daar ook goed gebruik van te maken. Maalderijen,  brouwerijen en likeurstokerijen tierden er welig. In 1900 schreven De Potter en Broeckaert nog in hun geschiedenis van de Oost-Vlaamse gemeenten[2]: “Ten jare 1830 waren er te Steenhuize niet min dan vijf oliemolens, onder welke twee door den wind bewogen, één door het water en twee door paarden. Toen bestonden hier vier graanmaalderijen met den wind en eene met het water. (…) Thans [1900] zijn er vijf windmolens, eene welke de naam draagt van Prinsenmoleke en een andere door stoom in werking gebracht”.   I.  MOLENGESCHIEDENIS

a. Prins Lodewijk van Brugge bouwde in 1476 een windmolen (periode 1476 – tussen 1578 en 1595)
In 1415 huwde Anna, prinses van Steenhuize en vrouw van Avelgem, met Jan van Gruuthuse, bijgenaamd van Brugge. Door dit huwelijk kwam het gezag over Steenhuize in handen van een nieuw merkwaardig geslacht, dat in Brugge en omstreken grote vermaardheid genoot. Hun eerste zoon Lodewijk (°1427-†1492) voerde de familie naar de hoogste adellijke toppen. Hij was mecenas (Gruuthuse-handschrift) en Europees diplomaat.

In 1476 liet Lodewijk, prins van Steenhuize, in zijn heerlijkheid een graanmolen oprichten en  in 1477 was de bouw voltooid. Twee molenmeesters kwamen in 1477 de nieuwe molen prijzen en controleren of hij gemaeckt was alsoe ’t betaemde naer d’inhouden van de vorwaerden [3].

De molen werd in de jaren 1479-‘80 verpacht aan Adriaan van Brantegem en Jan Wasteel voor 60 lb. parisis. De molenaar stond in voor het onderhoud van alle de drayende wercken sonder die asse (huurceel van 1489).

In 1484-1485 voerde Maximiliaan van Oostenrijk een open strijd met de Vlamingen, die vasthielden aan de Vrede van Atrecht: hij onderwierp Brugge en uiteindelijk ook Gent, het centrum van de opstandelingen. Steenhuize had van de troepen veel te lijden: de molenpacht werd omwille van oorlogsomstandigheden in 1484-‘85 gehalveerd. In 1491-‘92 werden, eveneens als gevolg van oorlogsschade, herstellingen uitgevoerd. In de rekening werd gemeld dat molenaar Hendrik Lanckbeen de molen anderhalf jaar en zes weken heeft beseten paissivelic, tot half augustus 1492: doen [toen] quaem de gaerde te Gheraustberghe [Geraardsbergen] doen moeste hij weg en[de] de mullen stont stille een jaer. De te[m]merman moest de molen komen reparerene en maeckene datter in sticken was (…) van wercke dat de gaerde ghebrocken hadde inden mullen en[de] andere quader boeven. Wanneer de molen stilstond voor herstellingen werd de molenaar vergoed o.m. in 1483 met 3,25 groot per dag of in 1485 met 4, 5 groot per dag[4].

In slechte tijden liet de heer de molenpacht in natura voldoen.  In 1496 en 1497 bedroeg de pacht 26 zakken graan. Tot in 1506 werd de pacht deels in speciën en deels in graan betaald, dat echter meteen verdingd werd, d.w.z. te gelde gemaakt.

In 1514 en 1534 werden nieuwe molenstenen te Antwerpen en te Aalst gekocht.

Aan het einde van de 16de eeuw brachten de oorlogen voor de godsdienstvrijheid dood en vernieling over de Nederlanden.  Wij zijn over de troebelen te Steenhuize summier ingelicht, maar vast staat dat Prinsenmolen tussen 1578 en 1595 door muitende troepen werd vernield[5]. Nog in 1624 werd gemeld: Et comme par les guerres de Flandres, led[ict] molin est dévalisé et ruïné, de fachon quil ne reste que la seulle motte.6

b. Een nieuwe windmolen (1625-1763)

De heroprichting van de verwoeste molen liet nog lang op zich wachten, zelfs tot na afloop van het Twaalfjarig Bestand. In 1624 liet de prinses van Steenhuize aan de Grote Raad van Mechelen weten dat ze, pour la meillieure commodité de ses manans een nouvelle mote et moulin à vent wilde laten oprichten. Ze wees op de vernieling van de molen tijdens de guerres de Flandres. In de aanvraag werd gewezen op het bijzonder statuut van de vrijheerlijkheid Steenhuize: Il est que la dame de la Chaulx comme Princesse de Steenhuyse, at à cause de lad[icte] Principaulté (tenue imédiatement, et médiatement de la Court à Mons, et Pays d’Haynault) toutte justice, haulte moyenne et basse, censses, rentes, ung moulin à vent et estant neantmoings icelle terre et Principaulté enclavée en Flandres, et franche de touttes impositions quelconcques que l’on paye aud[ict] Flandres, ne subject à personne, hors quelle se relieve de la pairie de Silly. Twee advocaten van de Grote Raad van Mechelen lieten op 21 novmeber 1624 weten dat de prinses est fondée pour la meillieure commodité de ses manans faire ériger une nouvelle mote et molin à vent en sad[icte] terre et Principaulté, en lieu où par cy devant il n’en a point esté6.

De molen mocht dus herbouwd worden op een nieuwe mote in Steenhuize. Uiteindelijk werd toch voor de oude molenwal gekozen!

De prinses van Steenhuize deed een beroep op de Gentse molenaar Pieter D’hollander. Die richtte aan de huidige Bergestraat in 1625 een nieuwe staakmolen op en zou hem bij het beëindigen van twee huurtermijnen van 12 jaar aan haar overdragen. Op 1 juli 1625 gaf Adriaan Byl (zoon van Pieter) voor de baljuw en schepenen van het Land van Zottegem te kennen, dat hij aan Pieter D’hollander een som van 1400 gulden (of 233 £ 6 sch. 8 gr. Vlaams geld) verschuldigd was ter causen vanden coop vanden wint cooren muelen vande princelichede van Steenhuyse7.

In 1625 werd ook nog het tarief waartegen de dorpelingen hun graan konden laten malen vastgesteld op maximum één zestiende van het te malen gebrachte graan8.

Aan André D’hollander (waarschijnlijk een broer) werd de molenberg in pacht gegeven, eveneens voor een termijn van 24 jaar:  ….  pour un terme de XXIIII ans la motte du moulin à vent dudit Steenhuyse, a André D’Hollander, meunier demeurant à Gand, pour la somme de XXXV florins par an9. De toekomst voor Pieter en André leken op Prinsenmolen nu wel glansrijk verzekerd, maar de mens wikt en God beschikt… Pieter overleed echter in 1631, nog tijdens zijn eerste huurtermijn. 

Eigenaar Adriaan Byl nam de lopende huur over. Aan het einde van de pachtovereenkomst in 1649 werd de waarde van de molen geschat op 834 gulden 17 stuivers. Deze som was evenwel omgezet in een rente die in 1651 door de prinses van Steenhuize werd afgelost. De molen was voortaan opnieuw haar eigendom: vanaf 1649 verhuurde Joanna de Richardot  de graanmolen aan Jan de Backer voor 200 gulden per jaar.

Deze windreus was evenwel geen te lang leven beschoren,  mits dat den selven meulen ten jaere 1763 door den heere proprietaris is nieuwe op gebouwts9. De reden van deze herbouw is ons niet bekend. Een oorlogsvernieling is in deze periode uitgesloten. Aangezien men echter uitdrukkelijk melding maakte van nieuwbouw, sluiten we niet uit dat de vorige molen per ongeluk was afgebrand.

c. De staakmolen uit 1763 (tot 1927)

In 1763, onder heer Jan Alexander de Wolff, werd de molen herbouwd voor de som van 500 gulden courant. De molenmaker was Martinus de Neve, die een eerste schijf (400 gulden) ontving op 14 augustus 1763 en bijna precies een jaar later het saldo (100 gulden). De nieuwe molen werd op 12.12.1765 geprezen: 1301 gulden 7 stuivers voor het staande werk en 1127 fl. 16 st. voor het draaiende werk, dus samen 2429 fl. 3 st.9.

In Steenhuize verschenen in de tweede helft van de 18de eeuw nog twee nieuwe windmolens. Aan Martin van der Steen, molenaar, werden daarom in 1774 en 1782 achtereenvolgende pachtverminde-ringen verleend.

Op de Carte chorographique de la Belgique van L. Capitaine (1798-1800) staan in Steenhuize-Wijnhuize drie windmolens afgebeeld10:

1. de Prinsenmolen, houten korenwindmolen, aan de Bergestraat (sectie B, nr. 270).

2. de Bauwensmolen, stenen koren- en oliewindmolen, op de Bauwenskouter tussen de Holman-straat en de Korrestraat  (sectie A, nr. 68).

3. de Wijnhuizemolen, een houten koren- en oliewindmolen, aan de Gentweg  (sectie A, nr. 506).

Toen in de zomer van 1794 de Franse troepen de Zuidelijke Nederlanden binnentrokken, aarzelde Jean Baptiste d’Hane, graaf van Steenhuize, geen ogenblik om - net als vele andere adellijke vooraanstaanden - het land te ontvluchten. In 1795 keerde hij uit het Verenigd Koninkrijk terug en vermeed aldus als “émigré” beschouwd te worden: hierdoor bleven de persoonlijke bezittingen van de grafelijke familie behouden11.

De Prinsenmolen bleef nog lang behoren tot het rijke patrimonium van de adellijke families d’Hane de Steenhuyse (tot 1879), Maelcamp (tot 1882) en de Clerque-Wissocq (tot 1919). Laatstgenoemde verkocht de molen op 20.12.1919 aan de huurder-molenaar Albin Sterck. Na de sloop in 1925-’26 van twee andere windmolens in Steenhuize-Wijnhuize, volgde in 1927 de Prinsenmolen12. Hij had, met enige intervallen, een bestaan van ruim 450 jaar gekend!

II.  DE UITBATING13

1. De molenaars van de Prinsenmolen te Steenhuize waren achtereenvolgens:

Adriaan van Brantegem en Jan Wasteel  (1479-1482) voor 60 lb. parisis per jaar
Mattijs Oeghe  (1482-1487). De pacht werd in 1484-’85 gehalveerd wegens de oorlog.
Hendrik Lanckbeen en Jan Seys  (1489-1499). De pacht werd in 1496 en 1497 vereffend in natura met 26 zakken koren.
Joos Stevens  (1502-1505)
Gillis de Clippele  (1506-1512)
Hendrik Crombeen  (1512-1519)
Pieter van Michelbeke  (1534-1549 of later)
Jan de Mil  (1554-1578) (Rijksarchief Gent)
Pieter D’hollander  (1625-1631)
Adriaan Byl, later zijn kinderen  (1631-1649)
Jan de Backer (1649-1661 of later).

In 1649 werd de molen voor een termijn van 6 jaar verpacht aan Jan de Backer, afkomstig uit Lede, voor een som van 200 gulden per jaar. De molen werd geprezen op 834 gulden 16 stuivers. De molenaar moest ook het molenhuis onderhouden. En hij diende voor de prinses te malen sonder multer te nemen ofte scheppen te weten van het cooren taerwe, swijnaert en biermauten die haer Ed[elheij]t gedueren[de] den voors[eijde] termijn up haren casteel alhier van doene sal hebben.

In 1655 pachtte Jan de Backer opnieuw voor 6 jaar, aan 24 ₤ groten per jaar.
Pieter Fredricx  (1674-1676)
Pieter Mollaert  (1676-1723)

Volgens de huurovereenkomst  van 2 januari 1713 werden verpacht: de cooren wintmuelen met den berch, huys stede ende lande daermede gaende, zoals dat ook al voorheen het geval was. De pacht zou 6 jaar duren, beginnen op Kerstavond 1712 en 24 ₤ groten Vlaams per jaar bedragen. Een bijzon-dere bepaling was de vervanging van de kruisplaten in de molenvoet: boven dien moet hij huerder ende pachter t’sijnen laste ende coste indoen het nieuwe cruijswerck inden meulen noodich ende alreede de plaeten tot dies sijn ghecapt ende ghesaecht met voorders t’ghone daer aen cleeft soo van aerbeijt als andersints. Ook moest een iepenhouten plank (holmen plancke) geleverd worden: vermoedelijk wijst dit op een vervanging van de houten vang-band. De prijzij van de draaiende en roerende werken bedroeg 524 gulden 4 stuivers.

Pieter Bauwens  (1725-1736).

De molen werd op 6 februari 1725 voor 6 jaar verpacht.   Een  bijzondere  pachtvoorwaarde was de vervanging van de houten block teirlinghen door steene teirlinghen, waarbij de eigenares moest instaan voor correelsteen, calck en zavel, maar het werk ten laste van de molenaar viel.

Jan Baptist Maes  (1737-1739)
Joannes Mollaert  (1739-1744)
Ludovicus van den Hole (1744-1755).
Pachtovereenkomst van 30 december 1743 voor 6 jaar, te beginnen op Kerstavond 1743. In 1753 werd de molen geprezen (zie III).

Lieven van Asbroeck (1754-1761).
De pacht ving aan op Kerstmis 1753 voor een duur van 6 jaar aan 30 ₤ groten courant per jaar.

Isabelle (van) Meersschaut, weduwe van Joos Callebout (1761-1772).
Zij pachtte de molen voor zes jaar voor 30 ₤ groten courant en vier pistolen wisselgeld voor eenen wijnpodt. Zij huurde in 1761 de Meulen ten Broecke in Sint-Maria-Oudenhove en werd voor sooveele noodt, bijgestaan door haar twee zonen Guillielmus en Constantinus Callebout.

Met ingang van Kerstmis 1766 werd de pacht-cedulle met 6 jaar verlengd aan 210 fl. courant per jaar en vier pistolen.

Martin van der Steen  (1773-1784 of later)

N. Schollaert  (1800-…).

In 1800 verpachtte graaf d’Hane de molen voor drie jaar aan N. Schollaert  voor 252 gulden.

August Joseph Moulart  (…-1835)
Jean-Baptist Moulart  (16/1/1835-…).
August Joseph Moulart, molenaar te Steenhuize, verkocht aan Jean-Baptist Moulart, olieslager te Sint-Lievens-Esse de vermeerdering van  den prijs der draaiende en roerende werken van den graan-windmolen te Steenhuize welke August Joseph Moulart met het medegaande huis en erve gehuurd heeft van mevrouw de gravin D’Hane te Steenhuize, wonende te Gent, tot in 1841. Geschat op 1600 Fr.

Evarist Moulart  (1870-1880) (1880-1890) (1890-29/4/1896).
Lodewijk Benedictus De Witte
Sterck Albin  (1919)
Sterck Albert  (1923-1927)

III. MOLENTECHNIEK EN -TERMINOLOGIE14

1. Bron: prijsschatting van de Prinsenmolen te Steenhuize in 1753

Rijksarchief Gent (voorheen: Ronse), Prinsdom Steenhuize, nr. 126.

[A. De coorenwintmeulen]

 Prijsije ghedaen bij de onderschreven Jan Bap[tis]te Vander Massen ende Adriaen Berckmans, m[eeste]rs meulemaeckers ende prijsders van stijle dat van alle de draeijende ende staende wercken van[den] coorenwintmeulen der prochie ende vrijprincelijckhede van Steenhuijsen ghemaeckt, ten versoecke van Ludovicus van[den] Hole als afgaenden pachter ende Livinus van Asbrouck als aencommenden pachter vanden voorn[omden] meulen tusschen heurlieden de voors[eid]e prijsders ghecoren,  inder manieren alsvolght.

[a. De draeijende wercken]

 Alvooren den loopenden steen, wesende wit steen is dicke bevonden tot neghen duijmen en half ende een achste deel gendtsche mate, elcken duijm ghepresen op twintigh gul[den], compt t’saemen op     192 gulden  10 stuivers

Item den ligghenden steen van ghelijcker wijdde, is dicke bevonden tot vier duijmen ende een vierde gendtsche mate, elcken duijm emmers in ’t gheheele ghepresen op de somme van 36 gulden  

Item den loopenden grauwen steen wesende vijfthienden, is dicke bevonden tot elf duijmen mate alsvooren, elcken duijm ghepresen op twelf gulden, compt de somme van 132 gulden 

Item den ligghenden steen van ghelijcker wijdde alsvooren is dicke bevonden ses duijmen en drijvierde deesen maete als vooren, elcken duijm ghepresen op twelf gulden, compt int gheheele tot 81 gulden 

Item de asse met het ijserwerck is ghepresen                                   120 gulden 

Item den buijten pestel, lasschen, scheeden en soomen en ijsderwerck prijs 39 gulden 

Item den binnen pestel, lasschen, scheeden en soomen en ijserwerck prijs 45 gulden 

Item de vier seijlen met de coorden ghepresen op                             18 gulden

Item het camwil vanden achtermeulen met twaelf ijsdere bauten prijs 39 gulden

Item het spillegheloop van denselven meulen met sijn ijserwerck  prijs 14 gulden 

Item de groote ijseringhe te weten staeckijser, rijne als panne ende spoir prijs 84 gulden 

Item de steencuijpe van den achtermeulen, berrehauten, grije hauten, tremelbacken ende decksels ende voordere toebehoorten, prijs                                   10 gulden 10 stuivers

Item het rinck haut met sijn blocken, prijs 2 gulden 14 stuivers

Item het pasvondel, lichte ende lichtriem, prijs 7 gulden

Item de meelback met de gote, prijs 3 gulden 

Item de vanghe met den vleghel ende ijserwerck,  prijs 15 gulden  18 stuivers

Item het camwil van den cleijnen meulen met sijn aermen, cammen ghesloten met ijsere bauten, prijs  46 gulden 

Item het spillegheloop met sijn spillen ende ijserwerck,  prijs 11 gulden

Item de steencuijpe, decksels, tremel, graenbacken en berrehauten 14 gulden

Item de groote ijseringhe, te weten staeckijsers, reijne, als panne ende spoir,  prijs 60 gulden

Item het rinckhaut met sijn blocken,  prijs 2 gulden 14 stuivers

Item het sackwindthaes, wesende een luij met sijn ijserwerck,  prijs 15 gulden

Item den steenreep met den buijten ende binnenreep ende vanghereep ende luijreep met alle de reepen van gheheel den meulen, prijs 12 gulden

Item de graencuijpe, prijs                     9 gulden

Item den cooren huijnsel ende sijn winthaes met de toebehoorten,  prijs 9 gulden 

Item noch bevonden 16 scherphaemers, eenen ijseren hantboom ende pashaemer ende pierhaeck, prijs 10 gulden  4 stuivers

Item het pasvondel ende lichtriem ende  elm  stock prijs 8 gulden  8 stuivers

Item den oven met eene spitske slaepcoetse, oock aen beert voor 12 gulden

S[omma] t’saemen vanden voorenstaenden prijs der draeijende wercken beloopt ter somme van een duijsent achtenveertigh guldens achthien stuivers.  Dus  1048 gulden 18 stuivers

[b. De staende wercken]

Hiernaer volghen de staende wercken vanden voorschreven wintmeulen

Alvooren de onderste plaete met haer vier banden ende blocken prijs 62 gulden 

Item de opperste plaete met haer vier banden ende blocken,  prijs 69 gulden 

Item den meulenstaeck met sijnen setel ende ijsere maene, prijs 120 gulden 

Item den steenbalck met sijn twee halve maenen, prijs 105 gulden 

Item de meulecappe met het waeyghespaen en crenpelghespaen, den wintpulm, kepers, bert, schailden al t’ saemen,  prijs  99 gulden

Item den viercanten cocker  te weten de vier hoeckstijlen, dacklijsten, waterlijsten, sadelbalcken, den maeckeler ende al het beslagh bert rontom met schailden op den wintweegh, met deure en slot, grendel ende lenen, alles met sijn ijsderwerck,  prijs 273 gulden

Item de twee voughauten met hun ijserwerck,  prijs 16 gulden 10 stuivers

Item den ondersten solder mette ribben ende bert inden cleijnen steegher,  prijs 13 gulden 16 stuivers

Item twee ijsderebalcken met eenen steunbalck ende pinnebalck, den halssteen ende pinnesteen ende al hun ijserwerck,  prijs 33 gulden 

Item beede de steenbeddens, prijs 22 gulden 

Item den meulensteert met de steegher, trappen ende hanghel hauten, den steecksteert ende loopstocken, alles met sijn ijserwerck, prijs 33 gulden 12 stuivers

Item de waterdeure met de gote, prijs 2 gulden 14 stuivers

Item de vier ghemetste teirelinghen, prijs met de decksels 84 gulden 15 stuivers 

S[omm]a t’saemen vanden voorschr. staenden prijs beloopt ter somme van negenhondert vierendertigh guldens seven st[uive]rs dus 934 gulden 7 stuivers

 S[omm]a t’saemen vanden draeijenden ende staenden prijs als andersints hier vooren ghebrocht beloopt ter somme van neghenthienhondert drijentachentigh gul[dens] vijf stuivers,  dus 1983 gulden  5 stuivers

Den voorschreven prijs soo van draeijende, staende als andersints beloopt ter somme van 1983 gul[dens] 5 st[uive]rs ende den heere deser prochie hout aen sijn selven inde draeijende wercken tot 524 gul. 4 st. ende inde staende wercken tot 885 gul. 0 ½ beloopende t’saemen 1409 – 4 st. ½ de selve somme ghededuceert vande 1983 – 5 st. blijckt dat den voorn[omden] Livinus van Asbroeck aencommende mulder ende pachter van[den] voors[eid]en meulen aen[den] afgaenden pachter vandien moet oplegghen ende betaelen tot vijfhondert vierentseventigh gul[dens] twee orden dus 574 – 0 ½

Den onderschreven Ludovicus vanden Hole bekent bij desen ontfanghen te hebben vuijt dhanden van Livinus van Asbroeck aencommenden mulder de somme van vijf hondert vierentseventigh gul[dens] twee orden dat over ende in voldoeninghe van t’gone hem hier vooren is toecommende van[den] prijs vande draeijende ende staende wercken als andersints naer aftreck van t’gone den heere daer in is toecommende, mij toirconden desen 28n Xbre 1700 drijenvijftigh, de post alsoo de steenen vanden meulen sijn ghepresen volghens mate van Ghendt en men twijfelt of den afgaenden mulder int aencommen de selve niet en heeft aenvert volghens mate van Geeraertsberge, soo is conditie dat waer het bij aldien dat het ondervonden wierde dat hij het aenveert hadde volgens mate van Geeraertsberghe soo sal den afgaenden pachter het different vandien aenden aencommenden pachter goetdoen ende restitueren in effecte, dies ond[erteecken]t dito alsvooren.

[Get.:] Ludovicus vanden Hoele
           mij p[rese]nt B. De Seille.

[B. Het meulenhuys, schuere ende stallinghen]

 Prijsije ende estimatie ghedaen bij Pieter Melckebeke, m[eeste]re temmerman van stijle ende Alexander de Nauw [lees: Henau]  m[eeste]re strootdecker van stijle, ten versoecke van Louijs vanden Hole, afgaenden pachter ende Livinus van Asbrouck als aencommenden pachter, dat van het meulenhuijs, schuere ende stallinghen binnen de prochie ende vrijprincelijckhede van Steenhuijsen inghevolghe de voorwaerden van den voorschr. meulen soo volght

Alvooren den woonhuijse soo t’selve ghestaen ende gheleghen is bestaende in temmeragie, weeghen, kelder sonder vaute, camers ende keucken met dobbel schauwe, ghepresen sonder t’metswerck op de somme van 170 gulden 

Item het metswerck van[den] selven huijse ghepresen op de somme van 64 gulden 10 stuivers

Item de schuere ende stallinghen ende verckenscot ghepresen op 104 gulden 10 stuivers

Item het strootdack van voors[eid]en. huijse,  prijs 27 gulden  5 stuivers

Item al het strootdack vande schuere, coeijstal ende verckenscot prijs 19 gulden 10 stuivers

S[omm]a t’saemen van desen prijs beloopt ter somme van 385 gulden 15 stuivers

Aldus dese voorschr[even] prijsije ende estimatie ghedaen inder manieren voorschreven, ter goeder trauwen sonder fraude naer hunne beste wetenschap.  In oorconden van waerheijt hebben dese t’saemen ond[erteecken]t desen 28n Xbre 1700 drijenvijftigh.

[Get.] bij mij onderteckendt Alexander de Henau
          t’ merck Pieter Melckebeke
          mij p[rese]nt J.B. De Seille

Den prijs vande voorn[omde]huijsinghen, schuere ende stallinghen van daten 30 n Xbre 1743 is beloopende tot 408 gul[den] 13 st[uivers] ½ ende den heere van t’selve Steenhuijsen heeft vande selve somme aen hem behouden tot 404 gul[den] 1 st[uiver] ½ ende opden selven prijs bij Ludovicus vanden Hole afgaenden pachter  aenveert te onderhouden op prijs tot sijn afscheiden ende  aenghesien allen t’selve alsnu maer en is ghepresen volghens de voorenst[aend]e prijsije tot 385 - 15 st[uive]rs, soo blijck[t] dat den selven vanden Hole afgaenden pachter ter causen voorschreven moet opleggen over de slete tot                                                                                        18 - 6  ½

De voors[eid]e 18 – 6 ½ door Ludovicus van[den] Hole aen mij J.B. de Seille den 28n Xbre 1753 betaelt.

2. Beschrijving

De Prinsenmolen was een tweezolder-staakmolen met open voet en diende enkel om graan te malen (volgens het pachtcontract van 1649: o.m. taerwe, swijnaert en biermauten)21. Hij was voorzien van 2 maalstoelen: de achtermeulen en de cleijnen meulen (voormolen). Op de asse (molenas) bevonden zich twee camwilen (kamwielen) die elk via een spillegheloop (lantaarn, rondsel) een steen-koppel aandreven: een koppel grauwen steen (grauwsteen, blauwe of Duitse molensteen) en een koppel wit steen (witsteen, witte of Franse molen-steen). De blauwe stenen waren vijfthienden-stenen.

De vier ghemetste teirelinghen (teerlingen) hadden decksels of een hardstenen bovenlaag. Pas in 1725 werd bepaald den selven meulen te stellen op steene teirlinghen (in plaats van de houten block teirlinghen). Daartoe moest de eigenares den correelsteen, calck ende zavel leveren15.   

De aanwezigheid van een slaepcoetse (bed) voor de molenaar wijst er op dat er soms ook ’s nachts gemalen werd.

Tot op het einde had de molenkap nog steeds de vorm van een kapelledak. De trap had een dubbele leuning en was bevestigd aan het balkon dat de gehele breedte van de molenkast innam. De wind-wijzer had, volgens de foto van ±1900, de vorm van een haan. De pestelroeden waren inmiddels vervangen door geklinknagelde ijzeren roeden.

De molen heeft nooit een kruihaspel gehad om de molen naar de wind te richten. Het kruien gebeurde steeds door middel van een steecksteert (steekstaart): een horizontale balk die vertrok aan de steegher of buitentrap (in het midden van een dwarsbalk tussen de schalieren, ongeveer ter hoogte van de vierde trede) en die iets verder geklemd zat tussen de twee vrij lange hanghel hauten (papen) die de verbinding vormden met de meulensteert of de eigenlijke staart. Voorbij die hanghel hauten was de steecksteert nog ongeveer 2 meter lang. Onder die steekstaart waren er drie naast elkaar gelegen duwstokken, terwijl dichter bij de papen nog een vierde stok aanwezig was. Opvallend waren ook de vrij lange loopstocken of loopschoren (zo’n 3 meter!) aan het uiteinde van de staart. (L.D.). 

 3. Glossarium van de molentermen

Alfabetisch gerangschikte molentermen uit de prijsschatting van de Prinsenmolen uit 1753. Er werd geen volledige woorduitleg nagestreefd: we beperkten ons tot enkele aanwijzingen (L.D.)  

achtermeulen: achtermolen, maalstoel aan de zijde van het gevlucht
aermen: armen van een camwil op de asse
asse: as, molenas
banden: steekbanden, schoren in de molenvoet
bauten: bouten
be(e)rt: berd, beplanking
berrehauten: berriehouten op de steencuijpe
beslagh bert: beslagberd, beplanking van de molenkast
binnen pestel: binnenpestel, de pestel het dichtst bij de molenkast
binnenreep: binnenreep, luireep waarmee de zakken binnen worden opgetrokken
blocken (I): blokken van het ringhout of steenring
blocken (II): teerlingblokken
buijten pestel: buitenpestel, de pestel het verst van de molenkast
buijten reep: buitenreep, luireep waarmee de zakken buiten worden opgetrokken
cammen: kammen van een camwil
camwil: kamwiel op de asse
cleijnen meulen: kleine molen, voormolen
cleijnen steegher: kleine ste(i)ger, binnentrap
cocker: zie viercanten cocker
coorden: koorden, hier touwen van de seijlen
cooren huijnsel: koren(h)einsel, unster, Romeinse balans
coorenwintmeulen: korenwindmolen
creupelghespaen: kreupelgespan, voorkeuveleinde, voorgevel van de meulecappe
dacklijsten: daklijsten, horizontale balken boven op de hoeckstijlen
decksels (I): deksels van de steencuijpe, kistenbarden
decksels (II): hardstenen bovenlaag van de teirelinghen
deure: deur, molendeur aan de trapzijde
draeijende wercken: draaiend werk, gaande werk
elm stock: helmstok, lichtvlegel, lichte
ghemetste teirelinghen: gemetselde teerlingen van de molenvoet
gote (I): goot, meelgoot, meelkoker
gote (II): goot van de waterdeure onder de askop om het ingesijpeld water af te leiden
graenbacken: graanbakken, karen
graencuijpe: graankuip, opslagkuip van graan
grauwen steen: grauwsteen; blauwe, Duitse molensteen
grendel: grendel op de deure
grije hauten: gereihouten van de steencuijpe
groote ijseringhe: grote ijzers, verzamelterm van staeckijser, rijne, panne en spoir
halssteen: halssteen van de asse
halve maenen: zie maene(n)
hanghel hauten: hangelhouten, hangbomen, papen
hantboom: handboom, hefboom
hoeckstijlen: hoekstijlen van de viercanten cocker
huijnsel: zie cooren huijnsel
ijs(d)erwerck: ijzerwerk
ijsderebalcken: ijzerbalken, horizontale balken met neuten voor het staeckijser
ijsere maene: zie maene
ijseren hantboom: zie hantboom
ijseringhe: zie groote ijseringhe
kepers: kepers in de molenkap, daksparren
lasschen: lassen van het gevlucht, (molen)einden
lenen: lenen van het grendel op de deure
lichte: licht, lichtvlegel, elm stock
lichtriem: lichtriem, lichttouw, touw aan de lichte
ligghenden steen: ligger, onderste molensteen
loopenden steen: loper, bovenste molensteen
loopstocken: loopschoren, aan het uiteinde van de meulensteert
luij: lui, sackwindthaes
luijreep: hier als luitouw, touw vastgemaakt aan het ene uiteinde van de wip, waarmee de luias in of uit de kammen van het aandrijvingswiel getrokken wordt
maeckeler: makelaar, vaanbalk
maene(n): maan, stel van twee metalen platen op de nok van de staak en in de uitsparing van de brasem of steenbalk, waarop de molenkast kan gekruid worden
meelback: meelbak onderaan de gote (I)
meulecappe: molenkap
meulen: molen, hier windmolen, zie ook cleijnen meulen
meulenstaeck: molenstaak, standaard
meulensteert: molenstaart, staart van een staakmolen
onderste plaete: onderplaat, onderste kruisplaat van de molenvoet
ondersten solder: onderste  zolder, meelzolder
opperste plaete: bovenplaat, bovenste kruisplaat van de molenvoet
oven: oven, fornuis
panne: pan, taatspot, metalen pot waarin het staeckijser draait
pashaemer: pashamer, hamer om wiggen aan te slaan
pasvondel: vondel, pasbrug, pasbalk (van het lichtwerk)
pestel: pestel, borst, deel van de houten molenroede doorheen de askop
pierhaeck: pierhaak, lange stok voor het bijtrekken of wegduwen van de wieken
pinnebalck: pinbalk, penbalk
pinnesteen: pinsteen, pensteen
plaete: zie onderste plaete en bovenste plaete
r(e)ijne: rijn, molenrijn in de molensteen
reepen: repen, touwen (verzamelterm)
ribben: ribben in de zoldervloer
rinck haut: ringhout, steenring, ringvormige stukken hout rond de ligghenden steen
sackwindthaes: zakwindas, lui
sadelbalcken: zadelbalken, korte berriebalken
schailden: schaliën, (eiken)houten leien
scheeden: scheden in het hekwerk van een molenwiek
scherphaemers: scherphamers, bilhamers
seijlen: zeilen, molenzeilen
setel: zetel op de meulenstaeck
slaepcoetse: slaapkoets, bed in de molen
slot: slot op de deure
solder: zolder in de molenkast
soomen: zomen in het hekwerk van een molenwiek
spillegheloop: spillegeloop, lantaarn, rondsel, schijfloop
spillen: spillen, staven in een spillegheloop
spoir: spoor, lager midden in de panne
staeckijser(s): staakijzer, klauwijzer
staende wercken: staande werk, het geheel van de niet draaiende delen
steecksteert: steekstaart, horizontale balk onderaan de trap met duwstokken om de molen te kruien
steegher: steger, steiger, buitentrap, molentrap
steenbalck: steenbalk, zware horizontale balk boven op de meulenstaeck
steenbeddens: steenbedding, roostering van balken waarop de ligghenden steen rust
steencuijpe: steenkuip, steenkist
steenreep: steenreep, reep om de loopenden steen te tillen b.v. als ze gescherpt moet worden
steunbalck: steunbalk, stefelbalk, tempelbalk
teirelinghen: zie ghemetste teirelinghen
trappen: traptreden
tremel: tremel(stokken), kaarbomen op de steencuijpe
tremelbacken: tremelbakken, graan- en schuddebak op de steencuijpe
vanghe: vang, bandvang, rem rond het vangwiel
vanghereep: vangreep, vangtouw, voor de bediening van de vanghe
viercanten cocker: vierkante koker, molenkast
vijfthienden: vijftiender, molensteen van 15 voet
vleghel: vlegel, vangvlegel, vangbalk
voughauten: voeghouten, hier de lange berriebalken
waeyghespaen: waaigespan, achterkeuveleinde, achter-gevel van de meulecappe
waterdeure: luik onder de askop voorzien van een gote (II) waardoor het ingesijpeld water naar buiten vloeit
waterlijsten: waterlijsten, twee onderste horizontale balken in de zijwegen
winthaes: windas, hier van het cooren huijnsel
wintmeulen: windmolen
wintpulm: windpulm, windpeluw
wintweegh: windweeg, stormeind, achterweeg
wit steen: witsteen; witte, Franse molensteen

De Prinsenmolen op landkaarten
- Kabinetskaart van de Oostenrijkse Nederlanden opgenomen op initiatief van Graaf de Ferraris, ±1775. Rechts van de dorpskom bemerken we de Prinsenmolen als Moulin de Steenhuyse.
- L. Capitaine, Carte chorographique de la Belgique (1798-1800). Hierop treffen we al 3 windmolens aan te Steenhuize-Wijnhuize : 1 = Prinsenmolen; 2 = Bauwensmolen; 3 = Wijnhuizemolen.
- Kadastrale kaart van Steenhuize-Wijnhuize door P.C. Popp, 1860, met de Prinsen molen op het perceel sectie B nr. 270.

2. Overzicht van de pachtprijzen: 1479-1803

jaar

pachtprijs

in groot

%  t.o.v. 1500-‘03

jaar

pachtprijs

in groot

%  t.o.v. 1500-‘03

jaar

pachtprijs

in groot

%   t.o.v. 1500-‘03

1479-‘82

 1200

  80

1533-‘35

 1380

   92

1713-‘18

   5760

 386

1482-‘84

 1740

116

1535-‘37

 1440

   96

1719-‘24

   7200

 482

1484-‘85

   870

  58

1548-‘50

 1920

 129

1725-‘36

   6240

 418

1484-‘88

 1400

  94

1561-‘66

 1560

 104

1737-‘43

   5520

 369

1489-‘90

 1440

  96

1570-‘78

 2440

 163

1744-‘66

   7200

 482

1497-‘99

 1320

  88

1626-’49

(*)

 

1767-‘72

   8400

 562

1500-‘03

 1494

100

1650-‘58

 8000

 535

1773

 11040

 739

1504-‘05

 1336

  89

1660

 8640

 578

1774-‘81

   8400

 762

1505-‘06

 1436

  96

1671-‘75

 4680

 313

1782-‘83

   7200

 482

1506-‘19

 1200

  80

1676-1712

 5300

 355

1784

   6000

 401

 

 

 

 

 

 

1802-‘03

 10080

 675

(*) Alleen de plaats waar de molen had gestaan (vernield rond 1580) werd verhuurd: van 1626 tot 1630 aan 1440 gr. en van 1631 tot 1649 aan 1920 gr.

Enkele vaststellingen

- Een eerste grote daling vond plaats in 1484-’85. De pachtprijs werd gehalveerd omwille van de oorlogsomstandigheden onder Maximiliaan van Oostenrijk.

- De “troebelen” (godsdienstoorlog) op het einde van de 16de eeuw betekende ook hier een grote breuk: de molen werd vernield en geraakte pas ruim 40 jaar later weer opgebouwd.

- De pachtprijs lag na 1650 veel hoger dan vóór de vernieling, maar volgde hiermee ongeveer de algemene prijstrend.

- De volledige herbouw van de molen in 1763 had geen invloed op de hoogte van de pachtprijs.

- De pachtprijs bleef stijgen tot in 1773, toen de hoogste waarde werd bereikt.

- Vanaf 1774 bleef de prijs dalen tot het einde van het Ancien Régime: in 1774 en in 1782 werden achtereenvolgende pachtverminderingen toege-kend omdat er in de buurt twee nieuwe molens gebouwd waren.

- De hogere prijs na 1802 (onder Napoleon) heeft te maken met de algemene duurdere prijstrend.

Eerste gedeelte van een contract tussen de Princesse van Steenhuijsen en molenaar Jan de Backer voor de verhuring van de wintcoorenmeulen van deze Princel[ijckheede] voor 6 jaar, ingaande op S[in]te Jans Baptist dage 1649, voor 200 gulden per jaar. In de marge staat een bijzondere voorwaarde genoteerd: de huurder moest malen voor de prinses, sonder multer te nemen ofte scheppen, te weten van het cooren taerwe, swijnaert en[de] biermauten die haer Ed[elheijdt] gedueren[de] den voorn[omden] termijn up haren casteel alhier van doene sal hebben.       Rijksarchief Ronse, Prinsdom Steenhuize, nr. 126.

[1] Allodiale gronden = eigen geërfde (in tegenstelling met de leenroerige of feodale) gronden.[2] F. De Potter & J. Broeckaert,  Geschiedenis van de gemeenten der provincie Oost-Vlaanderen, V, Arrondissement Aalst, 7, Gent, 1900, Steenhuize-Wijnhuize, p. 5.
[3]  E. Scholliers, Prinsen en boeren in de vrijheerlijkheid Steenhuize, Het Land van Aalst,  XL, 1988,  1, p. 9-64.
[4] Rijksarchief Ronse,  Het archief van de Heer (1348-1811), het leenhof (1366-1794) en de schepenbank (1616-1793) van Steenhuize [= Prinsdom Steenhuize], nr. 150 (rekeningen 1453-1500)
[5] In de rekening van 1595-‘96, de vroegst bewaarde na 1578, werd de molen niet meer vermeld. R.A. Ronse, Prinsdom Steenhuize, nr. 151 (rekening 1577-’78 en 1595-’96).
6 R.A. Ronse, Prinsdom Steenhuize, nr. 126. Mededeling Lieven Denewet, Hooglede.
7 R.A. Ronse, Prinsdom Steenhuize, nr. 125.
8 E. Scholliers,  a.w.,  p. 32.
9 R.A. Ronse,  Prinsdom Steenhuize, nr. 126.
10 L. Capitaine, Carte chorographique de la Belgique, 1798-1800 (uitgave: History, Ljubljana, 2000).
11 H.J. Herpelinck, Heren en prinsen te Steenhuyse  (1155-1794),  Steenhuize, 2004, p. 63. 
12 Inventaris van de wind- en watermolens in de provincie Oost-Vlaanderen naar gegevens van het Archief van het Kadaster, I, De arrondissementen Aalst en Dendermonde, in: Kultureel Jaarboek prov. Oost-Vlaanderen, XIV, 1960, 3, p. 97-98; H. HOLEMANS, Oost-Vlaamse wind- en watermolens  (1835-1980),  onuitgegeven deel, p. 73.
14 Dit gedeelte werd opgesteld in samenwerking met Lieven Denewet uit Hooglede.
15 R.A. Ronse, Prinsdom Steenhuize, nr. 126 (pachtcontract van 1725).

Herman HERPELINCK, Ternat

Eigenaars na 1830:
- voor 1834, eigenaar: d'Hane Steenhuyze Louis, eigenaar te Gent
- later, deling: a) d'Hane Steenhuyze  - Rodriguez d'Evora y Vega en b) d'Hane Steenhuyze Auguste Joseph (onderhandse akte)
- 19.12.1844, deling: d'Hane Steenhuyze Louis, rentenier te Gent (onderhandse akte)
- 21.05.1864, deling: (voor naakte eigendom) d'Hane Steenhuyze Leo Emiel Marie Ghislain, de erfgenamen, eigenaars te Gent en b) (voor vruchtgebruik) de Kerckhove d'Ousselgem Virginie, weduwe d'Hane Steenhuyze Leo Emiel (voor vruchtgebruik), eigenares te Gent (voor naakte eigendom: a) d'Hane Edmond Joseph Marie Ghislain, eigenaar te Leeuwergem, b) d'Hane Steenhuyze Ernest Marie Joseph, eigenaar te Brussel, c) d'Hane Steenhuyze Clémence Marie Ghislaine, echtgenote Van de Woestijne August Charles Ghislain, eigenaar te Gent, d) d'Hane Steenhuyze Virginie Marie Ghislaine, echtgenote Maelcamp Victor Alfgred Marie Ghislain, eigenaar te Gent, c) van Pottelsberghe de la Potterie Camille Frederic, eigenaar te Grotenberge, f) van Pottelsberghe de la Potterie, te Wetteren en g) de Ghellinck Maurice, minderjarige te Gent (notarissen Eggermont en Lamme)
- 14.08.1872, gift: d'Hane Steenhuyze Edmond Joseph Marie Ghislain, eigenaar te Gent (notaris Lamme)
- 11.09.1877, erfenis: de erfgenamen (overlijden van Edmond Joseph d'Hane Steenhuyze)
- 11.02.1878, deling: Maelcamp de Virelles-d'Hane Steenhuyze Alfred Marie Ghislain, eigenaar te Virelles (notaris Van de Weyer)
- later, erfenis: de erfgenamen (overlijden van Alfred Marie Maelcamp de Virelles)
- 15.11.1881, deling: a) de Clercque Wisocq de Sousberghe-Maelcamp de Virelles Leon Marie Ghislain, eigenaar te Brussel (notaris Van de Weyer)
- later, erfenis: de erfgenamen (overlijden van Leon de Clercque Wisocq de Sousberghe)
- 20.12.1919, verkoop: Sterck-De Henar Albin, molenaar te Steenhuize-Wijnhuize

Herman HOLEMANS

Literatuur

Archieven
Rijksarchief Gent (voorheen Ronse), Archief van de heer (1348-1811), het leenhof (1366-1794) en de schepenbank (1616-1793) van Steenhuize (inventaris 120):
- nr. 125 (verkoopakte van 1625)
-nr. 126 (pachtcontracten van 1624, 1649, 1655, 1713, 1725, 1743, 1754, 1756, 1761, 1763, 1766, prijsschatting van 1753)
- nrs. 150-161 (rekeningen van de heerlijkheid, 1453-1799)
Rijksarchief Gent (voorheen Ronse), Familiearchief De Backer, nr. 129 (pacht-contracten 1737, 1739).
Rijksarchief Gent (voorheen: Ronse), Prinsdom Steenhuize, nr. 126.
Stadsarchief Gent, Fonds Vreemde Steden, nr. 102 (pachtcontract van 1554)

Werken
H.J. Herpelinck, "De Prinsenmolen te Steenhuize (1476-1927)", Molenecho's XXXII, 2007, p. 109-119.
H.J. Herpelinck, "Geschiedenis van Steenhuize-Wijnhuize", Steenhuize 2006, Boek 2, p. 65-67.
H.J. Herpelinck, "Heren en prinsen te Steenhuyse (1155-1794)", Steenhuize, 2004, p. 63.
F. De Potter & J. Broeckaert, Geschiedenis van de gemeenten der provincie Oost-Vlaanderen, V, Arrondissement Aalst, 7, Gent, 1900, Steenhuize-Wijnhuize, p. 5.
G. Souffreau, Gegevens betreffende de molens te Steenhuize-Wijnhuize, februari 2004 (niet uitgegeven).
E. Scholliers, Prinsen en boeren in de vrijheerlijkheid Steenhuize, Het Land van Aalst, XL, 1988, 1, p. 9-64 (p. 33, 57)
"Inventaris van de wind- en watermolens in de provincie Oost-Vlaanderen naar gegevens van het Archief van het Kadaster. Eerste aflevering. De arrondissementen Aalst en Dendermonde", in: Kultureel Jaarboek voor de provincie Oost-Vlaanderen, XIV, 1960, 3 (Gent, 1962).
H. Holemans, "Oostvlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 7. Gemeenten S-T", Opwijk, 2007.
Georges Souffreau e.a., "De molens van Herzele. Een historisch overzicht", Herzele, vzw De Hellebaard, 2009, 104 p.

Overige foto's

<p>Prinsenmolen</p>

Schilderij van de Prinsenmolen te Steenhuize.Olieverf op doek, 36 x 25 cm, gesigneerd HEIRWELH. Coll. Urbain Sterck, Tollembeek (afstammeling van de laatste eigenaar-molenaar)

<p>Prinsenmolen</p>

Fragment kadasterkaart Popp, ca. 1860

<p>Prinsenmolen</p>

Fragment Atlas der Buurtwegen, ca. 1845

Stuur uw teksten over deze molen  | 
Stuur uw foto's van deze molen
  
Laatst bijgewerkt: vrijdag 14 september 2018

 

De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.

zoek in database zoek op provincie Stuur een algemene e-mail over molens vorige pagina Home pagina Naar bestaande molens