Molenzorg

Kachtem (Izegem), West-Vlaanderen


Algemeen
Collectie
Verdwenen Belgische Molens
Naam

Rhodesmolen
Hogemolen
Molen op 't Hoge

Ligging
Hogestraat 98
8870 Kachtem (Izegem)

Het Hoge (wijk)
kadasterperceel B426


toon op kaart
Type
Staakmolen
Functie
Korenmolen
Gebouwd
voor 1467 / voor 1600 / 1651
Verdwenen
1887, sloop
Beschrijving / geschiedenis

De Rodesmolen of Hogemolen was een houten graanwindmolen op het Hoge, in de huidige Hogestraat, ter hoogte van het huidige huisnummer 98, op ca. 1 km ten noorden van de kerk van Kachtem. De houten molenkast, die oorspronkelijk op teerlingen stond, werd in 1874 op een ronde stenen onderbouw ("torenkot") geplaatst.

De molen stond op 't Hoogeleen. Dit was een achterleen van de heerlijkheid Rode te Kachtem, waarvan de foncierhoeve (Rhodesgoed, Rhodesstraat 2) nog bestaat.  In het oudst bewaarde landboek van de heerlijkheid Rode uit 1467 lezen we "muelenwal van Rode".

De molen wordt opgesomd in een denombrement van deze heerlijkheid uit 1600.

Op 26 februari 1651 vroeg Pieter Duytschaver fs. Lieven aan Jean de Harchies, heer van Rhodesgoed, de toestemming om een korenwindmolen op te richten op de heerlijkheid Rode in Kachtem. Wat hij ook verkreeg, mits de voorwaarde "qui devait être construit au lieu ou il y a cy devant une taverne appellée den Meulenwal gheseit ten Hooghe". Als  compensatie moest de molenaar hem een "redevance annuelle et perpetuelle de 12 florins" betalen en op bijkomende voorwaarde dat de h eer zich het recht voorhield "de reprendre le moulin ci dessus après une terme de 18 ans sur l'estimation d'experts".
Op 15 maart 1651 daaropvolgend begon Pieter Duytschaver al als molenaar op de Rhodesmolen.

Toen in 1675 de goederen van Joos Reynaert aangeslagen werden, na het niet betalen van de pachtgelden door  zijn broer Michiel op het Rhodesgoed, vernemen we dat Joost ook naast de Mezegemmolen (dij hij voor 3/4 bezat) ook voor 1/10 bezitter was van de Rhodesmolen, "daeraf d'ander deelen competeren an wed. en hoirs Pieter Duutschavere en consoorten". Vader Lieven Duytschaver bezat ook gedeeltelijk de Steelandtmolen van Wervickhove te Rumbeke.

Het Landboek van 1680 maakt melding van het achterleen van Rode  te Kachtem: een "behuusde erfve genaemd "den muelenwal" oost vande strate lopende van tgoet te roode naer cachtem kercke; paelende west den muelenwal van hooge muelene voortyt een herberghe ghestaen ghenaemt thooge." Het leen was toen in het bezit van Josse van Moerkerke.

We vinden de molen o.m. aangeduid op de "kaart van de heerlyckhede van Rhodes in de prochie van Cachtem" (1752) en op de Ferrariskaart van ca. 1775.

In 1772 hielden de gebroeders Jan en Pieter Duytschaver de Rhodesmolen nog aan het draaien. Samen met moelnaar Pieter de Vloo van de Coilliemolen te Oostnieuwkerke verklaarden ze zich niet te verzetten tegen een aanklacht van de burggravin van Roeselare.

In het begin van de 19de eeuw was de molen in handen van molenaar Pierre Joseph Vanneste, zoon van Pierre Joseph Vanneste (+1795), gehuwd met Marie Anne Decostere. Pierre Jospeh (jr.) stierf als burgemeester op 26 december 1834 en zo kwam de molen in handen van zijn broer Ferdinand (Kachtem, 1783 - 1839). Deze laatste was gehuwd met Marie Therese De Brabandere. Haar broer, Franciscus De Brabandere (gehuwd met Rosalia Hoornaert), baatte de molen uit.

Bij akte verleden voor notaris Angillis op 17.09.1835 kwam de molen bij deling toe aan Julien Vanneste-De Brabandere, zonder beroep te Kachtem. Zijn weduwe en kinderen erfden de molen na zijn overlijden in 1877. Een jaar later stierf ook de weduwe. Erfgename was Maria Theresia Vanneste, zonder beroep te Kachtem (akte 26.03.1878). Bij de familie Vanneste waren er talrijke molenmakers actief, waaronder Felix, Ferdinand, Pierre en Leo, zonen van Pieter Joseph Vanneste (+1795) en Marie Anne Decostere.

Reeds in 1887 werd de staakmolen gesloopt. Er zijn ons geen foto's van bekend.

Geert HOORNAERT (+), Bart BLOMME & Lieven DENEWET

Bijlagen

Bart Blomme, "Molenmakersfamilie Vanneste in Kachtem", in: Nieuwsbrief heemkring Ten Mandere Izegem 2012 nr. 4 (digitaal)
Karel Vanneste kon zich op het laatste nippertje vrijkopen van zijn legerdienst. Voor moeder kwam het nieuws echter te laat...
Net zoals zijn tijdgenoten maakte Karel (Charles) Vanneste (° Kachtem 4 september 1787) uit Kachtem kans om geloot te worden als conscrit voor het Franse leger. Na de Franse revolutie had men inderdaad ook in onze streken het lotingssysteem ingevoerd. Alle jongens moesten zich in december voor het jaar dat ze 19 werden laten inschrijven in de gemeente waar ze woonden. Ten laaste op 20 november hingen er plakkaten uit om hen te verwittigen van de opening van het inschrijvingsregister. Eind januari of begin februari moest men dan gaan loten. Wie er zich met een laag nummer ingeloot had, kon zich laten vervangen, gewoonlijk tegen een (forse) financiële of andere materiële wederdienst.
Ook Karel kwam dus aan de beurt. Hij was de zoon van Pieter Joseph Vanneste en van Marie Anne Decostere. Het gezin had negen kinderen: Ludovicus Franciscus, Felix, Leon, Pierre Joseph, Ferdinand, Julien (Julianus), Agathe, Marie Therese en Charles.
Vóór hem waren reeds drie zonen geloot voor het leger, maar telkens konden ze beroep doen op een remplaçant. Van twee van hen vinden we ook een notariële akte terug; Pierre Billot trok naar het leger in plaats van Pierre Joseph Vanneste (mei 1815) en in dezelfde periode werd Ludovicus François door Franciscus Xaverius Houthave, dagloner uit Izegem vervangen. Karel was seminarist in het Grootseminarie te Brugge toen hij moest loten. Zijn moeder had hem 800 kronen meegegeven. Misschien kon men met dit bedrag de prefect overtuigen om haar zoon niet te moeten afstaan aan het leger. Eén van Karels zusters voegde er zelf aan toe dat moeder ging sterven wanneer ze te horen kreeg dat hij naar het leger moest. Vanzelfsprekend kon de prefect voor hem geen uitzondering maken. De zuster vertelde moeder het slechte nieuws. Karel kon echter kort daarop ook een remplaçant vinden. Jammer genoeg vinden we daar (voorlopig) geen akte van terug. Wellicht gebeurde de registratie in Brugge. Toen hij echter thuis kwam om het nieuws te vertellen aan zijn moeder, was het echter te laat. Moeder lag stervende in haar bed.
Ook Karel leefde niet lang meer. Hij stierf vóór zijn priesterwijding op 1 september 1812.
Wat gebeurde er met de rest van de familie?
Vader was reeds gestorven op 4 februari 1795. Ferdinand, Felix, Leon en Pierre werden molenmakers. Pierre was eigenaar van de molen op het Hoge (Rodesmolen of Hogemolen) rond 1830. Hij stierf als burgemeester op 26 december 1834 en zo kwam de molen in handen van zijn broer Ferdinand (° Kachtem 1783 – † Kachtem 17 januari 1839). Deze laatste was gehuwd met Marie Therese De Brabandere. Haar broer, Franciscus (x Rosalia Hoornaert), baatte de molen uit.
Julianus en Agathe werden de milde schenkers van de grond van het rustoord van Kachtem. Zij verbleef ondertussen al als zuster (?) in het klooster van Tiegem.
De molen verdween rond 1887.
Met dank aan Lieven Denewet.

Literatuur

Bronnen
Stadsarchief Ieper, Kasselrij Ieper, 1ste reeks, nr. 2930 (landboek heerlijkheid Rhodes te Kachtem, 12 juni 1467)
Rijksarchief Kortrijk, Aanwinsten 2120, microfilm 1115870 (landboek van Rhodes te Kachtem, 1623)
Rijksarchief Kortrijk, Aanwinsten, nr. 2477 (inventaris van de goederen van Joos Reynaert, 1675)
Rijksarchief Kortrijk, Blauwe Oorkonden, nr. 9218 (aanvraag en toestemming door Pieter Duytschaver voor oprichting molen)
Rijksarchief Kortrijk, Blauwe Oorkonden, nr. 9218 (Pieter Duytschaver, begin als molenaar, 1651)
Stadsarchief Roeselare, nr. 897, f° 341 (anno 1675)
Stadsarchief Roeselare, nr. 898, f° 26v° (anno 1675)
Stadsarchief Roeselare, nr. 1231 (25 november 1772).
Stadsarchief Roeselare, nr. 696, f° 242 (Wettelijke passeringen Roeselare, 16 mei 1742, Clement Verlynde en zijn vrouw Alexandrina Lietaert gaan een lening aan bij Jan d'Haene uit Rumbeke)
Stadsarchief Roeselare, nr. 1231, 1 december 1773 (over het ketsverbod, Raad van Vlaanderen)
Stadsarchief Roeselare, 1186, f° 77 (1776, Jan-Bapatist Verlinde)
Stadsarchief Roeselare, 1234, 13 juni 1776 (aanvraag nieuwe korenwindmolen door Jan-Baptist Verlinde)

Literatuur
Gilliodts van Severen, Coutume de la Salle et châtellenie d'Ypres, Burssel, 1911, 2 dln., deel 1, p. 408, achterleen n r. 154.
"Verkoping prinsleijke goederen", Ten Mandere, 1962, p. 28, 30.
Holemans Herman, West-Vlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1980, Deel IV, Vandromme A., Kennismaking met Kachtem, in Ten Mandere, 1977, nr. 1, p. 40-53; nr. 2, p. 172 e.v.
Mailbericht Bart Blomme, 16.08.2012.
Blomme Bart, "Molenmakersfamilie Vanneste in Kachtem", in: Nieuwsbrief heemkring Ten Mandere Izegem 2012 nr. 4 (digitaal)
J. Vanderhaeghe, "Landboek Kachtem anno 1680".
Geert Hoornaert, "De heerlijkheid Rode op Kachtem, Emelgem, Izegem, Oekene, Rumbeke, Roeselare", Ten Mandere (Heemkundige Kring Ten Mandere - Izegem), jrg. 47, nr. 139, 2007, nr. 3, p. 3-51.
L.K. "Eeuwenoude molensteen" (over de molensteen van de Mezegemmolen), persknipsel.
Geert Hoornaert, "Te Roeselare was het ketsverbod ook van toepassing", Rollarius, 1990, n r. 2, p. 99-101.
Lieven Denewet, "Het verbod om te ketsen in de kasselrijen van Ieper en Brugge (15de-18de eeuw), Molenecho's, 1988, p. 121-130

Stuur uw teksten over deze molen  | 
Stuur uw foto's van deze molen
  
Laatst bijgewerkt: donderdag 10 juli 2014

 

De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.

zoek in database zoek op provincie Stuur een algemene e-mail over molens vorige pagina Home pagina Naar bestaande molens