Molenzorg

Wijnegem, Antwerpen


Prentkaart. Edit. L. Beerts, Antwerpen. Verzameling Ons Molenheem
Algemeen
Collectie
Verdwenen Belgische Molens
Naam

Molen aan de Stokerij
Stokerijmolen
Molen Helssen

Ligging
Stokerijstraat
2110 Wijnegem

bij het sas van Wijnegem
naast het Albertkanaal
Molenvelden
kadasterperceel B288


toon op kaart
Type
Staakmolen, later stenen stellingmolen
Functie
Korenmolen
Gebouwd
voor 1287 (hout) / 1861 (steen)
Verdwenen
1861, brand / 1911, sloop
Beschrijving / geschiedenis

De Molen aan de Stokerij, Stokerijmolen of molen Helssen was aanvankelijk een houten en later een stenenn korenwindmolen in de Stokerijstraat, waar nu het sas van Wijnegem op het Albertkanaal zich bevindt.

De eerste standaardmolen werd voor 1287 gebouwd. Op 29 mei 1287 kocht Egidius van Wijnegem, cantor van Onze-Lieve-Vrouw te Antwerpen, een aantal goederen "nabij de molen". In 1291 werden zijn goederen vermeld "nabij de molenberg".

De molen en de molenhoeve maken sinds 1527 deel uit van het domein Wijneghemhof.

Frans Verlinden was pachter in 1750. We zien hem de molen met het bruin symbool van een standaardmolen getekend op de Ferrariskaart van ca. 1775.

Kadastrale beschrijvingen:
- ca. 1822: "Un seul moulin à grains à vent existe dans cette commune. Il sert uniquement au besoin des habitants, son évaluation en égard à la population et à l'évaluation connue de ceux des communes voisines, sera portée brute à f. 600 et net à f. 400."
- 1831: "standaert molen wel te winde bij het dorp gelegen, bevattende twee paar steenen die niet dan bij afwisseling werken, is verhuurd aan de weduwe Vanpelt te Wijnegem"

Eigenaars na 1830:
- voor 1834, eigenaar: Roelants Jan-Baptist, de weduwe te Brussel; huurder-molenaar Vanpelt, de weduwe, te Wijnegem
- 16.09.1834, verkoop: Joostens-Stuyck Mattheus, de weduwe (Catherina Stuyck), en kinderen, renteniers te Antwerpen (notaris Aerts)
- 25.06.1835, erfenis: de kinderen (overlijden van de weduwe Catherina Stuyck)
- 19.07.1856, deling: Joostens-Elsen Constantinus Gerardus Joannes (1804-1870), handelaar te Antwerpen, zoon van een rijke reder, schepen van Antwerpen, senator en officier in de Leopoldsorde (notaris Van Berckelaer)
- 30.07.1872, deling: a) Joostens-Elsen Constantinus Gerardus Joannes, de weduwe (voor vruchtgebruik), b) Joostens Joseph Edmind Constant (voor 1/2 naakte eigendom), eigenaar te Antwerpen en c) Joostens Florent Egide Louis (voor 1/2 naakte eigendom), eigenaar te Antwerpen (notaris Anthoni)
- 30.12.1886, verkoop: Joostens-David Florent Egide Louis, eigenaar te Antwerpen (notaris Aerts)
- later, erfenis: de weduwe en kinderen (overlijden van Florent Joostens)
- 19.01.1889, deling: a) Joostens-David Florent Egide Louis, de weduwe (voor vruchtgebruik), b) Joostens Gabriëlle Marie Pauline Constance, echtgenote De Vries Jean Hubert Marie Honoré (voor 1/2 naakte eigendom), rentenier te Antwerpen en c) Joostens Robert Joseph (voor 1/2 naakte eigendom), militair te Leuven (onderhandse akte)
- 29.03.1890, erfenis: a) Joostens-David Florent Egide Louis, de weduwe (voor 1/2 volle eigendom en 3/4 vruchtgebruik), b) Joostens Gabriëlle Marie Pauline Constance, echtgenote De Vries Jean Hubert Marie Honoré (voor 3/4 naakte eigendom), rentenier te Antwerpen (overlijden van Robert Joostens)
- 28.07.1894, deling: a) Joostens-David Florent Egide Louis, de weduwe (voor vruchtgebruik), b) Joostens Gabriëlle Marie Pauline Constance, echtgenote De Vries Jean Hubert Marie Honoré (voor naakte eigendom), rentenier te Antwerpen (notaris Frocco)
- 09.12.1907, verkoop: Domeinen van de Staat (beslissing gouverneur

Senator Constant Joostens werd eigenaar in 1861 en begon nog hetzelfde jaar met de herbouw op dezelfde plaats als een stenen stellingmolen. Deze is vermoedelijk gebouwd met stenen van het oude kasteel dat in het park stond. Constant Joostens liet dit immers in dezelfde periode afbreken.

Hij verkocht de molenhoeve tussen 1869 en 1886 aan de familie Meeus, die 140 jaar geleden één van de grootste jeneverstokerijen ter wereld deed draaien in de gebouwen waarin nu o.m. supermarkt Cru en heel wat dure appartementen ingericht werden.

De familie Joostens verpachtte haar windmolen vanaf 1888 aan de molenaars Helssen, afkomstig uit Sint-Job-in-'t-Goor.

In 1907 werd de molen verkocht aan de Domeinen van de Staat, die hem in 1911 afbraken voor de verbreding van het kanaal. Deze afbraak bleek achteraf beschouwd niet nodig te zijn geweest, omdat de verbreding, die pas in 1930 gebeurde, aan de andere kant werd uitgevoerd! Jammer uiteraard, maar de (hypothetische) vraag is of de strategisch gelegen molen aan het kanaal beide wereldoorlogen zou hebben overleefd...

Het malen werd verdergezet in een mechanische maalderij aan de Hippoliet Meeusstraat, nabji de hoek met de Turnhoutsebaan. Deze maalderij kende een grote bloei tussen de beide wereldoorlogen, begon te tanen na 1945 en werd in 1979 stopgezet. In de vroegere maalderij is nu een drukkerij gevestigd. De laatste molenaar was Jos Helssen-Van Rompaey (°Wijnegem 1909 - +Malle 2005), zoon van de laatste windmolenaar Victor Helssen (+1976). Op zijn zeventiende, in 1926, begon hij mee te werken in de maalderij. Er werd een interview met hem gepubliceerd in 1999 (zie in bijlage).

Lieven DENEWET & Herman HOLEMANS

Bijlagen

Carlo Evers & Leo Spaepen, "Herinneringen aan Wijnegem: 20 bekende Wijnegemnaars vertellen", Wijnegem, Heemkundige Kring Jan Vleminck Wijnegem, 2000, 420 p., ill. (p. 34-47).
Interview uit 1999 met Jos Helssen (1909-2005), oudste zoon van de laatste windmolenaar Vic Helssen

Jos Helssen. "Vrouwen trokken de schepen voort"

Jos Helssen werd geboren aan de Stokerij te Wijnegem op 14 september 1909. Hij was de oudste zoon van Vic Helssen, de laatste echte molenaar van Wijnegem. Op zijn zeventiende, in 1926, begon zoon Jos mee te werken in de moderne maalderij, die na de afbraak van de oude molen aan de vaart naar de Hippoliet Meeusstraat was overgebracht. Het bedrijf kende een grote bloei in de jaren tussen de twee wereLdoorlogen, maar na 1945 boerde het stilaan achteruit, tot de activiteiten definitief werden stopgezet in 1979. In de vroegere maalderij is nu een drukkerij gevestigd. Vlak ernaast woont Jos Helssen met zijn echtgenote in een bescheiden huis zonder verdieping, dichtbij de hoek met de Turnhoutsebaan, want in zijn vroegere woning aan de overkant heeft nu zijn zoon, een Vic zoals zijn grootvader, zijn intrek genomen. Op de muren van de woonkamer hangen veel familiefoto's, waarop de totse ouders omringd worden door hun talrijke kinderen en kleinkinderen. Voor het gesprek zelf zoeken we een gemakkelijke tafel in de keuken. Al spoedig blijkt dat onze negentigjarige gesprekspartner herhaaldelijk diep in zijn geheugen moet tasten om op onze vragen te kunnen antwoorden,

Daarbij moet hij soms al eens forfait geven. De laatste twintig jaar werd hij driemaal geopereerd onder volledige verdoving, en daaraan schrijft hij toe dat zijn memorie serieuze gaten begint te vertonen. Gelukkig is Maria, zijn echtgenote, in de buurt om af en toe bij te springen. Vooral in het begin gaat het een beetje moeizaam, maar stilaan begint Jos erin te komen. Wat hij ons nog weet te vertellen over de maalderij, over de oorlog en over het leven op de wijk Stokerij, blijft in elk geval de moeite waard.

Uw familie is in 1888 naar Wijnegem gekomen. Waar kwam zij vandaan?
Mijn vader is geboren in Sint-Job. Hij was nog maar twee jaar oud toen hij naar Wijnegem is gekomen, op het ogenblik dat zijn vader in de windmolen kwam werken die hier toen aan de vaart stond.

Waarzjjn uw grootouders dan gaan wonen? In de boerderij naast de molen zoals ze het noemden, dat later clubhuis van de roeiclub is geworden. Daar hebben ze gewoond tot 1909. Mijn vader is ingetrouwd in café De Stokerij, hierover op de hoek van de Hippoliet Meeusstraat en de Turnhoutsebaan, bij mijn nonkel JuuL Zo komt het dat ik daar ben geboren. Kort daarop zijn we achterin de straat gaan wonen, aan de vaart, in de buurt waar in september ‘40 de eerste bom gevallen is op het huis van de familie Bourlet” (1). Daarna zijn we hiernaast gaan wonen, in nummer zeven, en daar is dan ook de latere maalderij gekomen.

Heeft uw vader nog veel verteld over de oude windmolen?
Ja, maar ik ben er veel van vergeten.

Van wie was die molen eigenlijk?
Van Hippoliet Meeus, de likeurstoker. Hij had hem zelf gekocht van een zekere Joostens, de toenmalige eigenaar van het Wijnegemhof. Het Wijnegemhof is naderhand verkocht aan baron van de Werve, en die heeft het domein op zijn beurt verkocht aan de familie Mols. Zodus, naar het schijnt zou die Joostens de molen hebben laten bouwen in de jaren zestig van de negentiende eeuw, maar zeker ben ik daar niet van (2).

En de Molendreef was dus de verbinding tussen de molen en het dorp.
Ja, de Molendreef was de weg die van het dorp naar de molen liep, naast het huidige park dus.
Maar pas op, de huidige Molendreef is eigenlijk maar een aftakking van de vroegere. De oorspronkelijke Molendreef liep langs achter, en haar naam is later veranderd in Kasteellei.

Uw vader heeft dus nog in die molen gewerkt.
Natuurlijk. Op zijn dertiende maalde hij aL alleen, zo heeft hij altijd verteld, en richtte hij de molen eigenhandig naar de wind. Hij reefde ook de zeilen van de wieken als het te hard waaide.
Ik weet ook nog dat hij goed het weer kon voorspellen, want een molenaar is sterk afhankelijk van de natuurelementen. Twee uur voor zonsopgang keek hij soms al naar het oosten, en dan zag hij aan de wolkjes wat voor weer het die dag zou worden. Als er een kring was rond de maan, dan was hij er zeker van dat er binnen de twee dagen wind zou komen.

Wanneer is de molen afgebroken?
Hij is al onteigend in 1909, omdat ze toen al van plan waren de vaart te verbreden. Maar pas in 1911 hebben ze hem echt afgebroken.

Toch is de vaart pas twintig jaar later verbreed. Waarom moest hij dan al in 1911 worden afgebroken?£
Ja, dat de vaart pas veel later is verbreed, dat zal wel met de oorlog te maken gehad hebben zeker? In feite is de molen inderdaad te vroeg afgebroken. Maar ik zafnog iets straffers zeggen: hij had helemaal niet afgebroken moeten worden!

Waarom niet?
Omdat ze de vaart uiteindelijk aan de andere kant verbreed hebben, dus aan onze kant hier. De molen stond dus niet in de weg; hij had gerust kunnen blijven staan. Dan zou mijn vader er ook nooit zijn weggegaan.

De verbreding van het kanaal, wat herinnert u zich daar nog van?
Daar weet ik niet veel meer van. Ik ben af en toe wel eens naar die wer ken gaan kijken, maar nooit voor lange tijd. Ik weet wel dat er geregeld duikers onder water gingen om een en ander te laten springen. Ook herinner ik me nog dat ik Leopold III daar heb zien doorvaren met zijn Astrid, bij de inhuldiging van de sluizen. Er was toen veel volk. Ik zie ze nog voor mijn ogen staan op hun boot.

Is Albert I hier ook niet geweest, voor de eerste spadesteek, in 1930?
Dat kan ik niet meer zeggen. Het zou kunnen.

Zijn er bij die werken ook geen interessante opgravingen gedaan?
Het schijnt dat ze daar inderdaad skeletten of beenderen gevonden hebben van een soort voorhistorische beesten. Maar wat het juist geweest is weet ik niet (3).

Hebt u nog geweten dat de binnenschepen op het jaagpad door mensen werden voortgetrokken?
Ja ja, dat heb ik nog geweten. Dikwijls waren het zelfs de vrouwen die de schepen voorttrokken, soms met de kinderen erbij, terwijl de mannen aan het roer stonden.

Was dat dan geen zwaar werk?
Natuurlijk, zeker het in gang trekken was zwaar. ALs de boten goed en wel aanhet varen waren ging het gemakkelijker. Aan het uiteinde van de trekkabeL waren meestal verschillende koorden vastgemaakt, die verbonden waren met een soort gareel, een schouderband. Op die manier konden de schepen door verschillende mensen tegelijk worden getrokken.

Trokken die vrouwen en kinderen de schepen dan niet voortdurend naar de kant?
Dat zoudt ge denken hé? Maar daarvoor stond vooraan op het dek een mast van een meter of vier hoog, en daar liep de trekkabel over. De schipper moest natuurlijk ook zelf voortdurend met een groot houten roer bijsturen, en zo bleef het schip in het midden van het water. Die mast moest er ook voor zorgen dat de kabel niet voortdurend over de oever sleepte of overal bleef achterhangen.

Waarom gebruikten ze eigenlijk geen paarden voor dat zware werk?
Arme schippers konden dat niet betalen. Diegenen die het zich wel konden permitteren lieten meestal één paard trekken en hadden er een tweede op het dek staan om het andere af te lossen. Er waren ook schippers die de paarden huurden, met een voerman erbij. Op bepaalde plaatsen stonden stallen, waar die beesten konden verwisseld en gevoederd worden. Voor die sta[len hebben wij trouwens nog haver geleverd.

Waar gebeurde dat wisselen in Wijnegem?
Aanvankelijk aan het oud sas van Wijnegem, aan het einde van de Schooistraat, en nadien hier aan de brug van Meeus. De schippers telefoneerden gewoonlijk onderweg naar hier om te zeggen: “Breng eens tweehonderd kilo haver, want binnen een uur zijn we bij jullie.”

Heeft dat systeem nog lang bestaan?
Hoe lang juist kan ik niet zeggen. Geleidelijk werden de paarden vervangen door tractoren. Die tractoren konden verschillende schepen tegelijk voort:trekken, die met elkaar verbonden waren; dat was voor de schippers natuurlijk een groot voordeel, want dan konden ze de kosten delen. Het systeem met tractoren heeft nog bestaan tot het begin van de jaren vijftig. Toen zijn ze begonnen met motoren in te bouwen in de schepen, meestal motoren van oude legertanks of van tractoren.

De verbreding van de vaart, en vooral de afbraak van de brug van de Stokenj, was dat geen ramp voor de wijk hier?
De fabriek van Meeus heeft daar niet veel last meer van gehad. Toen was het met de stokerij al gedaan, denk ik, in 1930. Voor de mensen zelf die aan deze kant woonden was het natuurlijk wel vervelend. Ze moesten vanaf toen altijd rondgaan langs de nieuwe brug of langs het sas om aan de overkant van de vaart te geraken.

Ging u vroeger niet dikwijls in de vaart zwemmen?
Nee, wij gingen meestal zwemmen in de Schijnput, hierachter, waar nu al die villa’s staan, aan de Rode Dreef. Zonder zwembroek wel te verstaan, want die hadden we niet. (Maria, lachend) Ik heb er daar eens ene zien invallen, in Schijnput. Ene van de gazet, die daar uitschoof en kop over gat in het water viel. Ik zie het nog voor mijn ogen gebeuren

Werd dat bos hierachter ook niet het Konijnenboske genoemd?
Jaja, dat was hierachter, zo ongeveer waar nu de Helenalei is. De Helenalei was vroeger een smal zandweggetje, dat terugLiep naar de Turnhoutsebaan. Een bochtje, meer niet eigenlijk. Er was nog wel een weggetje naar de Rode Dreef, maar tot in Schilde liep het niet door.

Wanneer bent u zelf in de maalderij beginnen werken?
In 1926. Ik was zestien, zeventien jaar. Ik ging toen nog naar school op Sint-Eligius, maar op een gegeven moment waren er in de maalderij enkele gasten ziek, en dus moest ik van onze va thuisblijven om te helpen. Naar school ben ik sindsdien niet meer geweest. Altijd heb ik vanaf dan voor maalder gespeeld.

Hoeveel volk werkte er toen in de maalderij?
Zestien man, de voermannen meegerekend. Zestien man, plus vijf wagens met tien paarden. Eigenlijk waren het niet allemaal paarden, want er waren ook grote ezels bij. Om het meel uit te voeren, nietwaar.

En waar rhoest het meel allemaal naartoe?
Naar Wommelgem, Schilde, Westmalle, OostmalLe, Nijlen, Itegem... Ja, nogal veel naar de kanten van Lier gingen we. Met paard en kar, en later met de camion.

Werkte hier veel volk van Wijnegem zelf?
Eigenlijk niet zo veel. Sebrechts heeft hier gewerkt, Bossaerts, en wie nog... Van Oeckel mag ik zeker niet vergeten. Marcel Van Oeckel, die in de Stokerijstraat woonde. Die man weet zo ongeveer alles over oud Wijnegem. Hij weet zeker vijf keer zoveel als ik.

Waren het lange werkdagen toen?
Veel vaste uren hadden we niet. Gewoonlijk werd er wel gewerkt van zeven uur ‘s morgens tot een uur of zes, zeven ‘s avonds. Alle dagen deden de wagens ‘s morgens hun toer naar Wommelgem of omgeving, en daarna naar de dokken om te gaan laden: graan, soja, aardnoten, alles. Soms moesten ze lang wachten aan de dokken, en dan werd het natuurlijk ‘s avonds wat later. Dagen van gemiddeld tien, twaalf uur waren toen heel normaal hoor.

Moest u ook geenn graan malenn van de boeren uit de omgeving?
Ja, de boeren brachten zelf hun graan naar de maalderij. Meestal rogge in die tijd, weinig gerst en tarwe. Dat werd dan ook gemalen voor de bakkers hé. Naar Antwerpen gingen we in die tijd veel leveren, maar we werkten natuurlijk ook voor de bakkers van Wijnegem zelf. Onder andere voor Vervliet, op de hoek van de Merksemsebaan, voor Van Minnebruggen, en voor Verbruen hier op de Stokerij, die recht over Fons Van Baelen woonde. Voor Daniëls ook. En aan Somers leverden we ook geregeld.

Hebt u ook geen handel gedreven met de stokenrij Meeus?
Nee, toch niet voor zover ik weet. Vroeger misschien. Hun marchandise kwam rechtstreeks van de dokken, met de stoomtram. Hier in de straat liepen twee tramsporen naar de fabriek van Meeus.

Wanneer is de maalderij van paarden overgeschakeld op camions?
De eerste chauffeur die bij ons met een camion reed was een schoonzoon van Gust De Raet van de Molendreef. Hij heeft nog met harde banden gereden. En dan is Jos Van der ELst gekomen. Die is begonnen in ‘25, als ik me niet vergis.

Dan hadden jullie zeker een van de eerste camions van Wijnegem?
De eerste zelfs, denk ik. De eerste luxe-auto van Wijnegem hadden wij ook. Ik heb ermee gereden toen ik achttien jaar was. Een Renault, beige van onder en met een bruine kap. Zo een die nog met een zwengel moest gestart worden. We zijn er dikwijls mee in panne gevallen, want zo goed marcheerden die bakken toen nog niet.

Dan hebt u daarmee in het dorp waarschijnlijk wel opzien gebaard, in 1927.
(Maria, lachend) Hij was er nochtans niet fier op, hoor. Ik was flerder dan hij.

Was u bekend in het dorp?
Ja, de meeste mensen kenden me wel, maar niet met mijn echte naam. Ikwas Jos van Fik van de maalder. (Maria) En ik was dus Mit van Jos van Fik van de maalder. Zo noemden ze mij.

Werden die auto’s in de oorlog niet opgeëist?
Eerst zijn onze paarden opgeëist. De camions niet, maar de luxewagen wel. We hadden hem nochtans weggestopt onder een houtmijt die we errond getast hadden, maar ze hebben hem toch gevonden. Hij heeft dan ik weet niet hoe lang in het Rivierenhof gestaan, daar aan het kasteel aan de vijver, waar veel Duitse officieren zaten. Welke Duitser ermee heeft gereden weet ik niet. Na de oorlog hebben we hem in elk geval teruggekregen.

Was het malen tijdens de oorlog ook niet streng gereglementeerd?
De boeren kwamen bij ons laten malen, en zij moesten dan leveren aan de bakkers. Of ze verplicht waren een bepaald gewicht te leveren, dat weet ik niet meerjuist. Maar ze kregen een vrachtbrief, een brief waarop stond hoeveel ze mochten maten malen voor hun gezin.

Werd dat gecontroleerd? Want naar het schijnt werd er toch ook heel wat in het zwart gemalen?
Er was controleja, maar niet van de Duitsers, wel van de Belgen. Dus als die boer een brief had, en daar stond op dat hij 150 kilo graan mocht laten malen, dan mocht hij natuurlijk geen 180 kilo bij hebben. En er werd ook gecontroleerd of hij geen twee of drie keer met dezelfde brief kwam.

Maar ja, zwart malen, dat gebeurde inderdaad wel... Al wie kon deed toch iets in het zwart, toen?
Ze dirfden het niet allemaal natuurlijk. Maar neem nu die boer: als hij bijvoorbeeld terug naar huis reed, en hij kwam onderweg niemand tegen, dan kon hij gemakkelijk dezelfde dag nog eens terugkomen om hetzelfde gewicht te Laten malen. Ha ja, want op die vervoerbrief stond geen uur vermeld, alleen een datum.

Kwamen er ook geen gewone burgers om zaakjes te doen?
Soms kwamen de mensen hier aan met zakjes van vijf of tien kilo graan om te laten malen. En er waren er ook die graan kwamen verkopen. We kochten dus soms ook in het zwart van gewone burgers, ja dat gebeurde.

En werden de voorraden niet gecontroleerd?
Wij hadden silo’s hé. Er stonden er zo twaalf. Acht waar twintig ton graan in kon, en vier van tien ton. Hoeveel er precies in die sito’s zat konden ze natuurlijk niet meten. Van de Duitsers kregen we trouwens nooit controle. Die trokken zich daar niet veel van aan. Er was wel een controleur van de staat in Wijnegem. Hij woonde achter de tuin van Van de Velde, en hij was getrouwd met een dochter van de sigarenwinkeL Smits, juist voorbij de Schoolstraat. Dat was geen gemakkelijke, als dié ergens op uitkwam...

Hebt u nooit aan de Duitsers moeten leveren?
Nee, zij zorgden voor hun eigen eten. Daar hebben we geen last van gehad.

Is er bij de bevrijding niet veel gestolen?
Ja zeker. Ik weet nog dat we hier tien varkens van honderd kilo hadden zitten, toen we voor de tweede keer gevlucht zijn, in september ‘44. We zijn toen naar Sint-Antonius gevlucht, naar de ouders van mijn vrouw. Toen we terugkwamen zat er geen enkel varken meer. Allemaal weg! Wie het gedaan heeft weten we niet. (Maria) Er stak er zelfs een in een vat in de kelder, in het zout, om te bewaren. Ook dat was weg.

Hier aan de vaart is bjj de bevrijding hard gevochten, is het niet?
Ja, aan het sas vooral, door de Canadezen.

Was het daarom dat u moest vluchten?
Ja, iedereen moest hier weg, zo hadden ze toch gezegd. Het dorp was toen al bevrijd, en ook hier waren de Duitsers weggetrokken, want we zagen niemand meer. We zijn toen met een man of dertig op ons gemakske naar de brug gewandeld, en vandaar zagen we de mensen in het dorp dansen en springen en doen. Maar toen we ons omdraaiden en terug naar huis gingen, kwamen we verdorie de Duitsers terug tegen! Ze waren teruggekomen!

En dan zouden er nog sluipschutters naar het dorp geschoten hebben.
Ja, dat kan wel, dat weet ik niet. Ik weet wel dat hier achter de hoek, waar nu café Het stout Kieken is, een Duitse tank stond, helemaal afgedekt en gecamoufleerd. En dr zaten scherpschutters in. De mensen die nog thuis waren mochten niet buitenkomen. Alleen ik mocht buiten, naar de molen, omdat ik moest malen voor de bakkers, want dat bleven wij doen. Maar ik mocht alleen buitenkomen als die tank daar stond, zo zegden de Duitsers tegen mij. Nu kwamen de mensen af en toe eens in de deur staan, ge weet wel hoe dat gaat hé, om eens te kijken wat er allemaal gebeurde. Op zekere dag komt die Duitser van die tank naar de molen gewandeld, en hij zegt tegen mij: “Ge moet tegen de mensen zeggen dat ze binnen moeten blijven.” Ik zeg “Ja, ‘t is goed”, en ik ben dat dus gaan zeggen. Die soldaat gaat terug naar zijn tank, maar als ik terug aan de molen ben draait hij zich om, en hij ziet dat er, ongeveer aan huisnummer 20, nog iemand buiten staat. Hij pakt zijn geweer en pang, recht in die vent zijn schouder. Vanop die afstand! En rap dat die binnen was! Een zekere Luyten was dat, Luyten-Segers, die hier nog beenhouwer geweest is.

Zijn hier ook niet veel doden gevallen toen de Canadezen zijn overgestoken?
Ja zeker. Er lagen er hier verschillende. Daarover in de gracht zaten er twee dood achter een beton van de riolen, schoon met z’n tweeën naast elkaar. En aan de overkant, bij Wagemans, daar lag er ook een. En bij ons in de tuin ook een. Ik denk dat er hier een stuk of zes Duitsers zijn gesneuveld toen de Canadezen het sas zijn overgestoken (4). En wat er boven het café van nonkel Juul te zien was van vernielingen en zo, dat was ook verschrikkelijk. Ja, daar hebben ze veel geschoten, daar was alles kapot.

Was de straat ontruimd toen er zo hevig geschoten is?
Jaja, iedereen was weg, behalve mijn vader. Die wou niet weg van zijn molen. Hij is nooit uit eigen beweging weggegaan. De Duitsers hebben hem ten slotte toch nog meegenomen tot aan de Schilse Bergen, waar ze nog een bureau haddén.

En toen u terugkwam, was alles dan kapot?
Nee, eigenlijk viel dat nog goed mee. Er was weinig kapot. Alleen, zoals ik daarjuist zegde, het dak van het café.

Zijn er samen met de Canadezen ook geen mannen van de Witte Brigade de vaart overgestoken?
Ja, een zekere De Laet bijvoorbeeld, die ze de Kromme noemden. Andere namen ken ik niet.

Daarjuist sprak u over gestolen varkens. Naar het schjjnt zouden er ook in de fabriek van Meeus veel gezeten hebben.

Ja, daar zaten misschien wel een paar honderd varkens! Levende. Bijna alle mensen van het dorp zijn er daar een gaan halen, het zal niet veel schelen. Dât moest ge gezien hebben, een massale plunderpartij’ (5)!

Van wie waren die varkens? Van de Duitsers?

Wel nee, van Meeus zelf waren die! Waar hij ze gehaald heeft weet ik niet. De fabriek lag toen al een paar jaar stil, maar Meeus had daar nog van alles zitten. En de mensen zijn dat daar allemaal komen wegsleuren. Ook die tien varkens van ons waren dus weg.

Graanhandelaar Frans Wuyts woonde hier om de hoek. Heeft uw vader veel met hem samengewerkt?
0 ja, dat was een makelaar, een groothandelaar. En hij is burgemeester geweest ook. Dat weet ge toch hé? Natuurlijk heeft mijn vader met hem zaken gedaan, dat spreekt toch vanzelf.

Hoe hebt u hem gekend?
Als een brave mens, een heel brave mens. Hij heeft effenaf voor Wijnegem veel gedaan. Hij zorgde voor eten, voor vis onder andere, voor haring bijvoorbeeld. Hoe hij het allemaal klaar kreeg weet ik niet, maar hij heeft ervoor gezorgd dat er altijd aanvoer was van van alles en nog wat.

Hoe is hij eigenlijk burgemeester geworden, eind ‘41? Heeft uw vader geen rol gespeeld in zijn aanstelling?
Niet dat ik weet. Wuyts hield zich wel een beejte met politiek bezig. Ik denk dat hij bij de Vossen was, bij de Vlaamse Ou-Strijdersbond. En een beetje Duitsgezind was hij ook wel, dat spreekt vanzelf, maar nooit heeft hij iets ondernomen tegen mensen die van een ander gedacht waren, absoluut niet. Hij heeft nooit iemand aangegeven of kwaad gedaan. Integendeel, hij heeft veel mensen geholpen. Hij gaf graag aan mensen die iets nodig hadden.

Was hij ook lid van het VNV?
Dat denk ik wel., maar ik weet het niet zeker (6). Ons vader in elk gevaL wel.

Uw broer Emiel is toen ook schepen geworden, begin ‘42.
]a, samen met Stafke Matthijssens.

Zijn zij officieel door de gemeenteraad verkozen?
Dat kan ik niet zeggen. Er is geen verkiezing geweest, denk ik (7) . Ik denk dat zij misschien aangesteld zijn omdat ze wat meer wisten dan een ander, omdat ze van een en ander wat beter op de hoogte waren.

Hebben ze daar na de bevrijding geen problemen mee gehad?
Na de bevrijding zijn ze terug afgezet. Staf Matthijssens heeft daar nog veel last mee gehad; hij heeft vastgezeten, maar onze Miel. niet. Die heeft geen problemen gehad (8). Mijn vader ook niet.

Werd er in de oorlog bjj u thuis nooit over politiek gesproken, vermits uw broer toch schepen was?
Nee, daar werd nooit iets over gezegd. Over dat schepengedoe heb ik nooit veel horen spreken.

Is de bevrijding hier over de brug ook intens gevierd?
Op straat was er wel een beeije kermissfeer, maar niet veel. Want wij zijn pas een kleine drie weken na het dorp bevrijd, dus de grote feestelijkheden waren eigenlijk al. voorbij. Het leven is hier tamelijk rap terug zijn normale gang beginnen gaan.

En de maalderij?
Daarmee is het sti[letjes achteruitgegaan. Dat was te begrijpen natuurlijk: alles had vijf jaar lang bijna volledig stilgelegen. We waren veel klanten kwijt. De mensen waaraan we voor de oorlog leverden hadden in de oorlog meestal hun plan getrokken in hun eigen gemeente. De bakkers van Zandhoven of van Pulderbos bijvoorbeeld gingen naar de maalder van hun eigen dorp, en na de oorlog bleven ze daar gaan.

Hoelang heeft de maalderij nog gewerkt?
Na de oorlog hebben we met wat minder personeel nog een aantal jaren verder gewerkt. Maar op de duur kregen we ook te kampen met schuldenaars die niet over de brug kwamen. Op een bepaald moment werden wij uitgenodigd op een kippenkwekerij in Beerzel, bij Heist-op-den-Berg, waar een paar Japanners kippen en hanen kwamen selecteren. We werden daar als prinsen ontvangen, en we gingen zogezegd gouden zaken doen met die mensen, maar van de miljoenen waar het over ging hebben we nooit iets gezien. Zo was het met de firma ten langen leste afgelopen, in ‘63 als ik me niet vergis. Ik heb de zaak dan samen met onze Miel nog een tijdje voortgedaan, tot we allebei op pensioen zijn gegaan, in ‘79. Toen zijn we er definitief mee gestopt.

En wat is er met de gebouwen gebeurd?
Ze zijn uit de hand verkocht.

Mogen we het nu eens over iets helemaal anders hebben? De wijk Stokenj is ook altijd bekend geweest voor haar kermis. Hebt u die kermis nog weten ontstaan?
Nee, ik heb nooit anders geweten dan dat die er was, iedere laatste zondag van april. Een jaar of vijf geleden heeft ze er voor het laatst gestaan. Het is spijtig dat ze is verdwenen, want echt waar, zoals Stokerij kermis was er uren in het rond geen andere.

De kermis van Tweede Paasdag, in het dorp, is toch ook altjd heel druk geweest?
Och zwijg, die kon nog niet riéken aan die van de Stokerij. Alleman kwam hier naartoe, vanuit de verre omtrek. Vijf of zes danstenten stonden hier, wilt ge dat geloven? (Maria) Toen ik klein was woonden wij in Sint-Antonius, en toen gingen wij, mijn ouders, mijn zuster en ik, samen te voet door de bossen van Schilde naar Stokerij kermis! Ik weet zelfs nog heel goed hoe de foor hier toen opgesteld stond.

Hoe kwam het toch dat die kermis zoveel aantrek had?
Omdat het hier zo gezellig was zeker? Wist ge bijvoorbeeld dat er in mijn jonge tijd tussen de brug van het dorp en onze brug hier zestien cafés waren, zestien? En in elk café werd er met Stokerij kermis gezongen en muziek gespeeld: orgel, accordeon, noem maar op. Er hing echt een ongelooflijke sfeer.

Hoeveel cafés waren er hier in de Hippoliet Meeusstraat zelf?
In de Hippoliet Meeusstraat alleen al. waren er niet minder dan zeven. Het begon met nonkel. Juul hierover, en dan De Smeed, bij Van Rompaey. Dan hadt ge Gust Wens, de Luyckx, op de hoek ginder nog een, een op het einde van de straat, en dan Gène Cl.aes aan de brug...

En dan waren er nog heel wat op de Turnhoutsebaan.
Hier op de hoek café De Stoken], en een beeije verder Pol. Lemouche...

Lemouche, was dat ook geen velomaker?
Ja, dat kan wel..

Was het dezelfde Lemouche die als technicus in de stokenj Meeus werkte, en die daarna de gistfabriek De Leeuw mee heeft opgericht?

Nee, dat denk ik niet. Dat zaL wel. een andere geweest zijn.

En café Blue Moon, waar was dat? Was dat café niet bekend voor zijn wilde dochters?
Ja, maar dat was Later natuurlijk. Vroeger heette dat café De Posthoorn. Van de Letens hé, Wis Leten. Dat was toen een bekend café. En Rikske Gorris, die nu nog in Wijnegem woont, heeft hier wel. drie verschillende cafés gehad. En dan aan de vaart, aan de beerput...

De Beerput, dat was toch geen naam van een café zeker?
Nee, daar was een echte beerput, aan het pl.eintje op het einde van de Oude Turnhoutsebaan. Daar kwamen schepen vanuit Antwerpen beer Lossen.

Kwamen ze daar ook zelfs geen beer lossen met de stoomtram?
Dat weet ik niet. Ik denk dat de boeren uit de omgeving daar beer kwamen scheppen om hun grond te bemesten. Op het fabriek van tvleeus kwamen ze ook draf halen, voor de beesten.

Als we dat allemaal zo bekijken, dan moet het hier vroeger toch een heel drukke buurt geweest zijn.
Ja, het was hier heel. druk, maar gezéllig druk. Nu is het ook nog druk, maar nu zijn de mensen vervangen door auto’s. Van alle zijstraten van Wijnegem is de Hippoliet Meeusstraat zeker en vast de drukste. Tweeduizend auto’s passeren hier elke dag. Allemaal mensen van Schilde, die de Turnhoutsebaan willen vermijden en langs achterdoor komen. Van aan de kerk van Schii.de, heel die omgeving, dat verkeer komt allemaal langs hier. Het heeft pas nog in de gazet gestaan: tweeduizend auto’s per dag.

Het buurtleven van nu is dus zeker niet meer te vergelijken met dat van vroeger?
Zwijg stil nee, dat is niet meer te vergelijken. De mensen kennen elkaar niet meer. Als het vroeger zo’n weer was als vandaag, dan zaten hier zeker vijftig mensen buiten op straat, op hun stoel voor de deur. Hierover in nummer 14 was een winkeltje, een soort snoepwinkeltje, bij Diske en Leonieke Oudermans. Diske, of Désiré, werkte bij Meeus, en Leonieke deed de winkel. Wel, bij goed weer stonden daar iedere avond dertig of veertig jongeren te babbelen en te spelen; ongelooflijk wat een gezellige drukte dat gaf op straat. Nu ziet ge geen kat meer.

En waarmee amuseerden ze zich dan zoal?
Met babbelen hé, lachen, wat hinkelen, knikkeren, paapke schiet spelen... Echt gezellig ging het er aan toe. Paapke schiet, dat is hier verschrikkelijk veel gedaan (9).En kegelen ook, met negen kegels en een bal. Bij Wagemans, naast het café, lag buiten een houten kegelbaan. En een twee de kegelbaan was er bij Claessens. Dat was een overdekte, in een soort garage. Daar speelden ze in de winter en ‘s avonds, soms tot stukken in de nacht. En voor veel geld hé. Vanuit dorpen in de omtrek kwamen ze naar hier om te kegelen.

Dat waren dus echte wedstrijden?
]aja, prijskampen. Iedereen zette in, en diegene die de meeste kegels had won de pot. Er waren overal kegelclubs. Zelf heb ik maar af en toe eens meegedaan. Ik ben nooit een goede kegelaar geweest.

En dat is nu allemaal gedaan.
Och, ik zeg het nog eens, op straat ziet ge niemand meer. Maar dat is overal zo, niet alleen hier. De mensen zitten niet meer buiten. Tegenwoordig kunt ge in uw bloot gat op straat lopen. (Maria) Ik zou willen dat de mensen die hier dertig, veertig jaar geleden woonden eens terug kwamen kijken naar hun straat, om te zien hoe triestig het hier nu geworden is. Vroeger was het hier zo gezellig wonen, zo plezant. De mensen amuseerden zich, maar nu... niets meer! (Jos) De oudere mensen zijn hier allemaal weg, want ik ben nu de oudste van de straat. De huizen worden allemaal verkocht aan jonge mensen. Ze veranderen alles, ze werken en doen alles zelf, naargelang dat ze centen hebben. Ge kunt zelfs niet meer zien of het zondag is of weekdag, altijd zitten ze te werken. Maar hun geburen kennen ze niet meer. Nee, tegenwoordig is het hier een heel triestige buurt geworden, neem dat gerust van mij aan.

Afbeeldingen

(Fotot 1) (Niet-ondertitelde, paginagrote foto met Jos Helssen in 1999)

(Foto 2). De stellingmolen is vermoedleijk gebouwd met stenen vanh et oude kasteel dat in het park stond. Constant Joostens liet dit immers in dezelfde periode afbreken. Foto 1905.

(Foto 3) Twee paarden trekken een waal (houten trekschuit met platte bodem) uit de sluis van de Kempische vaart, ter hoogte van de huidige Houtlaan. Foto 1908.

(Foto 4) De maalderij met personeel en wagenpark rond 1930. Op de achtergrond de Renault, vermoedelijk de eerste auto van Wjjnegem.

(Foto 5) De maaldersfamilie Helssen in 1941. V.l.n.r. vooraan: Jozef Helssen, Maria Meylemans, Constant en Victor Helssen. Achteraan: Gustaaf, Alfons, Frans, Emiel en Ludovicus Helssen.

(Foto 6). De Hippoliet Meeusstraat in de richting van het kanaal in 1958. Rechts vooraan de zonneluifel van café De Stokerij; aan de overzijde bevond zich café Breughel.

Noten

[1] In het boekje van ]uu[ Wuyts, Enkele grepen uit de geschiedenis van Wijnegem, Lezen we: Een Engelse bommenwerper, achtervolgd door Duitse jachttoestellen moest, om te ontkomen, zijn bommenlast uitwerpen. Deze kwamen neer in de tuin en op het woonhuis derfamilie Bourlet in de Hippoliet Meeusstraat. Hier betreurde men de eerste slachtoffers: - vader, moeder en zoon (p. 49).
[2] De eeuwenoude standaardmoLen, die volledig rond zijn as kon draaien, kwam in 1856 door erflating in het bezit van Constant Joostens (1804-1870). Deze zoon van een rijke reder was schepen van Antwerpen, senator en officier in de Leopoidsorde. De houten moLen ging in vlammen op in 1861. Constant Joostens Liet dadelijk op dezeLfde pLaats een nieuwe, stenen stellingmoLen bouwen, waarvan alleen de kop kon draaien.

(3) Juul Wuyts zegt daarover (p. 45): Het bouwen van de sluis gebeurde in 1935. De sluis is bijna 12 meter diep. Bij het graven vond men op ongeveer 10 m. diepte wervels van reusachtige vissen, mogelijk wo/vissen. Ook vond men haaietanden, wat bevestigt dat de zee in vroeger eeuwen onze streken overspoelde.

[4] De Duitsers hadden zich verschanst tussen de Groenstraat en de Hippoliet Meeusstraat. Twaalf onder hen sneuvelden bij de gevechten aan de Stokerij, maar slechts één dode werd geïdentificeerd: Otto Neubauer, gesneuveld op 22 september, en begraven op het Duits kerkhof in Lommel. Aan de zijde van de weerstanders vielen ook twee doden: René Bosmans uit Beringen sneuvelde op 16 september, Hubert Van den Eede uit Opdorp op 17 september 1944.

5] Zie ook bij Jos Leysen.

[6] Volgens sommigen zou Frans Wuyts (1892-1953) lid zijn geweest van het VNV, anderen menen zelfs dat hij een aanhanger was van de DeVlag, maar niemand van de mensen die we erover ondervraagd hebben kon het met zekerheid bevestigen. Marcel Wuyts, zoon van de oorlogsburgemeester, verklaart zelfs met grote stelligheid dat zijn vader noch van de ene, noch van de andere politieke partij Lid was. Hij zou voor de functie van burgemeester zijn aangezocht door Vic Helssen, vader van onze gesprekspartner, VNV’er en voorzitter van de Wijnegemse Middenstandsvereniging. Frans Wuyts zou zijnerzijds voorzitter geweest zijn van het zogenaamde Eenheidsfront van de Middenstand. Hij kende ook de Antwerpse Ortskommandant, een collega-graanhandelaar uit Hamburg, met wie hij reeds voor de oorlog zakelijke contacten had onderhouden.

[7] Gustaaf Matthijssens junior, zoon van schepen (1934-1937) Gustaaf Matthijssens senior, werd op 20 december 1941 als schepen aangesteld ingevolge een besluit van de Secretaris-Generaal van Binnenlandse Zaken, VNV’er Gerard Romsee. Hij verving Jozef 3oris. Emiel Helssen werd als vervanger van Frans Van Dessel aangesteld bij besluit van 10 januari 1942. Beide aanstellingen gebeurden dus niet bij verkiezing door de gemeenteraad, want het Duitse Militair Bestuur, in de persoon van Eggert Reeder, had reeds in april ‘41 de gemeenteraden verboden nog verder te vergaderen. Zij werden immers beschouwd als uitwassen van een decadent parlementair regime. De bevoegdheden van de gemeenteraden werden overgedragen op de schepencolleges. Deze mochten volgens een verordening van 31 december 1940 ook buiten de gemeenteraad worden samengesteld. Op die manier werd ook burgemeester Wuyts op 2 december 1941 buiten de gemeenteraad aangesteld, in vervanging van Henri Saveniers. De Wijnegemse gemeenteraad heeft niet vergaderd tussen 22 februari 1941 en 7 oktober 1944.

[8] Emiel Helssen diende reeds op 13 april 1944 bij de Secretaris-Generaal zijn ontslag als schepen in. Het werd aanvaard op 4 mei. Waarschijnlijk ligt in dat vroegtijdig ontslag de verklaring voor het feit dat hij, in tegenstelling tot burgemeester Wuyts en schepen Matthijssens, na de bevrijding niet werd lastiggevallen.

(9) Paapke schiet is een gezelschapsspel dat vooral in het Antwerpse vroeger veel werd gespeeld onder buren. Alle spelers hebben een loden schijf, meestal gegoten in het deksel van een doosje schoensmeer. Daarmee werpen ze naar de paap, een rond stukje hout van ongeveer tien centimeter hoog, meestal een stuk borstelsteel. Bovenop de paap legt men de inzet, indertijd meestal muntstukjes van vijf of tien centiemen. Wanneer een speler erin slaagt vanop de meet, op een afstand van een achttal meter, de paap omver te gooien, vliegen de geldstukjes in het rond. De spelers mogen dan de muntstukjes oprapen die dichter bij hun schijf liggen dan bij de paap. Om de beurt werpt men eventueel verder tot de hele inzet is verdeeld.

--------

Rouwbericht van Jos Helssen
De familie meldt U met droefheid het overlijden van
Jos Helssen
Weduwnaar van Maria-Christina Van Rompaey
geboren te Wijnegem op 14 september 1909 en overleden te Malle in het A. Ziekenhuis St.-Jozef op 7 juni 2005.
U wordt uitgenodigd op de afscheidsliturgie in de parochiekerk van O.-L.-Vrouw te Wijnegem, Wommelgemsteenweg 34-36, op donderdag 16 juni 2005 om 11.30 uur. Samenkomst en gelegenheid tot groeten in de ontmoetingsruimte van voornoemde kerk vanaf 11.10 uur. De teraardebestelling geschiedt in de familieconcessie op de begraafplaats van Wijnegem. Gelegenheid tot groeten in het mortuarium van het A.Z. St.-Jozef te Malle op maandag en woensdag tussen 14 en 16 uur, op dinsdag tussen 17.30 en 19 uur, tijdens het weekend om 11 uur. Vrienden en kennissen die bij vergetelheid geen rouwbrief ontvingen, worden hiermede beleefd uitgenodigd.
Hippoliet Meeùsstraat 1 – 2110 Wijnegem. Rouwadres: Guido en Fabienne Van der Voort – Helssen Koekoekdreef 36 – 2980 Halle-Zoersel

-------------------

JAA, "Vrees voor sloop van eeuwenoude Molenhoeve. Erfgoedstudie moet uitwijzen hoe waardevol clublokaal Royal Antwerp Rowing Club is", Gazet van Antwerpen, 19.11.2016.
- Achter de Molenhoeve stond vroeger echt een molen. Die werd in 1911 afgebroken.Foto: Heemkundige Kring Jan Vleminck
- De Molenhoeve vandaag. Foto: JAA
- De Antwerpse roeiploeg op de eigen club-aanlegsteiger aan de Kempische Vaart, ergens in de jaren '30. Foto: RARC archief
Wijnegem -  De heemkundige kring Jan Vleminck trekt aan de alarmbel over één van de oudste gebouwen van Wijnegem. De Molenhoeve, gebouwd in 1842, dreigt te worden afgebroken om plaats te maken voor appartementen. Een studie moet duidelijkheid verschaffen over de erfgoedwaarde van het niet beschermde gebouw langs het Albertkanaal.
De Molenhoeve aan de Stokerijstraat, niet ver van het Kanaal-project van Axel Vervoordt, en de molen zelf maakten al sinds 1527 deel uit van het aloude domein Wijnegemhof, waarvan senator Constant Joostens in 1861 eigenaar werd. Hij verkocht zowel molen als hoeve tussen 1869 en 1886 aan de familie Meeus, die 140 jaar geleden één van de grootste jeneverstokerijen ter wereld deed draaien in de gebouwen waarin nu o.m. supermarkt Cru en heel wat dure appartementen ingericht werden.
De molen werd al afgebroken in 1911 om de verbreding van het kanaal mogelijk te maken, maar de hoeve bleef overeind. In 1935 vond de Royal Antwerp Rowing Club er onderdak.
1842
“Het bouwjaar staat met muurankers groot op de zijgevel: de Molenhoeve dateert van 1842. Het gebouw is waardevol als onderdeel van het historische Wijnegemhof, maar is ook bouwkundig  interessant.”, stelt Leo Spaepen van de Wijnegemse Heemkundige Kring Jan Vleminck. Leo Spaepen en andere Wijnegemnaren zijn ongerust naar aanleiding van de mogelijke afbraak van de Molenhoeve. De RARC, met vandaag nog 70 leden, wil graag verhuizen naar Viersel. 
Het RARC-bestuur laat niet in haar kaarten kijken, maar het is duidelijk dat er veel centen zullen nodig zijn om het nieuwe clubhuis in Viersel te kunnen bekostigen. De verkoop van de Molenhoeve ligt voor de hand en het is ook duidelijk dat een volledige afbraak van het oude gebouw, dat vandaag nog alleen dienst doet als fitnessruimte, verzamelplaats van prachtige oude bekers en feestzaal, meer geld naar de clubkas zal doen vloeien dan een herbestemming van de oude boerderij. 

Literatuur

Correns R., "De oude molen te Wijnegem", Tijdschrift van de Heemkundige kring Jan Vleminck - Wijnegem, 1973, nr. 22 (nov.), p. 71-72.
Wijnegemnummer, De Toerist, XLVIII, 1968, 7, p. 161-175.
Hugo Lambrechts-Augustijns Hugo, "De windmolen van Wijnegem", in: Tijdschrift van de Heemkundige kring Jan Vleminck - Wijnegem, 2002, 2 (sept.), 3 (dec.), 2003, 1 (april), 2 (sept.).
Hugo Lambrechts-Augustijsn, "De Windmolen van Wijnegem - deel III", in: TIjdschrift van de Heemkundige Kring Jan Vleminck, 2003, 8 p.
Hugo Lambrechts-Augustijns, "De Windmolen van Wijnegem - deel IV", in: Tijdschrift van de Heemkundige Kring Jan Vleminck, 2003, 8 p.
Evers Carlo, "Wat straatnamen vertellen - Marktplein, Merksemsebaan, Molendreef, Molenheide, Muggenlei, Nachtegalenweg, Notenboomstraat", Tijdschrift van de Heemkundige kring Jan Vleminck - Wijnegem, 2011, 3, dec.
Goetschalckx, "Schooten en Merxem. Oorkonden", in: Bijdragen tot de Geschiedenis, III, 1904, p. 551-556; IV, 1905, p. 191-201 en 434-438 en VII, 1908, p. 283-308.
Springael G., "Eenige historische herinneringen en bijeenrapelingen over Wijnegem en omstreken, I-II, Antwerpen, 1897.
Carlo Evers & Leo Spaepen, "Herinneringen aan Wijnegem: 20 bekende Wijnegemnaars vertellen", Wijnegem, Heemkundige Kring Jan Vleminck Wijnegem, 2000, 420 p., ill. (p. 34-47).
J. Wuyts, "Enkele grepen uit de geschiedenis van Wijnegem", Wijnegem, 1952.
"Wijnegem in oude prentkaarten doro de Heemkundige kring "Jan Vleminck", Zaltbommel, 1972.
(Els De Kinderen), "Victor Helsen, molenaar te Wijnegem", De Belgische Molenaar, LXXI, 1976, p. 52.
"Inventaris van de gebouwen en monumenten te Wijnegem daterend van voor 1914" (Heemkundige kring Jan Vleminck v.z.w. Wijnegem juni 1974).
Herman Holemans & P.J. Lemmens, , "Molens van de Voorkempen en van Groot-Antwerpen", Nieuwkerken, Ten Bos - Studiekring Ons Molenheem, 1983, p. 105-106.
Herman Holemans, "Wind- en watermolens in de provincie Antwerpen. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 3. Gemeenten P-Z", Opwijk, Studiekring Ons Molenheem, 2011.
Ets met onderschrift: Molen in de Kempen (coll. Jan de Bree)

Persberichten
JAA, "Vrees voor sloop van eeuwenoude Molenhoeve. Erfgoedstudie moet uitwijzen hoe waardevol clublokaal Royal Antwerp Rowing Club is", Gazet van Antwerpen, 19.11.2016.

Mailberichten
Joris Helssen, 19.03.2015 en 23.07.2015 ((achter)achterkleinzoon van de molenaars Vic en Jos Helssen)

Overige foto's

<p>Molen aan de Stokerij<br>Stokerijmolen<br>Molen Helssen</p>

Prentkaart. Edit. F. Hoelen, Kapellen, 1901. Verzameling Ons Mlenheem

<p>Molen aan de Stokerij<br>Stokerijmolen<br>Molen Helssen</p>

Prentkaart gezusters Joris. Verzameling Ons Molenheem

<p>Molen aan de Stokerij<br>Stokerijmolen<br>Molen Helssen</p>

Prentkaart F. Hoelen, phototypie, Kapellen. Verzameling Ons Molenheem

<p>Molen aan de Stokerij<br>Stokerijmolen<br>Molen Helssen</p>

Prentkaart. Verzameling Ons Molenheem

<p>Molen aan de Stokerij<br>Stokerijmolen<br>Molen Helssen</p>

Prentkaart Emile Schrey, Berchem. ca. 1907. Verzameling Ons Molenheem

Stuur uw teksten over deze molen  | 
Stuur uw foto's van deze molen
  
Laatst bijgewerkt: vrijdag 30 december 2016

 

De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.

zoek in database zoek op provincie Stuur een algemene e-mail over molens vorige pagina Home pagina Naar bestaande molens