Molenzorg

Ruiselede, West-Vlaanderen


Algemeen
Collectie
Verdwenen Belgische Molens
Naam

Maalstapelmolen
Molen van Maalstapel
Stampmeulen

Ligging
Vlaagtweg
8755 Ruiselede

hoek met Groene Sprietstraat


toon op kaart
Type
Staakmolen
Functie
Oliemolen, runmolen
Gebouwd
voor 1530 / 1551
Verdwenen
na 1530 / tussen 1657 en 1661
Beschrijving / geschiedenis

De Maalstapelmolen was een houten korenwiindmolen op de hoek van de Vlaagtweg (die van de Klaphulle komt) en de Groene Sprietstraat.

De staakmolen behoorde tot de heerlijkheid Maalstapel, een leen van Vinderhoute-Merendree, behorend tot de Gentse kasselrij van de Oudburg. Het leen had geen foncier maar ontving renten op een aantal gronden. Deze gronden lagen tussen de Abeelstraat en de Klaphullebeek te Ruiselede en reikten tot aan de grens met Schuiferskapelle. Hiernaast behoorden nog twee enclaves tot de heerlijkheid: een eerste aan de oostkant van de Bruggesteenweg ten zuiden van de Wantebeek en een tweede in de Vorte Bossen (Bruwaanstraat), ten noorden van de Wantebeek. De heerlijkheid met baljuw en schepenen mocht recht spreken, de galg situeerde zich ter hoogte van de Galgenstraat nr. 4. De heerlijkheid had nog eens twaalf lenen in Ruiselede waaronder "Klein Goed ter Vlaagt", indertijd eigendom van de ridders van Malta. Voor 1580 behoorde Maalstapel aan de familie van denHecke, daarna aan de famiie de Schietere.

Er was al in 1530 sprake van een windmolen van Maalstapel, naast het goed te Zevekote. Het was een korenwindmolen die voor 1550 verdweeen.

In 1551 werd een nieuwe opgericht door Symoen van de Coutere. Rekeningen van dat jaar vermelden: "De Symoen vande caustere auquel ledict watergrave a octroyé consentie et accordé le vent d'un moulin pour estamper huille et mouldre escorsse en la paroisse de Russelede en la Sie de Maelstapele..." Symoen Vandecoutere kreeg dus in 1551 toestemming om een windmolen op de heerlijkheid van Maalstapel op te richten. De windmolen moest dienen om olie te stampen en schors te malen.

In het renteboek van Maalstapel van 1592 wordt melding gemaakt van de molenwal. In het renteboek van 1611 lezen we bij de opsomming van de percelen en hunn gebruikers: "Den meulewal daer plach te staene het stampcot...".

Op een figuratieve kaart van Lodewijk de Bersacques uit 1613 (opmeting van het Goed te Zevekote) duidelijk afgebeeld als houten teerlingmolen en aangeduid als "Stampmuelen".

Als erkenningsrecht voor die windmolen werd jaarlijks 20 schellingen parisis betaald, o.m. voor de jaren 1600 tot 1619.

Op de "Grenskaart tussen de kasselrijen Kortrijk en de Oudburg" van 1627, geschilderd door dezelfde Lodewijk de Bersacques staat "de muellemotte". De molen zou zeker al in 1661 zijn verdwenen. In 1760 spreekt men van zaailand "het stampcot met zuid den ouden meulenberg". Op de Ferrariskaart (1770-1778) staat nog de molenwal getekend.

In deze rekeningen van de Watergragie staat telkens een Symoen van de Coutere ingeschreven, zelfs nog in 1657. De eerste Symoen was kort na 1532 gesignaleerd aan de Abeelstraat en de Tieltweg. Hij verwierf een perceel Poekse grond van Symoen Braet. Die Vandecouteres werkten op talrijke molens, in Ruiselede, Kanegem en Wingene.

Loy van de Coutere, zoon van Symoen, werd rond 1520 geboren op Maalstampel. De sporen die hij naliet zijn betekenisvol voor de molengeschiedenis van Ruiselede.

In 1551 - hetzelfde jaar als zijn vader - kreeg Loy toestemming een rosmolen op te richten te Wingene, op de heerlijkheid van het Hauweelse. Vier jaar later - in juli 1555 - kende de Rekenkamer van Rijsel aan deze man nog twee octrooien toe. Loy mocht vooreerst een rosmolen neerzetten op zijn erf te Ruiselede. Daarnaast kreeg hij ook toelating om een windmolen te bouwen voor het stampen van olie en het malen van schors.

Uit de oudfranse tekst van deze octrooien leiden we het volgende af.
A. Loy moest voor elke vergunning eenzelfde jaarlijkse belasting betalen van 12 groten Vlaams. Deze werden geïnd door de ontvanger van de grafelijke domeinen van Harelbeke en Menen, op de naamdag van Joannes de Doper (24 juni). Anderen betaalden op de gebruikelijke zitting van de watergraaf te Tielt, op Sint-Lucasdag (18 oktober).
2. Voor zijn oliemolen handelde Loy vooral uit winstbejag, maar voor de rosmolen werden "grondiger" redenen aangevoerd. De pastoor, de baljuw en de parochianen van Ruiselede verklaarden immers dat er toen (1555) dagelijks nieuwe burgers te Ruiselde kwamen wonen, en dat de boeren tijdens de windstille periodes hun toevlucht moesten nemen tot de watermolens van Gent, Brugge en Harelbeke.  Vraag is of dit in dit realiteit wel zo was of dat dit slechts een enkele keer voorgekomen was.
3. Loy maakte van zijn windbrief en bouwrechten vermoedelijk geen gebruik. Volgens algemene belastingsheffingen van 1569 tot 1577 woonde Loy niet te Ruiselede. Zijn broer, Joos van de Coutere, beheerde te Ruiselede "één oliemolen met een klein huizeken beneden aan de wal", met name te Maalstapel.

Symoen van de Coutere en zijn nakomelingen hielden de windmolen van 1551 tot na 1657 in eigen bezit. Deze gegoede molenaarsfamilie verwierf gemakkelijk een viertal octrooien voor de oprichting van molens en baatten ook molens uit te Vinkt, Wingene en Kanegem.

De windmolen verdween tussen 1657 en 1661. Vermoedelijk werd hij vernield door binnenvallende Franse troepen.

André BRAET

Literatuur

Archieven
Stadsarchief Gent, Penningkohieren Ruiselede, 1569.
Stadsarchief Gent, Penningkohieren Ruiselede, 1572.
Stadsarchief Gent, Penningkohieren Ruiselede, 1577.
Rijksarchief Gent, Fonds Land van de Woestijne, nr. 402.

Werken
Braet A., De familie Braet: daar bij de molens…, in Oud Ruysselede. Heemkundig Tijdschrift Doomkerke, Kruiskerke, Ruiselede, jg. 1, nr. 1, 1984, p. 27-28.
Braet A., De onbekende molen van Maalstapel, in Oud Ruysselede. Heemkundig Tijdschrift Doomkerke, Kruiskerke, Ruiselede, jg. 4, nr. 1, 1987, p. 15-20.
Braet M., Verklaring van de Ruiseleedse straatnamen, in Oud Ruysselede. Heemkundig Tijdschrift Doomkerke, Kruiskerke, Ruiselede, jg. 23, nr. 1, 2006, p. 33.
Coppens W., Depredomme J., Een vlucht naar het verleden…, in Oud Ruysselede. Heemkundig Tijdschrift Doomkerke, Kruiskerke, Ruiselede, jg. 8, nr. 3, 1991, p. 124-125.
Deguffroy G., Ruiseleeds Molenrepertorium, in Oud Ruysselede. Heemkundig Tijdschrift Doomkerke, Kruiskerke, Ruiselede, jg. 14, nr. 2, 1997, p. 75-77.
Deguffroy G., Depredomme J., Ruiseleedse plaatsnamen, in Oud Ruysselede. Heemkundig Tijdschrift Doomkerke, Kruiskerke, Ruiselede, jg. 10, nr. 4, 1993, p. 195.
Depredomme J., Ruiseleedse gebouwen en plaatsnamen op de Grenskaart van 1627, in Oud Ruysselede. Heemkundig Tijdschrift Doomkerke, Kruiskerke, Ruiselede, jg. 2, nr. 2, 1985, p. 87-92.
Verhoustraete A., Feodaal overzicht van Ruiselede, Maldegem, overdruk uitAppeltjes van het Meetjesland, jg. 16, 1965, p. 82-131.
Van Vlaenderen P. & Vranckx M., Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Ruiselede, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL39, 2008

Stuur uw teksten over deze molen  | 
Stuur uw foto's van deze molen
  
Laatst bijgewerkt: vrijdag 12 februari 2016

 

De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.

zoek in database zoek op provincie Stuur een algemene e-mail over molens vorige pagina Home pagina Naar bestaande molens