Molenzorg

Tollembeek (Galmaarden), Vlaams-Brabant


Verzameling Ons Molenheem
Collectie
Verdwenen Belgische Molens
Naam

Heetveldemolen
Windmolen van Heetvelde
Molen Durant

Ligging
Molenveldbaan 4
1570 Tollembeek (Galmaarden)

noordwestzijde
Heetvelde
2,4 km NW v.d. kerk
kadasterperceel A82


toon op kaart
Type
Staakmolen
Functie
Korenmolen
Gebouwd
ca. 1792
Verdwenen
1928, sloop
Beschrijving / geschiedenis

De Windmolen van Heetvelde was een houten korenwindmolen op de noordwestzijde van de Molenveldbaan (nr. 4), op Heetvelde, op 2,4 km ten noordwesten van de kerk van Tollembeek. Deze plek wordt ook Heetveld genoemd en ligt ongeveer 800 meter van de kasteelhoeve Heetvelde. (Molenveld wordt soms ook klein Hollebeek genoemd). De windmolen mag niet verward worden met de nog bestaande watermolen "Heetveldemolen".

De standaardmolen werd rond 1792 opgericht door Marie-Angéline du Pont, dochter van de laatste heer van Heetvelde en weduwe van Henri-Joseph Herpignie. In 1801 werd hij uitgebaat door Judocus Orinx.

Naamsvermeldingen: Atlas der Buurtwegen (ca. 1841): "Heetveld Molen"; kadastrale kaart van P.C. Popp (ca. 1855): "Eetveldmolen".

Opeenvolgende eigenaars:
- ca. 1792, oprichting: du Pont Marie-Angéline, dochter van de laatste heer van Heetveld en weduwe van Herpignie Henri-Joseph
- rond 1801, uitbater: Orinx Judocus, molenaar
- voor 1834, eigenaar: Nechelput Paulus, burgemeester te Tollembeek en gehuwd met gehuwd met Catharina Herpigny. Paulus Nechelput sterft kinderloos. De erfgenaam werd zijn nicht Catherine Seghers.
- later, mutatie: a) Fransman-Vranckx Francis, geneesheer te Ninove en b) Bequet-Herpigny Thomas Joseph, eigenaar te Namen
- 16.09.1855, verkoop: Lumen Petrus Jos, landbouwer te Tollembeek (notaris Van den Houten)
- 19.04.1871, erfenis: de weduwe en kinderen (overlijden van Petrus Lumen)
- 14.01.1875, gfit: Simmelion-Lumen Carolus Ludovicus, molenaar te Herfelinen (notaris Wielant)
- 05.10.1892, gift: Simmellion-Vandenneucker Amedée, molenaar te Tollembeek (notaris Deleener)
- 02.09.1919, afstand: Simmillion Leocardie Philomena, zonder beroep te Tollembeek (notaris Ectors)
- 19.09.1921, erfenis: a) Durant-Simmillion Amedeus, landbouwer te Tollembeek en b) Durant Leopold, zonder beroep te Tollembeek

De standaardmolen was voorzien van een buik op de windweeg voor de plaatsing van een derde steenkoppel.

De windmolen werd in 1928 afgebroken. Eigenaar Amedee Durant liet een bijgebouw optrekken aan de rechterkant van het toenmalig woonhuis waarin een nieuwe molen werd ingericht met drie steenkoppels. Een deel van de inrichting was afkomstig van de gesloopte windmolen. De maalderij werd aangedreven door een gasmotor. Rond 1940 werd het elektriciteitsnet doorgetrokken en kon overgeschakeld worden op een elektromotor.

Lieven DENEWET & Herman HOLEMANS

Bijlagen

Maurits Peremans, "Thollembeek. Landkunde, Geschiedenis. Volkskunde", Brussel, 1926, p. 31.
De HEETVELDEMOLEN werd, omstreeks het jaar 1792 in hout opgetrokken door de We Henri Herpignie. In het jaar 1843, behoorde hij toe aan Paul Nechelput, en tegenwoordig is hij het eigendom van den h. Amedeus Durant. Er dient opgemerkt dat deze drie windmolens van het einde der 18e eeuw dagteekenen.

------------

Aan de babbel met Lea Durant (dochter van de molenaar op de Heetvelde-windmolen)

"Een mistige zaterdagmorgen, we draaien de wijk in, op het straatnaambord “Avondvrede”; dit spreekt al boekdelen. Achter het venster van de eerste kleine serviceflat zit Lea wat te lezen in de reclamedagbladen met haar brilletje vooraan op haar neus. Ze verontschuldigt zich omdat we even hebben moeten wachten aan de voordeur; op haar 91 is ze niet meer zo goed te been en heeft ze wat last van kortademigheid ten gevolge van het vele stof waarin ze in haar jeugd heeft gewerkt.

Wanneer we vertellen dat we even over de molens komen babbelen, zet ze zich er gezellig bij en komen, beetje bij beetje, de verhalen los. Van de windmolen waarop haar vader Amedee heeft gewerkt, weet ze haast niets. Ze was drie toen in 1928 deze molen afgebroken werd. Dat jaar werd ook haar broer André geboren. De motte waarop de molen stond herinnert ze zich heel goed. Tijdens haar jeugd heeft ze er veel gespeeld. Deze motte bevond zich rechts achter het huidige gebouw van “Dumeaulnes”, een voormalig breifabriekje. Later werd deze afgegraven en nu vinden we op die plaats de garages en een appartement achter het breigoedfabriekje. De maalstenen en de maalinrichting werden bij het afbreken van de windmolen overgebracht naar de bovenverdieping van het hoofdgebouw (rechterkant). Er waren drie steenkoppels.

Het graan werd naar boven getrokken en het gemalen goed kwam op het gelijkvloers. De aandrijving van het geheel moest ook worden aangepast. Elektriciteit kregen ze niet van de “compagnie”: het gebouw was te ver afgelegen. Er werd overgeschakeld op een “Gaz-pauvre”. Dit was een verbrandingsmotor op gas. Dit gas werd gewonnen uit het branden van cokeskolen en het vrijgekomen gas werd “gedraaid” (waarschijnlijk naar een compressievat) van waaruit de verbrandingsmolen een dag bevoorraad kon worden. Dat draaien was een zware karwei en werd de job van het jonge volkje. ’s Morgens voor het naar school gaan moest er dus gas gedraaid worden, zodat de molen de hele dag kon draaien. Heel regelmatig gebeurde het dat deze job niet klaar was voor de aanvang van de school en was te laat komen voor Lea en haar broer er regelmatig bij.

Hulp in de molen was steeds welkom. Builderen was ’t werk van moeder. In een builder ging het gemalen meel via een lange spiraal over verschillende zeven. Vooraan werd het fijne meel opgevangen, wat verder de kriel of kortmeel en op het einde de zemelen. In die periode was er ‘s zaterdags nog een halve dag les op school en in de namiddag moest

Lea wekelijks de stofferige molen kuisen. Broer André leerde stilaan de job van zijn vader en de jongste broer Paul was “geen molenaar”. Rond 1940 werd de aansluiting van de elektriciteit toegezegd en doorgetrokken. Zo kon er worden overgeschakeld op een elektrische motor. Jaarlijks moesten ook de molenstenen worden bijgekapt. Hiervoor kwamen elk jaar 2 kenners “van uit de Vlaanders” langs. In het relatief rustige seizoen gingen deze heren van molen naar molen om de stenen weer scherp te zetten. Ze verbleven gedurende enkele dagen op de molen met “kost en inwoon”, soms tot ergernis van de molenaar. Uitgebreid eten, geen haast maken maar ondertussen kon de molen wel niet draaien.

De oorlogsjaren zijn Lea ook sterk bijgebleven. In die periode heeft haar vader zich “kreupel” gewerkt. Onder hun “kalandieze” waren vele kleine boerkes van het Bruinsbroekse. Deze kwamen regelmatig ’s nachts via veldwegskes met een zak graan tussen hun fiets naar de molen. Er werd regelmatig gewacht tot het graan gemalen was en ze namen het meel dan terug mee naar huis. In deze periode moest men ook een gemeentelijke toestemming “ne Pazzevang” hebben om een zak graan te laten malen. En als het even kon werd er regelmatig (illegaal) meerdere keren een zak binnengebracht met dezelfde “pazzevang”. Voor sommige molenaars waren de oorlogsjaren gouden tijden, voor anderen niet. Hier op de Durantmolen was het eerder overleven gezien de installatie eerder klein was.

Rond 1960 werd het voor de vader steeds zwaarder en zwaarder en nam broer André het malen over, maar om echt rendabel te blijven moest de zaak dringend uitbreiden. Lea moest geen boer als man en huwde een postbode. De jongste zoon Paul had geen band met de molen en André kon het alléén ook niet aan en bovendien kreeg hij ook last van stof op de longen. André werd postbode en bouwde een woning in de Piepelo op 200 m van de molen. Uitbreiden ging niet door en de zaak draaide nog enkele jaren verder maar op een laag pitje.

Rond 1970 werd het gebouw overgelaten aan de familie Hugo, de toenmalige pachters van de kasteelhoeve van Heetvelde. Vader Hugo en zijn ongehuwde dochter woonden er maar korte tijd. De molen werd helemaal ontmanteld en Richard van de Heetveldemolen (watermolen) kocht een reeks wisselstukken, de molensteenscharen en enkele drijfwielen. De molenstenen kocht hij ook maar deze werden doorverkocht aan een Geraardsbergenaar. De huidige eigenaars “Dumeaulnes” kochten de zaak en vestigden er een breigoedfabriek. In 2005 sloot dit fabriekje."

Literatuur

Hubert De Weerdt & Luc Cromphout, "De molens van Galmaarden", Londerzeel, 2017.
Bernard Roobaert, "Overzicht van de molens van de streek van Edingen met hun oudste vermeldingen", Molenecho's, XXIV, 1996, nr. 3-4, p. 116-180 (160).
Maurits Peremans, "Thollembeek. Landkunde, Geschiedenis. Volkskunde", Brussel, 1926, p. 31.
Herman Holemans, "Kadastergegevens: 1835-1985. Brabantse wind- en watermolens. Deel 3: arrondissement Halle-Vilvoorde (M-Z)", Kinrooi, Studiekring Ons Molenheem", 1992, p. 64-65.
M.A. Duwaerts e.a., "De molens in Brabant", Brussel, Dienst voor Geschiedkundige en Folkloristische Opzoekingen van de Provincie Brabant, 1961.
B. Roobaert, "Een overzicht van de molens van het Oude Land van Edingen en hun oudste vermeldingen", in: "Het oude Land van Edingen en Omliggende, Herne, jg. XXI, 1993, nr. 2, p. 97-133, ill.
Y. Decoster, "Neringdoenden en handelaars te Tollembeek in de 19e eeuw", in: Bij ons in Tollembeek, dl. 6 (2e uitg.), 1995, p. 9-26.
R. Goffin, "Notice sur les familles Pennant et du Pont d'Heetveld", L'Intermédiaire des Généalogistesq, n° 72 (nov. 1957), p. 11.

Stuur uw teksten over deze molen  | 
Stuur uw foto's van deze molen
  
Laatst bijgewerkt: dinsdag 6 februari 2018

 

De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.

zoek in database zoek op provincie Stuur een algemene e-mail over molens vorige pagina Home pagina Naar bestaande molens