Molenzorg

Ukkel, Brussels Hoofdstedelijk Gewest


Fragment van schilderij van Agapit Stevens (Brussel, 1848 - Watermaal-Bosvoorde, 1924)
Collectie
Verdwenen Belgische Molens
Naam

Vleurgatmolen
Houtzaagmolen

Ligging
Waterloosesteenweg
1180 Ukkel

nabij het Vleurgat
ten zuiden van de huidige Basculestraat (ten westen van de Waterloosesteenweg), nabij de kruising met de Stanleystraat te Ukkel, op de grens met Elsene, kadasterperceel: Ukkel, sectie C, nr. 12.  


toon op kaart
Type
Achtkante houten bovenkruier
Functie
Houtzaagmolen
Gebouwd
1697-1698
Verdwenen
1877, sloop
Beschrijving / geschiedenis

Nood aan een houtzaagmolen
De Spaanse Nederlanden hadden in de tweede helft van de 17de eeuw herhaaldelijk te kampen met Franse invallen. Maarschalk de Villeroy liet rond 15 augustus 1695 Brussel beschieten. De schade was aanzienlijk: de meeste openbare gebouwen, vele kerken en wel 4000 huizen werden getroffen tot ernstig beschadigd. Toch verliep de heropbouw vanaf 1696 voorspoedig, vooral dank zij een goede samenwerking tussen de Brusselse magistraat en Maximiliaan Emanuel van Beieren, landvoogd van de Zuidelijke Nederlanden.1
Uit oorsaecke datter sooveel hout noodich is tot het herbauwen deser Stadt wilde de administratie van Domeinen en Financiën van de koning een zaagmolen bouwen in het Zoniënwoud ten zuiden van Brussel. Ze vroeg de Rekenkamer op 11 mei 1696 om advies.
Concrete aanleiding vormden de problemen die de kooplui hadden met hun (hand)zagers: zij hadden teveel werk, verlieten hun werkplaatsen (in tegenstrijd met de statuten in het Keurbouck) en lieten zich overhalen om tegen een hoger loon voor anderen te werken.

Op zoek naar een geschikte locatie voor een watermolen
Probleem was dat er in het Zoniënwoud geen geschikte molenbeken te vinden waren. De waterlopen in La Hulpe (Terhulpen) en Tervuren zouden wel passen, maar waren te ver verwijderd van de wegen tussen het Zoniënwoud (waar de te kappen eikenbomen al gemerkt waren) en de stad Brussel. De Molen van Bosvoorde aan de huidige Middelburgstraat was wel goed gelegen om er een zaagmolen aan toe te voegen. Daar was echter een ander probleem. Deze graanmolen, eigendom van de koning, betrok al het water van de (nog bestaande) Vijver van Bosvoorde en die had in de zomer vaak te weinig water. De nieuwe zaagmolen zou schadelijk zijn: soo vuijt oorsaecke als den saeghmolen soude wercken, den graenmolen genoodtsaeckt soude sijn stille te staen.
In Brussel zelf werden twee potentiële watermolensites onderzocht: de ene op de rivier de Zenne bij de sluis aan de Lakense Poort en de andere op de stadsvestingen bij de kleine sluis (Spaeije) achter het Kartuizerklooster. Maar ook op deze plaatsen zou de nieuwe zaagmolen nadeel berokkenen aan de bestaande banmolens.

Dan maar een windmolen!
Daarom adviseerde de Rekenkamer op 2 juni 1696 om naar het voorbeeld van Holland (à l'exemple de ce qui se practique en Hollande et ailleurs) een windmolen op te trekken: die zou beter renderen dan een watermolen! Naar schatting van deskundigen zou de bouwprijs niet hoger bedragen dan 1000 pattagars, zowel voor de constructie (hout- en ijzerwerk) als voor het handwerk.
De bouwkost zou zelfs lager uitvallen, mocht het benodigde hout aangeleverd kunnen worden door Zijne Majesteit. Tot slot werd herinnerd aan het groot nut van deze zaagmolen bij de heropbouw van de stad waar vele huizen onafgewerkt bleven. Eenmaal de molen zijn nut zou verliezen, kon hij omgebouwd worden in een graanmolen.

Ligging
De commissarissen van de Rekenkamer zochten een plaats buiten de Naamse Poort, in de Heegde, aan de grote steenweg (Waalsche Weg, huidige Waterloosesteenweg) nabij het Vleurgat te Ukkel bij Brussel. Daar moest "al het (gekapte) hout van het Zoniënwoud passeren".2 Precieze locatie: ten zuiden van de huidige Basculestraat (ten westen van de Waterloosesteenweg), nabij de kruising met de Stanleystraat te Ukkel, op de grens met Elsene, kadasterperceel: Ukkel, sectie C, nr. 12.

Oprichting
De bouw van de houtzaagmolen gebeurde in 1697 voor rekening van de administratie van Domeinen en Financiën van Zijne Majesteit. De leiding van de werken lag in handen van meester timmerman Martinus du Pont. Hij had, naast andere, de volgende timmerlui in dienst: de gebroeders Frederick en Karel vander Linden, Jan vanden Bosch en Jan Gerretse Vos. Laatstgenoemde naam klinkt "Hollands", zodat dit een indicatie kan zijn dat men een beroep deed op een kenner van Hollandse zaagwindmolens! Anderzijds was hij zeker geen zelfstandige molenmaker, maar een timmermansknecht. Over hun werkdagindeling zijn we ingelicht door een akte verleden voor notaris Armand Lauttens op 14 januari 1698: dat sy [de timmerlieden] hebben gewerckt van s'morgens vroegh tot acht uren, ende alsdan een halff ure geëmpoloyeert aenden ontbyt [het ontbijt] te weten tot achten halff [half negen], ende van achten halff wederom gewerckt tot vier uren naernoen [namiddag] sonder affgaen oft noenmael [middagmaal] te houden, en[de] dat sy ten vier uren wederom hebben geëmployeert een halffure aen eten en[de] dyenvolgens van vier en halffure [halfvijf] wederom gewerckt tot s'avons toe, synde alsoo vijf vierendeels daeghs.3 Hun werkdag besloeg dus "vijf kwartdelen van een dag", een dagindeling die ons nu erg bevreemdend overkomt! Al het ijzerwerk voor de molen werd voor 1800 gulden gemaakt en geleverd door Jan Wasteels, meester grofsmid van het Hof en de Domeinen. Door het financieel tekort van de Domeinen,  was hij echter in 1702 - vijf jaar later - nog steeds niet betaald! (zie hierna).
Nog tijdens het oprichtingsjaar werd gedacht om de molen ook in te richten als graanmolen, om te kunnen malen wanneer er geen hout werd aangeleverd. De Rekenkamer signaleerde op 2 december 1697 dat er zich vier à vijf maalstenen bevonden in het Kasteel van Antwerpen, afkomstig van een poedermolen. Men zou er twee kunnen gebruiken voor in de Ukkelse zaagmolen.4 Dat ging echter niet door.

Uitzicht
Onze beste bron voor een technische, helaas enkel externe, beschrijving is een natuurgetrouwe tekening van Philibert Stevens (1829-1870) van maart 1860.5 De prent toont ondubbelzinnig "onze" molen, want de tekenaar schreef op de prent, rechts onder de romp: P.S. / Vleurgat, mars 60. In en rond Vleurgat stonden geen andere windmolens. Zelfs in geheel Ukkel was de zaagmolen de enige windmolen naast 16 (!) watermolens. Wel kunnen we ons afvragen of de afbeelding ons nog de oorspronkelijke molen toont, want - zoals we hierna zullen lezen - heeft hij na 1700 een "bewogen bestaan" gekend.
Het gaat in ieder geval om een houten achtkante stellingmolen. De voet is tot net boven de deurhoogte opgetrokken in steen. Vanaf de gaanderijschoren tot aan die gaanderij (balie, stelling) menen we een schaliebedekking te ontwaren. Het bovenachtkant ziet er licht getailleerd uit, maar dit kan ook "aan de prent" liggen. Toch kunnen we de tekenaar niet op fantasie betrappen. Hij tekent heel secuur de staart, de lange en de korte schorenparen en de streekeigen ede die in het midden uit de kap steekt om de staart op te houden. Eigenlijk zou je hier van een "dubbele staart" kunnen spreken: één dicht bij de romp en één die door deze ede wordt opgehouden. Een dwarsbalk verbindt beide korte schoren met de "eigenlijke" staart. Het kruirad is vrij groot getekend. De houten gaanderij wordt opgehouden door 8 schoren, gericht naar iedere kantstijl, en heeft een verticaal gaanderijhek met enkel een bovenreling die op handhoogte lijkt te zijn gesteld. De gaanderijdeur steekt wat uit de romp, zodat ze een verticale stand heeft. Er is een buitenwipstok aanwezig. De molenkap is een mansardekap met een rechte, horizontale nok en een wolfsdak aan de staart- en roedenzijde. Het gevlucht bestaat uit houten pestel- of borstroeden: van de bovenste wiek is de pestel duidelijk zichtbaar. Aan het uiterlijke te oordelen, zag de molen er dus technisch goed uit. Of dit dan ook een goede werking garandeerde, laten we hierna blijken...
De molen op de prent (1860) geeft een verwaarloosde indruk: de stellingvloer en de staartschoren zijn gekromd getekend (omdat ze wellicht ook in het echt zo waren!) en de toegangdeur lijkt half uit zijn hengsels te zijn geraakt. Tegen de molenromp staat een (buiten gebruik geraakte?) molensteen.

Uitbating
Op enkele honderden stappen van de molen werd een bakstenen huis gebouwd voor de ingenieur-zaagmolenaar, die als directeur van de zaagmolen werd betiteld.
De Rekenkamer stelde in 1699 nog steeds zijn vertrouwen in het rendement van de zaagmolen. Om alle misbruiken te voorkomen en een redelijcken prijs in te stellen waarbij een-ieghelijck sal worden gerieft, in het Saghen van syn Hout, stelde de Rekenkamer op 27 april van dat jaar een tauxatie van den Saegh-loon op. Het werd in de vorm van een plakkaat (in het Nederlands) gedrukt door de Brusselse koninklijke drukker Eugène-Henri Fricx.6

Het tarief was als volgt:
- Alle eikenhout, hetzij Balcken, Rubben [ribben], Kepers, Riggels [regels], Platen, Scheirbalcken [scheerbalken] en gelijk-aardige stukken, per 100 voet - ribsgewijs gemeten: 15 stuivers
- Eiken planken van 1 duim en alle soorten ander Bert [bard], per 100 voet - gemeten met de draet: 14 stuivers
- Eiken, beuken en andere planken van 2, 3 en 4 duimen, per 100 voet - ribsgewijs gemeten: 15 stuivers
- Panneelen van ½ duim dik, per 100 voet met de draad gemeten: 1 gulden 10 stuivers
- Latten van delen gezaagd, per 100 stuks: 14 stuivers
- Andere latten van 2 en 3 duimen door elkaar, per 100 stuks: 1 gulden 8 stuivers
- Kerre-Boomen [karbomen] voor elke snede: 6 stuivers

Negatieve geluiden over de technische toestand
Het aanvankelijk enthousiasme sloeg om in pessimisme.
Begin augustus 1700, dus amper drie jaar na de bouw, maakte de Rekenkamer een negatieve balans op. Comme l'expérience nous faict voir que le moulin à scier érigé à la Vleurgat passé quelques années ne rapporte le fruict que l'on s'en estoit promis, que mesme il n'est suffisant d'entretenir celluij qui le dirige pardessus les grands fraiz que l'on doit exposez de temps en temps sans un sol de proffict, voires qu'il est présentement en danger de tomber, et que l'on sera obligé d'y faire des grands réparations pour le remestre en estat de travailler. De molen voldeed dus duidelijk niet aan de gestelde verwachtingen en kon zelfs de aangestelde "directeur van de zaagmolen" niet onderhouden. De molen moest voortdurend herstellingen ondergaan, dreigde nu zelfs om te vallen en kon enkel mits grote onkosten weer werkingsklaar worden gemaakt. In afwachting zou de molen gestut worden: den Saeghmolen met den eersten t'ondersteunen om te provenieren [voorkomen] dat hij niet en kome te valle (brief van 7 augustus 1700). Boswachter Philippe Kayaert kreeg een aangrenzend huisje ter beschikking, om een oogje in het zeil te houden.7

Oorzaken van de mislukking
Hoe kon zo'n nobel overheidsinitiatief, dat nochtans opgericht werd om in een reële nood te voorzien, mislukken?
De ligging van de windmolen was zeker niet ideaal, ook al was hij op een hoogte gelegen. De windvang moet ongetwijfeld gehinderd geweest zijn door het nabije Zoniënwoud. Een kadastrale beschrijving van 1807 (zie hierna) bevestigt trouwens de slechte inplanting. Wel was het zo dat de onmiddellijke molenomgeving al rond 1700 was omgevormd van bos- in landbouwgrond. Eigenlijk had men slechts voor een windmolen gekozen, omdat men er niet in geslaagd was een geschikte lokatie voor een watermolen te vinden tussen het Zoniënwoud en de stad Brussel.
De molen werd enerzijds overhaastig en anderzijds te laat gebouwd: de heropbouw van Brussel na de beschieting (1695) was al grotendeels een feit toen de molen operationeel (1698) werd.
Het grootste euvel was evenwel de slechte constructie. De molen vergde voortdurend herstellingen en moest al in 1700 tegen het vallen worden gestut. De "molenbouwers" waren onervaren: het waren plaatselijke timmerlieden (misschien op een enkele na - zie hoger) die vrijwel zeker nog nooit eerder een zaagwindmolen hadden gebouwd.
De bouwers werden te laat betaald: de grofsmid, nochtans verbonden aan de Domeinen, moest vijf jaar later nog op zijn centen wachten. Dit zal ook de arbeidslust niet aangewakkerd hebben.
En wie weet was er ook geen onwil mee gemoeid? Het houtzagersambacht van Brussel was deze potentiële concurrent, en dan nog van de hogere overheid, wellicht liever kwijt dan rijk. Maar een daadwerkelijke concurrent is de zaagmolen nooit kunnen worden!

Pogingen tot verkoop
Precies omwille van het slecht rendement van de molen, werd in overleg met Jean Nicolas Rubens (ontvanger-generaal van de Domeinen in het kwartier Brussel) al in 1700 voorgesteld de molen te verkopen.  Het duurde nog tot 18 februari 1702 vooraleer de openbare verkoping plaatsvond. Er werd een Nederlandstalig biljet gedrukt8 waarop te lezen stond: Men condicht eenen iegelycken dat den Heere Raedt ende Rentmeester Generael van Syne Majesteyts Domeynen in't quartier van Brussel sal vercoopen op Saterdagh den 18. Februarii 1702. op het Vleugat ten elf uren voor middagh, ter presentie van eenen Heere Commissaris uyt syne voorsz. Mejesteyts Reken-Camere in Brabant, den Saegh-Molen aldaer gestaen, in't geheel ofte met parceelen. Alles op de Conditien daer van synde ende inghevalle iemandt den voorsz. Molen in't geheel soude willen coopen tot het oprechten van eenen Graen-Molen, sal hem daer toe worden gheaccordeert den wint op eene behoorelycke ende gehwoonelycke Recognitie, ongeprejudicieert eenen derden.
Opvallend is dat de verkoper er al van uitging dat de potentiële koper de zaagmolen zou willen omvormen in een graanmolen, hetgeen op zich al een indicatie is dat de zaagmolen niet voldeed. De koper werd zelfs al voorgehouden dat hem voor die graanmolen "de wind zou worden toegestaan", mits de betaling van de gewoonlijke, jaarlijkse geldsom (recognitie).
Op die bewuste koopdag daagde slechts één kandidaat op: Jan Kenny. Hij bood voor de gehele molen, inclusief het ijzerwerk, 1500 gulden wisselgelt  den schellinck tot sesse stuijvers, met vyfftich hoogen, maeckende ider hooghe eenen gelycken gulden, aldus samen 1550 gulden. Als bijkomende voorwaarde, ende andersints niet,  stelde Kenny dat hij deze som zou mogen inhouden, tegenover hetgene hem vanwege de koning toekomt, voor een sluis (sluyse) die hij in Dendermonde had gemaakt!9 Aldus had Jan Kenny een bod op de molen gedaan, als pasmunt voor een eerder uitgevoerd, nog niet betaald werk. Er volgden in maart 1702 nog twee zitdagen in het Broodthuys op de Grote Markt in Brussel. Dezelfde Jan Kenny verhoogde zijn bod tot 1800 gulden. Toch werd de verkoop op last van de Financiële Raad ingehouden. Het bod was slechts even hoog als het ijzerwerk van de molen, zoals die in 1697 werd gemaakt en geleverd door Jan Wasteels, grofsmid van het Hof en de Domeinen. En als klap op de vuurpijl betwistte deze Jan Wasteels de verkoop, want hij was zelf nog niet betaald voor zijn arbeid! In zijn brief van 17 juni 1702 stelde hij dus dat het niet rechtvaardig was dat le Roy vendroit ce quy ne luy appartient point n'ayant pas encor payé lesd[ic]ts ferrailles. Wasteels stelde dan maar als regeling voor dat de verkoopsom hem zou uitgekeerd worden!10
Hoe het ook zij, twee jaar later was de zaak nog niet beslecht. De molen was blootgesteld aan regen en wind en kon ieder moment neervallen. Op 16 april 1704 stelde de Rekenkamer voor au Roy en son Conseil het hout van de molen afzonderlijk te verkopen, op zijn geheel of in delen. Voorafgaand zou het ijzerwerk weggenomen worden: die zou kunnen dienen om op één of andere waterloop een zaagmolen op te richten. In een zaagwindmolen had men blijkbaar dus alle vertrouwen verloren!11
Maar ook deze verkoop ging niet door. In 1711 stond de geruïneerde molen, inmiddels ontdaan van zijn ijzerwerk, nog steeds "recht". De grond rondom de molen was verhuurd aan de weduwe en zoon Bertel van boswachter Philippe Kayaert. Zij woonden in het huisje op enkele honderden stappen van de molen, palend aan het huis zonder verdieping dat voor de directeur van de zaagmolen was gebouwd. Dat "directiehuis" stond nu echter leeg en de Rekenkamer stelde het, samen met 8 roeden grond, te koop voor 459 gulden. Alweer gaf dit aanleiding tot een incident: de woudmeester protesteerde tegen deze verkoop. Men had zijn mening niet gevraagd en men kon dat stukje woudgrond - alhoewel nu veranderd in landbouwgrond - niet verkopen zonder toestemming van de Tribunal de la Foresterie, waarvan de bevoegdheid nu door de Tolkamer was overgenomen.

Omvorming in een graanmolen
Toch kwam de molen in private handen terecht en vinden we er dus geen spoor meer van terug in de latere archieven van de Rekenkamer. De molen ontbreekt ook op het plan van Ukkel van landmeter Charles Everaert uit 1741.13

In 1781 diende een zekere Claise een verzoekschrift in voor de oprichting van een graanwindmolen in de omgeving van "Fleurgat". Mogelijk had hij de oude zaagmolen op het oog.

In 1807 duikt de molen echter als graanmolen weer op in het kadaster. Hij was in het bezit van Joseph De Waersegger en bereikte slechts een netto-opbrengst van 96 frank (144 frank bruto), terwijl dat bij de Ukkelse watermolens tot 256 à 516 frank bedroeg. De  kadasterbeambte schreef het laag rendement toe aan zijn slechte ligging en slechte constructie.14 Rond 1830 behoorde de molen toe aan landbouwer Henri Joseph Crokaert.15

Verdwijning
De molen zou volgens de Ukkelse heemkundige Jacques Lorthiois nog tot rond 1875 gewerkt hebben. Volgens het kadaster gebeurde in 1877 de totale afbraak, ook al wordt dat door sommigen gesitueerd tussen 1880 en 1885. H. Crokaert beweerde dat de omwonenden de verlaten molen beetje bij beetje ontmantelden om het hout voor eigen gebruik aan te wenden.16

Lieven DENEWET, Hooglede

1 L. STRUYE e.a., Kroniek van België, Antwerpen / Zaventem,  Elsevier, 1987, p. 417-418.
2 Algemeen Rijksarchief Brussel (ARA Brussel), Rekenkamer, administratieve briefwisseling, nr. 472 (brieven van 16 en 25 mei, 2 en 20 juni 1696).
3 Archief van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest  (Anderlecht), Notariaat Generaal van Brabant, nr. 2187 (akte verleden voor notaris Armand Lauttens, d.d. 14.01.1698).
4 ARA Brussel, Rekenkamer, administratieve briefwisseling, nr. 475 (brief van 2 december 1697).
5 Deze prent (doc. Marc Heuvelmans) werd eerder, zonder verdere commentaar, afgedrukt in: P. BAUTERS & M. VILLEIRS, Water- en windmolens van Sint-Lambrechts-Woluwe en van het Brussels Gewest. Geschiedenis en techniek, Sint-Lambrechts-Woluwe, 1996 (Gemeentelijk museum van Sint-Lambrechts-Woluwe, tijdingen n° 2), p. 31.
6 Een exemplaar bleef bewaard in: ARA Brussel, Handschriftenverzameling, nr. 4467.
7 ARA Brussel, Rekenkamer, administratieve briefwisseling, nr. 483 (brieven van 7 en 9 augustus 1700).
8 Een exemplaar van dat gedrukt biljet in: ARA Brussel, Rekenkamer, administratieve briefwisseling, nr. 489.
9 Ibid., nr. 489 (brieven van 18 en 20 februari 1702).
10 Ibid., nr. 490 (brief van 17 juni 1702).
11 Ibid., nr. 492 (brieven van 11 en 16 april 1704).
12 Ibid., nr. 512 (brief van 13 juli 1711).
13 ARA Brussel, Kaarten en plannen in handschrift, nr. 2394 (plan en legger van Ukkel door Charles Everaert, 1741).
14 J. LORTHIOIS, Uccle sous le premier Empire, Ucclensia, n° 51, 1974, p. 5-12. Weergegeven bron : A.G.R., Cadastre, n° 267 (nu overgebracht naar het Archief van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest te Anderlecht). Deze beschrijving is gevoegd bij een document met als titel: Procès verbal de la délimitation du territoire de la Commune d'Uccle et de sa division en sections, par Jean-Laurent Haccart, géomètre de 1ère classe du Département (de la Dyle), en exécution des instructions du Ministre des Finances du 1.12.1807.
15 H. HOLEMANS, Kadastergegevens: 1835-1980. Brabantse wind- en watermolens. Deel 1: arrondissement Brussel-Hoofdstad, Kinrooi, 1989, p. 32, 34 (met kadasterplan van ca. 1830).
16 A. WAUTERS, Histoire des environs de Bruxelles ou description historique des localités qui formaient autrefois l'ammanie de cette ville, III, Brussel, 1855, p. 658; S. PIERRON, Histoire illustrée de la forêt de Soignes, Brussel, deel 1, [1935], p. 80-81, 99, 101; Uccle au temps jadis. Recueil historique et folklorique illustré, Ukkel, 1950, p. 132-133, 230-235; De molens in Brabant, Brussel, 1961, p. 108; H. CROKAERT, Les Moulins d'Uccle, Le Folklore Brabançon, n° 155, sept. 1962, p. 289-329; A. ROPER, De Vleurgat au Vert Chasseur, Ucclensia, n° 68, nov. 1977, p. 1-11; J.M. PIERRARD, A propos des anciens moulins ucclois, Ucclensia, n° 95, maart 1983, p. 14-16; J. LORTHIOIS, Le moulin de Vleurgat, Ucclensia, nov. 1984, p. 1-4, overgenomen in: Mémoire d'Ixelles (Bulletin du Cercle d'Histoire locale d'Ixelles), VII, 1987, n° 26, p. 5-8; H. HOLEMANS, Kadastergegevens..., p. 32, 34; H. DE PINCHART DE LIROUX, Glané dans nos archives - Moulins et meuniers (II), Ucclensia, n° 132, sept. 1990, p. 10-11; P. BAUTERS & M. VILLEIRS, a.w., p. 69; Histoire d'Uccle. Une commune au fil du temps, Ukkel, 1994², p. 92 ; G. VANDERVELDE, Daar bij die molen... in het Brussels Gewest (7), Tijdingen AMVB, XXII, 2001, 2, p. 17-19.

Gedrukt biljet met de openbare verkoop van de houtzaagmolen te Ukkel, 18 februari 1702.

Bijlagen

Correspondance administrative des Chambres des Comptes
Administratieve briefwisseling van de Rekenkamers
B(uxel)les 16 May 1696   A Brux(elle)s Le 15me Maij 1696

Messieurs
Pour satisfaire d'advis a V.S. sur la question qu'elles me proposent par leur lettre du 9me de ce mois s'il ne conviendroit d'eriger un moulin à soijer planches en la forest de Soigne dans la presente conioncture qui necessite tant de bois au retablissement de cette ville et de leur adviser le lieu en lad(i)te Forest le plus capable ) le contruier.
Diroij que les plainctes que i'aij eu des Marchands sur les difficultez de leurs soijeurs qui bien souvent ont abandonné leurs ouvrages non achevée contre les statuts du Keurbouck debauchez d'autres par plus gros salaire m'ont faict penser diverse foix à ce que V.S. me proposent maintenant mais aijant trouvé et trouvant enco que dans le corps de la Forest de Soigne il n'ij at aucuns ruiseaux ou estans à cela suffisants ne fust ceux au contour d'icelle et que ceux la sont trop esloignes des laijes et endroicts ou que l'on àa presentement marquez les chesnes comme par exemple l'eau de La Hulpe est hors de la route de la Voicture car pour ij aller soijer les marchands deburoint voicturer en arrière pour ij faire soijer leur bois l'eau de Tervuere seroit encor plus esloignée des endroicts ou les chesnes ont estez marquez de sorte que le plus aisé en convenable à un moulin pour soijer led(ic)t bois seroit c'estuy de Boitsfort par ce que tous les chesnes vendus y doibvent quasiment passer pour arriver en cette ville dont il conviendroit visiter et examiner s'il ij auroit de l'eau suffisante pour pouvoir soijer bois sans debvoir faire cesser le moulin à grains ou bien de soijer pendant que led(ic)t moulin est oijsit à moudre dur grain ce que bien souvent arrive de sorte comme dict est le tout consiste à le viste et examiner et s'il seroit plus profitable de laisser cesser pour quelcque temps le moulage du grain et approprier le moulin qu soijage du bois ou si leauest suffisante d'ij adioutter une roue à soijer du bois et moudre à mesme temps
Et sur ce remettant le tout à la tres pourveue discretion de V.S. ie sais
Messieurs
De V.S.
Très humble serviteur
(get. ) Ph. De Malines
(onder) Soit entendu ladvis du R(ece)veur g(e)n(e)ral sur ce subiect

B(ruxel)les 25 may 1696
Eerwerdighe Heeren
Bij brieven vanden XI deser sijn Uwe Eerwe mij ordonnerende hen metten Iersten t'adviseren ofte in dese tegenwoordige conjuncture van tijde, vuijt oorsaecke datter sooveel hout noodic h is tot het herbauwen deser Stadt, niet en soude convenieren ten meesten dienste van Sijne Ma(jesteij)t ende van het Publieck t'erigeren inden Woude van Sonien, eenen saeghmolen ende de plaetse daer den selven voor het meeste beste soude moghen opgerecht worden, alvooren daerop te hooren eenighe Vorsters ende andere Persoonen hun des verstaende, om daeraen te voldoen sal seggen
Eerweerdighe Heeren (: onder correctie:) dat het buijten alle twijfel een loffelijck werck soude sijn waer het saecken d'Erectie vanden geproponeeren Molen, wirde geeffectueert, tghene voor de Ma(jesteij)t ende het Publieck eene groote beneficie soude veroorsaecken, maer alsoo mij aende Vorsters ende andere persoonen hebbe geïnformeert oftmen inden Woude van Sonien geene plaetsen en soude connen vinden tot het erigeren vanden selven Molen; en is geene andere bequaemder gevonden als achter den Molen tot Boitsfort, alwaer den selven wel soude connen gemaeckt worden maer niet sonder te prejudicieren sijne Ma(jesteij)ts graenmolen, soo vuijt oorsaecke als den saeghmolen soude wercken, den graenmolen genoodtsaeckt soude sijn stille te staen, als voorders om redenen aldaer weijnich waeter is Inder voeghen dat hij inden somer den meesten tijde moet stille staen, bij manquement van het selve waeter: de bequaemste plaetse om tselve te connen voltrecken (:sonder Iemanden te prejudicieren;) soude sijn achter de Chartroisen binnen dese Stadt aende Spaeije aldaer, ofte wel bij de Sluijs aende Laecke Poorte, sijnde dese de twee bequaemste plaetsen tot het stellen vanden v(oir)s(creven) molen den welcken volghens mijn oordeel, heel gevoegelijck op d'eene ofte dandere plaetse sourde connen voltrocken worden, verhoopende hier mede voldaen te hebben aenden innehoude vanden selven missive Blijve
Eerwerdighe heeren
Uwe Eerw(eerd)e Oodtmoedighen Dienaer (get) Rubens de Raman Brussel 27: May 1686
Jean Nicolas Rubens : conseiller et receveur g(e)n(er)al du quartier de Bruxelles.

En finances au subject de l'erection d'un moulin à scier à soyer
du 2e de juing 1696
Très honorez sig(neu)rs. Estant venu à n(ost)re cognoissance qu'il y .. beaucoup de plainctes tant des marchands que des particuliers au regard des soyeurs du bois qui (: dans cette occurrence de temps que l'on a besoing d'une extraordinaire quantité pour le retablissement des maisons ruïnées) ne peuvent furnir à suffisance du bois scié, et bien souvent abandonnent leurs ouvraiges non achevez, estants seduicts et debauchez par des autres soubz promesse de plus gros salaire ; et qu'ainsy par necessité on est obligé leur donner ce qu'ils demandent ; et en quoy on n'at peu prevenir par la permission que l'on a donné de laisser entrer des ouvriers estrangers, Nous avons consideré s'il n'auroit convenu de faire ériger un moulin à soyer comme se pratique en des autres leiux, et ayant sur ce demandé l'advis tant du cons(eille)r recev(eur)r g(e)n(er)al Kiekens, que du Woutm(eest)re de Brabant : l'un nous suggyre deux endroits en cette ville pour l'érection du moulin, scavoir sur la riviere la Senne prez de la prote du lacq ou bien prez la petite escluse sur les ramparts de la ville derrière les chartreux et l'autre propose de le mettre à Boitsfort auprès le moulin ) grain.
Nous avons fait visiter lesd(icts) places par des comissaires de cette chambre ) l'intervention des personnes s'y entendants : qui ont rapporté, que quoy que les lieux proposez en cette ville seroient  à cela propres, que l'érection dud(ict) moulin ne s'y pourroit faire sans intéresser les moulins bannaulx qui sont sur lad(ict)e rivière et les fortifications de cette ville, et que par ainsy on n'y doibt penser.
Et pour ce que regarde celluy de Boitsfort, ils ont recogneu qu'il n'y avoit de l'eau à suffisance pour faire tourner deux moulins scavoir à grain et au bois, mesmes à grand peine chascun séparement en faisant cesser l'impendant que l'autre travailleroit puis que tout l'eeau dont led(ic)t moulin tourne procède du grand vivier, et qui durant les plus grandes secheresses d'este, cesse bien souvent de mouldre, si bien que l'on a jugé que le plus convenable seroit de construire un moulin à vent à l'exemple de ce qui se practique en Hollande et ailleurs, que l'on asseure fairoit plus deffect que sur l'eau, et ont lesd(ict)s commissaires visité une place dans la Keegde sur la grande chaussée proche de Vleurgat, ou tout le bois de la forest de Soigne doibt passer, là ou on pourroit ériger un moulin ) vent, lequel selon l'estimation qu'en font ceux cy entendants ne viendroit à couster que 1000 pattagars y comprins le bois, main d'œuvre ferail etc. et beaucoup moins si de la part de Sa Ma(jes)té on livreroit le bois à ce necessaire en quoy on trouveroit très abondament l'intérest de cet argent et le publiq et marchands en seroient bien accommodez, qui trouveroient leurs commodité à la main en revenant avec leur bois sans devori atendre après leurs soyeurs, qui ne veuillent quitter leurs m(ait)res pour lesquels ils sont accoustumez de travailler toutte l'année, et servir des particuliers dont procède que beaucoup des édifices demeurent imparfaits.
Nous avons jugé en devoir donner part à vos ss. Pour qu'il leur plaire de nous faire entendre sur ce par le premier leur résolution, et de considérer en outre, que si après le retablissement entres des maisons ruïnées de cette ville, on remaigne que led(ict) moulin ne constinueroit d'apporter un prouffict proportionne à sa valeur, que l'on pourrat pour lors le réduire en moulin à grains, en y mettant les pierres à ce nécessaires. Sur ce (get) Deghest

En Finances Au subject de l'érection d'un moulin à soyer du Bois
Du XXe de juing 1696
Très honorez sig(neur)s par nos l(ett)res du 2e de ce mois nous avons proposé (que dans cette occurrence que l'on a de besoing grande quantité du bois soyé) on pourroit ériger un moulin à vent à la sortie de la forest prez du Vleurgat sur la haulteur de la grande chaussee, et deduict l'advantage qui en resulteroit pous sa ma(jes)té, tant en cette occasion quçà l'advenir et comme n'avons receu aucune responce sur lad(ict)e l(ett)re nous avons creu de n(ost)re devoir leur en faire resouvenir, et remettre qu'annex cette copie de n(ost)re antérieure pour que leur bon plaizir soit de nous faire entendre par le premier leur resolution pour ne pas perdre du temps au cas ils tombent dans le mesme sentiment
Sig(né)  Beughem vr

Au Conseil des Finances touchant le moulin à vent pour scier
Du II decembre 1697
Trys honnorez Seig(neu)rs co(m)me on a jugé convenier d'approprier le nouveau moulin à vent que l'on a faict pour scier affin de mouldre des grains lors qu'il n'y aurat poinct du bois pour estre scié, et que nous sommes informez qu'au chasteau d'Anvers il ya quattre à cincq pierres moudresses qui cy devant ont servy à un moulin à poudre, nous avons jugé en devoir donner part à Vos SS. Pour que leur bon plaizir soit de permettre que l'on en puisse faire chercher deux qui seront propres pour estre employz aud(ic)t moulin ) tant (get). ZBghebt

Archief BHG, nr. 2187 (Akte 14.01.1698, notaris A. Lauttens, verklaring over de opbouw).
Op heden den 14 January 1698 comparerden voor my Amandus Lauttens als openbaer notaris etca ende inde presentie vande getuygen naergenoemt Frederick en(de) Carel vander Linden gebroeders, Jan vanden Bosch en(de) Jan Geertss. Vos alle Timmerlieden van henne style, de welcke te requisitie van Martinus du Pont meester Timmerman van synen style sonder eenige inductie oft persuasie maer alleen in faveur van justitie en(de) onderwaerheijt getuygenisse te geven hebben verclaert en(de) geattesteert op hunne manne waerheyt in plaetse van Eede waerachtich te wesen dat sy voorden voorsch(reven) du Pont gewerckt hebben aen(den) nyeuwen saeghmolen van Sijne Ma(jesteij)t gestaen op het Vleughgat , ende dat sy hebben gewerckt van s'morgens vroegh tot acht uren, ende alsdan een halff ure geemplyeert aenden ontbyt te weten tot achten halff, ende van achten halff wederom gewerckt tot vier uren naernoen sonder affgaen oft noenmael te houden, en(de) dat sy ten vier uren wederom hebben geemplyeert een halffure aen eten en(de) dyenvolgens van vier en halffure wederom gewerckt tot savons toe synde alsoo vijf vierendeelen daeghs verclaerende voorts de voorsch(reven) compareanten dat de andere timmerlieden by den voorsch. M(eeste)r du Pont geemployeert aenden voorsch. Molen (en(de) neffens de comparanten gewerckt hebbende) oock opde maniere voorschr. Vyff vierendeelen daeghs hebben gewerckt gelyck de comparanten, ende want het goddelyck en(de) redelyck is der waerheyt getuygenisse te geven soo verclaeren de comparanten bereet te syna llen tgene voorschr. Voor alle heeren en(de) wetten onder solemneligheden te vernyeuwen torties quoties des versocht synde.
Aldus gedaen en(de) gepaseert binnen dese stadt Brussele presentie van Anthoen Gilson en(de) Claudius Marchant als getuygen hiertoe versocht.
(get)  frederick vander linden   Karel vander Linden
Jan Gerretse vos  Jan van den Bos
En me notario quod Attestor
(get) A Lauttens O Not(ari)s

TAUXATIE ZAAGLOON 27 april 1699
Recepta 7 Aug(us)ti 1700
Eerwerdighe Heeren
Bij brieven op gisteren aen mij geschreven sijn Uwe Eerw(eerd)e gedient geweest mij t'ordonneren den Saeghmolen gestaen ontrent het Vleugat met den eersten t'ondersteunen om te provenieren dat hij niet en kome te valle, midtsg(aede)rs hen oock t'adviseren ofte het niet en soude convenieren den selven molen eens publieckelijck den meestbiedende te coop te stellen om te sien wat hij wel soude komen te gelden om waeraen te voldoen Sal segghen
Eerwerdighe heeren (:onder oodtmoedighe correctie: ) dat aengaende het 1e. poinct nopende het ondersteunen vanden v(oor)s(eiden) molen niet en hebbe gemancqueert ieghens de noodighe ordres tot het effectueren van tselve, ende aengaende de prepositie bij Uwe Eerw(eerd)e brieven beroepen tot het te coop stellen vanden selven molen, vinde heel geraetsaem tselve t'effectueren, soodat dyenaengaende Uwe Eerw(eerd)e souden gelieve gedient te wesen mij toe te seijnden de noodighe ordres ende te presigneren den dach; het soude oock convenieren op alle dorpen ende omliggende steden tselve te vercondighen blijven(de)
Eerwerdighe Heeren,
Uwe Eerw.
Oodtmoedighen dienaer
(get) Rubens de raman
(onder) Aviser au finances quil convient de vendre le moulin

En Finances au subiect de l'exposition en vente du moulin à scier à la Vleurgat
Le 9e. d'aoust 1700.
Tres honnorez Seigneurs Comme l'experience nous faict voir que le moulin à scier érigé à la Vleurgat passé quelques années ne rapporte le fruict que l'on s'en estoit promis que mesme il n'est suffisant d'entretenir celluij qui le dirige pardessus les grands fraiz que l'on doit exposez de temps en temps sans un sol de proffict, voires quil est presentement en danger de tomber, et que l'on sera obligé d'ij faire des grands reparations pour le remestre en estat de travailler, nous avons conferé sur ce subiect avecq le cons(eille)r et recev(eu)r g(e)n(e)ral des domaines au quartier de cete ville Jean Nicolas Rubens pour voir ce que l'on pourroit faire pour mettre Sa Ma(jes)té hors d'interest, et n'avons trouvé mailleur expédient que d'exposer led(ic)t moulin en vente pour voir si on en pourroit faire du proffict, mais comme il at esté construict par ordre de Vos S(eigneu)ries, nous n'avons voulu mancquer de leur en donner part, pour qu'elles soient servies de nous faire entendre leur intention pour nous pouvoir relger à l'advenant, Sur quoij etc. (get) Villegvt

GEDRUKT BILJET : OPENBARE VERKOPING 18 februari 1702
Den ondergh. Greffier s'conincx Hooftholcamere binnen Brusseel Verclaert dat op heden date desen den Heere Raedt ende Rentm(eeste)re g(e)n(er)ael van Domynen van Brabant int quartierdeser stadt Jor. Jan Nicolaes Rubens hem heefft getransporteert, beneffens de Heeren Commissarissen daertoe gedeputeert, ter plaetse geheeten het Vleugat, ende aldaer opgeroepen het vercoop van Syne Ma(jesteij)ts SaeghMolen , in het deel, oft int geheel; dat daer niemandt en is gecomen, die eenich gebot gebot heeft willen doen, behoudelyck den persoon van Jan Kennij, den welcken den selven Molen int geheel met alle het yserwerck daertoe dienende heeft innegestelt op vyfftien hondert gulden wisselgelt den schellinck tot sesse stuijvers, met vyfftien hoogen, maeckende ider hooghe eenen gelycken guldens, op conditie, ende andersints niet, dat hy Jan Kennij desleve somme sal vermogen inne te hauden, soude valideren tegens het gene wegens Syne Ma(jesteij)t hem toecompt van eene sluyse bij hem gemaeckt tot Dermonde dit toirconden etca desen 18en februario 1702 (get) Martinez

20 fév. 1702
Eerweerdighe Heeren
Ingevolghe Uwe Eerweerde Ordres van den sesden deser hebbe near behoorelijcke affixie van de Billetten /: waervan het exemplair hiernevens gaet:/ gevaceert den 18en deser aen het Vleugat om te vercoopen sijne Mats saeghmolen ter Interventie van de heeren commissarissen daertoe gedeputeert om daervooren eenich geboth te doen als alleenelijck sekeren Jan Kennij den welcken den selven molen int' geheel met allen het ijserwerck daertoe dienende heeft Innegestelt op vijffthien hondert guldens wisselgeldt den schellinck tot ses stuijvers met vijfftich hooghen ijeder hooghe tot eenen gulden ende alsoo tsaemen vijffthien hondert vijfftich guldens op conditie ende anderssints niet dat hij de selve somme sal vermogen Inne te houden ende soude valideren teghen hetghene weghens Sijne Ma[jesteij]t hem toecompt over eene sluijse bij hem gemaeckt tot Dendermonde alles vuijtwijsens de Declaratie van den Greffier van de Tholcaemere hier mede gaende, sullen Uwe Eerweerde gelieve gedient te sijn te resolveren wat met den voors. Molen sal doen ende ostinen de naerdere affictie sal doen teghens den derden van de toecommende maent volghens ordre van den heere Rendant als Commissaris, waer over verwachtende Uwe Eerweerde Orders sal Blijven.
Eerweerdighe Heeren
Van Uwen Eerweerde

Den Oitmoedighen Dienaer
Rubens de raman
Brussel 20 february 1702.
(onder)
ende dat ons advies ghedraeght datmen desen molen soude  konnen laeten  voor de so[mm]e van 2000 fl. en[de] dat wy sullen ... resolutie is gheresolveert te schryven aen den rentm[eeste]r Rubbens om andere billetten te doen drucken en[de] afficheren jeghens den 3 meert toecommende met het houden van 2 sitdach(en) op het Broodthuys . Item in gheschreven in de raedt van finantie de ghelegentheydt van sacke

En finances au subject de l'exposition en vente du moulin au Vleugat
[in de marge :] du xxe de fév[rie]r 1702
Très honnorez seig[eur]rs, nous avons exposé publiquement en vente le moulin à scier prez le Vleugat le 18 de ce mois, et il n'y s'est presenté personne pour l'achapter qu'un nommé Jean Kenny lequel présent pour led[i]t moulin avec tous les ferrails, appendances et dépendances la somme de xvc florins monnoye forte avec 50 haulce à un florin la haulce, à condition touttefois qu'il ne donneroit poinct de l'argent, mai que l'on luy laisseroit rencontrer la somme de son achapt à celle qu'il dict trouver bon à raison d'une escluse qu'il auroit faict à Tenremonde. Nous n'avons rien voulu conclure sans en avoir au préallable donné part à Vos S[érémissime]s. pour scavoir sur ce leur intention, nous semblant que si en cas il en veuille donner 2000 fl. que l'on le luy pourroit laisser, et co[m]me nous avons assigné le deuxièsme jour d'assiette au 3 du mois prochain, nous serons attendant par le premier leur intention et
s. [get.] A. v[an] broeckxl
(boven) En finances sur la req(ueste) de Jean Wasteels m(aist)re forgeur de la Cour
Du XVIIe de juing 1702
Très honnorez Seig(neu)r Jan Wasteels m(aist)re gros-ferure de la cour et domaines nous a presenté la req(uest)e cy joincte par laquelle, il dict avoir entendu que l'on seroit intentionné de vendre le moulin à scier construict hors la porte de Namur prez du Vleugat, et comme il auroit faict et livré tout le ferail qui sert aud(ic)t moulin montant ) la somme de 1800 fl servant la specification reposant en cette chambre, dont il n'auroit sceu obtenier payement, et n'estant pas juste que le roy vendroit et que ne luy appartient poinct,, n'ayant pas encor payé des feuilles il supplie que soit ordonné qu'il soit payé des deniers que procederont de la vente dud(ic)t moulin ou par telle autre expedient comme on trouverat le mieux a propos, afin que le supp(lian)t soit desinteressé nous avons veu lad(ic)te req(uest)e et specification du livrement par luy faict, que nous avons decrete censurer et controleur par l'ingeniair qui at esté co(m)is à la direction dud(ic)t moulin et trouvant juste qu'il en soit payé nous avons jugé le devoir renvoyer vers vos s(eigneirie)s nous semblant quelles pourroient estre servies de luy faire depescher ordonnance pour en estre payé hors les deniers qui procederont de la vente dud(ic)t moulin ou par telle autre voye qu'elles trouveront convenir nous  (get.)Le Arbre erb. vt
(onderaan) que n'avons peu faire payer pour la continue courtresse des  ouvriers des domaine
(marge) a moins que V.S. l'accordent led(ic)t moulin a N. Cany sur le pied quil l'at demandé de pouvoir rencontrer contre cet intention le prix de son achapt quil at a charge de Sa Maj(es)té et en ce cas V.S. pouroient y faire pourvir par autre voye quelle mouveront convenier nous
(get). Villeg

Très honnorez Seigneurs Jean Wasteels M(ais)tre gros ferure de la Cour et Domaines nous a presenté la req(ues)te cy joincte, par la quelle il dict avoir entendu, que l'on seroit intentionné de vendre le moulin a scier construict hors la porte de Namur prez du Vleugat, et comme il auroit fait et livré tout le ferail, qui sert aud(ic)t moulin, montant ) la somme de 1800 fl suivant la specification reposant en cette Chambre, dont il n'auroit sceu obtenir payement, et n'estant pas juste que le Roy vendroit ce que ne luy appartient point n'ayant pas encor payé lesd(ic)ts ferailles il supplie que soit ordonné qu'il soit payé des deniers qui procederont de la vente dud(ic)t mulin, ou par tel autre expedient, comme on trouverat le mieux a propos, affin que le suppl(ian)t soit desinteressé nous avons veu lad(ict)e req(uest)te et specification du livrement par luy faict, que nous avons faict censurer et controller par l'Ingenieur qui at esté commis à la direction dud(ic)t moulin, qui n'avons peu faire payer par la continuelle courtresse des deniers du domaine, et trouvont juste qu'il en soit payé, nous avons jugé le devoir renvoyer vers vos S(eigneu)ries, nous semblant, qu'elles pourroient estre servies de luy faire depescher ordonnonce pour en estre payé hors les deniers qui procederoont de la vente dud(ict)t moulin, ou par telle autre voye qu'elles trouveront convener pour remettans neantmoins au meilleur jugement de son S(eigneu)ries prions Dieu.
Très honnorze Seigneurs
De Conservez icelles en pleine et parfaitte santé longue et heures de vie, de Bruxelles au bureau de la Chambre des Comptes du Roy en Brabant Le 17e de Juing 1701.
Les President et Gens desd(ic)ts comptes (get) Ceuxvres

Cop(ie) de la l(ett)re du rece(ve)ur g(enera)l Rubens du 11 dAvril 1704.
Messeigneurs
Comme on a exposé au mois de Mars de l'an 1702 par deux fois la vente du moulin à scier hors la porte de Namur au lieu nomme le Vleugat le vente en a esté retenu par ourdre du Conseil des Finances, à cause qu'on n'offroit pour tout le corps lea valeur ou fraix du ferail, et attendu qu'il est exposé aux pluyes et grands vents dont il pourroit estre renversé par terre, je viens representer à Vos S(eigneu)ries s'il ne convient pour le service de Sa Ma(jes)té de vendre les bois dud(ic)t moulin soit en tout ou par parties en faisant auparavant retirer tout le ferrail qui pourroit servir pour eriger quelque part un moulin à scier sur le cours de quelque eau là ou on le trouvera le mieux ) porpos priant Vos S(eigneu)ries sur ce me mander leur résolution afin de me regler à l'advenant et rendre le devoirs quil convient je suis etca

Au roy en son conseil
Le 16 Avril 1704
Sire,
Le Conseil des Finances ayant ordonné la vente du moulin à scier érigé depuis quelques années à l'entrée de la forest de Soigne au lieu nommé Vleugat, qui demeureroit infructueux et se ruïneroit de plus en plus, le cons(eille)r et receveur g(e)n(er)al de cette domaines au quart(ie)r de cette ville Jean Nicolas Rubens, nous advertit encore par sa l(ett)re du 11 de ce mois cy joincte, de l'avoir exposé par deux fois, au mois de mars 1702, et que le mesme conseil en auroit retenu la vente ) cause, qu'on n'offroit pour tout le corps que la valeur ou fraix des ferailles, presentant led(ict) recev(eu)r g(e)n(er)al s'il ne conviendroit pas pour en prevenir la ruine totale de vendre le bois dud(ic)t moulin soit en tout ou en parties faisant auparavant retirer tous les(dicts) ferailles qui pourroient cyaprès servir pour ériger quelqu'autre moulin à scier sur quelque ruisseau ou on le trouvera le meiux convenier.
Nous semblant ensuite que V. Ma(jes)tée pourroit en estre servie d'ainsy lordonner, et sommes etca

Drie 19de-eeuwse schilderijen van de houtzaagmolen te Ukkel.
René Stevens (Brussel, 1858-1937).Gemeentelijk Museum Elsene
Guillaume Vogels (Brussel, 1838-1896)
Louis Taverne (Brussel, 1859-1934).Natuurgetrouwe tekening van maart 1860 door Philibert Henri Stevens (Bergen 1829 - Brussel 1870) (Verz. Marc Heuvelmans)

Gedrukt biljet met de openbare verkoop van de houtzaagmolen te Ukkel, 18 februari 1702.
(Algemeen Rijksarchief Brussel, Rekenkamer, administratieve briefwisseling, nr. 489).

Prijsbepaling van het zaagloon op de koninklijke zaagmolen te Ukkel, 27 april 1699 (Algemeen Rijksarchief Brussel, Handschriftenverzameling, nr. 4467)

Literatuur

Archieven
Algemeen Rijksarchief Brussel (ARA Brussel), Rekenkamer, administratieve briefwisseling, nr. 472 (brieven van 16 en 25 mei, 2 en 20 juni 1696).
Archief van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest  (Anderlecht), Notariaat Generaal van Brabant, nr. 2187 (akte verleden voor notaris Armand Lauttens, d.d. 14.01.1698).
Algemeen Rijksachief Brussel, Rekenkamer, administratieve briefwisseling, nr. 475 (brief van 2 december 1697).
Algemeen Rijksarchief Brussel, Handschriftenverzameling, nr. 4467 (gedrukt plakkaat met het zaagloon, Brussel, Eugène-Henri Fricx, 1699).
Algemeen Rijksarchief Brussel, Rekenkamer, administratieve briefwisseling, nr. 483 (brieven van 7 en 9 augustus 1700).
Algemeen Rijksarchief Brussel, Rekenkamer, administratieve briefwisseling, nr. 489 (gedrukt biljet met aankondiging van de verkoop van 18.02.1702)
Algemeen Rijksarchief Brussel, Rekenkamer, administratieve briefwisseling, nr. 489 (brieven van 18 en 20 februari 1702).
Algemeen Rijksarchief Brussel, Rekenkamer, administratieve briefwisseling, nr. 490 (brief van 17 juni 1702).
Algemeen Rijksarchief Brussel, Rekenkamer, administratieve briefwisseling, nr. 492 (brieven van 11 en 16 april 1704).
Algemeen Rijksarchief Brussel, Rekenkamer, administratieve briefwisselingnr. 512 (brief van 13 juli 1711).
Algemeen Rijksarchief, Brussel, Kaarten en plannen in handschrift, nr. 2394 (plan en legger van Ukkel door Charles Everaert, 1741).
Algemeen Rijksarchief Brussel, Financiële Raad, nr. 1914 (verzoekschrift van sieur Claise voor de oprichting van een graanwindmolen in de omgeving van "Fleurgat", 1781).
Archief van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Cadastre Uccle,  n° 267. Procès verbal de la délimitation du territoire de la Commune d'Uccle et de sa division en sections, par Jean-Laurent Haccart, géomètre de 1ère classe du Département (de la Dyle), en exécution des instructions du Ministre des Finances du 1.12.1807.

Werken
Lieven DENEWET, "Een houtzaagmolen voor de heropbouw van Brussel (1697): een mislukt overheidsinitiatief", Molenecho's, 2011.
H. CROKAERT, Les Moulins d'Uccle, Le Folklore Brabançon, n° 155, sept. 1962, p. 289-329;
H. HOLEMANS, Kadastergegevens: 1835-1980. Brabantse wind- en watermolens. Deel 1: arrondissement Brussel-Hoofdstad, Kinrooi, 1989, p. 32, 34 (met kadasterplan van ca. 1830).
R. MEURISSE, Ukkel en zijn molens, Eigen Schoon en de Brabander, 2005, p. 265-269.
S. PIERRON, Histoire illustrée de la forêt de Soignes, Brussel, deel 1, [1935], p. 80-81, 99, 101.
Uccle au temps jadis. Recueil historique et folklorique illustré, Ukkel, 1950, p. 132-133, 230-235.
De molens in Brabant, Brussel, 1961, p. 108.
A. ROPER, De Vleurgat au Vert Chasseur, Ucclensia, n° 68, nov. 1977, p. 1-11.
J.M. PIERRARD, A propos des anciens moulins ucclois, Ucclensia, n° 95, maart 1983, p. 14-16.
J. LORTHIOIS, Uccle sous le premier Empire, Ucclensia, n° 51, 1974, p. 5-12.
J. LORTHIOIS, Le moulin de Vleurgat, Ucclensia, nov. 1984, p. 1-4, overgenomen in: Mémoire d'Ixelles (Bulletin du Cercle d'Histoire locale d'Ixelles), VII, 1987, n° 26, p. 5-8.
H. DE PINCHART DE LIROUX, Glané dans nos archives - Moulins et meuniers (II), Ucclensia, n° 132, sept. 1990, p. 10-11.
P. BAUTERS & M. VILLEIRS,Water- en windmolens van Sint-Lambrechts-Woluwe en van het Brussels Gewest. Geschiedenis en techniek, Sint-Lambrechts-Woluwe, 1996 (Gemeentelijk museum van Sint-Lambrechts-Woluwe, tijdingen n° 2), p. 31, 69.
Histoire d'Uccle. Une commune au fil du temps, Ukkel, 1994², p. 92.£
G. VANDERVELDE, Daar bij die molen... in het Brussels Gewest (7), Tijdingen AMVB, XXII, 2001, 2, p. 17-19.
A. WAUTERS, Histoire des environs de Bruxelles ou description historique des localités qui formaient autrefois l'ammanie de cette ville, III, Brussel, 1855, p. 658.

Overige foto's

<p>Vleurgatmolen<br>Houtzaagmolen</p>

Het gehele schilderij, olie op doek (verkocht bij Bonhams, San Francisco, 07.11.2007)

Stuur uw teksten over deze molen  | 
Stuur uw foto's van deze molen
  
Laatst bijgewerkt: zaterdag 24 maart 2018

 

De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.

zoek in database zoek op provincie Stuur een algemene e-mail over molens vorige pagina Home pagina Naar bestaande molens