Molenzorg

Heist-op-den-Berg, Antwerpen


Verzameling Ons Molenheem
Collectie
Verdwenen Belgische Molens
Naam

Neermolen
Berderenmolen
Bedderemolen
Oude Molen
Molen van Hallaar
Fikskensmolen
Molen Gaethofs

Ligging
Avereghtenlaan 15B
2220 Heist-op-den-Berg

hoek met Molenstraat
grens met Hallaar
kadasterperceel A608


toon op kaart
Type
Staakmolen met open voet
Functie
Korenmolen
Gebouwd
voor 1474 / voor 1630
Verdwenen
1940 - 14 november, storm
Beschrijving / geschiedenis

De "Neermolen" werd ook Berderenmolen genoemd (berd = hout), "Molen van Hallaar" (vanwege zijn dichte ligging bij Hallaar). de Oude Molen (vanwege zijn vroege oprichting), en tijdelijk ook Fikskens Molen en Molen Goethals (naar de molenaars).

Hij stond ten zuidwesten van de Avergtenlaan (nr. 15B), op de hoek met de Molenstraat en de Onze-Lieve-Vrouwstraat, op de grens met Hallaar (nu deelgemeente van Heist).

De eerste windmolens van Heist-op-den-Berg werd voor 1418 gebouwd. 

In de 15de eeuw bestonden  gedurende minstens 16 jaar al vier 4 windmolens in Heist, namelijk de molen van Hulshout-Bruggeneinde, de molen van Booischot, de Hoge Bergmolen op de berg te Heist (tot 1490) en de Neermolen te Hallaar (maar grondgebied Heist-op-den-Berg, waarvan we de eerste vermelding terugvinden in 1474.

Deze Neermolen betaalde zijn windpacht niet aan de voogdij, maar aan de Heerlijkheid. In 1516 was de molen eigendom van de familie Wynricx. Bartolomeus, de bastaardzoon van Merten Wynricx, bezat de helft en de andere helft werd verdeeld tussen dezelfde Bartolomeus en de vier kinderen van Jan Wynricx. Maar de 6/10 die in het bezit waren van Bartolomeus moesten jaarlijks 14 veertel rogge geven aan Catharina Mesens met haar kinderen en nog 3 veertel aan August Huybrechts en 1 veertel aan de H . Geest van Beerzel.

Zes jaar later, in 1531, vinden we in het denombrement de volgende generatie van de familie Wynricx vermeld: "Merten Wynricx die te leene hout van Bernaerde Wynricx eenen wintmeulen geldende tsiaers VII mudden corens, beloopt de jaerlycsche weerde boven de reparatien op X mudden rox mechels te XXXI 1/2 stuyver dmudde gerekent valent XV lb VII sc VI d is dair af den zesten penninck  II lb XL sc III d".

Het jaar 1521 was zeer zwaar voor onze pachters. Het koren verdubbelde in prijs en de 20ste penning (5%) werd vervangen door de 6de penning (16,5%).

In de declaratie van onroerende goederen voor de 10de penning voor de pachters-eigenaars en voor de 20ste penning voor de huurders van de jaren 1544 en 1552 wordt de Neermolen niet vermeld onder Hallaar, maar onder Bergeraerde. Op latere landkaarten is hij terug te vinden op de grens van Heist en Hallaar en die grens vormde in de 16de eeuw nog geen echte grens. Het was nog steeds Bartolomleus Wynricx die pachter-eigenaar was van de helft van de molen en huurder van de andere helft: "want diversche persoonen daer gedeelte inne hebben".  Dat slaat op de rest van de familie Wynricx. Bartolomeus Wynricx was in ieder geval zelf de molenaar.

Uiteindelijk werd de molen verkocht aan de hertog van Ursel, voogd van de voogdij en heer van de heerlijkheid Heist: "de wintmolen gestaen tot hallaer genaemt den neermolen verkocht ende vercregen van d'erffgenamen merten wynricx cum suis".

In de al vermelde declaraties van 1544 en 1552 staat Pieter Wegge genoteerd als molenaar-eigenaar van Bruggeneinde. HIj was dat waarschijnlijk van voor 1539 aangezienn hij cijns betaalde voor een stuk grond. De molen zelf was leengoed. Deze Peter Wegge was hoogstwarschijnlijk de zoon van Willem Wegge, molenaar op de Hoogmolen van Kontich en die in 1524 de Vrijselmolen van Kontich kocht waarop zijn zoon Niclaes maalde. Peter moet rond die tijd op Bruggeneinde beland zijn. HIj overleed in 1575, zodat het zijn erfgenamen zijn die de molen op 3 februari 1576 verkochten aan Gaspar Schetz, die al enkele jaren de heerlijkheid en de voogdij over Heist had verworven. Van dat ogenblik af hoefde er dus geen windpacht meer betaald te worden.

Deze windcijns was in de loop van de jaren vertienvoudigd. De zeven veertelen, die in 1418 slechts 2 1/2 stuiver per veertel golden en in 1474 al 10 stuivers, werden in 1575 betaald tegen 28 stuivers per veertel.

Nu de beide molens eigendom waren geworden van de Heer wordt de informatie uit het archief ook wat vollediger. Zo lezen we dat de molen van Bruggeneinde verpacht werd aan Willem Verelst van 1 september 1585 af voor 28 veertelen per jaar. Maar de oorlog in de Nederlanden woedde nu in alle hevigheid en sleepte hongersnood en ellende met zich mee. Van de pachtsom werden ook de reparatiekosten afgetrokken (voor timmerman en smid 52 gulden), want men heeft een nieuwe roede moeten steken. Dat was nodig, want:" int eynde february (1587) sal noch vervallen een halff jaer van de voorschreven pacht gedurende welcken tyt Willem Verelst met twee royen heeft gemaelen." Arbeid vergde bier, vandaar "van bier van degene die de roye heben aengevuert 3 gd 6 st".

Willem Verelst geraakte steeds verder achterop met zijn huur. Hij had op 13 februari 1587 al 98 gulden schuld. In de rekeningen van Sint-Jan (24 juni) 1589 tot Sint-Jan 1590 staat te leen: "Item van den wintpachten van den muelen van Bosschot ende Bruggeneynde en syn niet betaelt noch geproffiteert".

Op 11 september 1591 was alles afbetaald. Maar het werd nog erger. Het onheil sloeg weer toe:
"Rekeningenn St Jan 1593 tot St Jan 1594.
Item van den wintpacht van den meulen op Bruggeneynde en is dese niet aff geprouffitteert ende die meulen desolaet light."

Waneer in 1602 de heer van Heist zijn schulden niet vlot kon betalen deed een vann de schuldeisers, met name Steven Wils, beslag leggen op de inkomsten van de molen. Volgende attestatie ten verzoeke van de heer van Heist van 29 augustus 1602 spreekt voor zichzelf: "Attestatie van Willem Verelst molder oud ontrent 40 jaer nopende den wintmolen opt Bruggeneynde gestaen als dat de selve molen sedert de jaren 1597 1598 1600 1601 tot noch toe als geheelycken te quiste ende desolaet noynt en heeft gedraeyt ende oversulcx vanden wintpacht denselven de welcken de aenleggere in desen daeroppe is heffende, geene apparentie iet te verwachten, zoo des ieder notoir ende kennelyck is, verclarende de voorschreven attestanten schade noch bate te verwachtene, winners noch verliesers in de saecke te wesen."
Deze attestatie werd bevestigd door;
Christiaen de Backere, 77 jaar
Adriaen Camps alias Wouters, schepen
en Peter de Backere 50 jaar, allen inwoners van Brugeneinde.

Ook de molen van Hallaar leverde geen inkomsten op:
"Rekeningen van St Jan 1587 tot St Jan 1588
Item van den wintpacht van den wintmeulen overt stille staen der selven en is daer van gheen proffyt aff gecomen".

In de vreselijke tijden van oorlog en brandschatting van de 16de eeuw (1500-1600) moesten de molens het ontgelden. Als ze niet door de vlammen ten onder gingen bleven ze bij gebrek aan onderhoud half verwoest en verlaten achter.

De Neermolen van Hallaar schijnt het er nog het best van af gebracht te heben. Adriaen van den Broeck was de molenaar geworden. Hij wordt vermeld van 1609 af. Een viertel koren kost nu al 4 gulden.
In 1611 heeft rentmeester Corneel Schellincx de molen openbaar verpacht voor 6 jaar met verdieren: "Ordonnace ende voerwaerde daer op dat Corneel Schellincx als rentmeester des heeren van Heyst sal verpachten deur last van den voorschreven heere den wintmeulen met twee paer steenen gestaen ende gelegen beneden den berch tot Heyst onder Hallar metten huyse ende hoeve alsoo die daer gelegen is." Merk op dat deze windmolen toen al met twee steenkoppels was uitgerust.

De nieuwe pacht ging in op half maart 1611. De molenaar moest "leveren goeden cuysbaren rogge wel bereyt met wanne ende vlogel ende leverbaer goed ten huyse vanden heere opden berch". De pachter moest goed voor de molen zorgen: "Ende sal den pachter alle dat gaende werck van binnen den meulen moeten onderhouden op synen cost ende tot synen afscheyden soo goet leveren als hy dat vindt, ende oversulcx sal den meulen op cost van partyen geschat worden by twee timmermans des verstaende, soo oock sal geschieden ter expiratie van desen pacht."

Deze schatting gebeurde op 16 januari 1613 door Hendrik de meulemaker (Hendrik Squadens uit Putte):
"Item sullen oock alle cavels, steen, velden gevisiteert worden ende ten affscheyden wederomme soe goet leveren als die nu gevonden sullen worden. Ende alsser reparacien aen den voorschreven meulen vallen soo aent kot, royen ende assche ende de meulen langer moeste stille staen dan XIIII dagen sal den pachter affslach hebben van synen pacht nae rate vanden tyde naede XIIII daegen van syne pacht. Ende de timmerlieden werkende aende voorschreven reparacien sal den pachter den cost geven sonder corten.
Item den pachter sal betaelen het slyten van de steene voer den duym vierthien guldens.
Item sal noch gehouden syn te leveren alle jaren vyftich heckens ende alle heckenaegels op synen cost sonder corten.
Ende hy sal maelen op gewoonlyck molster soe dat behoert achtervolgende dordonantie van den heere."

De pachter moest voor de heer en zijn schout gratis malen en verder was hij volledig verantwoordelijk voor de molen, uitgezonderd bij heirkracht. Hij moest twee borgstellers vinden en in de kantlijn staat er bijgevoegd: "Item sal den pachter schuldich syn eenen hont te houden voer den here sulx als men hem sal geven sonder yet daer voere te rekenen".

Deze verpachting liep toch niet van een leien dakje, want twee jaar later nam Laurent Janssens, die getrouwd was met Petronella van den Broeck, de molen over voor de resterende vier jaar tegen 110 viertel rogge per jaar.
Adriaen van den Broeck, die eigenaar was van de molenstenen, kreeg daarvoor 210 gulden. Een nieuwe as in de Neermolen kostte 48 gulden. Andere reparaties aan molen en huis kwamen op 41 gulden 6 stuivers. De schaliën dakbedekking van molen en huis kostten 11 gulden met daarbij 2 1/2 gulden voor het vervoer van Mechelen naar Heist. En dan kon Laureys Janssens aan het werk.

In 1626-1627 was er een grote molenaarsruzie. Uit de vele teksten die over deze ruzie bewaard bleven, kunnen we ons een levendig beeld vormen van de twee strijdende partijen. Vooreerst de molenaar van de Neermolen: Laurent Janssens, die met een weduwe uit Heist gehuwd was, met name Petronella Van den Broeck. Wellicht was ze verwant met de vorige molenaar Adriaen Van den Broeck, maar dat valt moeilijk aan te tonen, want rond die tijd waren er te Heist een twintigtal families met deze naam.

De molenaar van de Neermolen komt ons voor als een brok natuurgeweldl, erg onbehouwen, erg loslippig, vooral in de herberg, van het soort dat gemakkelijfker vijanden dan vrienden maakt. Voor hem zijn koning of keizer of werkman of bedelaar gelijk. Hij daagt gemakkelijk anderen uit en neemt geen blad voor de mond.

De molenaar van Bruggeneinde is uit een heel ander hout gesneden. Hij vleit de baron, de schout, de secretaris en de pastoor.

Jozef Weyns noteerde (Veldboekjes,  p. 32) uit de kerkrekening van 1617: "Den molder van Bruggenende voor het bewaren op den molen van St  Huybrechtssack tot een messe geschonken VII sc
En de de rekening van 1619 wordt het: "Item alsnoch gegeven aen twee messen geschonken aen den molder van Bruggeneynde met zynen zone om Sinte Hubrechtssack te bewaren aldaer gehangen ten behoeve vander kercken loopende de selve  XX 1/2 sc".

Wat is nu de betekenis van die "huibrechtszak? 

Somige bakkers houden nog steeds de traditie in stand om te zorgen voor gewijd brood op Sint Hubertusdag. Sint Huibrecht was van oudsher de patroon tegen de hondsdolheid. De kapel van Wakkerzeel bijvoorbeeld was al in de 14de eeuw vermaard voor wonderbare genezingen tegen de razernij. Die kapel genoot het privilege de Sint Huybrechtszak te mogen hangen in molens van de omstrek, waarin de gelovigen dan graan of meel konden offeren. Elk jaar, rond Sint-Jan, kwamen de kerkmeesters die zak ledigen en deelden dan als geschenk messen uit aan de molensaars (uit: "Bezem en kruis" van René Lambrechts, p. 158).

Dat men te Heist voor de eigen kerk zorgde, ligt voor de hand. En dat Jan Verelst daar een handje kon meehelpen vond hij opperbest. Want hij wou hoger op. Toen hij klein was had hij enkele jaren op de Neermolen gewoond. En nog steeds keek hij met afgunst in de richting van de ongdergaande zon, waar hij rechts naast de toren van Heist, verscholen achter de huisjes van den Berg en van Hallaar de Neermolen wist staan, alwaar men met twee steenkoppels kon malen en waar de molenaar zijn graan kwijt geraakte aan het "betere" volk van den Berg. Hier op Bruggeneinde moest de molen steeds stil gelegd worden als de molenstenen gescherpt moesten worden.

De Neermolen wordt vermeld in kerkrekeningen van 1630.

Graaf d'Ursel vroeg in 1778 de oprichting van een nieuwe korenwindmolen in Heist-op-den-Berg. Dat leidde tot heel wat commotie die tot na 1780 zou duren. Het octrooi werd uiteindelijk niet toegekend.

Op 1 augustus 1789 werd Peter Soeten molenaar op op de Neermolen van Hallaar. Hij was afkomstig van de (nog bestaande) Kaasstrooimolen. Op de Neermolen mocht hij malen "voor het rijke volk van de Berg". Hij volgde er Peter Spruyt op die er 12 jaar had gemalen, waarvan een termijn tegen 800 gulden en een termijn tegen 750 gulden per jaar. Deze Peter Spruyt verhuisde naar een molen te Lier waarvan hij afkomstig was. Peter Soeten moest opnieuw 800 gulden pacht betalen. Ook een volgende termijn van zes jaar vatte hij aan op de Neermolen.

We zien hem aangeduid op de Fricxkaart (1712), de Ferrariskaart (ca. 1775) met het bruin symbool van een standaardmolen en de topografische kaart van Ph. Vandermaelen (ca. 1850) met de benaming "Ouden Molen".

Kadasterbeschrijving uit ca. 1830: "zelfde molen als Booischot C444 maar minder wel onderhouden en gelegen. Hij is in het jaar verhuurd geworden aan Petrus Jozef Van Bel."

Eigenaars na 1830:
- voor 1834, eigenaar: d'Ursel Charles Joseph, rentenier te Brussel; huurder-molenaar is Van Bel Petrus Jozef
- 27?.12.1860, erfenis: de erfgenamen: overlijden van Charles Joseph d'Ursel
- 29.12.1862, deling: d'Ursel Marie Augustine Caroline, eigenares te Hingene (notaris Van Bevere)
- 05.12.1868, erfenis: a) d'Ursel Jean Charles Marie Leon (voor vruchtgebruik), senator te Hingene en b) d'Ursel Charles Marie Henri (voor naakte eigendom), eigenaar te Hingene (overlijden van Marie d'Ursel)
- 19.10.1876, deling: d'Ursel Caroline Chantal Leonie Marie Noël (voor naakte eigendom), minderjarige te Brussel (notaris Van Beveren)
- 07.01.1878, einde vruchtgebruikk: d'Ursel Caroline Chantal Leonie Marie Noël (overlijden van Jean Charles d'Ursel)
- 27.11.1882, verkoop: Geerts-Peeters Jospeh François, steenkapper te Antwerpen, later koopman in diamanten (notaris Caluwaert)
- 14.08.1886, verkoop: Rijmenans-Boeckx Joannes, molenaar te Begijnendijk, later te Hallaar (notaris Caluwaert)
- 28.03.1899, verkoop: Tambuyser Desiderius Josephus Richard Maria, kolenkoopman te Mechelen (notaris De Strijcker)
- 27.06.1902, verkoop: Gaethoffs Louis, zonder beroep te Wespelaar
- 29.05.1910, gift: Gaethoffs-Hendrickx Victor, molenaar te Hallaar (notaris De Bie)

Tot 1882 was hij eigendom van de adellijke familie d'Ursel. De laatste eigenaar-molenaar was Victor Gaethoffs, zoon van Louis Gaethoffs die de molen in 1902 gekocht had.

Tijdens de zware storm van 14 november 1940 kraakten de steunbalken. De molen stond op instorten en werd gesloopt.
De molenaarswoning uit het einde van de 19de eeuw met een bakhuisje ten noordwesten. bestond nog tot in de jaren 2000. Op de vroegere molenplek staat thans een winkelgebouw.

Lieven DENEWET & Herman HOLEMANS

Literatuur

Archieven
Algemeen Rijksarchief Brussel, Rekenkamer, nr. 49298, f° 19v° (rekeningen 24.12.1417 - 14.12.1418)
Algemeen Rijksarchief Brussel, Rekenkamer, nr. 11897 (anno 1468), f° 61.
Algemeen Rijksarchief Brussel, Rekenkamer, nr. 1153 (anno 1474), f° 21.
Algemeen Rijksarchief Brussel, Rekenkamer, nr. 1157 (anno 1474), f° 16.
Algemeen Rijksarchief Brussel, Rekenkamer, nr. 24657, f° 58 (1521).
Algemeen Rijksarchief Brussel, Rekenkamer, nr. 45613 (1539)
Algemeen Rijksarchief Brussel, Fonds d'Ursel, L 971 (rekening van 12.07.1477 tot 12.07.1478), f° 3.
Algemeen Rijksarchief Brussel, Fonds d'Ursel, R 88 (denombrement van 1516)
Algemeen Rijksarchief Brussel, Fonds d'Ursel, R 88 (1516)
Algemeen Rijksarchief Brussel, Fonds d'Ursel, L 967, p. 98 (ca. 1550).
Algemeen Rijksarchief Brussel, Fonds d'Ursel, nr. 3872 (denombremnt van het Leenhof van Brabant, 1521)
Algemeen Rijksarchief Brussel, Fonds d'Ursel, L 971 (rekeningen 1587-1594)
Algemeen Rijksarchief Brussel, Fonds d'Ursel, R 89 (openbare verpachting, schatting, 1611-1613)
Algemeen Rijksarchief Brussel, Fonds d'Ursel, R 90 (voorwaarden voor oprichting nieuwe molen, 1611).
Algemeen Rijksarchief Brussel, Fonds d'Ursel, L 979 (pacht van 1775).
Algemeen Rijksarchief Brussel, Financiële Raad, nr. 1908 (aanvraag door de hertog d'Ursel van een nieuwe windmolen in Heist-op-den-Berg, 1778, met retroakten).
Algemeen Rijksarchief Brussel, Fonds d'Ursel, R 95 (1780).
Algemeen Rijksarchief Brussel, Fonds d'Ursel, L 985 (bouw nieuw molenhuis, 1778).
Gemeentearchief Heist-op-den-Berg, nr. 32 bis (verklaring van 29.08.1602)
Stadsarchief Mechelen, Ressort U 1 (declaratie van de goederen voor de 10de penning voor de pachters-eigenaars1544).
Stadsarchief Mechelen, Ressort U 2 (declararatie van de goederen voor de 20ste penning voor de huurders, 1552).
Kadasterarchief, Mutaties Hallaar, schetsen 1890/5.

Werken

H. Holemans & P.J. Lemmens, Molens der Zuiderkempen, Nieuwkerken, 1978, p. 43-46.
Karel Lemmens, De molens van Heist-op-den-Berg, Heist-op-den-Berg, Heistse Heemkring "Die Swane", 1990.
P.J. Lemmens, Molenoverzicht uit het Arrondissement Mechelen van 1830 tot heden, Heemkundig Handboekje voor de Antwerpse Randgemeenten, Kwartaalschrift, Borgerhout, Gitschotel Buurschap, Jg. 10, 1962, nr. 4, p. 6 en 8.
H. Thys, Molens in het arrondissement Mechelen, circa 1865-1870, in Heemkundig Handboekje voor de Antwerpse Kempen, Borgerhout, jg. 14, 1966, p. 3-14.
H. Kennes  & R. Steyaert, Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Mechelen, Kantons Duffel - Heist-op-den-Berg, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 13N4, Brussel - Turnhout, 1997.
L. Herteleer, Geschiedenis van Heist-op-den-Berg 1795-1976, Heist-op-den-Berg, 1986.
R. Van Loo & R. Lambrechts, Zo was Hallaar,< Antwerpen, 1973.

Overige foto's

<p>Neermolen<br>Berderenmolen<br>Bedderemolen<br>Oude Molen<br>Molen van Hallaar<br>Fikskensmolen<br>Molen Gaethofs</p>

Verzameling Ons Molenheem

<p>Neermolen<br>Berderenmolen<br>Bedderemolen<br>Oude Molen<br>Molen van Hallaar<br>Fikskensmolen<br>Molen Gaethofs</p>

Prentkaart Laumans-Anthoni. Verzameling Ons Molenheem

<p>Neermolen<br>Berderenmolen<br>Bedderemolen<br>Oude Molen<br>Molen van Hallaar<br>Fikskensmolen<br>Molen Gaethofs</p>

Prentkaart Nels. Verzameling Ons Molenheem

<p>Neermolen<br>Berderenmolen<br>Bedderemolen<br>Oude Molen<br>Molen van Hallaar<br>Fikskensmolen<br>Molen Gaethofs</p>

Prentkaart L.Van den Broeck. Verzameling Ons Molenheem

<p>Neermolen<br>Berderenmolen<br>Bedderemolen<br>Oude Molen<br>Molen van Hallaar<br>Fikskensmolen<br>Molen Gaethofs</p>

De verdwenen molenaarswoning. Foto: Hilde Kennes, 1997

Stuur uw teksten over deze molen  | 
Stuur uw foto's van deze molen
  
Laatst bijgewerkt: dinsdag 11 juli 2017

 

De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.

zoek in database zoek op provincie Stuur een algemene e-mail over molens vorige pagina Home pagina Naar bestaande molens