Molenzorg

Steenhuffel (Londerzeel), Vlaams-Brabant


Foto: Bouvier, 1894, één jaar voor de afbraak (Brussel, prentenkabinet)
Algemeen
Collectie
Verdwenen Belgische Molens
Naam

Kwaadbeekmolen
Molen van Kwaadbeek
Quaedbeekmolen

Ligging
Meir 23
1840 Steenhuffel (Londerzeel)

oostzijde
Kwaadbeek
kadasterperceel A 426


toon op kaart
Type
Staakmolen
Functie
Korenmolen
Gebouwd
1807
Verdwenen
1895, sloop
Beschrijving / geschiedenis

De Molen van Kwaadbeek, Kwaadbeekmolen of Quaedbeekmolen was een houten graanwindmolen aan de oostzijde van de Meir (nr. 23), ter hoogte van het huidige huisnummer 23, nabij de vroegere herberg Lammerenberg.

De plaatsnaam Kwaadbeek – Quaetbeke – Quaetbeek – Quadbeek - Ka(s)telijnebeekje is de naam van een beekje dat ontspringt nabij de Brandewijnhoeve en uitmondt in de Vuilbeek in de Campagne (domein Sarens). De naam gaat terug tot de 12de of 13de eeuw. Het is ook de benaming van de landerijen langs de linkeroever van de beek (Haut-Quatbeek, Vijverquaetbeek, Smisquaetbeek). Van den Quaetbeke: oude Steenhuffelse familienaam (14de eeuw)

De Quaedbeekmolen werd in 1807 gebouwd door Jozef Leemans.
Jozef was op 9 juni 1778 geboren in Malderen. Hij was de zoon van Jacobus Leemans en Maria Slachmuylders, de molenaars op de nog bestaande houten Heidemolen.
Toen Jozef ging trouwen werd voor hem in Steenhuffel, op de Meir, een windmolen gebouwd. Zo gauw die af was trouwde hij op 10 november 1807 met Maria Anna Caluwaers (° Malderen 1 december 1781).
Op 20 oktober 1808 werd in het molenhuis hun eerste kind geboren, maar toen sloeg het noodlot toe.
Jozef overleed op 24 december 1809, en liet een jonge weduwe, een peuter en een molen vol schulden achter.

Maria Anna Caluwaers bleef voorlopig in het molenhuis wonen. Voor het werk op de molen werd een ervaren molenaar ingehuurd. Dat was Lambertus Meeus (° Haacht 8 juni 1778). Op 13 oktober 1810 trouwden zij. Een van hun kinderen, Jan Marinus Meeus, zou later de eerste officiële gemeenteonderwijzer te Steenhuffel worden.

Gingen de Steenhuffelnaren met hun graan liever naar mensen die ze kenden? We weten het niet maar de windmolen op de Meir rendeerde niet echt.
Omtrent 1815 waren de schulden van het gezin Meeus-Caluwaers dermate hoog opgelopen dat de schuldeisers wellicht hun geduld verloren. We geloven dat toen Nicolaas Van Humbeeck en Cie uit Impde-Wolvertem, die ofwel als houtleverancier ofwel als molenbouwer, nog veel geld te krijgen had, de windmolen heeft overgenomen.
In ieder geval werd deze firma als eigenaar vermeld toen in 1834 het eerste kadasterboek werd ingevuld.
Molenaar Meeus kon niet langer op de molen blijven en verhuisde met zijn gezin naar huisje in de nabijgelegen Walrotstraat (perceel D26), waar hij in 1842 weduwnaar werd en zelf in 1857 overleed.
Mogelijk is hij tot omtrent 1828 nog als werknemer op de molen gaan malen, maar zeker is dat niet. Vanaf 1816 wordt hij in de registers niet meer als molenaar vermeld.

Kort voor 1829 was Joannes Van Houtven als molenaar op de Quaedbeekmolen gekomen, hoogstwaarschijnlijk eerst als gast. Hij was op 14 september 1795 in Putte geboren en in Ramsdonk getrouwd met Joanna Maria Moortgat. Deze Van Houtven (of Houtvin) schijnt een familierelatie met de bekende molenaarsfamilie Van Elsen uit Putte en omstreken te hebben gehad, maar dit moet nog verder worden onderzocht.

Joannes Van Houtven en Joanna Maria Moortgat kregen in Steenhuffel tussen 1829 en 1842 zeven kinderen. Ook financieel moet het hen voor de wind gegaan zijn want op 10 mei 1838 konden ze de molen kopen.

Joanna Maria Moortgat stierf op 4 juni 1853. Korte tijd later, op 26 januari 1856 verkocht Van Houtven de molen aan de echtgenoten Vergaelen-Janssens. Op 22 september van datzelfde jaar hertrouwde hij met zijn meid, de 39 jaar jongere en bovendien hoogzwangere Isabelle Van Opstal. Ze gingen naast Lambertus Meeus op perceel D98 in de Walrotstraat wonen.

Jan Henri Vergaelen, de nieuwe molenaar-eigenaar van de Qaedbeekmolen, was geboren in Humbeek op 11 november 1816. Hij was getrouwd met Joanna Catharina Janssens uit Eppegem.(° 23 november 1820). Ze woonden in Humbeek en hadden daar kinderen tot ze in 1856 de windmolen kochten en naar Steenhuffel verhuisden. Vergaelen overleed op 10 april 1888. Zijn vrouw stierf op 2 april 1891. De erfenis werd tussen de 3 dan nog ongehuwde kinderen verdeeld.

Hendrik Jozef kreeg het molenhuis en trouwde op 15 maart 1892 met Anna Catharina De Maeyer. Hij bleef er wonen maar had geen interesse voor de molenaarsstiel.
De molen zelf werd tussen Jan Frans en Petronella Sophia verdeeld.
Op 11 augustus 1891 verkocht deze laatste haar deel aan haar broer Jan Frans en 4 maanden later trouwde ze met Louis Jozef Van Nuffel, waarmee ze in de Smisstraat ging wonen.
Jan Frans Vergaelen trouwde op 21 juni 1892 met Joanna Catharina Kiekens. Ook hij zag het beroep van molenaar niet echt zitten. Bovendien had de houten windmolen zijn beste tijd gehad en was hij mogelijk dringend aan herstelling of modernisering toe.

Begin 1895 vroeg hij een vergunning om in zijn molen een brander en stoommachine te plaatsen. Toen bleek dat er ook voor de windmolen nog nooit een vergunning was afgeleverd. Ondanks het feit dat deze windmolen, volgens schrijven van de gemeentesecretaris, al “sedert onheuglijke tijden” (toen er nog geen vergunningen nodig waren) bestond, vroeg het provinciebestuur toch om die zaak eerst te regulariseren.

Vermits dat een nogal omslachtige procedure leek te worden (of misschien ook omdat die vergunning geweigerd werd) besloot Jan Frans Vergaelen dan maar om de windmolen te verkopen en een nieuwe toelating te vragen om een “vuurmachine, gezegd vuurmolen, te mogen bouwen op perceel nr. 151-152, aan de andere kant van de straat. Die toelating heeft hij overigens op 10 april 1895 gekregen.

Hoe lang Vergaelen nog vuurmolenaar gebleven is, hebben we nog niet gevonden. In 1905 was hij alleszins al een “commerce” op de Heerbaan begonnen. Tot in een recent verleden was het de familie De Boeck die op de Meir een graanmolen anex zagerij exploiteerde.

Het is ons eveneens nog niet gelukt om te achterhalen wie de koper van de houten windmolen was. In ieder geval werd hij ontmanteld en in stukken wegggevoerd naar Tremelo (volgens Joris Vertonghen) of naar Zemst-Eppegem (volgens Holemans van de studiekring ‘ons Molenheem’).

Het lijkt ons niet onlogisch dat de koper binnen de eigen familiekring te zoeken is. Wellicht was het een kozijn langs moederskant die, zoals we hierboven schreven, inderdaad uit Eppegem afkomstig was. Noch in Tremelo, noch in Eppegem hebben we evenwel sporen van zijn wederopbouw teruggevonden [1].
Nu ja, ook stoofhout was in die dagen te waardevol om in Steenhuffel op de Meir te laten liggen rotten.

Er bestaat een foto genomen door de heer Bouvier in 1894, één jaar voor de afbraak van de molen (Brussel, prentenkabinet)

Eigenaars na 1830 volgens het kadaster:
- voor 1834, eigenaar: Van Humbeeck Nicolaas en Cie, te Imde
- 10.05.1838, verkoop: Van Houtven Joannes, molenaar te Steenhuffel (notaris Kips)
- 26.01.1856, verkoop: Vergaelen-Janssens Joannes Henricus, molenaar te Humbeek (notaris Minne)
- 1856, erfenis: de kinderen
- 11.08.1891, verkoop: Vergaelen-Kiekens Jan Frans, moelnaar te Steenhuffel (notaris Van Zeebroek)

Hebben er zich vreemde sterfgevallen of ongelukken op de Quaedbeekmolen voorgedaan tijdens de laatste jaren van zijn bestaan (dit naar aanleiding van een sage, zie in bijlage). Niet dat we weten. Wel staat het vast dat zijn geschiedenis onder een zeer ongelukkig gesternte begonnen is. Of de jonge molenaar Jozef Leemans aan de gevolgen van een ziekte of aan die van een ongeval gestorven is zal trouwens geen rol gespeeld hebben bij de rotsvaste overtuiging van velen dat die molen wel behekst moest zijn.

[1] Dat zou ook zeer moeilijk zijn, temeer daar die wederopbouw naar alle waarschijnlijkheid in Erps-Kwerps gebeurde. Op 9 november 1895 had Charles De Vlieger, een 48-jarige schrijnwerker en “molenmaker” uit Steenhuffel daar een zeer ernstig ongeluk “dewijl hij aan de windmolen te Erps-Querbs werkte”. Hij is er zijn leven lang gebrekkelijk van gebleven.

Louis DE BONDT

Bijlagen

Sage

Een kleine honderd jaar geleden werd er op de windmolen van Steenhuffel nogal veel ’s nachts gemalen. Dat werd gedaan door een knecht. Op een morgen vond men hem dood. Aan een tweede overkwam kort nadien hetzelfde. Telkens waren die jongens gestorven op het ogenblik dat het molenlicht uitgegaan was. Er werd een derde aangeworven. Maar die kon wat meer dan een andere.  Hij was de jongste zoon van een toveres en het is gewoonlijk aan haar jongste kind dat een toveres haar kennis overdraagt.
Op een nacht dus zag die derde knecht een kat op de molen binnenkomen en naar het licht gaan, maar hij had de voorzorg genomen een groot broodmes mee te nemen. Voordat de kat het licht kon uitblazen, gaf hij ze een kap op  haar poot, zodat ze jammerend wegvluchtte.
’s Anderendaags lag de molenaarsvrouw te bed met een half afgekapte arm.

Toelichtingen

a. Zegspersoon: Frans Haverals-Mertens, °Steenhuffel 1881, brouwersgast, Smisstraat 26, Steenhuffel (1956).
b. Bron: C. Theys, Sprokkelingen uit Steenhuffel, Eigen Schoon en de Brabander, jg. 39, 1956, 11-12, p. 481-483.  Overgenomen in: Lieven Denewet, Honderd bespookte molens in Vlaanderen. Een verzameling molensagen van de kuststreek tot het Maasland, Molenecho's, XX, 1992, nr. 2-3.
c. Sagenmotief: toverwereld - heksen - heksendieren: kat - herkenning door verwonding.

Literatuur

Louis De Bondt, De molens van Londerzeel, Malderen en Steenhuffel, op: http:// users.telenet. be/Londerzeelvroeger/Molens.htm (Louis De Bondt)
Alfons Moeyersons, De Molens van Londerzeel, in: Tijdschrift van de Geschied- en Oudheidkundige Kring van Londerzeel, 2004, nr. 1, p. 3-18.
Marcel Slachmuijlders, Kroniek van Londerzeel, p. 186 e.v.
Vertonghen & Verhasselt, Toponymie van Steenhuffel
C. Laenens, Steenhuffel, verleden en heden, Mechelen, 1973.
J. Wouters, Plaatsnamen te Steenhuffel, in: De Brabantsche Folklore, V-VI, 1925-26, p. 201-214.
Herman Holemans, Kadastergegevens: 1835-1985. Brabantse wind- en watermolens. Deel 3: arrondissement Halle-Vilvoorde (M-Z), Kinrooi, Studiekring Ons Molenheem", 1992, p. 56.
M.A. Duwaerts e.a., De molens in Brabant, Brussel, Dienst voor Geschiedkundige en Folkloristische Opzoekingen van de Provincie Brabant, 1961.
Lieven Denewet, Honderd bespookte molens in Vlaanderen. Een verzameling molensagen van de kuststreek tot het Maasland, Molenecho's, XX, 1992, nr. 2-3.

Overige foto's

<p>Kwaadbeekmolen<br>Molen van Kwaadbeek<br>Quaedbeekmolen</p>

Detail van deze foto

Stuur uw teksten over deze molen  | 
Stuur uw foto's van deze molen
  
Laatst bijgewerkt: zondag 1 mei 2016

 

De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.

zoek in database zoek op provincie Stuur een algemene e-mail over molens vorige pagina Home pagina Naar bestaande molens