Molenzorg

Egem (Pittem), West-Vlaanderen


Prentkaart ca. 1900. Verzameling Ons Molenheem
Algemeen
Collectie
Verdwenen Belgische Molens
Naam

Klijtmolen
Molen Vandevelde

Ligging
Klijtmolenstraat 16
8740 Egem (Pittem)

nabij grens Pittem
tennisclub De Wilge
1,3 km NO v.d. kerk
kadasterperceel A212


toon op kaart
Type
Staakmolen
Functie
Koren- en oliemolen
Gebouwd
1786
Verdwenen
1913 - mei, sloop
Beschrijving / geschiedenis

De Klijtmolen was een houten graan- en oliewindmolen, type driezolder-staakmolen. Hij stond nabij de grens met Pittem, in de noordoostelijke hoek van het west-oost en noord-zuid gericht tracé van de Klijtmolenstraat, op de plaats van de huidige tennisclub "De Wilge" (nr. 16).

De molen werd gebouwd in 1786 mits octrooi van de Raad van Financiën (namens de Oostenrijkse keizer Jozef II) op 30 november 1785 aan Jozef de Blaere. uit Wingene, maar die in Zwevezele woonde. Hij had aangevraagd om op het gehucht "de Klijtlinde" te Egem, bij de weg van Zwevezele (lees: Egem) naar Tielt, een graan- en oliewindmolen te bouwen. Voorwaarden waren dat te doen binnen het jaar, jaarlijks op 30 november aan de domeinen een belasting te betalen ter waarde van drie "havot" tarwe en de molen ten minste op 20 voet van de weg op te richten. De nieuwe eigenaars van de Plaatsmolen van Egem, J. Neyrinck en J. van Dommele, hadden tevergeefs oppositie gevoerd tegen de octrooiaanvraag. Ze voerden aan dat er te Egem al twee graanmolens en een oliemolen in werking waren.

Jozef de Blaere had vele molenaarsbanden. Zijn moeder was Maria Van Craeymeersch van de molenaarsfamilie uit Wingene en Jozef trouwde bij het in gebruik nemen van de nieuwe Klijtmolen in juli 1786 met Amelia Joye, een molenaarsdochter  uit Zwevezele. Dat neemt niet weg dat Jozef in moeilijkheden kwam. Zijn vrouw overleed al op 3 mei 1794. Er ontstonden moeilijkheden met de familie Joye wegens geleend geld en niet betaalde intresten.

Molenaar De Blaere schijnt op de Klijtmolen dus weinig geluk gekend te hebben. Zoals vele molenaars die een molen oprichtten, verkeerde hij in zware financiële moeilijkheden en kwam hij die blijkbaar niet te boven.

Op 23 juni 1818 werd in de "Nieuwe Gazette van Brugge" de verkoping aangekondigd van zijn graan- en oliemolen "Den Klytte-molen" met de daarbij gaande tweewoonst en landerijen, ten verzoeke van Pieter Antoon Steverlynck uit Ingelmunster, die beslag had laten leggen op dat eigendom.

Deze verkoping ging voorlopig niet door, want op 7 december 1818 verpachtte De Blaere de molen, één huis en het land aan Modest en Eugenie Van Severen, molenaars uit Oostrozebeke voor een termijn van van zes jaar, ingaande op kerstavond 1818. Op 21 augustus 1821 verkocht Jozef De Blaere dan toch zijn molen, huis en land aan Jozef Vandevelde uit Ardooie. Modest van Severn trachtte dan nog, maar tevergeefs, op 24 juni 1824 de Plaatsmolen van Egem aan te kopen, maar hij moest dan toch met kerstavond 1824 de Klijtmolen verlaten. Jozef De Blaere overleed als wever te Egem op 12 mei 1828 in een woning van de tweewoonst die hij gebouwd had bij de Klijtmolen. In het kadaster van 1834 vinden we nochtans molenaar Joseph De Blaere genoteerd als eigenaar, maar volgens een afgelegde verklaring van 29 juli 1835 werd Joseph Vandevelde geregistreerd.

Jozef Vandevelde overleed op 10 december 1841, maar het bedrijf op de Klijtmolen werd geleid van bij zijn aankomst door zijn inwonende zoon, Pieter Jozef Vandevelde. Deze overleed op 27 augustus 1847 en zijn vrouw Caroline Ghyselen op 15 ovember 1847.

De kinderen erfden de molen. De uitbaters waren Clement, die na zijn huwelijk in 1854 naar Wingene verhuisde en Celestin Vandevelde, gehuwd met Louisa De Coster uit Westkerke. Celestin kocht de molen bij akte van notaris Slock op 21 september 1858, maar overleed vroegtijdig op 16 september 1868. De weduwe hertrouwde in 1872 met Celestin Claeys uit Beveren (Roeselare), een neef (kozijn) van haar eerste man. Celestin Claeys baatte de Klijtmolen uit samen met de kinderen uit het eerste huwelijk van zijn vrouw. Hij liet de molen over aan zijn zoon, Amedée Claeys, wanneer deze laatste in 1910 trouwde.

Een zoon van Celestin, Alidor Vandevelde, geboren in 1863, verongelukte in de molen op 17 december 1896. De molenaar raakte met het hoofd tussen de kamwielen geklemd. Hij werd letterlijk aan stukken gemalen.

De molenmakers Coussée uit Meulebeke voerden rond 1900 op regelmatige tijdstippen herstellingen uit.

Na het overlijden van Louisa De Coster op 23 juni 1912 werden op 23 oktober 1912 de molen, de woning en de landerijen verkocht om de erfenis te kunnen regelen. Alles werd aangekocht door de gebroeders Jules (gehuwd met mevr. Goormachtigh) en Alidor Maes van de Plaatsmolen te Egem voor 19.000 frank (akte notaris David). Zij lieten de "welgekenden Klytmolen" in mei 1913 afbreken. De molenaars Celestin Claes en zijn zoon Amedée overleden te Egem, resprectievelijk op 29 augustus 1923 en 10 maart 1954.

De Klijtmolen gaf zijn naam aan de Klijtmolenstraat. Het west-oost gerichte tracé, voor het eerst afgebeeld op de Ferrariskaart (1770-1778) heette in het verleden "Oenegemse (Voet)weg", verwijzend naar het gehucht "Oenegem" (thans Turkeijen) waar de weg naartoe leidde op Pittems grondgebied. Vanaf de oprichting van de Klijtmolen in 1786 werd de naam vervangen door "Klijtmolenstraat", onder meer in de Atlas der Buurtwegen (1845), beschreven als "Chemin du cabaret Peerdeken au moulin dit Klytmolen et de là au territoire de Pitthem". Voor de fusie stond de straat bekend als "Kleimolenweg" en "Kleine Molenstraat". De oudere noordelijke vertakking heette voorheen "Tieltweg", vertrok aan hoeve "De Blauwe Vierschaar" (Wingensesteenweg) en liep via de Klijtmolenstraat op Pittems grondgebied verder richting Tielt. In de Atlas der Buurtwegen (1845) " 't Goed ter Straet" (sic) genoemd en omschreven als de "Chemin du moulin dit Klytmolen au chemin de Wynghene dit Bruggestraet, passant par la ferme de Straetgoed".

Lieven DENEWET, Valère ARICKX & Heman HOLEMANS

Literatuur

Archieven
Rijksachief Brugge, Gemeente Egem, Oud Archief, nr. 1: "Landt Bouck der prochie van Eeghem", door J. en C. Verhaeghe, 1725, zerk 13, 15.
Algemeen Rijksarchief Brussel, Financiële Raad, nr. 1924 (oprichting in 1786).
Familiearchief Maeseele, Dagboeken van veldwachter Victor Maeseele, 1887-1924, III, nrs. 221 (23 oktober 1912) en 325 (mei 1913).
Aantekeningen van Omer Vanlaere, Wingene.

Uitgegeven bronnen
"Nieuwe Gazette van Brugge", 23 juni 1818 (verkoopsaankondiging)

Werken
V. Arickx, Geschiedenis van Egem. Deel I: een dorp voor de Franse Revolutie, Kortrijk, 1982, p. 41-42, 560-561.
V. Arickx, Geschiedenis van Egem. Deel II: Egem sedert de Franse Revolutie, Kortrijk, 1982, p. 336-338.
K. De Flou, Woordenboek der toponymie van westelijk Vlaanderen, Vlaamsch Artesië, het land van den Hoek, de graafschappen Guines en Boulogne, en een gedeelte van het graafschap Ponthieu, Deel XV, Brugge, 1934, kolom 503-504.
Herman Holemans, "Westvlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 2. Gemeenten D-G", Kinrooi, Studiekring Ons Molenheem, 1994.
Lieven Denewet & Luc Goeminne, Molenmakers in Vlaanderen. Het werkboek van Coussée uit Meulebeke, in Molenecho's; Vlaams tijdschrift voor molinologie, jg. 22, nr. 3-4, 1994, p. 263-266.
K. Devooght & P. Santy, Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Pittem met deelgemeente Egem, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL49, 2010.
Emiel Van De Caveye, "De verdwenen Egemse molens", De Roede van Tielt, 1975, 2, p. 11-15.

Stuur uw teksten over deze molen  | 
Stuur uw foto's van deze molen
  
Laatst bijgewerkt: dinsdag 29 augustus 2017

 

De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.

zoek in database zoek op provincie Stuur een algemene e-mail over molens vorige pagina Home pagina Naar bestaande molens