Molenzorg

Gits (Hooglede), West-Vlaanderen


Foto tussen 1903 en 1907 (coll. Stichting Levende Molens, Roosendaal)
Algemeen
Collectie
Verdwenen Belgische Molens
Naam

Bergmolen
Olieslagerij Vandeghinste

Ligging
Bruggestraat 163
8830 Gits (Hooglede)

noordzijde
Gitsberg
kadasterperceel C643


toon op kaart
Type
Stenen stellingmolen
Functie
Oliemolen, runmolen, korenmolen
Gebouwd
1789
Verdwenen
ca. 1903, ontmanteld / 1907, gesloopt
Beschrijving / geschiedenis

De Bergmolen op Gitsberg was een stenen stellingmolen, ingericht als koren- en oliemolen, aan de noordzijde van de Bruggestraat (nr. 163) op de Gitsberg.

De molen werd in 1789 gebouwd als een stenen olie- en schorsmolen.

Amper een een jaar na de bouw werd hij al te koop aangeboden, wellicht uit financiële nood vanwege de hoge bouwkosten. In de "Gazette van Gend" van 5 juli 1790 verscheen hiervan een advertentie. De Bergmolen werd samen verkocht met een half gemet erf. Er werd gemeld dat de molen amper een jaar oud was. Hij was, met alle draaiende en moverende werken, ingesteld op 700 pond groten. Er konden inlichtingen bekomen worden bij griffier de Mey te Hooglede. Op hetzelfde ogenblik werd ook  verkocht: een schoon en wel gebouwd woonhuis met een houten olie- en schorswindmolen in Roeselare, laatst gebruikt door Mattheus Verelst, staande op 2 lijnen cijnserf van de Dis van Roeselare. Laatstgenemde molen was met de medegaande draaiende en “moverende” werken ingesteld op 435 pond groten courant.                       

Eigenaars na 1830:
- voor 1834, eigenaar: Devriendt Antoine, de weduwe te Gits
- later, eigenaar: Delacroix-Devriendt Auguste, handelaar te Kortrijk
- 04.09.1838, verkoop: Dheedene Carolus Ludovicus, olieslager te Gits (notaris Soenen)
- 01.03.1840, erfenis: de weduwe en de kinderen (overlijden van Carolus Dheedene)
- 26.02.1849, verkoop: Rommelaere-Verduyst Judocus, molenaar te Passendale (notaris Vanhee - moulin en pierres)
- 25.06.1863, verkoop: Rommelaere Bernardus, koopman te Roeselare (notaris Christian)
- 01.10.1869, verkoop: Vandeginste-Jonckheere Victor, olieslager te Hooglede (notaris Titeca)
- 12.11.1901, erfenis: de weduwe en de kinderen (overlijden van Victor Vandeginste)

In 1897 werd een stoomolieslagerij toegevoegd, maar voorlopig werd ook nog met de wind gewerkt. Kort na 1903 werd het wiekenkruis verwijderd en werd er enkel nog met stoom olie geslagen. De windmolen verdween in 1907.

De mechanische olieslagerij, uitgerust met diverse kollergangen (twee verticale pletstenen op een horizontale ligger) werkte tot in 1974. De laatste olieslager was Georges (Joris) Vandeghinste, een tijd lang burgemeester van Gits. Het interieur werd in 1977 verwijderd en naar Engeland vervoerd. De kollergangen werden later verworven door Jean Bruggeman van de Association Régionale des Amis des Moulins Nord - Pas-de-Calais. Exemplaren werden o.m. geplaatst in de stenen windmolen van Saint-Amand-les-Eaux en in het Molenmuseum van Villeneuve d'Ascq. Het gebouw van de olieslagerij werd rond 1988 gesloopt.

De olieslagerswoning bestaat nog. Het is een dubbelhuis en een herenhuis van vier/vijf traveeën en twee bouwlagen onder hoog pannen schilddak. Deze woning is opgenomen in de vastgestelde inventaris van het bouwkundig erfgoed.

Lieven DENEWET

Bijlagen

Gazette van Gend, 5 juli 1790
Gits - Stenen olie- en schorswindmolen te koop
Tegelijk met een olie- en schorsmolen in Roeselare, eigendom van de Dis, werd in herberg "S. Louis en den Gitsberg" te Gits ook verkocht: een stenen olie- en schorswindmolen, met een woonhuis, alles het voorgaande jaar nieuw gebouwd, met een half gemet erf medegaande, gestaan en gelegen in Gits ten zuiden van de kerk langs de steenweg van Ieper naar de steenweg van Roeselare op Torhout; ingesteld, met alle draaiende en moverende werken, op 700 £ gr.

----------------------

"De laatste West-Vlaamse olieslagers op de praatstoel". deel 2
(Molenecho’s, Vlaams tijdschrift voor molinologie, 23ste jg., 1995, nr 3; auteur Alfons Theuninck, vraaggesprek met Joris Vande Ginste in 1977)

Georges (Joris) Vande Ginste: Onze windoliemolen is afgebroken in 1906-1907, maar ik ben er weinig in geweest. Het was een stenen molen met een galderie. De pletterstenen stonden beneden in een aangebouwd magazijn.
De stenen die er nu (in 1977) nog staan in de olieslagerij, zijn afkomstig van de windmolen. Dat zijn blauwe steens (stenen), een soort arduin. Als ik in 't college was te Roeselare zijn er hier een keer een paar mannen geweest, één ervan heette Reynaert en de andere Catrysse, om die kantstenen weer bij te kappen. Ze waren te ver versleten: de legger werd effen gekapt en ook de lopers.

De laatste West-Vlaamse olieslagers op de praatstoel. (deel 3,slot) (fragmenten overgenomen uit Molenecho’s, Vlaams tijdschrift voor molinologie 23 ste jg., nr 3 auteur Alfons Theuninck)
G. Vande Ginste: Onze kleine hydraulische persen werden gebruikt voor het persen van de opslagkoeken. Vijfenzeventig procent van deze olie werd gebruikt om zwarte zeep (27) te maken. Het bezinksel uit de oliekelder van dit soort olie werd niet weggegoten. Sommige zeepfabrikanten wilden deze dikaard (soms zegt men ook wel drabbe) opkopen voor een (te) kleine prijs, gelijk of dat ze de dikaard uit de oliekelders van de windoliemolens opkochten. Wij bewerkten zelf die dikaard (28) in onze stoomolieslagerij. Wij hadden een speciaal filtersysteem uitgedacht waar deze dikaard in terecht kwam. Het principe van deze filter was heel eenvoudig: in een bak zonder bodem werden ramen ingeschoven, bespannen met een doek in katoen. Tussen die ramen was er een zekere tussenruimte. De dikaard werd daar bovenop gegoten. Die filter nu was gemonteerd boven de stoomketel. Uiteraard straalt zo een stoomketel veel warmte uit. Deze was ruimschoots voldoende om de nog aanwezige olie in de dikaard weer hoogst vloeibaar te maken en ze vrij snel te laten uitlekken. Die olie werd onder de filter opgevangen in een ijzeren bak en met een buisje afgeleid naar een oliepulle die op de vloer stond. Op deze manier werd nog eens 2/3 van de omvang aan zuiver olie herwonnen. Het residu had precies het uitzicht van zwarte zeep. Samen met de opslagkoeken verwerkten wij dat in het lijnmeel of koekepoere. Zulk zacht en gesmierig (29) aanvoelend lijnmeel werd om zijn kwaliteit zeer op prijs gesteld. Ik weet niet als dat de voedingswaarde verhoogde, maar 't voelde zachter aan en de mensen (30) hadden dat geerne(31).

In 1934 hebben we hier de Amerikaanse persen geplaceerd. Er werd ook een persfilter bijgeleverd. Die werkte ongeveer als ons prototype, maar dan onder druk. De druk in deze persen was veel groter dan in een labak. De doeken waren uit zware malfil gemaakt en op hun beurt bedekt met poreus papier. Als er niettegenstaande de hoge druk maar weinig olie meer uitkwam, moest het hele geval worden gereinigd Het residu was een harde koek. De gewone malfil die vroeger gebruikt werd om stampzakken (32) te maken, bleek ook niet voldoende sterk om de grote druk in de Amerikaanse persen te verdragen. We kochten daarom aangepaste zware malfil. Malfil is een speciaal geweven stof waarvan de schering en de inslag; volledig zuivere kaardwol is van de hoogste kwaliteit (33).

Na de TweedeWereldoorlog hebben we het een keer geprobeerd om malfil te vervangen door nylon. Maar dàt heeft niet gefoeterd (34). Nylon bleek voor ons doel onbruikbaar en we moesten terugkeren naar de malfil. Onder de geweldige druk in de pers, zowel in de wigpersen als in de Amerikaanse gebeurde het toch regelmatig dat deze zakken scheurden. Gescheurde zakken werden bij ons ter plaatse hersteld. Daartoe hadden wij twee speciale naaimachines. Ze staan er nog (35). Geraakten de zakken té ver versleten dan mochten de werkmensen die verkopen voor hun drinkgeld. Die slunsen (36) waren veel geld waard bij de slunsemarchand (37). Later, toen de daguren duurder werden en nog zwaarder malfil werd gebruikt, behield de baas deze vodden en maakte ze zelf te gelde. De grondstof voor het vervaardigen van deze zeer dikke stampzakken gebruikt in de moderne persen, was van dezelfde kwaliteit als de malfil bestemd voor de pers laden, maar de weefdraden voor deze zeer zware malfil waren als echte koordjes. Geweven op dezelfde manier ook, deed de dikte van deze stof denken aan een lichte mat, ook wat de stijfheid betreft. Eén van de gekende leveranciers van deze stof was: AMBLER & SONS, Ltd., BRATFORD. Lees maar wat er nog op 't etiket staat: Quality PURE Wool No. 507/ Abt. 30 ozs. per yard / 10 inches wide. / Other widths in proportion./(3650 GRAMMES PER SA.METRE) (38). Ik denk dat het woord malfil een streekwoord is (39).

Wij hebben nooit lederen schrooën gebruikt. Een schroo (40) bij ons, dat was een staalplaat met een greep bovenaan en overtrokken met leder. Ze waren van binnen bekleed met peerdhaar (41).

In tegenstelling met de open étagepersen, die omstreeks de eeuwwisseling in onze streek hun intrede deden, waren de zogenaamde Amerikaanse persen (veelal van Duitse makelij!) gesloten persen waarin de olie langs de zijwanden ontwijkt. Wringerpersen beconcurreerden de hydraulische persen.

Over lijnkoeken en de verwerkte zaden
Om aan de toenemende vraag naar lijnkoeken te kunnen blijven voldoen, kochten we reeds voor de Eerste Wereldoorlog koeken uit Amerika. Het waren stukken van 80 X 40 cm. Ze werden aangekocht per partij van 100.000 kg. Bij het overladen moesten die zakken met koeken op de rug gedragen worden, gelijk of dat ze ook te lijve uit het schip werden gedragen. Vóór de oorlog van 1940 werd hiervoor 60 procent koolzaad en voor 40 procent lijnzaad geslagen. Binst de oorlog heeft Vandemoortele van Izegem vooral koolzaad moeten verwerken tot margarine. (In de oorlogsjaren werd veel koolzaad aangeplant). Maar die margarine was ver van smakelijk. Die minder goede koolsmaak hebben ze later door allerlei middelen zoals centrifuges gedeeltelijk kunnen wegwerken. Het koolzaad dat wij verwerkten voor de eerste oorlog was allemaal ingevoerd zaad. Het kwam vooral uit Rusland: Azovzaad en Rigazaad. Ik weet nog stijf wel (50) dat we juist een schip raapzaad gelost hadden in de haven van Roeselare als de oorlog '14-'18 uitbrak.

(27) Men spreekt ook van bruine of groene zeep, soms ook van zachte zeep.
(28) ‘dikkaard’ volgens De Bo
(29) gesmijdig
(30) de klanten
(31) graag
(32) Een stampzak noemt men in Nederland een buul. Het is de zak waarin het voorverwarmde geplette zaad wordt gegoten. Deze zak wordt in een schroo geplaatst vooraleer hij in de persla komt.
(33) In Holland noemt men dat buullaken.
(34) niet gelukt
(35) in 1977 (jaar van het gesprek)
(36) vodden
(37) voddenkoopman
(38) Over een breedte van 25,4cm weegt dit weefsel dus 3,650 kg de strekkende meter.
(39) Emest Raeymaekers van Arendonk (1904-1982), molenaar-olieslager op de nog bestaande Toremansmolen aldaar, sprak echter ook over ‘malfil’, ‘Malfil’ is eigenlijk een Frans woord en duidt aan,volgens Larousse: étoffe de laine àfaire les petits sacs ou l'on enferme les graines de colza ou /' oeil/ette pour extraire /'huile.
(40) We schrijven schroo met dubbele 0 om de uitspraak van de scherplange 00 aan te duiden(41) paardenhaar
(50) zeer goed

Literatuur

Uitgegeven bronnen
"Gazette van Gend" van 5 juli 1790

Werken
A.T. Van Biervliet, De windmolens van Gits, in: Rollariensia, VII, 1975, p. 217-233
A.T. Van Biervliet, De Windmolens van Gits, in: "De Gids voor Gits", Gits, Gemeenteuitgave, 1971, p. 27-30.
A.T. Van Biervliet, Gits in oude prentkaarten, waarin afbeeldingen van Finance, Grijspeersmolen, Onledemolen en Stenenmolen, Zaltbommel, 1972.
Lieven Denewet, Windmolens in Hooglede-Gits, vroeger en nu, Hooglede, 1979.
Herman Holemans, Westvlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 2. Gemeenten D-G, Kinrooi, Studiekring Ons Molenheem, 1994.
A.-T. Van Biervliet, Gits door de eeuwen heen, Gits - Handzame, 1986, p. 47-51; 76.
Gids voor Gits, p. 27.
Alfons Theuninck, De laatste West-Vlaamse olieslagers op de praatstoel, Molenecho's, XXIII, nr. 3; gezamenlijke uitgave met Ons Heem, XLIX, nr. 34, 1995.
A. De Gunsch, C. Metdepenninghen & P. Vanneste m.m.v. A. Tansens, Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie West-Vlaanderen, Arrondissement Roeselare, Kantons Hooglede - Izegem - Lichtervelde, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 17N2, Brussel - Turnhout, 2001.
Dirk Verhelst, Vleugels boven Hooglede-Gits 1914-1918, Koekelare, 2008.
West-Vlaamse windmolens. De Bergmolen te Gits, Curiosa, XXXV, 1997, nr. 346, p. 31-32.
West-Vlaamse windmolens. De Bergmolen of Molen Van de Ginste te Gits, Curiosa, XL, 2002, nr. 396, p.23-25.

Overige foto's

<p>Bergmolen<br>Olieslagerij Vandeghinste</p>

Foto voor 1907 (coll. Stichting Levende Molens, Roosendaal)

<p>Bergmolen<br>Olieslagerij Vandeghinste</p>

Foto voor 1907, detail van de eerste foto. Verzameling Ons Molenheem

<p>Bergmolen<br>Olieslagerij Vandeghinste</p>

Prentkaart olieslagerij Vandeginste (coll. L. Denewet, Hooglede)

<p>Bergmolen<br>Olieslagerij Vandeghinste</p>

De olieslagerswoning. Foto Eelkje Vanderhispallie, 01.09.2009

Stuur uw teksten over deze molen  | 
Stuur uw foto's van deze molen
  
Laatst bijgewerkt: woensdag 11 april 2018

 

De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.

zoek in database zoek op provincie Stuur een algemene e-mail over molens vorige pagina Home pagina Naar bestaande molens