Molenzorg

Dudzele (Brugge), West-Vlaanderen


Prentkaart ed. E. Desaix, Brussel
Algemeen
Collectie
Verdwenen Belgische Molens
Naam

Westmolen
Dorpsmolen
Grote Molen
Proots molen

Ligging
Watergang 2
8380 Dudzele (Brugge)

Herdersbruggestraat
500 m ZW v.d. kerk
kadasterperceel E794b


toon op kaart
Type
Staakmolen, later stenen grondzeiler
Functie
Korenmolen
Gebouwd
voor 1447 (hout) / 1835 (steen)
Verdwenen
1931, onttakeld / 1953, sloop romp
Beschrijving / geschiedenis

De Westmolen, ook de Dorpsmolen, de Grote Molen of Proots molen genoemd, stond ter plaatse van een kleine witte stalling, in het verlengde van de woning links en de stallen ernaast, bij de splitsing van de Dudzeelseheerweg en de Herdersbruggestraat. Het huidig adres is Watergang 2, op een halve kilometer ten zuidwesten van de kerk van Dudzele. De toegang tot de molen liep links achter een huidige villa in de Herdersbruggestraat.

In 1447 is er reeds melding van een korenwindmolen, toen nog in hout.  Rond 1480 bezat de heer van Dudzele zes molenwallen, vier molens waren in werking: de Oostmolen, de Westmolen, de Eikemolen en de Pannemolen. De twee molenwallen waren die van de verdwenen Ricellemolen en de Berghmolen.

Adriaan Gilliodts verkocht de molen in 1740 aan Pieter Bossele. Zijn vrouw Joanna Pantens werd volle eigenares en hertrouwde met Pieter van Middelem.

Gerard de Pré en consoorten verkocht aan Lauwereyns Vanden Bussche en Martha De Bruyckere, dochter van Pieter en Pieternelle Verkest: De Grote Molen, gezeid Dorpsmolen, met molenwal en alle draaiende delen, staande op circa 96 roeden. cijnsland behorende den Here van Dudzele, en voorts nog een behuisd hofstedeken, schuur en stallingen, ende nog een woonhuys sijnde eene backerije, onlancx nieuwe ghemaeckt, met een gemet een lijne en eenige roeden boomgaerd en hoveniershof, alles liggende te Dudzele, zuidwest van de kerk; den molen tusschen de Brugsche baan ende den Waterganck, het hofstedeken ende de backerije over den molen en over den Dudzeelschen Waterganck".

Jacobus-Franciscus Cattoor, zoon van Lieven en van Joanna Vermeir, werd op 29 augustus 1773 te Dudzele gedoopt. Zijn peter was Frans De Knock, zijn meter Kathelijne Vanden Bussche. Hij ging op de Grote Dorpsmolen te Dudzele werken bij Jacob Pauwaert en werd verliefd op de mooie molenaarsdochter Martha-Victoria Pauwaert, die zijn vrouw werd. Hij ging zich te Knokke vestigen, waar hij het molenaarsbedrijf uitoefende en er tot in 1828 verbleef. Daar werden zijn dertien kinderen geboren. Van Knokke verplaatste hij zijn werkterrein naar St-Pieters-op-de-Dijk, op de "Zandwegemolen". Hij overleed op 27.12.1842. Zijn echtgenote was daar reeds op 6 december 1830 gestorven.

Eigenaars na 1830:
- 1835, opbouw stenen molen: Lievens François, molenaar te Dudzele
- 04.11.1859, verkoop: a) Dugardein Sophia, zonder beroep te Oudenburg en b) Nissen Pieter, molenaar te Dudzele (notaris Proot - "moulin en pierres")
- 18.09.1863, verkoop: Proot-Schoutteeten Pieter Josephus, notaris te Dudzele (notaris De Busschere)
- 25.06.1881, verkoop: Proot-Rabay Charles Louis, molenaar te Dudzele (notaris Pollentier)
- 19.10.1928, afstand: Wintein-Vermeire Cyriel Frans, molenaar te Dudzele (notaris Depuydt)

Frans Lievens liet de staakmolen in 1835 vervangen door een stenen exemplaar. Hij had daartoe op 10 september 1835 de toestemming verkregen van de Bestendige Deputatie van de provincie West-Vlaanderen.

Deze Lievens werd als zoon van een molenaar in 1797 geboren te Stalhille. Hij trouwde in 1827 met de Dudzeelse Barbara Huet.  In 1881 werd Karel Proot er molenaar en zou dat 47 jaar lang blijven. Daarop werd de zaak verkocht aan Cyriel Wentein voor 100.000 frank en 15.000 frank notariskosten.

Naast de molen werd in 1883 een stoommaalderij gebouwd, maar er werd ook nog met de wind gemalen.

In 1914-1918 deden de Duitsers de wieken afnemen, omdat ze meenden dat men met de stand ervan berichten doorseinen. Wat inderdaad mogelijk was.

Karel Slembrouck verloor in 1925 bij een ongeval zijn rechterarm.

De molenkap werd gesloopt in 1931, de romp werd in 1953 gesloopt.

Lieven DENEWET, Maurits COORNAERT & Herman HOLEMANS

Bijlagen

Jan Rotsaert, "Molenaars in de  schaduw van de poldertorens. Een greep uit de genealogie Cattoor (1)", Rond de Poldertorens, jg. 1972, 1, p. 13-28.

De familienaam Cattoor vonden wij voor het eerst in het 'Registre van huysen, muelens, erfve ende landt ghestaen ende ghelegen buyten de stade van Brugghe, binnen de paele ende schependomme van diere, tusschen de Speypoorte ofte Damsche poorte ende de Cruyspoorte, te weten tusschen de Damsche vaert ende den Aerdenburgschen heerwech (d.i. de huidige Moerkerkesteenweg), ghemaect ende ter Halle ghepublieert den 21 van novembre 1579 (2).   Op bladzijde 9 lezen wij: een coornewyntmuelen metten walle staende buyten de Cruyspoorte deser stede, binder paele van schependomme van diere, pertinent Lieven Cattoir. De 17e juni 1619 bezetten deze Lieven Cattoir en zijn echtgenote Joryne Vassemoet, op deze molen die zij nieuwe hebben ghedaen maecken, een rente van 6 sch. 8 gr. sjaers, ten profyte van het ambocht van de muelenaers van Brugge (3) mits dat deze laatsten toestonden 'vrij te maelene alle de graene die van buyten paele t'zijnder muelen zijn commende (4) ende deselve vermoghen te gheriefen met multere (5) in plaetse van graen zonder dat hij (de molenaar) zal vermoghen 'tselve te doen van eenighe inwonende van deser stede, noch oock te haelene ofte doen haelene eenich graen van poorters van dese stede, up peyne van wat door de keuren voorzien is, maer indien eenighe van de voorn. poorters lyyberlick quaemen met behoorlicken teecken, de molen vermach deselve wel te maelene'. Lieven Cattoir ondertekent deze akte van bezetting met de afbeelding van het molenijzer, merk eigen aan het molenaarsbedrijf.   Wie waren nu Lieven Cattoir en Jozyne Vassemoet (6)?   Genealogisch weten wij alleen dat hij de zoon was van Gillis Cattoir, zij de dochter van Lieven Vassemoet, en dat zij zekerlijk voor 1610 getrouwd waren, vermoedelijk te Moerkerke. Dit vermoeden wordt gesteund door de oudste kerkregisters van deze gemeente, waarin meerdere personen vermeld staan met de naam Veschgemoet (7).   In de akte van 1618 worden Lieven Cattoir en Jorynken Faesmoet poorters van Ghend genoemd; in 1625, in een akte voor schepenen van het Vrije, vinden wij hen als poorters van de stede van Ghendt, vremde van desen lande.   In hetzelfde jaar worden zij vermeld als vrijlaeten van Ghistele, een ander maal als poorters van Brugghe. In 1627 zijn zij poorters van Brugghe, upzittende binnen de prochie van Moerkerke ende poorters van Ghendt.   In 1628 zijn zij vrijlaeten van Moerkerke, hoedanigheid die zij verder zullen behouden. Hieruit kan dus afgeleid worden dat Lieven Cattoir van het Gentse (8) naar onze gewesten is overgekomen en als de stamvader van al de West-Vlaamse Cattoors kan beschouwd worden.   Lieven Cattoir zal wel de zoon geweest zijn van een molenaar; misschien wel van een molenbouwer. Wij zien hem hier reeds in 1619, zoals hoger gezegd, een molen oprichten op cijnsgrond buiten de Kruispoort nader bepaald oost van de kerk van St-Kruis 'up de berghen ghenaempt 't Galghevelt, west van de herberghe 't Smulleken' (9).   In 1618 vinden we hem eigenaar van een coorenwyntmeulen metten walle ende 't huys daernevens, gelegen binnen den ambochte van Oostkerke, binnen de prochie van Ste Kathelijne buyten Damme.   In 1625 koopt hij aan Loys De Meyer, vrijlaet van Straeten, een coorenwintmeulen, wal en huis, groot 42 roeden, al ligghende in de prochie van Zuwenkercke, verre zuid-west van de kerk ende oost bij het goed 'Ten Torren'.   In hetzelfde jaar 1625 koopt hij jegens Pieter Mys en Catharina D'Hondt een meulenwal in het ambacht van Dudzele, in de prochie van Coolkerke, zuid van de kerk, op de zuidzijde van de nieuwe vaart, voor de koopsom van 14 pond groten, te betalen in vier jaarlijkse afkortingen van 3 pond 10 schellingen, midtsgaders 20 schellingen contant te betalen voor een 'hooftcleet' voor de vrouw van de verkoper (10). Op deze wal plaatste hij in dit zelfde jaar de molen die hij bij 't Galgeveld te St-Kruis had opgericht en die door 'tempeest ende storm van wynd' was omgewaaid; molen die hij in pacht geeft aan Philip De Nayere.   In 1626 verplaatst Lieven Cattoor zijn werkterrein naar Moerkerke. Aan Pieter De Vyldere en Kathelijne Gaemaets koopt hij een coorenwyntmeulen mette walle, huys ende scheure, gelegen noord over de Leye, bij erfvelicke cheyns van het klooster der Jacobinessen in Brugge, waermede dat gaen twee hovekens (11) groot omtrent een lijne landts belast met 10 schellingen grooten die men geldt aen den Waetergrave in redemptie van wynt (12) en verder nog met 9 pond in verschillende renten. De koopsom van deze molen bedroeg 2.500 guldens van 40 groten het stuk, te betalen 900 gulden ghereet ende contant, voorts van jaer tot jaer 200 gulden tot de volle betaling. Benevens de koopsom nog acht dobbel ducaten, voor de vrouw van de verkoper, die comptant te betalen waren (13).   In 1627 terug naar Zuienkerke. Daar neemt hij van de kerkfabriek voor 20 jaar een stuk grond in pacht, verre zuid-west van de kerk, op welke grond hij een molen opricht. In 1628 terug in Moerkerke waar hij en zijn echtgenote het cijnsrecht verwerven op negen roeden en een kwart land, dat vroeger een 'hovewarderie' (13) was, en gelegen is binnen het dorp; daarop werd door verwerver een huis getimmerd. Het cijnsrecht voor een termijn van 27 jaar beliep 50 sch. grooten sjaers.   In 1629 staat Lieven borg voor Marijn Montens en Tanneken Verpoort wonende te Watervliet, inzake hun jaarlijkse pacht te betalen aan Mevrouw van Watervliet, voor een coorenwyntmeulen ter prochie van Watervliet, waarvoor hij in handen krijgt 2 gemeten 2 lijnen en 54 roeden land te Moerkerke, noord van de Leye, zijnde twee partijen met wijlen een hofstede daar op staande, tussen die van Jacobinessen land en hofstede aan beide zijden, en met het noordeinde strekkende aan de Damweg.   Eindelijk in 1630 verkopen Lieven en Jorijne aan Claude Tanden Broucke het huis dat hij getimmerd had op de 9 roeden en een kwart cijnsland gelegen in het dorp te Moerkerke; grond die hij in pacht had van Jacques Michiels.   Lieven Cattoir en Jorynken Vasmoet overleden kort na elkander omtrent januari 1641 (14). Uit hun huwelijk zijn ons vijf kinderen bekend, namelijk: Maria, die getrouwd was met Jacobus Vermeersch, en die vier kinderen hadden: Lieven, Sebastiaan, Jacob en Petronella Vermeersch.   Janneken, in huwelijk met Jan fs Pieter Nelis.
Judeken (Judith), in huwelijk met Jacob Mergaerts.
Lieven, in 1641 minderjarig; in 1646 gehuwd met Maria van Crombrugghe.Jacobus, die volgt:
Cattoor Jacobus, zoon van Lieven en Jorijnken Vesmoet, vrijlaat binnen de prochie van Moerkerke, bij de dood van zijn ouders in 1641 minderjarig. In 1664 treedt hij op als voogd van de minderjarige kinderen van Jacob Vermeersch bij zijn zuster Maria Cattoor, Hij overleed in 1676 op 21 mei. Een eerste maal was hij getrouwd met Willemijne Dorre, dochter van Pieter. Zij overleed te Moerkerke op 2.9.1662. Uit dit huwelijk acht kinderen. Een 2e maal trad Jacobus in het huwelijk met Joanna Iserby. Na zijn dood hertrouwt zijn weduwe met Jan Gailiiaert, Uit het tweede huwelijk nog drie kinderen.   Bij het overlijden van Lieven Cattoor en Jorijne Vesmoet gingen hun bezittingen over op hun kinderen, elk voor een gerechte deel. Zo vonden wij dat Jacob Mergaert en Judith Cattoor, alsmede Maria van Crombrugghe de weduwe van Lieven Cattoor de jonge, hun aandeel verkopen aan Andries Vanden Broele in 'een coorenwyntmeulen met het ghedraey, steen en andere toebehoorten staende up 47 roeden landts, bij wijlen Lieven Cattoor (de oude) daer uppe nieuwe ghedaen maecken, midtsgaders noch van een woonhuyseken staende up de voorn. 47 roeden landts, al ligghende in den ambochte van Oostkerke, binnen de prochie van Lapscheure in St Jobspolder, belast met een hoet terwe sjaers, naer den slach van den spijker van Brugghe, midtsgaders 4 grooten 6 deniers voor den inslach ende als desen molen verandert bij coope, sterfte of andersints, zo moet men betalen dobbel cheins, eens, midtsgaders 5 sch. parisis aen den watergrave ter cause van wynt (15).   Zo zien wij ook dat Jacob Cattoor de volle eigendom verwerft door aankoop van het gerechte deel van Jan Nelis en zijn echtgenote Janneken Cattoor, in 'den coorenwyntmeulen met al zijne draeyende en keerende wercken (16), midtsgaders meulenwal ende een huyseken met alle tgone dat er inne aertvast, wortelvast ende naeghelvast is, alles wesende cheynslandt van die van de Jacobinessen in Brugghe, gelegen binnen de prochie van Moerkerke, noord over de Leye, ende op dit oogenblick door hem Jacobus Cattoor en Willemijne Borre gebruikt en het huyseken door verkoper bewoond, alles belast met 560 guldens capitael ten bate van zijn schoonbroeder Jacques Mergaert.   De eerste echtgenote van Jacobus Cattoor, Willemijne Borre, schijnt ook een molenaarsdochter te zijn. Haar broeder Niklaas Borre immers was aan haar sterfhuis een rente schuldig van twee pond, bezet op land en op een 'coorenwyntmeulen staende op grond van den disch van Wulverghem', waarin deze Niklaas Borre gerecht was bij kope jegens Jan de Hamere.   Na het overlijden van zijn echtgenote had Jacobus Cattoor de 252 pond 10 sch, 12 gr. en 12 mijten weespenningen van zijn vijf in leven zijnde minderjarige kinderen, hun competeerende de morte matris, verzekerd op al zijn goed present ende toekomende, en bijzonderlijk op gezegde melen te Moerkerke, noord over de Leye.   Uit dit eerste huwelijk dus acht kinderen waarvan bij het afsterven van Willemijne Dorre, nog vijf in leven waren. Het zijn: Jacquemijne, gedoopt te Moerkerke op 12.10.1648, in huwelijk met Jan Michiels. Haar peter was nonkel Jacob Lergaert, haar meter tante Janneken Cattoor.
Pieter, die volgt. Joannes, gedoopt te Moerkerke op 14,11.1651, overleden voor 1662. Zijn peter was Franciscus Cattoor, zijn meter Joanna Vandenbrande, echtgenote van G. Syrens Ludovicus, gedoopt te Moerkerke op 12.5.1653, overleden voor 1662. Zijn peter was Ludovicus Hebberecht, zijn meter tante Judith Cattoor. Maria, gedoopt te Moerkerke op 15.4.1654. Zij trouwde te Moerkerke de 14.3.1675 met Lauwereins Timmerman, haar peter was Georges Syrens, haar meter tante Maria Cattoor. Joanna, gedoopt te Moerkerke op 5.0.1657, In 1673 te Moerkerke getrouwd met Jan Hendrickx. Lieven, gedoopt te Moerkerke op 1.1.1660. Overleden als jonggezel te Moerkerke 15.2.1603. Zijn peter: Arnold Van Pamele; zijn meter: Anna Desmet. Niklaas, gedoopt te Moerkerke 25.1.1662 en er hetzelfde jaar overleden. Zijn peter was Sebastiaan Vermeersch, zijn meter tante Judith Cattoor.   De tweede echtgenote Joanna Iserby schonk Jacobus Cattoor nog drie kinderen, met name: Anna-Maria, gedoopt te Moerkerke op 10.12.1671. Haar peter was Joos Yserby, haar meter Maria Mortier. Willemijne, gedoopt te Moerkerke op 27.4.1674. Haar peter was haar half-schoon broeder Jan Michiels, haar meter Joanna De Keyzer, de vrouw van haar halfbroeder Pieter. Laurentie, gedoopt te Moerkerke op 10.1.1676 en er hetzelfde jaar overleden. Haar peter was haar 'half-schoonbroeder Lauwereins Timmerman, haar meter Philippa Verlies.   Pieter Cattoor, zoon van Jacobus en van Willemijne Borre, werd op 24.8. 1650 te Moerkerke gedoopt, Hij overleed er op 3.2.1704. Zijn peter was Jan Vermeersch, zijn meter Elisabeth Borre. Op 17.7.1672 trad hij te Moerkerke een eerste maal in het huwelijk met Joanna De Keyzere, dochter van Maerten. Zij overleed op 1.3.1691. Een tweede maal trad Pieter in het huwelijk, ditmaal te Oostkerke met Kathelijne Van Poucke, Bij het overlijden van vader Jacobus waren diens goederen onder zijn kinderen verdeeld. Een coorenwyntmeulen te Moerkerke, met twee huysekens daarbij horende, het ene bewoond door Lieven Vermeersch, het andere door Cornelis Vermeersch komende van het erfgoed van zijn vader, verkoopt hij in 1697 aan Jacob Verschelde en Anna Dumon (17).   Wij vinden Pieter eigenaar van de 'Hoornemeulen' te Moerkerke die hij in 1701 bezet met een rente van 6 pond 6 schell. 3 gr. sjaers over de capitaele some van 100 pond, ten bate van Bartolomeus Dyserinck (18). Men ziet dus dat de molenaarsstiel aangeboren is.   Uit het eerste huwelijk met Joanna De Keyzere had Pieter twee kinderen: Jacobus, gedoopt te Moerkerke op 6.9.1674 en er op 30.5.1676 overleden. Zijn peter was Karel Van Wyngene, zijn meter tante Jacoba Cattoor. Petronella, gedoopt te Moerkerke op 10.10.1676 en er op 30.7.1695 overleden. Haar peter was grootvader Maarten De Keyzere; meter tante Joanna Cattoor.   Uit zijn tweede huwelijk met Kathelijne Van Poucke sproten nog vier kinderen, met name: Jacobus, gedoopt te Moerkerke op 13.5.1695 en er voor 1704 overleden. Zijn peter was Adriaen Van Poucke, zijn meter Joanna Vermeersch. Joseph, die volgt. Maria-Cornelia, gedoopt te Moerkerke op 7.3.1699. Haar peter was Joost De Jaeghere, haar meter Maria Lippens. Catharina-Jacoba, gedoopt te Moerkerke OP 23.2.1702. Haar peter was Carolus Vermeersch; haar meter Jacoba De Sitter.   Na de dood van haar echtgenoot, Pieter Cattoor, is Kathelijne Van Poucke hertrouwd met de molenaar Pieter Charlet, die een van de Cattoors molens in pacht gebruikte. Deze Pieter Charlet scheen een nalatige betaler te zijn geweest. In 1715 immers wordt beslag gelegd op de 'Hoornemeulen' te Moerkerke die hij door zijn huwelijk met Kathelijne verworven had. Dit arrest gebeurde omdat hij jegens Joos Anthierens ten achter stond met de betaling van 33 pond 6 schel. en 8 groten wisselgeld, benevens 3 pond 4 schel. 11 gr. voor vervallen intresten, mits nog 10 pond 12 schol. parisis voor kosten. De schuldenaar zal waarschijnlijk de schulden en intresten betaald hebben, want het arrest werd in 1718 geheven, (19) voorlopig tenminste, want wij zien dat dezelfde molen door Joos Anthierens in 1729 verkocht wordt aan Joseph Cattoor, de zoon van Charlets huisvrouw (20).   Cattoor Joseph, zoon van Pieter en van Kathelijne Van Poucke, werd te Moerkerke gedoopt op 28.6.1696. Zijn peter was Jacob Dullaert, zijn meter Anna Hebberecht. Hij trad in het huwelijk met Petronella Thiry, de weduwe van Pieter De Smidt van Oostkamp, en ging zich te St-Jan-in-Eremo vestigen.

Naast een onweerstaanbare drang naar molens, die hij van zijn voorvaderen had meegekregen, scheen Joseph Cattoor zich toch ook nog iets aan het landbouwbedrijf te interesseren. In 1726 koopt hij aan Anna Bogaert, de weduwe van Jan-Baptist Haeck, 6 gemeten 1 lijne en 26 roeden land in het Ambacht van. IJzendijke, in de prochie Sint-Margriete, gelegen in St-Lievenspolder, en 2 gemeten 26 roeden te St-Jan-in-Eremo, palende noord de Mandeweg in de Bentillepolder (21). In hetzelfde jaar koopt hij 36 roeden land eveneens te St-Jan-in Eremo, palende zuid aan de Clinckaertgeule, noord de dijk tussen St-Jans- en St-Jeronimuspolder en palende west aan een stuk land dat hem reeds toebehoorde (22).

In 1729 koopt hij, zoals reeds hoger gezegd, een stuk vaderlijk patrimonium, de 'Hoornemeulen' te Moerkerke. In 1735 koopt hij een getimmerd hofstedeken met 4 gemeten land eveneens te St-Jan-in-Eremo, in het 4e begin van de St-Janspolder, palene oost aan d'Hoochstrate (23).

In 1749 wordt bij Lieven Wils, de peter van zijn zoon, wegens schulden, aangeslagen een coorenwintmeulen ghenaemt Sint Jansmeulen, met zijn toebehoorten en draeyende werken, wal en verdere erve, benevens 25 roeden cheinslant, ghelegen te St-Jan-in-Eremo t'eynden den Dyck, tussen de St-Jans-, de St-Lievens- en de St-Jeronimuspolders. Deze molen had Joseph Cattoor reeds in pacht. Samen met de ceurbroeder van Eecloo Jan Dobbelaere fs Lieven by Anna De Keysere, wordt hij eigenaar van dit alles (elk voor de helft) by coope à la hauche ten stocke van Maximiliaen Donckerclocke, ten prijse van 355 pond 10 schell. en 3 grooten Vlaams wisselgeld, salaris en kosten van de stokhouder inbegrepen.(24).

Uit het huwelijk van Joseph Cattoor met Petronella Thiry zijn ons twee kinderen bekend:
Jeanna-Maria, gedoopt te St-Jan-in-Eremo op 6.9.1725. Zij werd de derde echtgenote van Jacobus Van Houtte (25) en overleed te Lapscheure op 40 jarige leeftijd op 4.4.1765.
Livinus-Bernardus, die volgt.

Lieven-Bernard Cattoor, zoon van Joseph en Petr. Thiry werd te Sint-Jan-in-Eremo gedoopt op 15.3.1730. Zijn peter was Lieven zijn meter Petronella Vande Neste. Na op 27.12.1751 te Sint-Jan een voorhuwelijkscontract te hebben afgesleten, trouwde hij met Brigitta Constant, de weduwe van Zeger Van Moere, en ging zich te Lapscheure vestigen (26). Aldaar overleed zijn echtgenote reeds op 26.5.1758, geen kinderen nalatend.

Lieven Cattoor, die wegens de nalatenschap van zijn moeder gerechtigd was in 1/8 deel van de reeds meermalen aangehaalde 'Hocrnemeulen' te Moerkerke, verwierf tijdens dit huwelijk de volle eigendom van de molen door afkoop van de anderen 7/8 jegens zijn vader, zijn zuster Joanna en de kinderen van zijn moeder uit haar eerste huwelijk met Pieter De Smidt (27). De goederen door Brigitta Constant ingebracht bij haar huwelijk, gingen van rechtswege terug naar haar bloedverwanten (28). Bij haar testament echter had zij haar echtgenoot bedacht met 50 ponden groten wisselgeld in specie, haar diamanten ring, haar trouwring en haar diamanten kruis.

Uit de staat van goederen te haren sterfhuize opgemaakt, weten wij dat beide echtgenoten te Lapscheure een hoeve uitbaatten. De belangrijkheid ervan kan men beoordelen aan de hand van de dieren die in de boedelbeschrijving zijn opgenomen (29): 6 werkpaarden en een jonc, 7 coeyen, 2 veirzen, 6 calvers, 1 zeuge en 10 viggens, 13 andere zwijnen en 80 hoenders.

Brigitta Constant werd in de kerk te Lapscheure bijgezet naast het graf van haar eerste echtgenoot. Het witstenen grafsteen die Lieven Cattoor had laten maken, 2.24 m lang bij 60 cm. breed kostte 12 pond. Niet zo heel lang bleef Lieven Cattoor weduwnaar. Hetzelfde jaar nog hertrouwde hij te Dudzele met Joanna-Francisca Vermeir, de dochter van Paulus en van Cecilia De Landtmeter, en ze gingen zich op deze gemeente vestigen. Hij overleed op 29 december 1795 in de ouderdom van 66 jaar. Zijn nagedachtenis is tot op heden bewaard gebleven op de grafsteen van zijn schoonouders in de kerk te Dudzele (30).

Lieven Cattoor had zich, wellicht door zijn huwelijk met Joanna Vermeir, geheel op de landbouw toegelegd. Zijn schoonvader Paulus-Franciscus Vermeir, zoon van Guilliame bij Martine Van Varenbergh, geboortig van Erembodegem in het land van Aalst circa 1708 en te Dudzele overleden op 7.11.1760, was in deze prochie op 15.3.1732 in het huwelijk getreden met Cecilia De Landtmeter, dochter van Sebastiaen bij Pieternella Manchet. Hij bleef te Dudzele gevestigd, waar hij van Jacques De Witte, heer van Cleyhem, een hofstede in pacht nam, gelegen in het dorp, west van de kerk, palende aan de steenweg naar Westkapelle enerzijds en aan de baan die recht naar Lissewege voer (d.i. de rechte baan die nu omwille van het Boudewijnkanaal doorsneden is en langs dit kanaal verder naar het noorden loopt).

In 1741 kan hij dit goed, groot 43 gemeten 2 lijnen en 5521 roeden aankopen. In dit zelfde jaar vergroot hij zijn bezit door aankoop van 3 percelen: een perceel van 6 gemeten 70 roeden liggende noord-west (sic) van de kerk en noord-oost bij Stapelvoorde, met aan te zuidzijde het leen genaamd 'Weerden Wegh' en aan 't westeinde de heerweg die van 'Pisabeele' naar 'Coppenytsbrugghe' loopt; het tweede perceel van één gemet 18 roeden gelegen noord van de kerk en oostwaarts over de heerweg die komt van Dudzele en loopt over de 'Hoogtebrugghe'; het derde perceel groot 1 gemet 1 lijne 28 roeden, noord vaan de kerk, zuid-oost over de Hogebrugge (32). In maart 1751 koopt Paulus Vermeir 'a la hauche' aan de kinderen Ccbrysse tegen 10.15.1 lb wisselgeld het gemet, een hofstede met 32 gemeten 95 roeden land liggende merendeels te Dudzele en deels te Ocstkerke (33). In maart 1750 had hij reeds een stuk land gekocht van 4 gemeten 9 roeden liggende te Dudzele tussen de Oosterweg en de Ooststrate, oost van de hofstede van wijlen Christoffel Demaecker (34). In 1759 koopt hij aan Ignace D'Hooghe en Teresia Ancheman een behuisd hofstedeken van 20 gemeten 1 lijne 31 roeden gelegen te Dudzele verre noord van de kerk, hofstede die toen in pacht gebruikt werd door Jan Joossens (35).

Na het overlijden van zijn schoonvader in 1760 nam Lieven Cattcor dezes landbouwbedrijf over en baatte verder de hoeve uit, waarvan hij 'causa uxoris' voor de helft eigenaar van geworden was. In 1766 werd hij volle eigenaar van dit goed door afkoping van zijn schoonmoeder Cecilia De Lanstmeter van de tweede helft (36).

In 1762 was hij reeds eigenaar geworden van een perceel van 1 gemet 1 lijn 32 roeden hooigars gelegen noord van de kerk, door koop 'a la hauche' ten stokke van Pieter Moentack, voor de prijs van 12 pond groten wisselgeld (37) en in 1767 kwam daarbij nog een perceel zaailand van 1 gemet 4 roeden, zijnde een lanc stuck, gelegen in de 'Oosthovinghe' palende oost aan de heerweg, west aan de watergang die door de hovinge loopt; dit door koop uit ter hand jegens Michiel Van Zandweghe en Monica Bogaert, voor de som van 19 pond (38).

Komt de Franse overheersing met veel tamtam over 'Egalité-Fraternité-Liberté' en een opwaardering van onze muntwaarde, waarvan wij ons best een gedacht kunnen vormen door volgende transactie: op 9.3.1795 (19 Ventose an III) verkopen Lieven Cattoor en zijn echtgenote een perceel van 4 gemeten 1 lijne 32 roeden vette garsland en een perceel van 1 lijne 29 roeden zaailand noordoost van de kerk te Dudzele, palende aan de ader 'Krom' met de zuidzijde en aan de heerweg met de noordzijde, verkoop publiek gedaan 'a la hauche' en toegewezen aan de borger Jacques Rabaut van Kortemark, wonende te Brugge, voor de som van zegge wel 27.769 livres 17 stuyvers en 8 deniers tournois (39).

Na het overlijden van zijn weduwe Joanna Vermeir in 1816, werd van hun goederen onder de kinderen verdeling gehouden. Te dien einde werden op verzoek van de erfgenamen al de onroerende eigendommen op kaart gebracht (40) en onderverdeeld in 19 percelen, boomgaard, gars, zaailand, maaigars en bos, daarin begrepen een schone hofstede zijnde de herberg 'Het Hof van Commercie', samen groot 65 gemeten 28 roeden, alles gelegen ter commune van Dudzele, in het dorp, west van de kerk, binnen het beloop van de Watering van Groot Reygaertsvliet, waarvan het grootste gedeelte, mede Het Hof van Commercie, de hoek uitmaakte van de steenweg naar Westkapelle en de baan naar Lissewege; een ander gedeelte gelegen langs de Doestweg; nog een ander bij de hoeve Stapelvoorde en een perceel tussen de Brugse steenweg aan de oostzijde en de Watergang of het Verloren einde aan de westkant.

Wij troffen Lieven Cattocr aan als landbouwer, als hoofman van Dudzele, echter nooit als molenaar. De drie molens te Dudzele: de Westmolen, de Grote Molen of Dorpsmolen en de Kleine Molen, ook Hoogmolen of Oostmolen genaamd, behoorden niet tot het patrimonium der Cattoors; en toch kan men zeggen dat de Grote Molen of Dorpsmolen en de Cleene Molen of Oostmolen in zekere mate met deze familie verband hielden. Wij zien dat in 1751 de Kleine Molen met woonste van de molenaar, groot omtrent 81 roeden cijnsland behorende den Here van Dudzele, mede nog 52 roeden land zuid-oost van de molen, al liggende te Dudzele bij het dorp (dicht bij 'Het Kasteeltje', nu verkeerdelijk Schottenhof genoemd) aangekocht werd door Pieter Charlet, de zoon van Pieter en van Kathelijne Van Poucke, deze laatste de grootmoeder van onze Lieven Cattoor, eigendom die in 1754 overgaat op Joseph Beyts (41).

De Grote Molen, gezeid Dorpsmolen, met molenwal en alle draaiende delen, staande op circa 96 roeden. cijnsland behorende den Here van Dudzele, en voorts nog een behuisd hofstedeken, schuur en stallingen, ende nog een woonhuys sijnde eene backerije, onlancx nieuwe ghemaeckt, met een gemet een lijne en eenige roeden boomgaerd en hoveniershof, alles liggende te Dudzele, zuidwest van de kerk; den molen tusschen de Brugsche baan ende den Waterganck, het hofstedeken ende de backerije over den molen en over den Dudzeelschen Waterganck, kemen door kope jegens Gerard de Pré en consoorten in het bezit van Lauwereyns Vanden Bussche en Martha De Bruyckere, dochter van Pieter bij Pieternelle Verkest, welke Martha De Bruyckere door haar tweede huwelijk met Jacob Pauwaert, de schoonmoeder zou worden van een der zonen van Lieven Cattoor (42). Het bloed kruipt waar het niet vloeien kan.

Uit het huwelijk van Lieven Cattoor en Joanna Vermeir kwamen 11 kinderen:
Cecilia-Joanna, gedoopt te Dudzele op 28.9.1759. Haar peter wes Cornelis Bertholf, haar meter was haar groottante Joanna De Landtmeter. In 1752 werd de echtgenote van Bonaventure Deneve,
Francisca-Isabella, gedoopt te Dudzele op 18.5.1761. Haar peter was nonkel Frans Vermeir, haar meter Cornelia De Landtmeter. Op 9.12.1788 trouwde zij met Petrus Constant van St-Kruis.
Livinus-Josephus-franciscus, gedoopt te Dudzele op 12.11.1762 en er op 16.9.63 overleden. Peter: Thomas Goedtbroey; meter: Isabella De Paridt.
Livinus-Franciscus, gedoopt te Dudzele op 28.8.1764 en er op 22.10.1773 overleden. Peter: Antoon Bertholf; meter: tante Livina Verkerke, vrouw Frans Vermeir (43)
Carolus-Bernardus, gedoopt te Dudzele op 2.11.1766. Peter: Carolus Breydel; meter: Pieternelle Breydel.
Bernardus-Hadrianus, gedoopt te Dudzele op 21.8.1768. Peter: Jan Vander Heeren; meter: Maria De Zutter.
Joannes-Paulus, gedoopt te Dudzele op 28.2.1770. Peter: Jan Vermeir; meter: Anna De Landtmeter.
Paulus-Franciscus, gedoopt te Dudzele cp 20.3.1772. Peter: Franciscus-Dominicus Rotsaert, meter: Maria-Anne Sompels.
Jacobus-Franciscus, die volgt.
Isabella-Clara, gedoopt te Dudzele op 19.9.1775. Peter: Frans De Maecker; meter: Rosa Van Houtryve.
Joanna-Livina, gedoopt te Dudzele p 1.5.1778 en er op 30.10.1779 overleden. Peter: Frans Ma1efasan; meter: Helena Pauwels.

Cattoor Jacobus-Franciscus, zoon van Lieven en van Joanna Vermeir, werd op 29.8.1773 te Dudzele gedoopt. Zijn peter was Frans De Knock, zijn meter Kathelijne Vanden Bussche. Hij ging op de Grote Dorpsmolen te Dudzele werken bij Jacob Pauwaert en werd verliefd op de mooie rnolenaarsdochter Martha-Victoria Pauwaert, die zijn vrouw werd. Hij ging zich te Knokke vestigen, waar hij het molenaarsbedrijf uitoefende en er tot in 1828 verbleef. Daar werden zijn dertien kinderen geboren.

Van Knokke verplaatste hij zijn werkterrein naar St-Pieters-op-de-Dijk, op de "Zandwegemolen" (44). Hij overleed op 27.12.1842. Zijn echtgenote was daar reeds op 6.12.1830 gestorven.

Uit zijn huwelijk met Martha Pauwaert kwamen de volgende kinderen:
Martha, geboren (45) te Knokke op 27.8.1806. Peter: haar oom Bernardus Cattoor; meter: tante Anna Pauwaert.
Theresia, geboren te Knokke op 1.10.1807 en er op 10.5.1811 overleden. Peter: ... Baervoets; meter: grootmoeder Martha De Bruyckere. Ten huize had zij reeds de nooddoop ontvangen van Petronella Quintens.
Joanna-Victoria, geboren te Knokke op 4.1.1809. Peter: nonkel Franciscus, alias Bernardus Cattoor; meter: Theresia Geyle. Op 2.7.1833 trad zij te Sint-Pieters-op-de-Dijk in het huwelijk met Jacobus-Petrus Bruselle, zoon van Jacob en van Anna Van Hove. Zij overleed te Varsenare op 1.9.1836.
Livinus-Jacobus, geboren te Knokke op 20.10.1810 en overleden te St-Pieters op 22.5.1829. Peter: nonkel Corneel Pauwaert; meter: tante Francisca Cattoor.
Franciscus, die volgt.
Jacobus-Bernardus, geboren te Knokke op 10.7.1815. Peter: Nonkel Vitalis Pauwaert,; meter: tante Isabella Cattoor.
Justina, geboren te Knokke op 11.1.1817.
Joannes-Franciscus, geboren te Knokke p 10.9.1818.
Constantinus, geboren te Knokke op 26.12.1819.
Ludovicus, geboren te Knokke op 23.9.1821.
Joseph, geboren te Knokke op 25.9.1823.
Rosalie, geboren te Knokke op 25.5.1825.
Theresia, geboren te Knokke 12.8.1827; er pverleden 8.3.1828.

Cattoor Franciscus, zoon van Jacobus en van Martha Pauwaert, werd te Knokke geboren op 14.2.1814. Hij deed zijn legerdienst bij de kurassiers die te Brugge in garnizoen lagen. Aldaar kreeg hij kennis met Maria-Theresia Maes, de dochter van Maximiliaan en van Marie Laforce, een kantwerkstertje dat hij tot vrouw nam. Tijdens zijn huwelijk deed zich voor Franciscus een erristige moeilijkheid voor. Zijn met Maria Maes wettelijk aangegaan huwelijk scheen in feite wettelijk ongeldig te zijn. Zijn echtgenote immers kreeg op een goede morgen bericht om zich voor de militieraad (de toenmalige loting) aan te bieden. Hij was met een vrouw van het mannelijk geslacht gehuwd. Hoe kon dit nu? Heel eenvoudig: de geboorteakte van Maria Maes vermeldde “kind van het mannelijk geslacht" een lapsus die bij vonnis van de rechtbank van eerste aanleg te Brugge op 6.8.1845 werd rechtgezet.

Alzo was en bleef Franciscus wettelijk getrouwd. Franciscus woonde in de Bidderstraat Nr 30, (E 14/15) en oefende het beroep uit van werkman molenaar. Met een ezeltje trok hij dagelijks naar Sint-Pieters om er zijn beroep uit te oefenen voor een karig loon plus een half-stenebrood in natura. Franciscus Cattoor overleed op 15.12.1869. Zijn vrouw stierf op 9.7.1886 en liet acht kinderen na.

Met de dood van Franciscus Cattoor eindigt hier een meer dan acht generaties oude molenaarstraditie. Vier van de vijf zonen, Jacobus-Leopold, Adolf, Alfons en Gustaaf, hadden het beroep van rijtuigschilder gekozen; de vijfde en jongste van allen Theofiel, ging in het drukkersbedrijf zijn kost verdienen. Van de drie dochters van Franciscus was de oudste, Prudentia, getrouwd met een met een metselaar; de tweede, Anna, is jong gestorven; de derde, Romanie, overleed als jongedochter op 92-jarige leeftijd. De nazaten van deze generatie vindt men thans te Brugge, Sint-Andnies, Mechelen en Brussel.

Verwijzingen en nota's

1. Varianten: Cattoir, Catthoir, Catoor, Catore, Catoore, Cattore, Cathoor, Cathoors.

2. Gilliodts, Registre des Sesdedeelen. Brugge 1893.

3. Stadsarchief Brugge, Protocollen van de klerken van de vierschaar. Reg. 1009, f° 68.

4. Het was de molenaars verboden het te malen graan bij hun klanten af te halen
“ende es niet gheoorlooft eeneghen muelenare, noch dengonen wien den muelne toebehoort, noch andre van haren weghe, yements coorne noch andre graen te halene of te bringhene teenegher muelne, noch thuus te vuerene met scepen, peerden, waghenen noch anders in eenegher manieren, up boete van tien ponden parisis waer ende hoe dickent het ghevalt, daeraf de twee deelen den heere ende ‘t derde deel den ghenen die dat brynghen sal ter kenesse van den heere ende van der wet" (Coutumes du Franc de Bruges, Tome 1, f° 700).

5. Multer is de hoeveelheid meel die de molenaar neemt in plaats van geld, tot loon voor zijn arbeid. “dat elc wie hij zij, mach cooren of andre graen doen maelen te wat muelne dat hij wille zonder verbueren, ende dat de muelenaers niet meer en hebben noch nemen zullen van muelne (=multer) dan ‘t XVIe deel up boete van X lib.par. also dickent alst ghevalt, deen helft den heer ende dander helft partie. (Coutumes du Franc de Bruges. Tome I, f° 582).

6.7. Varianten: Vassemoet, Faesmoet, Vessemoet, Vesmoet, Veschmoet, Veschgemoet, al naar gelang de streek waar de naam uitgesproken wordt. Vas te Brugge, Ves te lande. Vergelijk vasch vlees met vesch of versch vlees.

8. Te Gent en omgeving vindt men geen Cattoors; wel vindt men er de Cattoirs, de eerste schrijfwijze van die naam in het Brugse.

9. Niet te verwarren met de “Berghemeulen”, een oliemolen die daar in de onmiddellijke nabijheid stond.

10. Het scheen een gebruik te zijn om samen met de koopsom een cadeautje te vragen voor moeder de vrouw. Hier zien we dat dit bestaat uit een “hooftcleet”; bij een ander verkoop wordt het een som van acht dobbel dukaten.

11. Hier is hoveken het verkleinwoord van hof, in de zin van hofstede. Bedoeld wordt waarschijnlijk een “kortweunste” of wat men bij ons ook wel een “postje” pleegt te noemen.

12. De wind krijgen wij nu altijd gratis, soms meer dan wenselijk is. Het benuttigen van die wind was in de middeleeeuwen zeker niet gratis. Bijvoorbeeld in 1297 breidt de stad Brugge zijn omwalling uit en trekt die doorheen een leen van de Heer van Heist. De grond binnen de walgracht staat hij af aan de stad, maar niet zijn wind die er over heen waait. Daardoor moesten 4 van de 8 molens tussen de Kruispoort en de Dampoort steeds windgeld betalen aan de Heer van Heist of zijn opvolgers. Zo was water ook steeds een leen en een voorrecht: zonder toelating kon men het water van een waterloop bijvoorbeeld voor een watermolen, niet gebruiken. De te betalen belasting in natura of in geld verschilde per streek en per molen. Hier is er te betalen aan de “Watergraaf”.

15. Waarschijnlijk is “hovewarderie” hier bedoeld als een met water of haag omsloten boerderij. Vergelijk de familienaam de la Houvarderie en Van Houwaert.

14. R.A. Brugge, Weeserie Vrije Oost, Reg. 16577, f° 131 en 274.

15. Zie nota nr. 12.

16. Steeds werd er een onderscheid gemaakt tussen de vaste en de draaiende, werkende en kerende delen van een molen. De laatste werden nooit als immeubel beschouwd. hierom maakte men in de akten van verkoop dan ook steeds gebruik van de term “draaiende en werkende delen”.

17. Rijksarchief Brugge, Wettelijke Passeringen, Vrije Oost. Reg. 16424, f° 1 v°

18. Rijksarchief Brugge, Wettelijke Passeringen, Vrije Oost. Reg. 16425, f° 21 v°

19. Rijksarchief Brugge, Wettelijke Passeringen, Vrije Oost. Reg. 16427, f° 88 v°

20  Rijksarchief Brugge, Wettelijke Passeringen, Vrije Oost. Reg. 16427, f° 112 v°

21. Rijksarchief Brugge, Wettelijke Passeringen, Vrije Oost. Reg. 16429, f° 44

22. Rijksarchief Brugge, Wettelijke Passeringen, Vrije Oost. Reg. 16429, f° 14

23. Rijksarchief Brugge, Wettelijke Passeringen, Vrije Oost. Reg. f° 24 en f° 70

24. “Rijksarchief Brugge, Wettelijke Passeringen, Vrije Oost. Reg. 16451, f° 104

25. Een eerste maal was Jacobus Van Houtte getrouwd met Francisca Dellaert, een tweede maal met Joanna-Maria Constant fa Prosper en een derde maal met Joanna Cattoor fa Joseph. In de kerk van Lapscheure vinden we het wit marmeren grafzerk van Jacobus Van Houtte en zijn drie echtgenoten: Sepulture/ van den Eersaemen / Jacobus Van Houtte / fs Jan bij Joanna De Witte in / sijn leven gewesen pointer, Kerckm. / Disch en heylich sacramentsmees. / deser prochie van Lapscheure overleden / den 22 8bre 1770 in ouderd. van 79 jaer / ende van de eersaeme / Fransoeyse Bellaert / fa Jan sijn eerste huysvrauwe tsaemen / verweckt 10 kynderen al jonck / gestorven overleden den 26 january 1733 / voorts van de eersaeme / Anna-Marie Constant / fa Prosper sijne tweede huysvrauwe / overleden den 8 april 17.,. tsaemen in houwelycke verweckt 5 kynd/: wanof noch in leven sijn Joseph / Brisita, Pieter ende Joannes, / ende voorts van de eersaeme / Joanne-Marie Cattoor / fa Joseph sijn derde huysvrauwe / overleden den 4 april 1765 t’saemen verweckt 5 kynderen / Anna, Pieternelle, Rosa / Ludovicus ende Franciscus / die noch int leven sijn / Bidt voor de zielen.

26. In de kerk van Lapscheure vindt men haar grafsteen evenals deze van haar eerste echtgenoot: D.O.M. / Sepulture / van den eersaemen /Zegerus Vande Moere / in sijn leven slaefmr . / van de confrerie vande H.H. Drye Vuldigheyt, O.L. Vrauw en / II. Sacramentsmeester mitsgaders / Poincter deser prochie van / Lapscheure, overleden den 27 / 7ber 1751 oudt 48 jaeren / en van d’eerbaere / Brigitta Constant fa / Prosper sijne huysvrauwe t’samen/ in huywelick geweest den tijdt van 14 jaeren / overleden den ... oudt... jaeren / R.I.P.

En daarnaast: D.O.M. / Sepulture / van den / Eersaemen en discreten Livinus-Bernardus Cattoor / fs Joseph, geboortich van / St Jan in Eremo Dischmr en ontfangher van de Disch deser / prochie van Lapscheure / overleden den ... / in den ouderdom van ... jaeren. / ende van de eerzaeme Brigitta Constant fa / Prosper, sijne huys vrauwe / overleden den 26 Meye 1758 / in den ouderdom van 41 jaeren / t’saemen in huwelyck / geweest 6 jaeren en alf / R.I.P.

Brigitta Constant mag terecht de verlaten echtgenote genoemd worden. Twee grafzerken naast elkander die haar en haar beide echtgenoten memoreren; en geen van beide echtgenoten ligt bij haar in het ;rof.

27. Waren gerecht: valer Juseph Cattoor voor 4/8, Lieven en Joanna Cattoor elk voor 1/8, alsmede Maria-Cornelia Desmidt jongedochter en Isabella Desmidt echtgenote Frans Breydel, elk voor 1/8.

28. Deze erfgenamen waren: de broers en zusters van Brigitta Constant; de kinderen van Prosper Constant bij Marianne Wittynck; namelijk Willem en Peter; Marianna Constant, weduwe van Jan Rotsaert; Pieternelle Constant, echtgenote van Sebastiaen Strubbe; Regina Constant, echtgenote van Andre Vanden Broucke; verder de minderjarige kinderen Joseph, Brigitta, Pieter en Jan, van Jacobus Van Houtte bij Marie Constant; le minIerjarige kinderen Marianne en Pieter van Joseph Constant bij Anna Rotsaert; de minderjarige kinderen Jan en Marie van Joseph Lannoy bij Isabella Constant.

29. R. A. Brugge, Vrije Staat van Goederen, Reeks II, Nr. 899.

30. In de kerk van Dudzele, voor het noorder zijaltaar, tegenaan de noorder muur, ligt een witte steen met volgende inscriptie: D.0.M. / Sepulture /van den Eersaemen / Paulus-Franciscus Vermeir / Fs Guilliame in sijn leven / H. Sacramentsmeester en Dischmr. / deser kercke alsoock hooftman / deser Prochie en van de mans / gilde overl. den 7n 9ber 1760 / in den ouderdom van 52 jaeren / Ende van de Eerbaere / Cecilia De Landtmeter / fa Sebastiaen sijn huysvrauwe / overleden den 9n Maarte An. 1775 / in den ouderdom van 76 jaeren / t’saemen in huwelijck geweest / ... jaeren en geprocreert / drij kinderen waervan noch / Francois overl. Den 9 Juli 1765 / en Anna overleden den 23 January / 1816 oud 79 jaeren in houwelijck geweest / 50 jaeren met Livin Cattoor fs / Joseph overleden den 29 Xber 1796 / oud 66 jaeren geproreert 11 kind, waervan nog in ‘t leven zijn / Cecilia, Francisca, Bernard, Francis,/ Jacob en Isabella / R.I.P.

31. Rijksarchief Brugge, Wettelijke Passeningen, Vrije Noord, Reg. 16151, f° 41 v°

32. Rijksarchief Brugge, Wettelijke Passeringen, Vrije Noord, Reg. 16150, f° 26 en 16163 f° 151 v°

33. Rijksarchief Brugge, Wettelijke Passeringen, Vrije Noord, Reg. 16158, f° 29 v°

34. Rijksarchief Brugge, Wettelijke Passeringen, Vrije Noord, Reg. 16157, f° 5

35. Rijksarchief Brugge, Wettelijke Passeringen, Vrije Noord, Reg. 16163, f° 144 v°

36. Rijksarchief Brugge, Wettelijke Passeringen, Vrije Noord, Reg. 16169, f° 104

37. Rijksarchief Brugge, Wettelijke Passeringen, Vrije Noord, Reg. 16166, f° 56 v°

38. Rijksarchief Brugge, Wettelijke Passeringen, Vrije Noord, Reg. 16170 f° 73

39. Rijksarchief Brugge, Wettelijke Passeringen, Vrije Noord, Reg. 16209, f° 49

40. Rijksarchief Brugge, Verzameling Mestdagh, Kaart 300,

41. Rijksarchief Brugge, Wettelijke Passeringen, Vrije Noord, Reg. 16158, f° 120 v° en 16160 f° 95 v

42. Rijksarchief Brugge, Wettelijke Passeringen, Vrije Noord, Reg. 16182, f° 54 v° en 56.

43. Livina Verkerke fa Pieter bij Livina Vanden Berghe is vijfmaal gehuwd geweest:

1° met Frans Vermeir, weduwnaar van Catharina Vanden Berghe, waarvan de kinderen Joanna en Cecilia Vermeir;
2° met Joos Fruitier, waarvan Pieter Fruitier;
3° met Frans-Dominicus Rotsaert, waarvan Dominicus, Franciscus en Marie-Anna Rotsaert;
4° met Guilliame Gheyle, waarvan Theresia Gheyle;
5° met Jacobus Van Zandweghe.

44. Molen te Sint-Pieters-op-de-Dijk, West van de kerk, genaamd Zandweghe, “ende noortoost bij de herberghe genaemt Zandweghe”.

45. Hoger werden de geboortedata gevonden in de doopregisters, daarom ook wordt vermeld “gedoopt”. Van hier af zijn de bronnen de registers van de burgerstand of andere bronnen.

Literatuur

Archieven
Rijksarchief Brugge, Wettelijke Passeringen, Vrije Noord, Reg. 16182, f° 54 v° en 56 (verkoop door Gerard de Pré en consoorten aan Lauwereyns Vanden Bussche en Martha De Bruyckere)

Werken
Maurits Coornaert, Een overzicht van de molens in het Noordvrije, in: Liber Amicorum René De Keyser, Speciale uitgave, Geschied- en Heemkundige Kring Sint-Guthago, 1985, p. 43-78.
Johan Ballegeer, "Molens in de Zwinstreek", in Rond de poldertorens, jg. 47, nr. 2, 2005.
Johan Ballegeer & Paul Danneels, Dudzele in oude prentkaarten, Zaltbommel, 1981.
Maurits Coornaert, De Molens in de Heerlijkheid Dudzele, in: Rond de Poldertorens, XXV, 1983, 2, p. 47-64.
Maurits Coornaert, Dudzele en Sint-Lenaart. De geschiedenis, de topografie en de toponimie van Dudzele tot omstreeks 1914, met een studie over de Sint-Lenaart-ommegang, Dudzele, 1985.
Lucien Dendooven, "Dorpen in de Brugse Vlakte", 1954
Luc Devliegher, De Zwinstreek (Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen deel 4), Tielt, 1970.
Albert Schouteet, De straatnamen van Brugge. Oorsprong en betekenis, Brugge, 1977
W. Wintein De ontwikkeling van Dudzele. Historisch-geografische schets van een Poldergemeente, in: Rond de Poldertorens, jaargang 9, nummer 1, 1967, pagina's I - 36.
S. Gilté, P. Van Vlaenceren & A. Vanwalleghem m.m.v. K. Dendooven, Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Brugge, Deelgemeenten Dudzele, Lissewege en Zeebrugge, 2006.
Herman Holemans, "Westvlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 2. Gemeenten D-G", Kinrooi, Studiekring Ons Molenheem, 1994.
Germain Vandepitte, "Over de Westmolen, ook Grote Molen of Dorpsmolen te Dudzele, in: Rond de Poldertorens, XV, nr. 5, p. 151.
Johan Ballegeer, "Dudzele", i.o.p., nr. 67 en 68.
Jan Rotsaert, "Molenaars in de  schaduw van de poldertorens. Een greep uit de genealogie Cattoor", Rond de Poldertorens, jg. 1972, 1, p. 13-28.

Overige foto's

<p>Westmolen<br>Dorpsmolen<br>Grote Molen<br>Proots molen</p>

Foto Hendrik Delvaux, ca. 1900 (uitg. als prentkaart Stichting Levende Molens te Roosendaal, 2012)

<p>Westmolen<br>Dorpsmolen<br>Grote Molen<br>Proots molen</p>

Prentkaart 1905, ed. Vanden Bon en Blomme, Sijsele

<p>Westmolen<br>Dorpsmolen<br>Grote Molen<br>Proots molen</p>

De molen staat uiterst rechts. Prentkaart. Verzameling Ons Molenheem

Stuur uw teksten over deze molen  | 
Stuur uw foto's van deze molen
  
Laatst bijgewerkt: donderdag 28 april 2022

 

De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.

zoek in database zoek op provincie Stuur een algemene e-mail over molens vorige pagina Home pagina Naar bestaande molens