Molenzorg

Dentergem, West-Vlaanderen


Sporen van de stuw van de Watermolen. Foto: Maarten Osstyn Adegem, 21.01.2017
Algemeen
Collectie
Verdwenen Belgische Molens
Naam

Watermolen

Ligging
Wontergemstraat 23
8720 Dentergem

noordzijde
op de Speibeek of Molenbeek


toon op kaart
Type
Onderslag watermolen
Functie
Korenmolen
Gebouwd
voor 1585 / voor 1650
Verdwenen
1726, buiten werking / ca. 1750, sloop gebouw
Beschrijving / geschiedenis

De Watermolen van Dentergem stond op de Speibeek of Molenbeek aan de noordzijde van de huidige Wontergemstraat, waar nu een bankgebouw staat.

De molen werd voor het eerst vermeld in 1585: ""een beexken commende vande watermeulne van Denterghem".

Vermeldingen van de molenbeek: "de Watermeulenbeke" (1665), de "Watermolenbeek" (1850).

Op een kaart van 1725 zien we het kerkplein ten zuiden van de kerk, met in het midden de schandpaal, aan de oostkant de Speibeek, met een brug over de Wontergemstraat, en de watermolen. Deze watermolen was, samen met een windmolen, in het bezit van de heer van Dentergem.

Cornelis Braet, zoon van Jan Braet en Joanna Dhanens, groeide op aan de Eeckhoutmolen te Kanegem. Hij huwde op 26.11.1648 te Vinkt met Joanna Ghijlincx. Beiden stierven te Aarsele, respectievelijk op 28.4 en 19.11.1692. Eind 1650 startte hij te Dentergem met de wind- en de watermolen van de minderjarige dorpsheer, ridder Frans-Filip Lanchals, baron van Exaerde, heer van Olsene, Dentergem, Oeselgem en Gottem. De heerlijke macht en het goederenbeheer werden uitgeoefend door de schoonvader Donati Allemanni, echtgenoot van Joanna-Philippina vander Gracht, lid van de Oorlogsraad en kolonel in dienst van de Spaanse koning. In het leenhof van Dentergem en Olsene zetelde Cornelis ten tijde van het heksenproces tegen Tanneke Viaene. De Fransen maakten het dorp in 1657-1658 en 1667 zeer onveilig. Nadat de pest er van 1661 tot 1668 vele slachtoffers had gemaakt, verhuisde Cornelis begin 1671 naar het “Goed ten Damme” te Aarsele, aan de Speibeek.

Op  5 januari 1671 werd een prijzij opgesteld van de wind- en watermolen, eigendom van de baron van Eksaarde als heer van Dentergem. Cornelis Braet was afscheidende pachter en Jaspaert (Ver)vaecke aankomende pachter. De windmolen had een ligger en loper 17ers. De watermolen een ligger en loper 15ers.

In 1698 was de baron van Eksaarde de Dentergem de eigenaar. Aankomende pachter was Danneel Villesonne. Joannes Andreas, gehuwd met de weduwe van Jan van den Bulcke, was afgaande pachter van de wind- en watermolen (te voorent was afgaende pachter Adriaen de Leersnijder x geweest met de weduwe Joos Peerts Vervaecke). Bij die gelegenheid werd, op 8 maart 1698, een prijsschatting opgemaakt door de molenmakers Gillis Mulle, prijzer uit Gullegem en Gillis Desijn.

Op die kaart van 1725 zien we een weinig bebouwing aan de zuid- en de westkant. Een kaart van 1773 geeft nagenoeg dezelfde situatie weer.

De watermolen werd reeds in 1726 ontmanteld, aangezien de Speibeek onvoldoende debiet leverde. De watermolen werd nog een laatste keer, op 27 juni 1726, geschat door Gillis en Joannes Denijs, molenmakers en prijzers van de korenwatermolen van de baron van Eksaarde.

Er onststond een proces betreffende de belasting van de molen, met de burgemeester en schepenen van Dentergem tegen de baron van Eksaarde. Laatstgenoemde wilde, bij requeste van 31 oktober 1726, de lasten van zijn wind- en watermolen met de helft verminderen, omdat de watermolen was afgebroken. De heer van Eksaarde had dan alleen nog maar een windmolen. De watermolen was over enige jaren afgebroken (brief van 1752). De toenmalige eigenaar was Ignatius van Pottelsberghe.

Deze Speibeek (Wontergemstraat tussen de nrs. 23 en 25) is er thans overwelfd.deze volgt gedeeltelijk het tracé van de Speibeek. De cottage nr. 31 dateert volgens het kadaster van ca. 1941. Buiten de bebouwde kom loopt de straat in landelijk gebied.

Lieven DENEWET & André BRAET

Bijlagen

Stukken over de Watermolen in het Stadsarchief Gent –Inventaris 78/1. Lanchals Ladeuze Kerchove – LAN338 (chronologisch gerangschikt). Opzoekingen door Georges L. Souffreau, Woubrechtegem (maart 2013)

1. Op 5 januari 1671: prijzij van de wind- en watermolen, eigendom van de baron van Eksaarde. Cornelis Braet is afscheidende pachter en Jaspaert (Ver)vaecke aankomende pachter. De windmolen heeft een ligger en loper 17ers. De watermolen een ligger en loper 15ers.

2. Op 6 en 7 maart 1698. De baron van Eksaarde de Dentergem is eigenaar. Aankomende pachter is Danneel Villesonne en Joannes Andr x de weduwe van Jan van den Bulcke is afgaande pachter van de wind- en watermolen (te voorent was afgaende pachter Adriaen de Leersnijder x geweest met de weduwe Joos Peerts Vervaecke). 8 maart 1698. (get) Gillis Mulle, prijzer uit Gullegem en Gillis Desijn.

3. op 27 september 1712. Ignatius Xaverius van Pottelsberghe verhuurt het pachtgoed tot Thieldt aan de weduwe van Jan Verhoustraete (naar haar aan haar zoon Cesar Verhoustraete). Voor negen jaar met begin kerst 1713.

4. Op 27 juni 1726 prijzij. Gillis en Joannes Denijs, molenmakers en prijzers van de korenwatermolen van de baron van Eksaarde (2 blz.)

5. Proces betreffende de belasting van de molen. Burgemeester en schepenen van Dentergem tegen de baron van Eksaarde, die bij requeste van 31 oktober 1726, de lasten van zijn wind- en watermolen wil met de helft verminderen. Omdat de watermolen is afgebroken. De heer van Eksaarde heeft nu alleen nog maar een windmolen. De watermolen is over enige jaren afgebroken (brief van 1752). De tegenwoordige eigenaar is Ignatius van Pottelsberghe.

-------------------------------

Schattingen van de wind- en watermolen van Dentergem in 1671

Luc GOEMINNE & André BRAET (°)

(°) Met dank aan Lieven Denewet die de tekst grondig doornam en talrijke aanvullingen verschafte.

In januari 1671 verliet Cornelis Braet zowel de windmolen als de watermolen van Dentergem. Hij was molenaar op beide molens van 1650 tot 1671. De aankomende pachter-molenaar in 1671 was Jaspaert Vervaecke1. Cornelis Braet behoorde tot een bekend molenaarsgeslacht. Hij was de zoon van Jan Braet die van 1622 tot 1663 de molenaar en eigenaar was van de Eeckhoutmolen te Kanegem. Cornelis had niet minder dan 6 broers, allen molenaars. Na 1671 ging Cornelis op rust in Aarsele wonen2.

De eigenaar van de beide Dentergemse molens was de baron van Eksaarde, Frans-Filip Lanchals (1644-1677), die heer was van Olsene, Oeselgem, Dentergem en Gottem. Hij was zeer jong, op 14-jarige leeftijd, gehuwd met de 15-jarige Victoria Desideria Allemani, wiens vader afkomstig was uit Firenze. Zijn betovergrootvader Jooris Lanchals was door aankoop in 1578 heer van Dentergem geworden. Vrijwel onmiddellijk schonk hij de heerlijkheid aan zijn enige zoon Pieter Lanchals3.

De windmolen (de latere molen Maes)

De dorpswindmolen van Dentergem was een gewone, tweezolder-staakmolen om graan te malen. De open voet werd later omsloten door een teerlingkot. Hij was gelegen op een boerderij aan de noordzijde van de Markegemsesteenweg nr. 149, op de hoek met de Ankelaarstraat. Deze boerderij, thans bewoond door Roger Maes, was in 1415 een leengoed van Willem van Anckelaere4, waarvan het renteboek in 1474 meldde: gheleghen an de oostzijde ande anckelaere straete en In de ankelaere straete gheheeten de stede smuele-naeren5. Deze molen stond op een (hoger gelegen) koutergebied, de zgn. Molenkouter.

Van 1557 tot 1630 was de familie Heytens6 de uitbater. Van 1650 tot 1671 was Cornelis Braet er molenaar-pachter, onder de dorpsheer Frans-Filip Lanchals als eigenaar. Cornelis bediende eveneens de watermolen. De nieuwe pachter in 1671 was Jaspaert Vervaecke.

De molen werd in 1695 vernield in de Negenjarige Oorlog tussen Frankrijk en de Augsburgse Liga. De parochie Dentergem werd toen grotendeels door de Fransen platgebrand uit wraak, omdat zij er in hun opmars een dag werden opgehouden door een vijandige post.

De molen geraakte heropgebouwd en van 1698 tot 1726 was Daniël Sonneville de molenaar. Van 1738 tot 1771 waren achtereenvolgens Pieter De Schrijver en Gabriël De Stoop de pachters, onder de familie van Pottelsberge d’Huleghem. Na 1782 was Alfons-Louis Borluut uit Gent de eigenaar7. In 1803 werd de molen te koop gesteld8, maar hij bleef in handen van de Gentse familie Borluut (Gaspar in de jaren 1820-1830).

Pachter-molenaar Karel Jozef De Stoop slaagde er in 1839 in om de boerderij met de molen aan te kopen. Hij overleed evenwel reeds twee jaar later. De molen kwam toe aan Henri De Stoop-Bocayge en na zijn dood in 1887 werd het molenerf verkocht aan bleker Edouard Maes-Debrabandere uit Meule-beke. Zoon Victor Maes-Claeys volgde hem op9.

Victor Maes liet de molen op 3 augustus 1936 slopen. Er werd nog verder mechanisch gemalen. Dat leidde tot het huidige veevoedersbedrijf Maes in de Statiestraat nr. 60 te Dentergem. Aldaar is een natuurgetrouwe maquette van de windmolen opgesteld aan de toegang van het bedrijf.

De watermolen

De Watermolen stond heel dicht bij de kerk van Dentergem, ten oosten van het kerkplein, waar de huidige Baljuwstraat en de Speibeek elkaar kruisen. In 17de-19de eeuwse documenten werd deze beek aangehaald als de Watermeulenbeke10. Zij stroomt van noord naar zuid: ze ontspringt in Aarsele, loopt door de dorpskom (gedeeltelijk overwelfd) van Dentergem, ten westen van de Baljuwstraat, rechts van Wontergemstraat nr. 21 om verder uit de monden in de Oude Mandel op de grens met Gottem11.

De Watermolen werd voor het eerst vermeld in het kohier van de 20ste penning te Dentergem in 1571-157212: de wintmuelene en[de] watermuel[en]e te denterghem. Beide molens waren in het bezit van de heer van Dentergem en werden voor 48 pond parisis én 6 mud rogge (aan 48 £ par. per mud of 288 £ par.) verpacht aan Jan Heytens fs. Germanus. We vinden de molen ook terug in een rapport van 19 januari 1585 over het verkend tracé voor de aanleg van de Zuidleie tussen Brugge en Deinze: tot an een beexken commende vande watermuelene van Denterghem13.

Van 1650 tot 1671 was Cornelis Braet er molenaar, onder Frans-Filip Lanchals als heer van Dentergem. Het feit dat Cornelis ook de windmolen bediende, toont aan dat de watermolen niet continu kon werken, door een te gering verval en/of water-debiet. Jaspaert Vervaecke volgde hem in 1671 op.

We zien de molen getekend op twee plannen uit 172514. De huidige Baljuwstraat wordt er aangeduid als voetwegh naer den watermeulen. Net vóór de beek de molen bereikt, vertoont ze een ellips- vormige verbreding met het sluiswerk of de spei. Overigens werd de Watermolenbeek of Molenbeek ook als de Speibeek aangehaald, een eerste keer in 182015 en thans nog steeds onder die naam.

De watermolen was uitgerust met een houten onderslagrad, dat met een bordes was overdekt. De molen had volgens de prijsschatting van 1671 (zie hierna) slechts één steenkoppel. Het gebouwtje met pannendak stond in dwarsrichting ten opzichte van de waterloop, aan de oostzijde of de linkeroever.

Reeds in 1726 werd de molen afgebroken16. Wellicht was de watercapaciteit onvoldoende. Of zorgde de stuwing van het water voor water-overlast stroomopwaarts, waar de kerk stond? We zien de molen dan ook niet meer afgebeeld op een figuratieve kaart uit 1773 van de dorpskom van Dentergem17 en evenmin op de zogenaamde Ferrariskaart uit ca. 1775.

De molenschattingen

De molenschattingen werden uitgevoerd door drie molenmakers: Jan de Seyn fs. Jan, zijn neef Gillis [I] de Seyn (1638-1706) uit Olsene18 en Jacques Braekman.

Aangezien de molenmakers De Seyn van Olsene afkomstig waren, is de gebruikte molenvaktaal typerend voor het Oost- en West-Vlaams grens-gebied.

De windmolen bezat reeds 2 koppels maalstenen. Ze werden ieder aangedreven door een kamwiel op de molenas: het vang- en het voorwiel. De molen-stenen van de achtermolen waren zeventienders, dus met een omtrek van 17 voet of 4,67 m (1 voet Gentse maat = 27,5 cm). Dit komt overeen met een diameter van 150 cm. De stenen van de voormolen werden er pas later ingelegd: het waren dertienders, dus met een diameter van 110 cm. De loper van de achtermolen was ruim 11 duimen of 29,8 cm dik (1 duim Gentse maat = 2,7 cm). De ligger van de achtermolen was sterk versleten en was nog amper 11 duimen (16 cm) dik. De loper van de voormolen was 11 duimen (29,8 cm) dik en de ligger nog 6,5 duim (18 cm) dik.

Zoals gewoonlijk bevat deze prijsschatting geen maatgegevens van het staande werk. De wind-molen was een gewone houten staakmolen. Merkwaardig is wel dat de molenvoet naast zijn 8 steekbanden, nog 3 aardschoren had die vanaf de zetel rechtstreeks naar de blokken op de grond doorliepen en hierop steunden. Mooi opgesomd zijn de vijf horizontale dwarsbalken vanaf de windweeg: de windpulm, de smoutbalk, de ijzerbalk, de steunbalk en de pinnebalk.

Klassiek is de vermelding van de vier grote ijzers: het vorkijzer, de rijn, de hals (van de onderspil), de panne met het spoor (spoorpot).

De zakwindas werd nog met de hand bediend. De molen had dus nog geen echt luiwerk, waarbij de zakken met windkracht omhoog werden gehesen.

Alhoewel er sprake is van een cleyn solderken denken we dat de steenzolder even groot moet zijn was als de meelzolder: er waren immers al twee steenkoppels die ieder door een aswiel werden aangedreven.

De heinsel was een unster of Romeinse balans voor het wegen van zakken. Hij was opgehangen aan de zoldering van de meelzolder met behulp van een korte reep en katrol (heynsel windaes).

Eigenaardig is wel de weergave van verzamel-termen met het suffix “-sel”. Voorbeelden hiervan zijn schutsel (houten wandbekleding) en crammelsel (geheel van alle krammen).

Het enige steenkoppel in de watermolen had een diameter van 130 cm. De ligger was sterk versleten en was amper nog 13,5 cm dik. De loper was nog 15 duimen of 40 cm: een opvallend dikke molensteen. Er was de klassieke onderaandrijving met een hoge maalstoel die 4,4 m lang was. Het houten waterrad was met een bordes overdekt. Het molenhuis was voorzien van een pannendak.

De schattingsprijs van het staande en draaiende werk van de windmolen met het steenkoppel van de achtermolen bedroeg 328 pond groot.

De prijs van het aandrijfwerk met het bijkomend koppel van de voormolen was 41 pond groot.

De prijs van de watermolen met één steenkoppel met het molenhuis kwam samen op 227 pond groot.

De prijs van de kleine watermolen bedroeg on-geveer 60% van de prijs van de windmolen.


1 Stadsarchief Gent, Fonds Lanchals-de Ladeuse, bundel 338, akte 02.01.1671.
2 André Braet, Het geslacht Braet door de eeuwen heen, 1295-1980, Aalst, 1981, 279 p.
3 Eric & Filip Bekaert, De heren van Dentergem, De Roede van Tielt, XXXVI, 2005, 4, p. 3-24.
4 Rijksarchief Gent, Fonds Lippens, nr. 17, f° 14, 35, 41. Renteboek heerlijkheid Dentergem, 1415.
5 Rijksarchief Gent, Fonds Lippens, nr. 19, f° 19, 69. Renteboek heerlijkheid Dentergem, 1474.
6 Joseph E. Heytens, De familie Heytens, I, Wevelgem, 1995. Jan Heytens (° Markegem, ca.
1520), zoon van Germanus, hield in 1571 zowel de wind- als de watermolen in pacht van de heer van Dentergem voor 336 pond parisis per jaar (£ 48 in geld en 6 mud rogge aan £ 48 per mud). Bron: zie noot 12.
7 Stadsarchief Gent, Fonds Lanchals-de Ladeuse.
8 Gazette van Gend, nr. 953, 15 flor. XI (=15.05.1803), nr. 955 (12.05.1803) en 957 (19.05.1803). P. Huys, Molenadvertenties anno 1803, Molenecho’s, XXVIII, 2000, p. 91-94.
9 H. Holemans, Westvlaamse wind- en watermolens. Kadaster-gegevens 1835-1990, II, Gemeenten D-G, Kinrooi, 1994, p. 17-18.£
10 de Watermeulenbeke (1665). Rijksarchief Brugge, Gemeentearchief Tielt, nr. 437. Renteboek heerlijkheid Dentergem, 1665, art. 50 e.v.
11 F. Hollevoet e.a., Als straten gaan… praten, Tielt, 2005, p. 25, 31; P. Van Vlaenderen & M. Vranckx, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen. Inventaris van het bouwkundig erfgoed. Provincie West-Vlaanderen. Gemeente Dentergem, Deelgemeenten Markegem, Oeselgem en Wakken, Brussel, 2007, p. 19, 58.
12 Stadarchief Gent, Penningkohieren, nr. 42/173: 20ste-penningkohier Dentergem, 1572.
13 Stadsarchief Brugge, Wittenbouc E, f° 37v° e.v. Integraal afgedrukt in: M. Coornaert, De Geschiedenis van de Brugse Leie, in: M. Vandermaesen, M. Ryckaert & M. Coornaert, De Witte Kaproenen. De Gentse Opstand (1379-1385) & De Geschiedenis van de Brugse Leie, Gent, 1979 (Kultureel Jaar-boek van de provincie Oost-Vlaanderen. Bijdragen NR, 10).
14 Stedelijke Bibliotheek Kortrijk, Fonds de Bethune, hs. 194. Renteboek heerlijkheid Dentergem, 1725. Detail van de dorps-kern met kerk en watermolen (2 plannen).
15 Staet van alle de publike Wegen bestaende in de uytgestrektheyd der Gemeynte van Denterghem, 1820, f° 3v°.
16 Stadsarchief Gent, Inventaris 78/1, nr. 328.
17 Rijksarchief Gent, Staten van Vlaanderen, Kaarten en Plans, nr. 1580. Figuratieve kaart van Dentergem door C. Carbonelle, 1773.
18 L. Goeminne & O. Deseyn, De molenmakersfamilie Deseyn in de Leiestreek in de 17de en 18de eeuw, Molenecho’s, XIV, 1986, 3, p. 119-124; O. Deseyn, Familie Deseyn, molen-makers, [Gent], 1986.

Schatting van de wind- en watermolen te Dentergem in 1671 

Tekstuitgave

Opden IIen Ja[nuar]ij 1671 hebben wij onderschreven ghepresen ende ghexstimeert den cooren wintmeulen ende watermeulen staende opde p[roc]hie van Denterghem toebehooren[de] mijn Ed[ele] heere Den Baron van Exaerde, Olsene ende het voorschr[eve]n Denterghem als propretaris ten eender ende Cor[ne]l[i]s Braet als afscheeder, ende ten ancommen van Jaspaert Vervaecken ter andere als anveerder die ar[tic]len zoo hiernaer verclaert

[De windmolen]

Eerst ende alvooren de onderplate met haer vier banden en de blocken ghepresen  5-15-0

Item de opperplaete met haer vier banden ende blocken met de bauten ghepresen 5-5-0

Item drij harte schooren onder de meulen met de blocken ghepresen 1-5-0

Item de Staecke met sijnen zetel ende oppers[te] maene banden ende bauten ghrepresen [sic] 26-8-0

Item beede voorhouten met het calf ghesloten met Isere bauten ghrepresen  9-8-6

Item beede salbalcken met hun Iserwerck ghrepresen 2-7-6

Item den steert met zijn Iserwerck ende toebehoorte ghrepresen 3-6-6

Item den buyten steyger met sijn  trappen ende Iserwerck [er]toe dienen[de] ghrepresen 4-5-0

Item den Steenbalcke met de opperste maene ghrepresen met twee bauten 13-10-0

Item het viercante van de meulen zes Listen vier hoeckstijlbalcken, sullen, mercker, deurstijlen banden ende richels met het Iserwerck ghrepresen  84-5-0

Item de vijf balcken te weten den wintpulm, smaut[balcke], Iser[balcke] ende Steunbalcke, met de pinnebalcke, met de kerspanghen ende Iserwerck ghrepresen  4-16-4

Item de gheheele vorst vande dacklisten opperwaerts alzoo de selve ghestaen ende gheleghen is ghedeckt met hauten schaelien met het Iserwerck, ende naghels ghepresen 21-5-0

Item den schutsel vande plaette sijden met de voorweech, deure, hansels, slot ende sleutel ghrepresen 6-18-6

Item het schutsel vanden wintweech wesende eecken bert ghedeckt met hauten schaelien, met de naghels ghepresen 8-14-0

Item de binnen Roede te weten pestel lasschen Scheen ende Soomen ghesloten met zes bauten, scherssen ende vingherlijngen ghrepresen 9-10-0

Item de buyten Roede te weten lasschen, pestel, scheen ende soomen ghesloten met zes bauten scherssen ende vingherlijnghen ghepresen 12-4

Item de Asse met alle haer Iserwerck ende bauten al te samen ghepresen 8-8-0

Item den maerbel ende mortier, twee kenewen ghepresen 1-18-6

Item het camwiel met zijn harmen, cammen, bauten, schersschen ende vijngherlinghen ghepresen 10-16-0

Item het schijfgheloop met zijn spillen, banden, bauten, ende crammelsels ghepresen 3-0-0

Item de waterdeure met de gote ghepresen  0-16-0

Item de vier groote Isers te weten de vorcke de rijne, den hals, panne ende Spoor ghepresen 12-19-6

Item den loopende steen wesende eenen zeventhiender ende is dicke bevonden elf duijmen

ten drij quaert schaers ghepresen elcken duijme de somme van … compt 39-3-4

Item den ligghende Steen wesende van ghelijcke wijde ende is dicke bevonden zes duijmen

ende een quaert ghepresen elcken duijme de somme van … compt   15-10-10

Item de Steenkiste met de decxsels, graenback met den cleijnen back ende tremode ghepresen 1-19-6

Item het Rijnckhout met sijn blocken, ende toebehoorten ghepresen 0-18-0

Item het gheheele pas, Iserwerck, Lichte ende toebehoorten ghepresen 0-19-6

Item de vanghe met de vleghel, ack ende kemie met de vangreepen ghepresen 1-16-0

Item het sack windaes ende heijnselwindaes met het huuseken met het Iserwerck ghepresen 1-5-0

Item het steenbedde ghepresen 2-18-0

Item het cleijn solderken met de balcken, rebben, bert ende naghels ghepresen  2-6-9

Item den binnen stegherken ende bancken ghepresen  0-19-3

Item den meelback met de gote ghepresen  0-10-0

Item den ondersten Solder, rebben, bert, naeghels ende hulders ghepresen   2-10-0

Item de ghereijen met de bauten, caleyte ende wegghe ghepresen  0-14-0

Item den steenreep met buijten[reep] ende binnen Reep, Iser[reep], camande ende noch ander cleijne reepkens ghepresen 2-9-0

Item eenen Meelback achter inde Meulen met een deure ende Lenen ghepresen met eenen Iseren hantboom tsaemen 1-10-12

Item noch zes scherphamers, zijn ghepresen ter somme van 0-12-6

Somma dese bedraeght drij hondert achtentwintich pond twee schellijnghen elf grooten.

Alzoo wij onderschreven[en] bi ordre van heere proprietaris vande voorschreven meulens van denterghem ter eender ende Cornelis Braet als afscheeder, ende ten ancommen van Jaspaert Vervaecken ten andere als anveerder vande voorschreven meulens bij ons meulemaeckers ghepresen ende ghexstimeert de voormeulen ligghende opde coorenwintmeulen voorseyt.

Te weten een camwiel met sijn appendentie ende dependentie, een gheloop, Iserijnghe, kiste met toebehoorten rijnckhout Iserbalck met het pas, den loopende steen wesende eenen derthiender dicke bevonden elf duijmen schaers ghepresen ten advenante van I c V sch. Grooten den duijme Gentsche maete, den ligghende Steen van ghelijcke wijde dicke bevonden zes duijmen en half ghewillich prijs alsvooren, emmers alzoo de selve voormeulen is raeckende mette reepen dienende totte voorschreven voormeulen, emmers niet vuijtghestoken nochte ghereserveert, ende hebben de selve weerdich bevonden totter somme van eenenvertich ponden neghen schellijnghen grooten.

[De watermolen]

Dit naervolghende is den prijs van[de] watermeulen staende opde voorschreven prochie van denterghem den voorschreven heere Baron competerende zoo hiernaer volght

Eerst ende alvooren den ligghende steen wesende eenen vijfthiender ende is dicke bevonden vijf duijmen schars ghepresen elcken duijme gentse maete     11-13-8

Item den Loopende steen wesende van ghe[lijcke] wijde, ende dicke bevonden vijfthien duijmen ghewillich ghepresen elcke duijme Gentsche maete de somme van … ende angaende beede meulensteenen bedraeghen alsnu ter somme van 31-5-8

item het rijnckhaut met sijn blocken ghepresen  1-3-6

Item de groote Isers te weten den hals, de rijne, clopper, panne ende spoor ghepresen 8-6-8

Item gheheel den maelstoel ofte binnen stoel vier stijlen acht banden twee balcken vier platen ghepresen     6-8-4

Item het camwiel met sijn harmen cammen ende Iserwerck daeran clevende ghepresen  5-16-10

Item het schijfgheloop met sijn spillen, banden ende bauten, crammelsels ghepresen                                        1-16-0

Item het steenbedde met eenen steegher, het bedde lanck zesthien voet, kiste acht voet plancken van drij duijmen dicke ghepresen  1-18-0

Item het windaes met de reepen ghepresen  1-0

Item de Asse met twee str[op]banden ende eenen sleutel bant, twee stroppen met bauten, schersen ende vijngherlinghen met de peuleme, blocken ghepresen 3-12-4

Item het waterwiel wesen, ringhen, harmen, hae[l]pen, steerten ende Iserwerck ghepresen                                    7-0-0

Item gheheel het speije met den waterstoel, bert, schove, vleghel ende toebehoorten ghepresen                      4-1(8)-0

Item het bordes over het waterwiel ghepresen  1-0-0

Item het meulenuus staende in behoorlijcke astiqué [toestand] midtsgh[aders] het ticheldack behoorlijck gherepareert ende is nu weerdich bevonden tot de somme van  127-17-6

Item de brugghe met de Lene ende Iserwerck ghepresen de somme van 1-17-0

Item den Steenreep met het hantreep ende steecksteen al te samen ghepresen  0-15-0

Item bevonden elf halpen zeven nieuwe ende vier oude midtsgh[aders] zes steerten ghepresen dus blijft                  …

Item vier schooren wesende wulghen persen ghepresen 0-3-0

Item den haeck met de gherije, caleijte ende wegghe ghepresen 0-6-8

Item den heijnsel met den clomp ghepresen met het wielken  0-12-0

Somma van dese beloopt II c XVII pond VII schellinghen VIII grooten

Aldus dese bovenstaen[de] prijsije is bij ons onderschreven meulemaeckers ghedaen ter goeder trauwen naer onse beste wetenschap, onder alle behoorl[ijcke] protestatt[ie]n ende verlethede dese bij Ons on[derteecken]t desen vijfden Januarij XVIc eenentzeventich

[Get.:] Jan de Seyn fs Jans         Bij mij jacques braekman 1671        Gillis de Seyn

B. Glossarium van molentermen

 I. Alfabetische lijst

Asse
back
balcken
bancke
banden
bauten
bedde
bert
binnen Reep
binnen Roede
binnen stegherken
binnen stoel
blocken
bordes                                                 
brugghe
buijten[reep]
buyten Roede
buyten steyger
caleyte
calf
camande
cammen
camwiel
cleijn solderken
cleijne reepkens
cleijnen back
clomp
clopper
crammelsels
dacklisten
decxsels
derthiender
deure
deurstijlen
gheloop
ghereijen
gherije
gote
graenback
groote Isers
haeck
halpen
hals
hansels
hantboom
Hantreepharmen
harte schooren
heijnsel
heijnselwindaes
hoeckstijlbalcken
huuseken
Iser[reep]
Iserbalck
Iserijnghe
Isers
Iserwerck
kemie
kenewen
Kerspanghen
kiste
lasschen
Lene 
Lichte
ligghende Steen
Listen 
loopende steen
maelstoel 
maene
Maerbel
Meelback
mercker
meulensteene
meulenuus
Mortier
naghels
onderplate
ondersten Solder
opperplaete
opperste maene
panne
pas
pestel
peuleme
Pinnebalcke
plaette sijden
platen
rebben                  
Reep
reepkens
richels
rijnckhaut
rijne
ringhen
Roede
sack windaes
salbalcken
schaelien
Scheen
scherphamers
scherss(ch)en
schijfgheloop
schooren
schove
schutsel
sijden
sleutel   
sleutel bant
slot
smaut[balcke]
solderken
soomen 
speije
spillen
spoor
Staecke
steecksteen
steegher
Steenbalcke
steenbedde
Steenkiste
steenreep
steert
steerten
stegherken
Steunbalcke
steyger
stijlen
str[op]banden
stroppen
sullen
ticheldack
trappen
tremode
Vanghe
vangreepen
viercante
vijfthiender
vingherlijngen
vleghel
voorhouten
voormeulen
voorweech
vorcke
vorst
waterdeure
waterstoel
waterwiel
wegghe
wesen
wielken                                                                                 
windaes
wintpulm
wintweech
Zetel
zeventhiender

II. Selectieve verklaringen

De meeste molentermen werden reeds uitvoerig besproken in talrijke vorige studies in Molenecho’s en in molenboeken. We beperken ons hier tot enkele minder bekende, onduidelijke of onverklaarde molentermen.

ack: haak, hier vanghaak, vangsabel

bancke: zakbank, bijbank naast de graanbak.

binnen stegherken: binnentrap in een staakmolen

bordes: hier de houten ark boven het waterrad.

caleyte: kaleite, kaleute: traphout, trapspie, waar-mee bij het openleggen van de molenstenen de loper gaandeweg hoger kan worden gelegd.

calf: zie voorhouten met het calf

clopper: klapspaan, speleman, bevestigd aan het uiteinde van de schoen of schuddebak.

crammelsel: geheel van ijzeren krammen, zeldzame verzamelterm.

gote: zie waterdeure met de gote.

ha(e)lpen: alpen, schoepen van het waterrad.

harmen: armen in een kamwiel

hansels: deurhengsels.

harte schooren: aardschoren, leugenschoren: bijkomende steunbanden die vanaf de zetel tot de grond doorlopen en hierop steunen.

heynsel met den clomp: lichttouw met onderaan de klomp (vaak een ijzeren bal) als tegengewicht.

hoeckstijlbalcken: hoekstijlen van een staakmolen

hulders: houders, houdvasten: soort ijzeren krammen

huuseken: luikapje om de zakkenreep tegen de regen te beschermen.

kemie: kene, hier vangoog, smeedijzeren oog waarmee de vang aan de ruiter is vastgehaakt.  Zeldzame term.

kennewe: kene, kennef, brugstukje, ijzeren strop of beugel.

kerspanghen: keerspangen, hier ijzeren banden die met een scheers aanspannen.

listen: lijsten, horizontale balken in de zijwegen van een staakmolen (in totaal zes: 2 daklijsten, 2 middenlijsten, 2 waterlijsten).

maerbel: marbel, de hals- of baansteen.

mortier: pinnesteen, pensteen.

mercker: merkerstijl, hier borstnaald in het midden van de windweeg van een staakmolen.

meulenuus: molenhuis, gebouw van de watermolen.

onderplaete: onderste kruisplaat van het gebint.

opperplaete: bovenste kruisplaat van het gebint.

peuleme: pulm, peluw, peul: hier de horizontale balk onder het binnenuiteinde van de wateras.

plaette sijden: beide zijwegen van het molenkot.

richels: horizontale dwarsregels in de wanden van een staakmolen, waarop beschot wordt genageld.

salbalcken: zadelbalken, de korte berriebalken, die rond de staak dwars op de voeghouten liggen.

schoven: ophaalbare houten schotten in het sluiswerk van een watermolen

schutsel: houten wandbekleding of beschutting van de molenwegen.

smautbalcke: wellicht de stefel- of tempelbalk: de horizontale balk onder de windpulm. In de tekst wordt smoutbalk opgesomd als één van de vijf (horizontale) balken, gezien vanuit de wind-weeg: de windpulm, de smoutbalk, de ijzerbalk, de steunbalk en de ijzerbalk.  Zeldzame molenterm.

speije: spui, sluiswerk in een waterkering, om water te stuwen voor een watermolen

stroppen: stropbanden, hier ijzeren spanbanden

steecksteen: onduidelijke term. In de tekst staat: den steenreep met het hantreep ende steecksteen. Misschien is hier de teers of knippel bedoeld doorheen een lus aan de steenreep.

steerten: hier de alpstaarten van het waterrad.

steyger: steiger, buitentrap van een staakmolen

Steunbalcke: horizontale balk dwars tussen de daklijsten, gelegen tussen de ijzerbalk en de pinnebalk.

sulle: zullebalk, drempelbalk bij de toegangsdeur van een staakmolen.

tremode: tremie, graanbak, kaar, waarin het te vermalen graan wordt gegoten.

viercante: molenkot, molenkast van een staakmolen.

vingherlijngen: vingerling, platte ijzeren ring, moerplaatje, vlotje, waarover een scheers gespannen wordt.

vleghel: hier 1) vangvlegel en 2) lange houten hef-boom die de sluisbalken van een watermolen opheft.

voorhouten met het calf: voeghouten, lange berrie-balken met het kalf of dwarsstuk tegen de staak. Zeldzame molenterm.

waterdeure met de gote: wateruitlat met een goot in het kreupelgespan (schild) van een staakmolen, waardoor insijpelend water naar buiten wordt afgevoerd.

waterstoel: houten staketsel waarop de buitenpin van de wateras draait. Later werd deze constructie vervangen door een asmuur of strekdam.

waterwiel: waterrad, hier onderslagrad, van een watermolen.

wegghe: wig, steenweg, steenspie, een houten wig met schuin oplopende kant die men bij het ophijsen van de loper steeds verder onder de steen schuift.

wesen: wellicht hier het vierkantig houten balkenraam van het waterrad omheen de wateras. In de tekst staat: het waterwiel wesen, ringhen, harmen, hae[l]pen, steerten ende Iserwerck.

De Watermolen van Dentergem op twee plannen van 1725
De Watermolen, reeds vermeld in 1571, stond heel dicht bij de kerk van Dentergem, ten oosten van het kerkplein, waar de huidige Baljuwstraat en de meulen Beke (de huidige Speibeek) elkaar kruisen. Deze beek stroomt van noord naar zuid en mondt uit in de Oude Mandel op de grens met Gottem. Het gebouw staat in dwarsrichting tegenover de waterloop, op de linkeroever (de oostzijde). We herkennen het onderslagrad aan de watergevel. Net vóór de beek de molen bereikt, vertoont ze een ellipsvormige verbreding met het sluiswerk of de spei. Amper een jaar later werd de molen afgebroken.
Stedelijke Bibliotheek Kortrijk, Fonds de Bethune, hs. 194. Renteboek heerlijkheid Dentergem, 1725.

Literatuur

Rijksarchief Gent, fonds Piers de Raveschoot, 279: afrekening van 1665.
Rijksarchief Gent, Kaarten en plannen, nr. 1580.
Kadasterarchief West-Vlaanderen te Brugge, 207, Mutatieschetsen, Dentergem, 1936/3.
Stedelijke Bibliotheek Kortrijk, Fonds de Bethune, hs. 194, Renteboek…, art. 66.
"De geschiedenis van de Brugse Leie", Kultureel Jaarboek Oost-Vlaanderen, Nieuwe Reeks, Bijdrage nr. 10, 1979, p. 35-111, met twee kaarten (vermelding uit 1585).
K. De Flou, Toponymie van Westelijk Vlaanderen..., Brugge, dl. XVII, p. 107.
M. Coornaert, Watermolens en Hilteweren in West-Vlaanderen", Jaarboek van de Geschied- en Heemkundige Kring De Gaverstreke, 1980, p. 45-53 (47).
J. Monballyu, Heksenprocessen te Olsene en Dentergem in 1660-1670, in “Handelingen Maatschappij voor Geschiedenis en Oudheidkunde Gent”, Nieuwe Reeks LVII (2003), p. 123-184.
E. Bekaert, De roede van Tielt. Als straten gaan... praten, 2005, p. 31, 32-33.
P. Van Vlaenderen & M. Vranckx, Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Dentergem, Deelgemeenten Markegem, Oeselgem en Wakken, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL32, 2007.
Eric Bekaert, Molens en molenaars in Dentergem, De Roede van Tielt, 2010, 1, p. 3-37.
Luc Goeminne, Schatting van de windmolen en watermolen te Dentergem in 1671, in: De Roede van Tielt, 2008, nr. 3, p. 181-190;
L. Goeminne & A. Braet, Schattingen van de wind- en watermolen van Dentergem, in “Molenecho’s”, jg. 35 (2007), afl. 2, p. 304-311.
Molenecho’s, XXII, 1994, 3-4, p. 204 (foto)
Herman Holemans, Westvlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 2. Gemeenten D-G, Kinrooi, Studiekring Ons Molenheem, 1994.
P. Van Vlaenderen & M. Vranckx, Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Dentergem, Deelgemeenten Markegem, Oeselgem en Wakken, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL32, 2007.

Stuur uw teksten over deze molen  | 
Stuur uw foto's van deze molen
  
Laatst bijgewerkt: zondag 12 februari 2017

 

De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.

zoek in database zoek op provincie Stuur een algemene e-mail over molens vorige pagina Home pagina Naar bestaande molens