Molenzorg

Eernegem (Ichtegem), West-Vlaanderen


Foto Donald Muggeridge, Britse militair (°1918), 24.05.1945 (coll. University of Kent, Cambridge)
Collectie
Verdwenen Belgische Molens
Naam

Engelmolen
Molen Couvreur
Statiemolen

Ligging
Molenstraat
8480 Eernegem (Ichtegem)

nabij de Zuidstraat
de Engel
kadasterperceel C1101


toon op kaart
Type
Staakmolen
Functie
Koren- en oliemolen
Gebouwd
1810
Verdwenen
1945 - november, sloop
Beschrijving / geschiedenis

De Engelmolen of Statiemolen was gelegen aan de Molenstraat, een korte doodlopende straat, ten noorden van de Zuidstraat. Soms wordt hij wel eens tot het grondgebied van de huidige deelgemeente Ichtegem gerekend.

De molen werd gebouwd in 1810 door De Bou uit Ichtegem, als een driezolder-staakmolen om graan te malen en olie te slaan. Volgens een brief van de Eernegemse burgemeester Venmans van 20 november 1809 zou de nieuw te bouwen Engelmolen op 192 meter van een bestaande molen op Ichtegems grondgebied komen, waarmee de Zandmolen wordt bedoeld (zie aldaar).

Opeenvolgende eigenaars
1810: De Bou, Ichtegem
ca. 1830: Bernard Vermeersch, landbouwer te Ichtegem.
15.10.1838, verkoop: Pieter Van Hullebusch-Lauwarde en kinderen, landbouwer te Ichtegem (notaris Van Sieleghem)
22.03.1858, verkoop: Franciscus Hullebusch, molenaar te Eernegem (notaris Van Sieleghem).
12.09.1872, verkoop: Karel Carbonez-Van Hautte, molenaar te Eernegem (notaris Van Sieleghem)
08.03.1887, verkoop: Hipolite Maria Jozef Van Sieleghem, notaris te Brugge (notaris Boedts)
19.01.1901, erfenis: Maurice Van Sieleghem, eigenaar te Diksmuide (+ Hipolite)
14.07.1904, verkoop: Hendrik Couvreur (later gehuwd met Scherrens), molenaar te Eernegem (notaris Jacqué).
14.08.1939, erfenis: de weduwe en kinderen (+Hendrik).
10.01.1946, gift: a) de weduwe (voor vruchtgebruik) en b) Jules Hendrik Couvreur-Vanhee (voor naakte eigendom) (notaris Dekeyser).

Couvreur kreeg in 1914 de toestemming van de Bestendige Deputatie van de provincie West-Vlaanderen voor de plaatsing van een benzinemotor Doom-Mahieu van het type Industriel en met een vermogen van 20 pk. Zo kon hij ook bij windstilte malen.
Henri Couvreur kocht in 1930 een zuiggasmotor. Toch bleef hij ook met de wind malen. In 1935 werd het stroomlijnprofiel Dekker op de molenroeden aangebracht om ook bij een lichte bries te kunen werken. In 1938 werd betreurd dat aan de westzijde dicht bij de molen een nieuwe betonnen omheining werd geplaatst, waardoor het zicht bedorven werd.

In november 1945 werd de staakmolen gesloopt.  Hij was nog in goede staat en op de foto genomen door de Britse militair Donald Muggeridge op 24 mei 1945 is hij zelfs nog in werking te zien met half-verdekkerde roeden.

Lieven DENEWET & Herman HOLEMANS

Bijlagen

Koenraad VANDENBUSSCHE, "De Engelmolen (1810-1948)", in: Ernigahem

Van in de 17de eeuw stond er al een windmolen op de wijk de Engel. Deze molen, die in oude documenten de Santmolen genoemd werd, stond op Ichtegems grondgebied. Rond 1810 werd er op amper 192 meter afstand een nieuwe molen gebouwd op Eernegems grondgebied. Deze molen werd de vijfde graanwindmolen in ons dorp.

Postkaart  van de molen op Eernegems grondgebied omstreeks 1920. (Collectie Richard Vandenbussche)

In maart 1809 beschikte Eernegem immers al over een bestand van vier graanwindmolens, waarvan er ook drie olie konden pletten. Dat waren de abdijmolen van Philippe Declercq,  de westmolen van Frans Dejonghe, de molen van Frans Inghelbrecht in de Bruggestraat en de stokerijmolen in de Stationsstraat. Die molens, die alle vier uit Duitsland afkomstig waren, hadden samen een dagcapaciteit van 1170 kggraan. Voorts telde men vier paardenmolens.[1] Anderhalf jaar later waren er volgens burgemeester Venmans zelfs vijf rosmolens.[2] Eernegem zat dus niet te wachten op een extra molen.

Toch kwam er in november 1809 een aanvraag binnen voor de bouw van een molen op de grens met Ichtegem.[3] Aanvrager was ene De Bou uit Ichtegem. De Eernegemse burgemeester Jacobus Venmans was van oordeel dat zoiets van het goede te veel was, ook al omdat er op amper 192 meter van de plaats waar de nieuwe molen zou komen, al een molen stond op Ichtegems grondgebied. Bovendien waren de bedoelingen van de aanvrager niet zuiver, zo meende de burgemeester. De man had met zijn vraag “geen ander opzet (…) dan het in de grond boren van de molenaars in deze gemeente die ze met eigen middelen hebben laten maken (…) hij heeft, overladen door haat, enkel één persoon van deze gemeente op het oog.” De burgemeester vond het cru dat De Bou, die zijn aanvraag met twee getuigen was komen doen, had beweerd dat, als hij geen toelating zou krijgen, hij toch de bouw zou aanvatten. Op 28 november 1809 verbood de hogere overheid de bouw van deze molen.[4] Twee maanden later kwam de Bekegemnaar Bernard Gevaert met de vraag om op diezelfde plaats een molen te mogen bouwen. Opnieuw gaven de burgemeesters van Eernegem en Ichtegem een negatief advies.[5]

De Bou en Gevaert waren duidelijk stromannen van de Ichtegemse landbouwer Pieter Vermeersch. Petrus De Bou was zelfs diens schoonzoon. Vermeersch, die met zijn 73 jaar zeker niet meer de leeftijd had om een nieuwe stiel te starten, had inderdaad andere redenen om te volharden. In maart 1810 vroeg hij opnieuw de toelating om een graanwindmolen, die in betere tijden ook olie zou produceren, te bouwen. De Eernegemse gemeenteraad van 20 maart 1810 argumenteerde dat zich niet ver ervan de molen van Lelooy (Santmolen) bevond, en dat er op de wijk Moerdijk, op amper drie kwartier gaans, twee oliefabrieken waren en ook in het centrum van Eernegem een gelijkaardige molen stond.[6] Opnieuw gaf de gemeente een negatief advies en ook de gemeente Ichtegem gaf zijn goedkeurig niet.[7]

Toch begon Vermeersch met de bouw. Ook al kwam er op 3 mei 1810 een arrest van de prefectuur dat de bouw verbood, Vermeersch stoorde zich daar niet aan. Zelfs nadat burgemeester Venmans de man was gaan waarschuwen dat hij binnen de maand het gebouw moest afbreken “lachte hij met al die bevelen en hij zal ze niet naleven”. Op 22 mei kwam een afgevaardigde van de prefect, ene Van der Fosse, de zaak onderzoeken. Hij verklaarde het arrest van 3 mei nietig, omdat één van de argumenten van de gemeentelijke overheden niet klopte. In hun advies om de molen te verbieden hadden ze gezegd dat hij op amper2 km van Wijnendalebos lag. Van der Fosse stelde vast dat het2,5 km was.

Burgemeester Venmans vond dat maar een zielig argument. Hij had de afstand grondig nagerekend en kwam op precies 2245 meteruit. De burgemeester herinnerde in zijn brief van 9 november nog eens aan de andere argumenten die tot het negatief advies hadden geleid: de kleine afstand tot die andere molen op de wijk De Engel, het feit dat deze nieuwe molen langs de grote weg Brugge-Diksmuide lag en de vaststelling dat er in Eernegem voldoende molens waren: drie oliemolens, vier graanmolens en vijf rosmolens.

Hij herinnerde ook aan de reden waarom Vermeersch die molen wilde bouwen. Als hypotheek op schulden van de Ichtegemse herbergier Joseph Hollevoet had de Eernegemse brouwer Arnold Cools de Engelmolen gekregen. Om te verhinderen dat de molen effectief in handen van Cools kwam, simuleerde Hollevoet een verkoop van de molen en van al zijn andere goederen aan zijn schoonvader Pieter Vermeersch. Cools trok naar de rechtbank en won het proces: de Engelmolen (Santmolen) werd zijn bezit. De enige reden dat schoonvader Vermeersch nu een molen bouwde op amper 192 mafstand van die Engelmolen (Santmolen), was nijd omwille van het verloren proces.[8]

Het mocht allemaal niet baten: de molen kwam er. Het was schoonzoon Petrus De Bou (35 jaar) die in 1814 als eigenaar-molenaar bij de molen woonde. Hij was geboren op 21 augustus 1779 in Zande als zoon van Joseph en Maria Joanna Van Ryckeghem. Op 7 november 1804 trouwde hij in Ichtegem met Victoire Genovieve Vermeersch. Toen was de man molenaar in Keiem. In 1814 werkten Joannes Baptiste De Bou (29 jaar) uit Zande en Henricus Jongbloedt (17 jaar) uit Koekelare als knechten bij hem. Het pleegkind Henricus De Bou (7 jaar) werd er opgevoed.[9]

Zeker halfweg de jaren ’20 van de 19de eeuw was Joannes Baptiste De Bou de molenaar op de Engelmolen. Bij de aangifte van geboorte en overlijden van zijn zoontje Carolus op 30 augustus 1826 en van de geboorte van zijn dochter Maria op 30 oktober 1827 werd hij aangeduid als oliemolenaar, die op de Engelwijk woonde. Hij was op 25 mei 1825 getrouwd met de Aartrijkse molenaarsdochter Anne Theresia Maertens, 42 jaar oud.[10] Toen werd Joannes Baptiste ook al als molenaar aangeduid.

Rond 1835 was Frans Devriendt er de molenaar. Franciscus Devriendt werd op 23 februari 1781 gedoopt in Moere en trouwde op 4 juni 1810 met Idonia Francisca Delanoye, een 20-jarige landbouwersdochter uit Esen. Zelf was Franciscus toen molenaar in Leke. Daar bleef hij nog enkele jaren actief, want zijn twee oudste zonen, Franciscus en Carolus werden nog in dat dorp geboren. Bij de geboorte van zoon Ludovicus op 7 oktober 1815 was hij al molenaar in Vladslo. Tussen 1815 en 1 december 1833 werden in Vladslo acht kinderen Devriendt geboren. Vader Frans werd er telkens als molenaar aangeduid. Vermoedelijk kort na december 1833 verhuisde hij naar de Engelmolen in Eernegem. Hij overleed op 9 februari 1848 op 68-jarige leeftijd. Aangifte werd gedaan door zijn zoon Desiderius, die eveneens molenaar was.[11] Op 1 mei verhuisde weduwe Francisca Delanoye (57 jaar) naar Ichtegem met haar zonen Franciscus (35 jaar) en Désiré (23 jaar). Zoon Franciscus werd nog als molenaar aangeduid op 10 november 1848, toen hij trouwde met de 57-jarige Isabella Venmans, de weduwe van Carolus Strubbe.[12] Een andere zoon-molenaar, Carolus Devriendt, verhuisde op 1 mei 1848 naar Vlissegem.

Op 12 mei 1848 werd de 27-jarige Ichtegemnaar Joannes Franciscus (Van)hullebusch molenaar. De kutsers François en Eduard Desaintobein kwamen tot november bij hem wonen. De 18-jarige werkster Sophia Vanparijs bleef er tot 1 mei 1850.[13] De Poppkaart omstreeks 1850 vermeldde Pieter Vanhullebusch als eigenaar van die molen.[14] Deze Pieter Vanhullebusch – in de Ichtegemse huwelijksregisters staat zijn familienaam genoteerd als Hullebuys – werd op 25 maart 1794 in Ingelmunster geboren. Hij was wever en trouwde met Anna Theresia Lauwaerde, een zes jaar oudere landbouwersdochter uit Ichtegem. Naderhand werd Pieter eveneens landbouwer.[15] De molenaar op de Eernegemse Engelmolen was een zoon van hem.

In 1857 was Jean-François Hullebusch nog altijd ongehuwd. De 41-jarige weduwnaar Louis Verhelst uit Kortemark was muldersknecht. Salomon Claerhout, 22 jaar uit Ichtegem, was dienstknecht en Louise Degrendele, 30 jaar uit Ichtegem, was dienstmeid in het huishouden. Op 4 oktober 1861 kwam zus Louise Hullebusch, die op 24 februari 1824 in Ichtegem was geboren en weduwe was van Ferdinand Vanhautte, het huishouden van haar broer bestieren. Zij bracht ook haar twee dochters, Sidonia (°Kortemark, 1851) en Mathilde (°Kortemark, 1861) mee. Op 8 februari 1867 verhuisde zij met haar kinderen naar Ichtegem.[16]

Op 4 oktober 1872 trouwde de Eernegemse koopman Carolus Carbonez (°15 juni 1847) met één van die dochters, nl. Sidonia Vanhautte, en nam als mulder zijn intrek bij Joannes Franciscus Hullebusch. Het gezin kreeg vier kinderen: August (°16 juni 1873), Emilius (°13 juli 1874), Prudentia (°12 augustus 1875) en Leonie Maria (°7 april 1878).[17] Hoewel de nonkel van zijn vrouw, die de oorspronkelijke eigenaar van de molen was, pas op 21 februari 1885 van de molen naar Ichtegem verhuisde en vier jaar later, op 12 april 1889, in Eernegem overleed, was koopman Carbonez al in 1876 eigenaar van de molen.

Op 18 juni 1876 ontving Carbonez van de gemeentelijke overheid een brief met de mededeling dat Francis Vandercruysse, een Eernegemse koopman in hout, een aanvraag had ingediend om in de omgeving van zijn windmolen ook nog op het grondgebied van Eernegem een stenen olie- en graanmolen te bouwen. Op 3 augustus keurde de bestendige deputatie van de provincie die aanvraag goed. Het gemeentebestuur onthield zich op 11 september 1876 van advies aan de hogere overheid omdat ze door een afkeuring niet wilde de grondwettelijke vrijheid in het gedrang brengen en door een goedkeuring niet tegen de belangen van de bestaande molenaars op de gemeente wilde ingaan.[18] Uiteindelijk werd die molen toch gebouwd. Op 8 november 1876 werd aan Vandercruysse bij Koninklijk Besluit de toelating gegeven tot de oprichting ervan.[19] De zaak bleef evenwel nog een tijdje aanslepen. Pas op 15 februari 1877 schreef burgemeester Daras een brief aan zijn Ichtegemse collega dat Vandercruysse de uiteindelijke toelating had bekomen om zijn molen te bouwen.[20]

 Op 31 januari 1882 kocht August Decock-Spillier deze stenen molen uit de failliete boedel van Charles V(and)ercruysse en werd er molenaar. Op 2 juli 1887 verkocht hij de “steenen koorn windmolen dienstig voor stampmolen” aan zijn zoon Henri. Uit de akte bleek dat toen ook al de Engelmolen van Charles Carbonez van eigenaar veranderd was. Notaris Hippolyte Van Sieleghem, die in 1886 al de Stampkotmolen nabij de Halve Barriere gekocht had, was nu ook eigenaar van deze houten molen.[21]  Wellicht vond Carolus Carbonez te veel aftrek van de stenen concurrentie van Decock. In de volkstelling van 1890 werd voor hem als hoofdberoep herbergier opgegeven. Van een maalderijpraktijk was toen geen sprake.

 Vier huizen verder woonde immers concurrent Henricus Decock (°Ichtegem, 9 september 1861) ook nog op Eernegems grondgebied. Hij was getrouwd met Sophia Vanparijs (°Ichtegem, 5 juli 1865) en kreeg twaalf kinderen: Julia (°18 mei 1888), Romania (°18 mei 1888-+4 maart 1892), Alida Maria (°13 september 1889), Irma Maria (°6 september 1890-+29 januari 1891), August (°1 februari 1891), Emilia (°18 januari 1892), Ludovicus (°14 september 1893-+3 mei 1895), Maria (°9 april 1896), Bertha (°2 juli 1897), Adriana Maria (°20 januari 1899), Irma (°23 januari 1901-+8 juni 1901) en Germana (°30 september 1902).[22]

De stenen windmolen van Decock en de houten molen van Couvreur stonden op de Engelwijk allebei op Eernegems grondgebied. Merk op dat de wieken aan de stenen molen al ontbreken. (Bron: W. Hosten, Ichtegem dorp van fransmans en flandriens, dl. 1, p. 80.)

Rond 1900 woonde er toch weer een muldersbaas op de Engelmolen. Emilius Arthur Becue was afkomstig uit Handzame, waar hij op 12 augustus 1876 geboren werd. Hij trouwde op 20 december 1899 met Christine Vandamme. Toen werd hij nog aangeduid als landbouwer. Zijn vrouw overleed op 25 augustus 1900. Toen hij op 9 januari 1901 met Juliana Vanmoen uit Koekelare hertrouwde, was hij al molenaar. Op 17 februari vond er in het gemeentehuis van Eernegem nog een onderzoek de commodo et incommodo plaats “tot het behouden van zijn koornwindmolen”[23]. Lang duurde de passage van Becue op de Engelmolen niet.[24] Op 26 oktober 1907 nam Henri Couvreur (°Handzame, 1 mei 1866), die voorheen molenaar was op de Reigermolen, er zijn intrek. Hij was getrouwd met Ositha Scherrens (°Gits, 12 januari 1879). Het paar kreeg vijf kinderen: Maria (°20 mei 1909), Julia, Julien (°23 oktober 1910), Irma (°5 augustus 1912), Estella (°5 augustus 1912) en Marguerite (°29 december 1919).

Concurrent Henri Decock was tijdens de oorlog met zijn gezin naar Frankrijk gevlucht. Daar overleed hij. Zijn weduwe verkocht in 1919 de stenen molen aan Couvreur. Deze liet hem terstond afbreken. Al van bij de bouw van de nieuwe stenen molen was er immers discussie geweest tussen de twee molenaars omdat de nieuwe molen alle wind afnam van de oudere. De afbraak ervan loste dat probleem op.[25]

 Uit een beschrijving van de nog drie bestaande Eernegemse windmolens in februari 1939 leren we het volgende over de houten Engelmolen: “De meest geziene en bekende molen is die van den Engel, de wijk ten Zuiden van de gemeente, dicht bij den Torhoutschen steenweg gelegen. Het is een staakmolen of zooals het in Holland genoemd wordt, een standerdmolen.

Een foto van de Engelmolen uit de Tweede Wereldoorlog, genomen door de Britse militair Donald Muggeridge. De man op de foto is molenaar Julien Couvreur. (Collectie Koenraad Vandenbussche).
"Dus een houten molen. De Engelmolen wordt hij soms geheeten, wegens de plaats waar hij opgericht is. Zoals overal in het zuiden van het arrondissement heeft hij een wal om nog iets hooger te staan. De wieken werden drie jaar geleden verdekkerd om toch zooveel mogelijk, zelfs bij lichte bries, te kunnen draaien en de molenaar, Henri Couvreur, die in 1930, een zuiggasmotor aankocht, weet genoeg dat hij er alle voordeel bij heeft zooveel mogelijk den molen te doen draaien, wanneer er slechts wind genoeg hiervoor is en de cliënten ten minste niet te haastig zijn om aanstonds te willen bediend worden. De Engelmolen is een open standaardmolen, dus zonder hok tusschen de teerlingen, een molen van het meest voorkomend type. Bij den Torhoutschen steenweg staande, wordt hij veel bekeken en zijn instandhouding zou daarom ten zeerste wenschelijk zijn, al is het dat er dichtbij een betonnen afsluiting opgericht werd, die erg schaadt aan het fraai uitzicht van het landschap. Voor dien betonnen muur zou men best een haag zetten om hem te duiken door wat groen.”[26]

 De laatste molenaar op de Engelmolen was Julien Couvreur. Tot 1946 bleef de molen in werking. In 1948 werd hij afgebroken.[27] 

[1] Rijksarchief Brugge, Archief Franse Hoofdbesturen, nr. 2917, brief Venmans aan prefectuur, 16 maart 1809.

[2] Rijksarchief Brugge, Gemeentearchief Eernegem, nr. 3, brief Venmans aan prefectuur, 9 november 1810.

[3] W. Hosten, Ichtegem dorp van fransmans en flandriens, p. 84-85 stelt dat de molen langs de Molenstraat op Eernegems grondgebied al gebouwd werd in 1632. Op geen enkel belastingsdocument werd daar echter een molen vermeld. Wellicht verwart de auteur met de Westmolen, die in 1632 werd gebouwd of met de Santmolen, die vermoedelijk ook rond die tijd opgetrokken werd.

[4] Rijksarchief Brugge, Archief Franse Hoofdbesturen, nr. 2917, brief Venmans aan prefectuur, 20 november 1809.

[5] Rijksarchief Brugge, Gemeentearchief Eernegem, nr. 3, aanvraag januari 1810.

[6] Rijksarchief Brugge, Gemeentearchief Eernegem, nr. 3, raadszitting 20 maart 1810.

[7] Rijksarchief Brugge, Gemeentearchief Eernegem, nr. 3, brief Venmans, 11 april 1810 en brief Ricour, 20 april 1810.

[8] Rijksarchief Brugge, Gemeentearchief Eernegem, nr. 3, brief Venmans aan prefectuur, 9 november 1810.

[9] R.L. Dewulf-Heus, Volkstelling 1814. Deel XIX, p. 147.

[10] Gemeentearchief Ichtegem, Eenegem, Burgerlijke stand 1826, f. 22 en 1827, f. 35v.

[11] Gemeentearchief Ichtegem, Eernegem, Burgerlijke Stand, 1948, f. 7r.

[12] http://www.vrijwilligersrab.be/BS-H-Detail.asp

[13] Volkstelling 1847, sectie C, p. 147.

[14] A. Symaeys, Van molens en molenaars, - Ernigahem, jg. 15, p. 69 vermeldde eveneens het bouwjaar 1632 voor deze molen. Wellicht verwart ook hij met de molen op Ichtegems grondgebied die ook als Engelmolen werd aangeduid. In elk geval bevond er zich op het perceel 1101 van de Poppkaart nog geen molen omstreeks 1800!

[15] http://www.vrijwilligersrab.be/BS-H-Detail.asp

[16] Gemeentearchief Ichtegem, Eernegem, 527/3, Bevolkingsregister sectie C, nr. 151.

[17] Gemeentearchief Ichtegem, Eernegem, 528/4, Bevolkingsregeister, gehucht Leestje.

[18] Gemeentearchief Ichtegem, Eernegem, Régistre de correspondance de l’administration communale d’Eerneghem 23 avril 1870 – 27 april 1893, 1116: brief aanCh. Carbonez (18 juni 1876), 1148: brief aan provincie (11 september 1876).

[19] Gemeentearchief Ichtegem, Eernegem, 129/1, schepencollege Ichtegem, nr. 39, 8 november 1876.

[20] Gemeentearchief Ichtegem, Eernegem, 385/1, briefwisseling Ichtegem 1871-1889, brief 15 februari 1877.

[21] Rijksarchief Brugge, Notariaat TBO 183, 42, 19, akte 19 (2 juli 1887).

[22] Gemeentearchief Ichtegem, Eernegem, 529/3, Bevolkingsregister 1890, f. 35 en 36.

[23] Gemeentearchief Ichtegem, Eernegem, 129/1, schepencollege Ichtegem, nr. 238, 2 februari 1902.

[24] Gemeentearchief Ichtegem, Eernegem, 530/4, Bevolkingsregister 1900, f. 141

[25] A. Symaeys, Van molens en molenaars, - Ernigahem, jg. 15, p. 70-71.

[26] De molens van Eernegem, - Duinengalm, 3 februari 1939.

[27] A. Symaeys, Van molens en molenaars, - Ernigahem, jg. 15, p. 71.

Literatuur

Provinciaal Archief Brugge, 3de afdeling, A3-GB/1997-111-pp (plaatsing motor, 1914).
W. Hosten, Ichtegem, dorp van Franschmans en Flandriens: Deel 1, Aartrijke, 1993, p. 84-86.
Herman Holemans, "Westvlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel III. Gemeenten H-J", Kinrooi, Studiekring Ons Molenheem, 1995.
C. Deyvt, 1940-1945. De West-Vlaamse windmolens in de oorlogsjaren", in: Biekorf, 1945.
Herman Holemans, "Westvlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 2. Gemeenten D-G", Kinrooi, Studiekring Ons Molenheem, 1994.
Urbain Naert,"Eernegemse molenlandschap", in: Ernigahem.
R. Vandenbussche, Eernegem in oude prentkaarten", Zaltbommel, 1972;
Stefanie Gilté & Pol Vanneste m.m.v. S. Baert, B. Boone & M. Vranckx, Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Ichtegem met deelgemeenten Bekegem en Eernegem, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL48, 2010.
K. De Flou, Woordenboek der toponymie van westelijk Vlaanderen, Vlaamsch Artesië, het land van den Hoek, de graafschappen Guines en Boulogne, en een gedeelte van het graafschap Ponthieu, Brugge, 1936, Deel XVII, kolom 397.
Antoon Naert (red.), Kroniek. Bekegem. Eernegem. Ichtegem. Wijnendale,Torhout, Bazuin-Coemandruk, 2001.
André Symaeys, Eernegem, merkwaardige gemeente, 2 dln, Eernegem, Ick Dien, 1976-1980.
André Symaeys, Van molens en molenaars, in: Ernigahem, dl. 15 (1996), nr. 3, p. 60-72.
Koenraad Vandenbussche, "De Engelmolen (1810-1948)", in: Ernigahem
Jef Beeuwsaert, "In memoriam Alice Christiaen en André Bolliou uit Eernegem", in: Mededelingenblad Werkgroep West-Vlaamse Molens, XII, 1996, 4, p. 171-173.

Overige foto's

<p>Engelmolen<br>Molen Couvreur<br>Statiemolen</p>

Prentkaart. Verzameling Ons Molenheem

<p>Engelmolen<br>Molen Couvreur<br>Statiemolen</p>

Prentkaart Nels, aug. 1931. Verzameling Ons Molenheem

<p>Engelmolen<br>Molen Couvreur<br>Statiemolen</p>

De regulateur aan de trapzijde. Foto: Donald Muggeridge, 24.05.1945 (coll. University of Kent, Cambridge)

<p>Engelmolen<br>Molen Couvreur<br>Statiemolen</p>

Prentkaart. Verzameling Ons Molenheem

<p>Engelmolen<br>Molen Couvreur<br>Statiemolen</p>

Duitse oorlogsfoto, 1914-1918, met links de Duitse pompmolen, midden de Engelmolen en rechts molen De Cock (uit de coll. Ernest Leeuwerck, Poperinge - thans Stichting Levende Molens, Roosendaal)

Stuur uw teksten over deze molen  | 
Stuur uw foto's van deze molen
  
Laatst bijgewerkt: woensdag 22 april 2015

 

De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.

zoek in database zoek op provincie Stuur een algemene e-mail over molens vorige pagina Home pagina Naar bestaande molens