Molenzorg

Appelterre-Eichem (Ninove), Oost-Vlaanderen


Het maalderijgebouw. Foto Georges Souffreau, Woubrechtegem, 18.07.2016
Algemeen
Collectie
Verdwenen Belgische Molens
Naam

Oude Molen
Molen Ter Loots
Molen Ten Comme

Ligging
Holstraat 2
9400 Appelterre-Eichem (Ninove)

oostzijde
overgang Molenveldweg
Molenveld
Ter Lust, Kraningen
800 m ZW v.d. kerk
kadasterperceel B262


toon op kaart
Type
Staakmolen met open voet
Functie
Korenmolen
Gebouwd
voor 1246 / voor 1662
Verdwenen
1919, sloop
Beschrijving / geschiedenis

"De Oude Molen was een houten korenwindmolen op het Molenveld, aan de oostzijde van de Holstraat 2(nr. 2), aan de overgang met de Molenveldweg, op 800 meter ten zuidwesten van de kerk van Appelterre-Eichem.

De molen droeg ook de benamingen "molen Ter Loods" (naar het Hof ter Loods of Hof ter K lei) en  enkel in de 15de eeuw, "molen Ten Comme".

De staakmolen behoorde toen toe aan het Hof ter Loods.

De Oude Molen behoorde tot de oudste windmolens van Vlaanderen. Op 8 september 1257 stonden Otto van Trazegnies, heer van Wedergrate en zijn zoon Otto hun windmolen in Appelterre af aan de abdij van Ninove, in ruil voor een jaarlijkse rente van twee denieren Vlaams, te betalen op Kerstmis. Alle inwoners van Appelterre en van Eichem waren verplicht hun graan de molen bij "Loetsh" (Loots) te laten malen. Dat mochten ze ook doen op de watermolen van de abdij te Zandbergen: "ad molendina tum acquae quam venti".

Een eerste pachtcontract van de windmolen "ten Comme" of "ter Loots", uitgaande van de abdij van Ninove, dateert van 18 februari 1448. Machiel de Loer was dan pachter en hij hernam de huur van de windmolen genaamd "ten Comme of ter Loeds" voor een terimjn van 15 jaar, met aanvang in mei 1451. Dan was zijn vorige pacht, waarvan de duur niet wordt vermeld, verlopen. Hij moest jaarlijks 19 zakken "goet molster coorens" aan de abdij leveren. Het moest wel koren (tarwe) zijn, want gerst, harver, bonen of erwten kwamen niet in aanmerking of het moest zijn dat hij alleen over dat soort granen beschikte. Die negentien zakken moesten in drie keer worden geleverd: de eerste levering van zes zakken binnen de drie maanden en zo verder, telkens om de drie maanden zes zakken. Klein herstelwerk aan de molen van minder dan vijf schellingen parisis viel ten laste van de pachter. Machiel zou nabij de molen, op een plaats die hem door de abt zou worden aangewezen, het huis moeten oprichten dat hij voordien al had gekocht. Dat huis moest hij in orde brengen, zodat hij er nadien in kon gaan wonen en - indien nodig - herstellen. Dit alles op zijn kosten. Tijdens het laatste jaar van zijn pacht, zou Machiel van de abdij 26 schellingen ontvangen, waarmee hij zich een "keerle" (lang overkleed) kon laten maken. Het huis zou dan eigendom van de abdij worden. Deze overeenkomst werd opgemaakt in het Hof ter Loods.

Alhoewel zijn vijftienjarige pacht pas in 1466 verliep, maakten de abdij en Machiel de Loer al op 21 juni 1461 een verlenging van het pachtcontract van de windmolen op. Deze keer was de duur van de huur twaalf jaar, met aanvang in mei 1466. Dus tot 1478. Het te leveren aantal zakken koren werd tot 21 verhoogd. Samen met de windmolen werden nu ook 30 roeden land naast de windmolen mee verpacht.

Machiel de Loor was nog altijd mulder op ter Loots, toen hij op 9 september 1474 zijn pacht nog eens liet verlengen voor de duur van 12 jaar, met aanvang begin mei 1478. Hij moest dan jaarlijks 25 zakken koren aan de abdij van Ninove leveren in vier keer. Machiel nam alle kleine herstellingen aan de windmolen voor zijn rekening, zoals het repareren van hekkens, de roeden, scheden enz. Hij mocht het molenhuis bewonen, maar moest de daken en de zijwanden op zijn kosten onderhouden.

Jan Stevens aanvaardde op 21 februari 1521 de windmolen ter Loots van de abdij van Ninove in pacht voor de jaarlijkse pachtsom van vijf pond groten in geld en twaalf zakken koren. Jan mocht zelf kiezen: een termijn van zes of van negen jaar. De pacht begon te lopen vanaf half augustus 1523. Op kerstavond zou hij de ene helft betalen en op Sint-Jansdag de andere helft van de pachtsom. Klein herstelwerk aan de windmolen, zoals aan de spillen, kammen enz., viel ten laste van de huurder. Hij mocht wel het benodigde hout in Ninove in het klooster gaan halen. Indien door brand of door andere feiten schade aan de molen werd toegebracht, zou de pachter deze schade zelf moeten vergoeden. Hij moest ook voor betrouwbare borgen zorgen. Bovenop de eerste pachtsom, moest er eenmalig 30 schellingen groten wijngeld (drinkgeld) aan de prelaat van de abdij worden betaald.

OP 3 juli 1531 hernam Jan Stevens de pacht van de windmolen voor de duur van drie, zes of negen jaar, met aanvang op 24 juni 1537. Alles volgens de voorwaarden, neergeschreven in het pachtcontract.

Jan Stevens heeft vanaf 24 juni 1531 de windmolen nog zes jaar bemalen, want op 15 juni 1537 werd het pachtcontract neergeschreven van Impen van Wassenhove, die de molen vanaf 24 juni van hetzelfde jaar voor 12 jaar overnam. Impen betaalde jaarlijks 6 pond 10 schellingen groten in geld en leverde 12 zakken koren, die hij in twee keer (op kerstavond en op Sint-Jansdag) moest betalen en leveren. De eerste twee jaar oest hijde windmolen onderhouden en kleine herstellingen uitvoeren.  De volgende tien jaar van pacht kwamen daar nog de grote herstellingen en de molenstenen bij. Reparaties aan het molenhuis, aan de standaard en de molenas, vielen ten laste van de abdij. Moest de molen wegen werken langer dan drie dagen stilstaan, dan zoudat van zijn pacht wordena fgetrokken.

In het contract van 1531 was ook sprake van een slagmolen. Nadien werd deze slagmolen niet meer vernoemd.

De oudste zoon van Impen van Wassenhove, Jan, zou de windmolen van zijn vader mogen overnemen. Het is ons niet bekend of dit effectief gebeurd is. Als toevoeging bij dit pachtcontract wordt vermeld dat Jan Bogaert - wellicht in 1549 - de pacht van de windmolen voor de termijn van 12 jaar heeft overgenomen, mits de jaarlijkse pachtsom van 8 pond groten Vlaams en de levering van 14 zakken koren.

In de penningkohieren van Appelterre-Eichem voor het jaar 1571 (f° 8v°)staat: "De We Jan Bogaerts houdt in pachte van den prelaet van Nieneve eenen wintmolen metter behuysder stede daertoe behoirende tsrs voor 72 p. (par.)"

De molen werd in de troebelen, rond 1580, vernield en werd voor 1640 herbouwd.

Molenaar Willem Bogaert overleed op 2 december 1640. Zijn staat van goed werd op 6 februari 1641 opgemaakt. We vernemen daarin dat Willem niet alleen pachter was van de windmolen van de abdij van Ninove te Appelterre, maar ook van de watermolen te Bullegem van de Sint-Adriaensabdij te Geraardsbergen, te Voorde. Op de windmolen te Appelterre lagen een ijzeren steenbout en meelzakken. Aan de abdij van Ninove viel nog zestig gulden molenpacht te betalen. Verder lag op de molendam te Appelterre nog een eiken stam. Willem was in het bezit van drie paarden, vijf koeien en zes varkens.

In dezelfde staat van goed werden alle verbeteringen en alles wat pachter Willem Bogaert op de windmolen te Apelterre bezat, uitvoerig beschreven. Hij had de oude molenstenen van de achtermolen op de kleinere voormolen gelegd en voor de achtermolen een paar witte molenstenen gekocht. Bij die gelegenheid werd het kamwiel van de voormolen nieuw gemaakt. Het groot molenijzer was eigendom van het sterfhuis, samen met nog andere molenonderdelen. Jan Bogaert, zoon van Willem, had in 1640 de pacht van zijn vader overgenomen.

Op 12 maart 1644 nam Jan Bogaert de windmolen ter Loots te Apelterre in pacht van de abdij van Ninove, samen met een dagwand land dat naast de molenberg lag. De pachtduur was 9 jaar en hij betaalde jaarlijks 60 gulden. HIj moest tien zakken rogge leveren in het klooster. De pachter moest de windmolen goed onderhouden. De sleet van de molenstenen zou apart worden bekeken. De abdij stond in voor het onderhoud van de standaard van de molen en van het molenhuis.

De molen staat aangeduid op de figuratieve kaart met de bezittingen van de abdij van Ninove te Appelterre, opgesteld door landmeter Philips de Dijn uit Aspelare in 1645. We bemerken dat hij nog steeds was uitgerust met dwarsgetuigde roeden.

In het landboek van Appelterre uit 1653 staat aangeduid dat Jan van den Maele pachter was van "een partye lant metten meulenberch daer nu den windtmeulen van Apelteeren op staet", samen met nog drie andere partijen land.

In een nota uit 1659 over de pacht van de windmolen, is er melding van Jacques van den Male, die dan in het zesde jaar van zijn negenjarige pacht was. Dus met aanvang in 1655. Hi betaalde jaarlijks 60 gulden pacht.

Jan van den Maele fs Mertens nam op 21 juli 1663 de nieuwe windmolen van de abdij van Ninove te Appelterre ter Loots, samen met de molenberg en nog een bunder land dat ernaast was gelegen, in pacht. Op de plaats die hem zou worden aangewezen, moest Jan een huis optrekken. Hij huurde alles voor 9 jaar voor de jaarlijkse som van 38 ponden Vlaams. Hij moest daarvoor 19 "stukken goed coren" leveren en in geld 19 ponden groten betalen, te beginnen met 1 oktober 1663. Het huis dat de pachter moest oprichten moest hij uit eigen zak betalen, net zoals de op de molen geheven belastingen. Hij moest in de molen zorgen voor twee koppels molenstenen, voor de "zeillakens" en de draaiende werken. Als wijngeld moest hij aan de abdij eenmalig 12 ponden Vlaams overhandigen. Zijn vader, Merten van den Maele die in Aspelare woonde, stond borg.

Pachter Jan van Santen van Appelterre, huurde op 8 december 1663 van de abdij van Ninove een aantal landen en meersen met een oppervlakte van 11 bunder geelegen in het dorp, "behoudens één bunder, het welcke is uytgestoken ende gaet nu met de wintmolen van Appelterre". Van Santen pachtte voor 9 jaar, met aanvang op Sint-Andriesdag (30 november) 1664 en hij betaalde jaarlijks 240 gulden.

In 1664 werd aan de windmolen gewerkt voor het manuaal van de provisor van de abdij. Voor het metselen van de "teirlinghen" werd aan Jan van den Maele 7 gulden 10 stuiver uitbetaald. Molenmaker Niclaes de Geytere lichtte het molenkot op om deze teerlingen onder te leggen.

Als gevolg van de oorlogshandelingen van de jaren 1667 en 1668 vroeg Jan van den Maele kwijtschelding van zijn pacht. Dat was ook het geval met de watermolen te Bullegem in Voorde, een molen van de Sint-Adriaansabdij van Geraardsbergen. Deze watermolen werd trouwens niet meer heropgericht.

Hendrik de Mulder, de smid van Appelterre, overleed aldaar op 25 januari 1668. Hetzelfde jaar nog, op 27 september, werd zijn staat van goed opgemaakt. Hij was getrouwd met Anneken van Lierde en samen hadden ze één kind: Gillis. We vinden in zijn staat onder meer een opsomming terug van zijn werkgerief: twee blaasbalgen, een aambeeld, een stenen bak "en allehet smeewerck met haemers en beetels". Verder werden nog vermeld: de klederen van de overledene, het lijnwaad en de slaaplakens met de "flawijnen, een bedde, sargien, een kiste, een reghbanck", kuipen en ketels. Een zilveren kroes werd op 9 gulden geschat. Hij hield een notitieboek bij met daarin de namen van de klanten en van de leveringen van smeedwerk. Alles vor 240 gulden.

Jan van den Maele was dan overleden, want er wordt in 1674 genoteerd: "Pieter van den Maele als gescuccedeert in de bovenschreven pacht, is schuldich gebleven totten 6 december 1680, de somme van tien guldens".

Het was Franchois van Lierde die, met aanvang op 1 december 1681, de windmolen ter Loots voor 9 jaar in pacht nam, mits jaarlijks 14 stukken koren te leveren voor 84 guldens. HIj pachtte dan een half bunder land met nog eens een dagwand waarop de windmolen stond. Uit de aantekeningen van de provisor van de Ninoofse abdij, die tot 1705 liepen, kunnen we heel wat opmaken. In 1687 werkte men aan de zoldering van de windmolen en werd op de schuur een nieuwe strooien dak gelegd. In 1689 werd de steenbalk hersteld.

Op 18 oktober 1689 hernam zoon Merten van Lierde de pacht van de windmolen te Appelterre. Samen met de molenberg huurde hij nog 1 dagwand 66 roeden land en verder nog eens een half bunder en 40 roeden land dat naast de windmolen lag. Op die plek werd door de abdij een huis gebouwd. Hij pachtte voor een termijn van zes jaar en betaalde jaarlijks 14 pond groten Vlaams en leverde 14 zakken koren. Alle belastingen waren ten laste van de pachter. Aan het gebruik van het bouwland waren een aantal voorwaarden verbonden. Frans van Lierde, vader van Merten, stelde zich borg.

Volgens de notities leverde molenaar Merten van Lierde in 1692 een kalf aan de abdij. Het jaar daarop, in 1693, werd aan de schuur en het molenhuis gewerkt. OP 20 mei 1693 leverde Merten 80 ellen laken.

De jaren 1690 tot 1695 waren een moeilijke tijd. Er was oorlog in het land en vreemde legerbenden stropen de omgeving af. De molenaar meost regelmatig sauvegardegeld betalen. Dat is uitkoopgeld dat aan de soldaten moest worden betaald om de windmolenn niet af te branden. Voor de genoemde periode kreeg Merten de helft van zijn molenpacht kwijtgescholden. In de daaropvolgende jaren 1696 en 1697 moest hij zelfs niets betalen. Het waren de Fransen die, onder de leidng van koning Lodewijk XIV, nog maar eens ons land waren binnengevallen.

Merten van Lierde hernam op 13 november 1695 voor zes jaar de pacht van molen ter Loots. Zijn vader Frans stond borg en ondertekende.

Franciscus van Lierde, zoon van Merten, hernam, met aanvang op 31 oktober 1738, de pacht van de windmolen ter Loots. Daarbij waren nog inbegrepen: "de huysinghen, hoff ende stede, groot 172 en half roeden, item een stick lants opt Molenvelt tot 2 dachwant 60 roeden". Dat alles voor een termijn van 6 jaar en voor de jaarlijkse pachtsom van 100 gulden plus nog eens 15 stukken rogge.

Franciscus van Lierde, zoon van Merten, overleed te Appelterre op 3 januari 1743. ZIjn vrouw, Elisabeth Cieters (dochter van Geraard), gaf op 7 novmeber 1743 de staat van goed van haar man over. Het gezin had 8 kinderen waarvan twee getrouwde dochters. Het jongste kind, Michiel van Lierde was dan 14 jaar.

Vermeldingen op landkaarten:
- Ferraris, ca. 1775: "Moulin d'Appelterre"
- Atlas der Buurtwegen, ca. 1844: "Vieux Moulin"
- topografische kaart Vandermaelen, ca. 1850: "Oude Molen"
- kadastrale kaart van P.C. Popp, ca. 1855.

Uit het proces-verbaal van afpaling van de gemeente Appelterre-Eichem in 1811:
"il y a deux moulins à vent, ils servent à moudre du grain et sont occupés par les propriétaires; ils sont construits en bois et situés près du chef-lieu; ils ont susceptibles d'une même location".
De molen behoorde in 1834 tot de eerste klas, met een kadastraal inkomen van 266 frank.

Eigenaars na 1830:
- voor 1834, eigenaar: Van Daelem-Mertens Antoon, molenaar te Appelterre-Eichem
- later, eigenaar: a) Meganckx Bernardine huishoudster te Zandbergen en b) Mertens Barbe te Appelterre-Eichem
- 18.07.1842, verkoop: De Graeve-Bruylandt Jan-Baptist, molenaar te Appelterre-Eichem (notaris Roman)
- 01.08.1887, gift: Van Hauwe-De Graeve Jozef Donat, molenaar te Appelterre-Eichem (notaris Roman)

Deze oude windmolen werd een aantal keren herbouwd (o.m. voor 1662) en was na zijn laatste heroprichting zeer groot van omvang.

De staakmolen werd afgebroken in 1919. In dat jaar bouwde men langs de noordkant van het woonhuis een motormaalderij. De inrichting, die dateerde uit 1952 en rond 1986 werd stilgelegd, bestaat uit een cilindermolen "Midget Maxima Roller Mill", een buil, een koppel kunststenen, een haverpletter, een balans, een Listermotor (Burgley, Engeland) en 2 zakkenwagentjes. Het gebouw is thans in het bezit van de heer Daniël Steppe uit Oosterzele en mevr. Mireille Steppe uit Voorde.

De molenberg werd later afgevoerd. Het oude molenhuis bleef bestaan tot 1957 en dateerde van 1736. 

Georges SOUFFREAU  & Lieven DENEWET

Bijlagen

Georges Souffreau, "Geschiedenis van de twee houten korenwindmolens Oude Molen (voor 1257-1919) en Wildermolen (1802-vandaag) en van de vroegere pachthoeve Hof ter Klei (voor 1226-1902) te Appelterre-Eichem", Woubrechtgegem, 2017.

Na de uitgave in februari 2016 van het boek over de wind- en watermolens te Aspelare en Nederhasselt en in juni 2016 van een werk over de wind- en watermolen te Voorde, is het nu de beurt aan Appelterre-Eichem met de geschiedenis van de in 1919 verdwenen Oude Molen, ooit eigendom van de abdij van Ninove, met aansluitend een bespreking van de maalderij Steppe en van de nog bestaande houten windmolen genaamd Wildermolen. Samen met de bespreking van deze twee windmolens verhalen we ook uitgebreid de geschiedenis van het Hof ter Loots, later Hof ter Klei genoemd, een pachthof van de abdij van Ninove te Appelterre.

Aan de Holstraat te Appelterre stond al van voor 1257 en dat tot 1919, een houten korenwindmolen genaamd Molen ter Loots en later Oude Molen. De abdij van Ninove krijgt in 1257 de windmolen als geschenk. Een eerste pachtcontract dateert van 1448. Daarna kennen we, aan de hand van het abdijarchief, de namen van de meeste, opeenvolgende pachters. De Fransen verkopen de windmolen in 1798. Nadien wordt de familie Van Daelem eigenaar. Later opgevolgd door De Graeve uit Haaltert en Josephus Donatus van Hauwe. Na de afbraak van de windmolen in 1919 wordt verder gewerkt in de maalderij Steppe.

Nog staat aan de Wilderstraat in het gehucht Eichem te Appelterre, de houten korenwindmolen genaamd Wildermolen. De gebroeders Maximiliaan en Adriaan d’Hauwer kopen op 22 juli 1802 een houten korenwindmolen die te Elingen stond. Ze breken hem af en richten hem weer op te Eichem aan de Wilderkouter. Adriaan d’Hauwer wordt er molenaar. Bij een latere verdeling in 1921 wordt René van der Haeghen, zoon van Benedictus, eigenaar. Als laatste molenaar legt hij in 1951 de windmolen stil. De erven doen in 1979 gift van de windmolen aan de stad Ninove. Het duurt nog tot 26 september 1993 eer de maalvaardige Wildermolen wordt ingehuldigd.

Aangezien te Appelterre de Oude Molen en het Hof ter Loots of Hof ter Klei beide eigendom van de abdij van Ninove waren, hebben we ook de geschiedenis van dit pachthof nagetrokken. De hoeve bestond al van voor 1226 en een eerste pachtcontract vinden we in 1434 terug. Joannes van den Cleye was toen pachter. Deze familie Van den Cleye zal onafgebroken tot 1667 op het hof werken. Op 2 mei 1797 verkopen de Franse het hof. Joannes Franciscus Haelterman, verkoopt in januari 1901, bij uitscheiding van bedrijf, zijn ganse inboedel, waaronder een aantal dekhengsten. Vanaf 25 maart 1902 komt Cyrille Remue met zijn groot gezin op Ter Klei wonen en boeren.

Het werk is rijk geillustreerd, telt 160 blz. en wordt in eigen beheer, in beperkte oplage, verspreid. Kleurendruk was niet haalbaar. Ook in zwart-wit uitvoering is deze studie een schatkamer aan feiten.

Het boek is te verkrijgen voor de prijs van 15,00 €

Bestellingen

Georges L. Souffreau, Bosstraat 30, 9550 Woubrechtegem, tel. 053-627693, e-mail: gsouffreau@telenet.be
Bank: IBAN BE37-8508-1209-6728 BIC SPAABE22
Port binnenland: 3,70 €

Literatuur

Archieven
Rijksarchief Gent, Abdij Ninove, K144, nr. 541 (afstand van molen, Latijnse tekst, 1257)
Rijksarchief Gent, Abdij Ninove, K144, nr. 136, f° 81 (pactcontract 1448).
Rijksarchief Gent, Abdij Ninove, K144, nr. 136, f° 81 (verlenging pacht, 21 juni 1461)
Rijksarchief Gent, Abdij Ninove, K144, nr. 137, f° 114 (verlenging pacht, 9 september 1474)
Rijksarchief Gent, Abdij Ninove, K144, nr. 138, f° 7 (pacht, 21 februari 1521)
Rijksarchief Gent, Abdij Ninove, K144, nr. 138, f° 7 onder (verlenging pacht, 3 juli 1531)
Rijksarchief Gent, Abdij Ninove, K144, nr. 139, f° 143 (pacht, 12 maart 1644)
Rijksarchief Gent, Abdij Ninove, K144, nr. 131 (figuratieve kaart door landmeter Philips de Dijn, 1645)Rijksarchief Gent, Abdij Ninove, K144, nr. 144, f° 74 (pacht, 1659)
Rijksarchief Gent, Abdij Ninove, K144, nr. 144, f° 1-1v° (pacht, 21 juli 1663)
Rijksarchief Gent, Abdij Ninove, K144, nr. 140, f° 50 (pacht, 8 december 1663)
Rijksarchief Gent, Abdij Ninove, K144, nr. 144, f° 74 herstellingen, 1664)
Rijksarchief Gent, Abdij Ninove, K145, nr. 145, f° 145v°-147 (pacht, 1 december 1 december 1681)
Rijksarchief Gent, Abdij Ninove, K144, nr. 140, f° 184v°-185v° (pacht, 18 oktober 1689)
Rijksarchief Gent, Abdij Ninove, K144, nr. 145, f° 145 (pacht 13 november 1695)
Rijksarchief Gent, Abdij Ninove, K144, nr. 146, f° 453-454 (pacht 31 oktober 1738)
Rijksarchief Gent, Oud Archief Voorde, AR186, nr. 220 (minuten) en nr. 190, register, f° 171 e.v. (staat van goed van Willem Bogaert, 6 februari 1641)
Rijksarchief Gent, Baronie van Wedergrate, AR197, nr. 16, f° 92 en 93 (landboek van Appelterre, 1653).
Stadsarchief Gent, Penningkohieren Appelterre (1571), f° 8v°.
Rijksarchief Gent, Baronie van Wedergrate, AR197, nr. 250 minuten (staat van goed van Hendrik de Mulder, 25 januari 1668).

Gedrukte bronnen
J.J. De Smet, "Codex diplomaticus abbatiae Ninoviensis", Brussel, 1841, nr. 225 (uitgave van de oorkonde van 1257, Latijnse tekst)

Werken
Georges Souffreau, "Geschiedenis van de twee houten korenwindmolens Oude Molen (voor 1257-1919) en Wildermolen (1802-vandaag) en van de vroegere pachthoeve Hof ter Klei (voor 1226-1902) te Appelterre-Eichem", Woubrechtgegem, 2017, 160 p.
Georges Souffreaau, "Geschiedenis van de Houten Korenwindmolen (1641-1932) en van de Koren- en Oliewatermolen te Bullegem (voor 1176-1668) te Voorde", Woubrechtegem, 2016.
F. De Potter & J. Broeckaert, Geschiedenis der gemeenten in de provincie Oost-Vlaanderen. Appelterre", Gent, C. Annoot-Braeckman, p. 5-6..
"Inventaris van de wind- en watermolens in de provincie Oost-Vlaanderen naar gegevens van het Archief van het Kadaster. Eerste aflevering. De arrondissementen Aalst en Dendermonde", in: Kultureel Jaarboek voor de provincie Oost-Vlaanderen, XIV, 1960, 3 (Gent, 1962);
Herman Holemans, "Oostvlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 1. Gemeenten A-B", Kinrooi, Studiekring Ons Molenheem, 1996.

Mailberichten
Georges Souffreau, Woubrechtegem, 19.07.2016
Daniël Steppe, Oosterzele, 14.09.2016

Overige foto's

<p>Oude Molen<br>Molen Ter Loots<br>Molen Ten Comme</p>

Interieur maalderij. Midget Maxima Roller Mill. Foto Georges Souffreau, 18.07.2016

<p>Oude Molen<br>Molen Ter Loots<br>Molen Ten Comme</p>

Interieur maalderij. Meelgoten naast de Midget Maxima Roller Mill. Foto Georges Souffreau, 18.07.2016

<p>Oude Molen<br>Molen Ter Loots<br>Molen Ten Comme</p>

Interieur maalderij. Haverpletter en koppel kunststenen. Foto Georges Souffreau, 18.07.2016

<p>Oude Molen<br>Molen Ter Loots<br>Molen Ten Comme</p>

Interieur maalderij. Listermotor uit Burgley, Engeland. Foto Georges Souffreau, 18.07.2016

<p>Oude Molen<br>Molen Ter Loots<br>Molen Ten Comme</p>

Interieur maalderij. Luiwerk op de zolder. Foto Georges Souffreau, 18.07.2016

Stuur uw teksten over deze molen  | 
Stuur uw foto's van deze molen
  
Laatst bijgewerkt: woensdag 11 december 2019

 

De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.

zoek in database zoek op provincie Stuur een algemene e-mail over molens vorige pagina Home pagina Naar bestaande molens