Molenzorg

Erps-Kwerps (Kortenberg), Vlaams-Brabant


Foto ca. 1900-1910 met de Zwitserse familie Tornguy die een dochter op het pensionnaat in Erps hadden. Verzameling Ons Molenheem
Collectie
Verdwenen Belgische Molens
Naam

Molen van Curegem

Ligging
Curegemstraat
3071 Erps-Kwerps (Kortenberg)

hoek met Burgemeester Vangramberenstraat
Molenveld, Peperstraat, Stroeykensstraat
kadasterperceel B226


toon op kaart
Type
Staakmolen
Functie
Korenmolen
Gebouwd
voor 1566
Verdwenen
1914 - 14 september, oorlog
Beschrijving / geschiedenis

In 1266 vermeldde men "Molendinum venti apud Erpsa". Erps had samen met Meerbeek (1254) één van de eerste windmolens in Brabant.
Deze windmolen stond in het veldgebied tussen Erps, Steenokkerzeel, Berg en Nederokkerzeel op het Dorenveld. De Dorenbaan naast het gemeentehuis van Erps herinnert nog aan het Dorenveld.
De staakmolen was een banmolen met molendwang voor de boeren van de heer van Ransem, die h et Hof van Ransem tegen de Kasteelstraat te Erps-Kwerps bezaten.
In 1474 behoorde de molen toe aan Jan van Ransem. Een vroegere bezitter was Wouter Dullebout.

Tijdens de oorlog van Maximiliaan van Oostenrijk (1488-1489) werd hij ongetwijfeld afgebrand.

De molen werd voor 1566 wederopgebouwd  door de heren van Ransem ten westen van de gemeente langs de Romeinse heirbaan, later Peperstraat en thans Curegemstraat, op de hoek met de Burgemeester Vangramberenstraat (vroegere Molenweg). In 1598 gaf men een veldbeschrijving "boven de windmolen aan de Hollestraat". De Kleine Hollestraat, een verlengde van de Heuve, wordt nu Banmolenstraat genoemd en kwam uit op de Curegemstraat, een weinig vorobij de windmolen.

Antoon de Fonseca, heer van Ransem, was in de 16de eeuw eigenaar van de windmolen. Zijn goederen werden onder Alva verbeurd verklaard omwille van zijn sympathieën voor de hervorming.
In 1599 werden de erfgenamen van Antoon de Fonseca opnieuw eigenaars van de windmolen.
In 1666 wilde Maria Virginia Tseraerts ('t Seraerts), weduwe van Filips de Landas en kasteelvrouw van Hagedocht de molen verkopen aan Peter Verhaegen, mulder te Kontich, doch een naastbestaande, Johan van Wissenkercke, heer van Ransem en van Pellenberg, riep nader­schap in; hij bekwam voldoening en kreeg de molen voor 6.600 gulden.

In 1629 kreeg Ferdinand de Boisschot, graaf van Erps en zi jn enclave Quarebbe (Kwerps) "het recht van mlencoren". In 1774 weigerden de Erpsenaren dit recht nog verder te betalen. Ze waren opgehitst door een landelijk edelman de Plaines, die het kasteel "Hof ter Brugge" te Erps-Kwerps bewoonde. Ontvanger Maubeuge moest zonder geld naar de gravin van Erps terugkeren en het kwam tot een proces voor de Raad van Brabant. De gravin won dat proces op 30 december 1775, waardoor de Erpenaren opnieuw dit feodaal recht moesten betalen. Met de Franse revolutie verdween het molenkorenrecht.

De windmolen van Erps bleef tot in de 18e eeuw het eigendom van de bezitters van het leen van Ransem.  In 1696 werd de molen, evenals andere goederen, ge­rechtelijk in beslag genomen, wegens schulden, ten voordele van Jonker Daniel-Ferdinand de Muys. In 1713, nieuwe inbe­slagneming vanwege Katharina Bosch, weduwe van Dominicus de Kerper.

In 1762 behoorde de molen aan Charles-Henri Goubeau, lid van de Grote Raad te Mechelen en aan zijn gemalin, Renée-Charlotte de Villegas, vrouw van Ransem. De molen werd gesteld tot onderpand van een rente van 4.000 gulden wisselgeld ten behoeve van Hendrik-Baudewijn van den Nieuwenhuyse.

De molen staat aangeduid als een standaardmolen op teerlingen in het Kaartboek van de Abdij van Kortenberg uit 1722, opgesteld door landmeter Guillaume Gansemans.

Een eerste muldersnaam is deze van Peter Lens (1731). De uitbater van de molen in 1762 was Peter Vercaeren (Verkaeren), gehuwd met Cecilia van Meerbeek. Toen bestond er nog geen molenhuis. Ze woonden in De Engel op de Plaats van Erps Hendrik Vercaeren, gehuwd met Maria de Vleeschouwer, volgde hem op als molenaar. Hij bouwde een stenen pachthof, 78,5 roeden groot op Curegem, dicht bij de molen gelegen. De kaart van Ferraris duidt rond 1775 "le moulin d'Erps" aan, evenals een drieledig stenen pachthof, het nieuwe molenhuis.

Op 8 april 1790 verkochten Hendrik Verkaeren en Maria De Vleeschouwer de molen en het pachthof aan Judocus Verlinden en zijn echtgenote Joanna-Maria Goovaerts, op last van een rente van 700 gulden ten bate van juffrouw Maria-Katarina­ Antonia Steemans. Joanna Maria Goovaerts was de weduwe van Joannes-Franciscus Vercaeren, zoon van Petrus Vercaeren-Van Meerbeeck.

De telling van 1796 gaf Judocus Verlinden als de 38-jarige maalder van Erps. Zijn 42-jarige echtgenote Joanna Maria Goovaerts had twee kinderen uit haar eerste huwelijk: Petrus-Philippus Vercaeren en Lambertus Vercaeren. Uit zijn huwelijk had Judocus Verlinden in 1796 twee kinderen onder de 12 jaar. Judocus Verlinden, afkomstig uit Tervuren, was molenaar en pachter van gronden. HIj bewerkte 10 bunder 200 roeden land in 1794.

Als lasten vinden we in 1599 een rente van 2 molenvaten tarwe en 25 stuivers, welke de erfgenamen van Sieur Antoon Fonseca te betalen hadden aan de kerk. Er werd in de 18e eeuw ook een erfpacht in graan vermeld ten voordele van de kapelanij van Onze-Lieve-Vrouw.

Eigenaars sinds 1830
- 1830, eigenaar: Redelborght-Horion Jan Baptist, rentenier te Brussel
- 07.09.1864, deling: Redelborght Gustave Guillaume, eigenaar te Brussel (notaris Van der Linden)
- 1866, erfenis: a) Redelborght Marie Caroline, echtgenote Coenegracht Emmanuel (voor naakte eigendom), eigenaar te Brussel en b) Redelborght-Horion Jan-Baptist, de weduwe (overlijden van Jan-Baptist, geregistreerd op 12.08.1865) (voor vruchtgebruik)
- 19.11.1885, einde erfgebruik: Coenegracht-Redelborght Emmanuel Alexandre Hubert en kinderen, eigenaar te Kortenberg (overlijden van de weduwe Jan-Baptist Redelborght-Horion)
- 15.01.1897, deling: Coenegracht Hendrik Maria Emmanuel, eigenaar te Vorst (notaris Van Halteren)
- 17.12.1909, deling: a) Coenegracht Emmanuel Henri Hubert, eigenaar te Kortenberg en b) Coenegracht Hubert Henri Louis, eigenaar te Kortenberg (notaris Van Halteren)

In 1835 werd de molen op Curegem beschreven als volgt: "De houten windmolen heeft twee paar molenstenen. Hij is goed gelegen. Hij bevindt zich in goede toestand. De eigenaar van deze windmolen is de heer Redelborght uit Brussel. Deze verhuurt hem aan Josse Verlinden, die er molenaar is. Het jaarlijks inkomen van deze windmolen is 280 gulden.

Pierre Van Bever was een tijdje eigenaar van de windmolen, maar werd snel opgevolgd door de Redelborghts.
De nieuwe moleneigenaar Jean-Baptist Redelborght (°Brussel 12 augustus 1786) was rentenier te Brussel en betaalde meer dan 100 gulden belasting, zodat hij één van de 93 verkiesbaren in Brabant voor de senaat was in 1832.
Jean-Baptist Redelborght bouwde te Kortenberg in 1858 het kasteel Redelborght op de plaats waar zijn vader Guillaume Redelborght het Kraboelhof bezat. J.B. Redelborght huwde Leopoldine Horion en werd de vader van Maria-Caroline Redelborght die met Emmanuel-Alexander Coenegracht (°Mechelen-aan-de-Maas 1830 - +Brussel 1901) huwde en die later eigenaar werd van de windmolen op Curegem te Erps.

Judocus Verlinden werd als molenaar opgevolgd door zijn schoonzoon Petrus-Jospehus Van Tricht, die met Maria-Theresia Verlinden (+1833) gehuwd was. Het molenhuis behoorde in 1833 tot de 4e klasse en was dus geen luxewoning. Joseph Van Tricht was te Kortenberg geboren in 1805. Hij werd gemeenteraadslid van Erps-Kwerps van 1836 tot 1839 en vanaf 1872. In 1836 omschreef men hem als: "grondeigenaar, landbouwer en molenaar". Hij was eigenaar van 5 hectaren 35 aren land onder Erps-Kwerps, volgens de kaart van Popp. Weduwnaar geworden, hertrouwde molenaar Petrus Josephus Van Tricht in 1837 met Petronella Stie uit het pachthof Stie aan de Bruulstraat.

Een zoon van molenaar Petrus Josephus Van Tricht kreeg een slag van een molenwiek en stierf ten gevolge van dit molenongeluk.

Het hele gehucht Curegem draaide rond de molen van Van Tricht. Het molenhuis werd door Hubert Verboomen als volgt beschreven: "Het was een schoon geleeg met klein gesloten pachthof met daarachter moeshof en boomgaard, gescheiden door een schone dreef met allerlei perenbomen tot aan de Kerkenstraat". Petrus Josephus Van Tricht (+1881) bouwde kort voor zijn overlijden een grote schuur langs de andere zijde van de Curegemstraat.

Bij de deling erfde zijn zoon Isidoor Van Tricht-Quisthoudt, die schepen van Erps-Kwerps werd, het molenhuis waar hij een landbouwbedrijf had.
Een andere zoon Leon Van Tricht-Knops erfde de schuur langs de andere zijde van de straat en maakte er zijn woonhuis en herberg van. Hij nam ook het molenaarsbedrijf over.
Zijn zus, Elisabeth Van Tricht, gehuwd met Louis Salens, erfde het perceel naast de schuur en bouwde er een bloeiende herberg.
Leon Van Tricht of "Jeunne van de Maalder" werd de laatste molenaar van Kuregem.

Op het einde van de 19de eeuw kreeg de windmolen van Curegem concurrentie vann moderne graanmolens, zoals de stoommolen van Frans Elskens-Feyaerts, in de volksmond de "vuurmolen" van de Engelenstraat op de Negenhoek genaamd, en de graanmolen van Ferdinand Salens aan de Visssegatstraat te Kwerps. De eerste maalderij Salens werd rond 1898-1900 aangedreven door een dorsmachine die door paarden aangetrokken werd en die onder de inrijpoort stond. Later kwam er een stoommolen bij Salens (gegevens van kleinzoon Gustaaf Salens, 1981). De vuurmolen Elskens bestond niet meer in 1914. Domien Lambrechts bouwde in 1924 een cilindermolen te Erps op de Klapstraat (gegevens Ferdinand Lambrechts, 1982).

De Duitsers beschouwden de standaardmolen als een spionagenest, als observatiepost en communicatiemiddel en brandden hem op 13 september 1914.
Edmond De Keersmaecker die in de villa 'Les Piramides' in de Engerstraat woonde, was enkele keren op de windmolen gegaan met zijn verrekijker. Deze windmolen stond in het open veld, het Groot Veld, en werd zodoende beschouwd als een ideale spionagepost. De Duitsers wisten dat ook.
De molen behoorde dan toe aan Leo van Tricht, die op weinige afstand van daar woonde. Het opgeslagen 7.770 kilogram graan ging in de vlammen op.
De brand was het werk van 5 Uhlanen. Trouwens de meeste windmolens in de streek werden door de Duitsers afgebrand in september 1914.
Een Erpse bron bevestigt de angst van die dag (13 september 1914). In "De Bode van Erps" (tijdschrift van het pensionaat) vonden we het volgende: "13 september 1914, zondag, angstvolle dag. Bezoek der ambulantie om er (in het klooster) voorname gekwetsten te plaatsen. Te 11 uur steken de Uhlanen den molen, van Erps in brand. 's Middags zijn wij bevreesd, ter oorzake van 't geene er omgaat. dat men de bevolking in de kerk opsluite en de priesters medeneme. Onderzoek van de toren der kerk (van Erps)"?
Uhlanen waren cavaleristen uit gerust met onder andere stalen lansen. Ze maakten meestal deel uit van de infanteriedivisie. Wanneer ze opdoken in de dorpen en steden was dit meestal het eerste teken van een Duitse opmars. Ze reden door de velden en vernielden daardoor de gewassen.
Het was een korps van bruut geweld waar de bevolking grote angst voor had.

Op 3 december 1914 werd de schade van maalder Leon Van Tricht geschat op 3.350 frank wat de windmolen betrof, op 1.640 frank wat de verloren tarwe en koren betrof en op 17,50 frank wat de landbouwschade betrof. Bij de brand van de windmolen op Curegem gingen 7. 770 kg graan in de vlammen op.

De staakmolen werd niet meer wederopgebouwd.

Op de molen van Erps stond geschreven: "Nieuw graan gemalen op de IIde juni". Dat was buitengewoon snel. Op de standaard stond 15 juli 1782 of 1792.

Bij de windmolen stond ook het boilhuisje. "Boillen" (builen) was het zuiveren van het graan via een ziftsysteem. Men had na het ziften fijn meel van de bloem, het kortmeel en de zemelen. In het Erpse boilhuisje waren een "tarweboil" en een "korenboil".

Twee foto's bleven bewaard. De eerste was een prentkaart met op de achtergrond de windmolen en vooraan links het oude molenhuis en vooraan rechts het nieuwe molenhuis van Leon Van Tricht. Deze prentkaart werd uitgegeven door Gustaaf Goovaerts-Van Tricht, schoonzoon van melnaar Leon Van Tricht voor de eerste wereldoorlog. Een tweede foto dateert uit 1900-1910 en toont de Zwitserse familie Tornguy die een dochter op het pensionnaat te Erps hadden (gegevens van René De Wil, Erps).

Henri VANNOPPEN & Frans MAES

Herinneringen door Hubert Verboomen (90-er in 1982) aan de windmolen

Hubert Verboomen beschreef in zijn "Herinneringen uit mijne Erpse jeugd" het machtige zicht dat men had van op de Erpse molen die aan de Curegemstraat stond: "Van op de Erpse molen kon men de toren van St. Rombaut en de kerktoren van O.L. Vrouw over de Dijle, beide te Mechelen, bemerken, evenals de abdijtoren van Grimbergen en zelfs Heist op den Berg in de verte.
Maar belangrijker nog was het feit dat men van op de Erpse windmolen bij helder weer tal van andere molens kon zien draaien. Dit komt door het feit dat de windmolen van Curegem tamelijk afgezonderd stond midden de vlakke velden die hem langs alle kanten omringden.
Het was een ware uitkijkpost! Ik heb er menigmaal van geprofiteerd als ik soms een handje moest toesteken op de molen bij maalder Leon Van Tricht om mijn ogen de kost te geven en de andere draaiende molens te tellen. Het begon met de molen van Kortenberg, vervolgens deze van Sterrebeek, meer oostwaarts deze van Everberg, verder Veltem en Herent. De laatste drie waren alle in steen gebouwd. In de verte met klaar weer kon men ook die van Wezemaal, die op een berg stond, zien draaien. Dichterbij stond Ruysmolen tussen Buken en Wespelaar, nabij de vaart. Hij werd voor W.O. door brand vernield. Oude mensen vertelden dat Lodder met zijn keet die molen bezocht.
Dan kwam Kampenhout met zijn drie windmolens: Ruisbeek, Kampenhout en Kampelaar. Dichterbij deze van Nederokkerzeel, maar westelijk de Loomolen te Steenokkerzeel langs de oude baan van Waver naar Elewijt, dan deze van Melsbroek en eindelijk twee tussen Peutie en Vilvoorde: twee buren die slechts 100 meter van elkaar stonden. Eigenaardig was het feit dat onder deze twee molens, de woningen der maalders zicht bevonden.
De herinneringen van een 90-er uit zijn jeugd voor 1914 geeft ons reeds een geografische spreiding van de windmolens in de omgeving en ook het belang van de windmolens voor onze agrarische samenleving.

Bijlagen

Frans Maes, "Oude woningen onder Erps-Kwerps", Eigen Schoon en de Brabander, XXXIX, 1956, met "24. De windmolen", p. 312-314.

Naar A. Wauters ons meedeelt in zijn «Histoire des environs de Bruxelles» bestond de windmolen van Erps reeds in de 13e eeuw. In een akte uit het jaar 1266 lezen we immers: «Molendinum venti apud Erpsa». Deze molen was vermoe­delijk bij de aanvang een banmolen met molendwang voor de boeren van de heer van Ransem. Hij behoorde in 1474 aan Jan van Ransem en waarschijnlijk ook te voren aan heer Wouter Dullebout. Tijdens de oorlog van Maximiliaan van Oostenrijk (1488-1489) werd hij ongetwijfeld afgebrand.

De molen werd wederopgebouwd ten westen van de gemeente op de oude Vilvoordse Baan. Toen bestond er een tweede molen, nl. een watermolen, door de gemene ingezetenen van Erps gebouwd te Sint-Stevens-Woluwe op de Woluwe. Deze molen komt reeds voor in het oudste hertogelijk rekeningboek van 1403, en werd pas omtrent 1620 verkocht aan Merten van Winxele. Een tweede watermolen wordt vermeld, te Erps, in de 14e eeuw, en was waarschijnlijk de banmolen van Edegem. Eerstgenoemde watermolen was waarschijnlijk bedoeld als een reactie tegen de molendwang van de onderscheidene heren.

De windmolen van Erps bleef tot in de 18e eeuw het eigendom van de bezitters van het leen van Ransem. In 1666 wilde Maria Virginia Tseraerts, weduwe van Filips de Landas hem verkopen aan Peter Verhaegen, mulder te Kontich, doch een naastbestaande, heer Johan van Wissenkercke, riep nader­schap in; hij bekwam voldoening en kreeg de molen voor 6.600 gulden. In 1696 werd de molen, evenals andere goederen, ge­rechtelijk in beslag genomen, wegens schulden, ten voordele van Jonker Daniel-Ferdinand de Muys. In 1713, nieuwe inbe­slagneming vanwege Katharina Bosch, weduwe van Dominicus de Kerper. In  1762 behoort de molen aan Karel-Hendrik Goubeau, lid van de Grote Raad te Mechelen en aan zijn gemalin, Anna-Charlotte de Villegas. Hij wordt gesteld tot onderpand van een rente van 4.000 gulden wisselgeld ten behoeve van Hendrik-Baudewijn van den Nieuwenhuyse.

Een eerste muldersnaam is deze van Peter Lens (1731). De uitbater van de molen in 1762 was Peter Verkaeren. Deze woonde in De Engel op de Plaats. Te dien tijde bestond er geen molenhuis. Slechts in 1790 is hierover sprake. Op 8 april 1790 doen Hendrik Verkaeren en Maria De Vleeschouwer af­stand van een nieuw stenen pachthof, 78 1/2 roeden groot, bij de windmolen gelegen. Eigenaars werden Judocus Verlinden en zijn echtgenote Joanna-Maria Goovaerts, op last van een rente van 700 gulden ten bate van juffrouw Maria-Katarina­ Antonia Steemans.

Als lasten vinden we in 1599 een rente van 2 molenvaten tarwe en 25 stuivers, welke de erfgenamen van Sieur Antoon Fonseca te betalen hadden aan de kerk. Er wordt in de 18e eeuw ook een erfpacht in graan vermeld ten voordele van de kapelanij van Onze-Lieve-Vrouw. De Atlas en Register der Buurtwegen in 1846 duidt als eigenaar aan, Jozef van Tricht, mulder; bij Popp echter heerst verwarring. De molen blijkt toe te horen aan Jan Redelborght, rentenier te Brussel, terwijl ook Peter-Jozef van Tricht, mulder, eigendomsrechten bezit, wellicht op de naburige grond of eventueel het molenhuis.

In 1914 staken de Duitsers de molen in brand; hij behoorde toen aan Leo van Tricht, die op weinige afstand van daar woonde; hij werd niet meer wederopgebouwd.

--------------------------------------------- 

Monique Meys, "De brand van de windmolen van Curegem te Erps en de dooibarelen te Kwerps of de verschrikkelijke dagen van 13 en 14 september 1914", in: René Beyst, Theo Cuijpers & Henri Vannoppen, "Met ons gaat ales goed.'De Groote Oorlog' in het klein. 90 korte verhalen van meer dan 80 auteurs".

Windmolens als observatieposten
Windmolens dienden dikwijls als observatiepost en communicatiemiddel tijdens de oorlog. Dat dachten ook de Duitsers toen ze op 14 september 1914 (13 september volgens de Commissie van de Oorlogsschade te Leuven) de houten windmolen van Curegem, een gehucht onder Erps (gemeente Erps-Kwerps, Vlaams-Brabant) in brand staken. De brand was het werk van 5 Uhlanen. Trouwens de meeste windmolens in de streek werden door de Duitsers afgebrand in september 1914. De windmolens werden beschouwd als spionageposten bij de uitval van het Belgische leger uit Antwerpen.
55 windmolens vernietigd in de provincie Vlaams-Brabant
Volgens de inventaris van molens op basis van de 'Kadastergegevens Provincie Vlaams-Brabant' door Herman Holemans werden er tijdens de eerste wereldoorlog in de provincie Vlaams-Brabant 55 molens vernietigd.
In de omstreken van Erps-Kwerps vonden we er 13, allen vernietigd in 1914: de Molenveldmolen te Elewijt, de Oudemolen te Eppegem, de molen van Hever, de molen De Coster te Hofstade, vier molens te Kampenhout. nl. de Kleineveldmolen afgebrand in 1914, de Hoogveldmolen afgebrand in 1914, de Lauterveldmolen en de Molenveldmolen afgebrand in 1914, de Lambrechtsmolen te Melsbroek afgebrand na 14 september 1914, de Smalveldmolen te Perk, 's Gravenmolen te Zemst. de Molenveldmolen te Erps-Kwerps en de Duigemmolen te Herent
Een dag vol angst in Erps: 13 september 1914
Een Erpse bron bevestigt de angst van die dag. In "De Bode van Erps" (tijdschrift van het pensionaat) vonden we het volgende: "13 september 1914, zondag, angstvolle dag. Bezoek der ambulantie om er (in het klooster) voorname gekwetsten te plaatsen. Te 11 uur steken de Uhlanen den molen, van Erps in brand. 's Middags zijn wij bevreesd, ter oorzake van 't geene er omgaat. dat men de bevolking in de kerk opsluite en de priesters medeneme. Onderzoek van de toren der kerk (van Erps)"?
Uhlanen waren cavaleristen uit gerust met onder andere stalen lansen. Ze maakten meestal deel uit van de infanteriedivisie. Wanneer ze opdoken in de dorpen en steden was dit meestal het eerste teken van een Duitse opmars. Ze reden door de velden en vernielden daardoor de gewassen.
Het was een korps van bruut geweld waar de bevolking grote angst voor had.
De Keersmaecker met de verrekijker op de windmolen van Curegem
Edmond De Keersmaecker die in de villa 'Les Piramides' in de Engerstraat woonde, was enkele keren op de windmolen gegaan met zijn verrekijker. Deze windmolen stond in het open veld, het Groot Veld, en werd zodoende beschouwd als een ideale spionagepost De Duitsers wisten dat ook.
De schade van maalder Leon van Tricht
Op 3 december 1914 werd de schade van maalder Leon Van Tricht geschat op 3.350 frank wat de windmolen betrof, op 1.640 frank wat de verloren tarwe en koren betrof en op 17,50 frank wat de landbouwschade betrof. Bij de brand van de windmolen op Curegem ging 7. 770 kg graan in de vlammen op (1).

(1) Les attentats dans la province de Brabant, volume I, deel ll, p. 105; Oorlogsboek van het Davidsfonds. Een en ander over de Duitschers in de omschrijving der afdelingen 1914-18. Deel I, p. 250; Notre labeur, p. 18 (het boek van het Comiteit); Commissie ter herstelling der oorlogsschade te Leuven gemeente ErpsKwerps. Schadelijder: Leon Van Tricht maalder te Erps-Querbs.

--------------------

Mailbericht Willy Van Tuyckom, 24.01.2013
Bij mijn stamboomonderzoek heb ik rond 1400 een Arnold Van Tudekem vermoedelijk te Erps-Kwerps geboren. Ik heb echter geen aansluiting met de familie Van Tudekem uit Herent, eigenaars van de molen en het Duigemhof.
Deze Arnold had een zoon Jan enz... tot ik bij Philip Van Tuycom kom die abt was in de abdij van Park te Leuven, en waarbij vermeld is dat hij verwant was met de familie Van Tudekem uit Herent. Ik leid dus af dat Arnold molenaar was en zoek dus via deze weg een aansluiting in Erps-Kwerps.

Literatuur

Archiefbronnen
Algemeen Rijksarchief Brussel, Kerkelijke archierven, nr. 6041 (Erps-Kwerps, Kaartboek van de abdij Kortenberg, 1722).
Algemeen Rijksarchief Brussel, Département de la Dyle, nr. 20 (telling van Erps, 30 en 31 maart 1796).
Algemeen Rijksarchief Brussel, Kadaster van Brabant, nr. 757, nr. 5 (tabel van classificatie van de grondeigendommen, 1835).
Algemeen Rijksarchief Brussel, Familie-archief de Boisschot, nr. 2 (I Registre: inventaire 18e siècle).
Stadsarchief Brussel, Tellingen Erps en Quarebbe, 28 vendémiaire l'an 3 (1794).

Gedrukte bronnen
Mémorial Administratif de la province de Brabant, dl. XXV, 1832, dl. I, p. 550-563.

Werken
Frans Maes, "Oude woningen onder Erps-Kwerps", Eigen Schoon en de Brabander, XXXIX, 1956, met "24. De windmolen", p. 312-314.
Monique Meys, "De brand van de windmolen van Curegem te Erps en de dooibarelen te Kwerps of... de verschrikkelijke dagen van 13 en 14 september 1914", in: René Beyst, Theo Cuijpers & Henri Vannoppen (Werkgroep Hertogdom Brabant), "Met ons gaat alles goed. De Groote Oorlog in het klein. 90 korte verhalen van meer dan 80 auteurs". 2013, 400 p.
H. Vannoppen, Wandeling door twee eeuwen Erps-Kwerps, Antwerpen Borgerhout, Genootschap voor geschiedenis en volkskunde, 1994, p. 144-145.
M.A. Duwaerts e.a., "De molens in Brabant", Brussel, Dienst voor Geschiedkundige en Folkloristische Opzoekingen van de Provincie Brabant, 1961;
Hugo Lambrechts-Augustijns, "De molenaars Lambrechts", Wijnegem, Homunculus, 1997, p. 36-38.
Herman Holemans, "Kadastergegevens: 1835-1985. Brabantse wind- en watermolens. Deel 4: arrondissement Leuven (A-L)", Kinrooi, Studiekring 'Ons Molenheem', 1993.
Herman Holemans, "Provincie Brabant - Maalderijen 1950-1960", Studiekring Ons Molenheem, jg. 1990, nr. 3, p. 16.
Marleen Teugels, "Molenaars redden oude technologie", Onze Tijd, nr. 94, november 1995, p. 154.
Henri Vannoppen, "De twee windmolens van Erps-Kwerps in Midden-Brabant en het molengedrag van de Erps-Kwerpse bevolking", Molenecho's, X, 1982, 3, p. 213-219; overgenomen in: Levende Molens, jg. 8, 1986, 4 (april), p. 31.
Henri Vannoppen, "Het Midden-Brabantse volksleven in het kader van het jaar van het dorp", Erps-Kwerps, 1978, p. 239-240.
A. Wauters, "Histoire des environs de Bruxelles", 1855; herdruk 1971, 8B, p. 367.
J. Verbesselt, Parochiewezen in Brabant", XV, p. 116.
H. Vannoppen, "50 Oude ambachten uit het landelijke Brabant", Erps-Kwerps, 979, p. 58-59, 92-97.
F. Maes, Oude woningen onder Erps-Kwerps, Eigen Schoon en de Brabander (overdruk, p. 27-28).
Hubert Verboomen, "Herinneringen uit mijne Erpse jeugd" (handschrift).
"Les attentats dans la province de Brabant", volume I, deel ll, p. 105.
"Oorlogsboek van het Davidsfonds. Een en ander over de Duitsehers in de omschrijving der afdelingen 1914-1"8. Deel I, p. 250.
"Notre labeur", p. 18 (het boek van het Comiteit)
"Commissie ter herstelling der oorlogsschade te Leuven gemeente Erps-Kwerps". Schadelijder: Leon Van Tricht maalder te Erps-Querbs.

Overige foto's

<p>Molen van Curegem</p>

Met links het oud molenhuis en rechts het nieuw, van Leon Van Tricht. Prentkaart V.P.F., uitg. Gustaaf Goovaerts-Van Tricht, voor 1914 (coll. A. Smeyers, Alsemberg)

<p>Molen van Curegem</p>

Detail van deze prentkaart

<p>Molen van Curegem</p>

Prentkaart V.P.F., uitg. Gustaaf Goovaerts-Van Tricht, voor 1914

<p>Molen van Curegem</p>

Detail uit het kaartboek van de abdij Kortenberg, 1722 (Algemeen Rijksarchief Brussel, Kerkelijke archieven, nr. 6041)

Stuur uw teksten over deze molen  | 
Stuur uw foto's van deze molen
  
Laatst bijgewerkt: zaterdag 29 april 2017

 

De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.

zoek in database zoek op provincie Stuur een algemene e-mail over molens vorige pagina Home pagina Naar bestaande molens