Molenzorg

Dudzele (Brugge), West-Vlaanderen


Algemeen
Collectie
Verdwenen Belgische Molens
Naam

Molen Maenhoudt

Ligging
Dudzeelsesteenweg
8380 Dudzele (Brugge)

400 m ZW v.d. kerk
kadasterperceel E802


toon op kaart
Type
Staakmolen
Functie
Korenmolen
Gebouwd
voor 1501 / 1807 (overgebracht uit Dudzele-Westmolen)
Verdwenen
1807, storm / 1890 - 24 februari, omgewaaid
Beschrijving / geschiedenis

De Molen van Maenhoudt was een houten korenwindmolen langs de Dudzeelsesteenweg, op 400 meter ten zuidwesten van de kerk van Dudzele.

We vinden hem aangeduid op een anonieme, geschilderde kaart van de Zwinstreek (1501), met de dorpskern van Dudzele. De molen werd heropgebouwd na zijn verwoesting tijdens de godsdiensttroebelen (einde 16de eeuw).

In 1807 waaide de staakmolen om toen hij begaan werd door een Pauwaert. Hij werd vervangen door een grotere staakmolen uit de streek ten zuiden van Brugge en werd met meer dan 20 wagens overgebracht. De molen was uitgerust met eenkoppel maalstenen van 1,80 meter diameter.

Eigenaars na 1830:
- voor 1834, eigenaar: (van de grond) Gilliodts-Deroo Louis, eigenaar te Brugge
- 25.03.1836, verkoop (van het gebouw) Pauwaert-Naeyaert Cornil, molenaar te Dudzele (notaris Jacqué)
- 05.11.1848, erfenis: (van het gebouw) Pauwaert-Naeyaert Cornil, de weduwe (overlijden van Cornil Pauwaert)
- 30.11.1848, deling: (van de grond) a) Gilliodts-De Witte Louis, eigenaar te Brugge en b) Gilliodts Julie Marie, weduwe Vandamme François, eigenares te Brugge (notaris Colu...)
- 14.12.1850, deling: (van de grond) Gilliodts-De Witte Pieter, eigenaar te Brugge (onderhandse akte)
- 06.08.1851, deling: (van het gebouw) Naeyaert Marie-Thérèse (weduwe Pauwaert), echtgenote Demaecker Frans, molenaar te Dudzele (notaris Claerhoudt)
- 20.11.1869, deling: (van de grond) Gilliodts Coralie, eigenares te Loppem (notaris Delanghe)
- 24.04.1880, deling: (van het gebouw) Demaecker Franciscus, molenaar te Dudzele (notaris Pollentier)
- 16.05.1881, verkoop: (van het gebouw) Maenhoudt Franciscus, molenaar te Dudzele (notaris Pollentier)
- 18.10.1890? verkoop: (vanhet gebouw) a) Staelens Virginia, herbergierster te Dudzele, b) Staelens Louis, te Dudzele en c) Staelens Pieter, herbergier te Dudzele (notaris Fraeys)

De laatste eigenaar-molenaar was Frans ("Sissen") Maenhoudt. Zijn voorganger was Frans Demaecker, opvolger van de genoemde Pauwaert.

De staakmolen waaide om op 24 februari 1890 terwijl hij in werking was, bij een niet te hevige noordoostenwind. De molen vloog voorover, aan de wiekzijde. De  molenkap was overgevlogen en de molenas, de wielen, stenen en balken waren langs boven uit de molen gerold. Het gevaarte lag met zijn trap in de lucht. De vermolming van een kruisplaat vormde de oorzaak. De twee molenaarszonen, Jozef (Seven) en Lodewijk (Lowie) Maenhoudt waren in de molen, maar kwamen er ongedeerd uit. Ze bevonden zich in de onderste zolder, de meelzolder, terwijl het mechanisme met de molenstenen boven hen was weggeschoven. (Zie in bijlage het relaas van Benoît de Langhe, een toen 13-jarige buurjongen en later een verdienstelijk heemkundige).

Lieven DENEWET, Maurits COORNAERT & Herman HOLEMANS

Bijlagen

Benoît de Langhe, "Maenhoudts Meulen te Dudzele, omgewaaid in 1890", Rond de Poldertorens, LX, 1998, 1 (maart), p. 26-28 (geschreven in 1943).

De naaste en grootste gebuur van ons ouderlijk huis te Dudzele op het einde van de negentiende eeuw, nl. de woning van veldwachter frans De Langhe en zijn gezin, was een grote statige molen, de Westmolen van Dudzele, Maenhoudts Meulen, genaamd naar de naam van de eigenaar, molenaar Sissen (Frans) Maenhoudt. De molen stond vlak naast ons huis op zijn wal in de hoek tussen de Brugse kalcijde en de Statiestraat. Hij stond daar sinds 1807, als opvolger van een kleinere, vierhonderd jaar oude, in dit jaar omgewaaide molen. De nieuwe moeln, eigenlijk de oude nieuwe molen, was afkomstig ergens uit de streek ten zuiden van Brugge en was in brokken en stukken in één reize overgebracht naar Dudzele met meer dan twintig wagens. Het was een grote, schone, goed uitgeruste houten molen, de sierlijkste van ver in 't ronde.

Hij werkte met maalstenen van 1,80 m diameter. Bij stevige wind vloog een zak tarwe er in een handommedraai door tussen de ligger en de loper (maalstenen). De molen was 300-400 jaar oud ten tijde van zijn verhuizing. Op 24 februari van het jaar 1890 is hij omgevallen voor goed (nooit heropgebouwd).

De laatste molenaar was Sissen (Frans) Maenhoudt. Zijn voorganger was Frans Demaecker, opvolger van zekere Pauwaert. De Pauwaerts zijn bekend als molenaars in het begin van de jaren 1800. Het was dus onder de Pauwaerts dat het eeuwenoude molentje, Westmolen van Dudzele genaamd, omviel in 1807 en werd vervangen door de grote Westmeulen, die ten tijde van molenaar Maenhoudt hetzelfde lot zou ondergaan.

Maenhoudt meulen stond vlak achter ons huis, zo dicht erbij dat de wentelende wieken (hekkens) over het dak zwierden als de meulen in de noordstand stond (naar het noorden gekeerd).

Wij zagen hem wentelwieken vanuit onze hof en zagen hoe de zware graanzakken opgetrokken en de volle meelzakken neergelaten werden en riepen naar de muldersknechten Seven en Lowie, Menhoudts zonen, buitenkijjkend door de uilegaten of boven op de trap uitkijkend naar het weer. Wij zagen hoe het gevaarte versteken wierd in de wind, gezeild, ontzeild, of gekort. Wij wisten er alles van. De molen was een deel van onze doening, een levend element van ons leven, als een sprookjesfiguur, wat niet belette dat die duuvelsche meulen ons zo benauwd maakte als 't stormde of hevig woei. We hoorden dan de hekkens zoeven en "kraken" als ze met duuvels geweld door de lucht zwiepten, terwijl de planken en schaliën op de kappe en de voorzijde ruttelden en klakten. Hoe zouden kinderen niet benauwd zijn als ze vreesden dat het rammelende en klabetterende molengevaarte wel zou kunnen omwaaien in de greep van de machtige, over het polderland jagende, gierende stormwind. Het zou niet de eerste keer zijn dat een molen kantelt. "Onze meulen kan niet omvallen", zie vader geruststellend, "het is een sterk, goed onderhouden gebouw. De molenaar luistert aandachtig en bij 't minste afwijkend geluid grijpt hij naar de vange (remhoepel rond het vangwiel)". Helaas ondanks die geruststellende woorden, is Maenhoudts meulen op zekere dag toch omgevallen bij niet al te sterke wind, gelukkig al den anderen kant van ons huis.

De ramp is gebeurd op zaterdag 24 februari van 't jaar 1890, 's voornoens. Moeder was naar Brugge (marktdag). Ik was toen 13 jaar oud, moest thuisblijven van schole om voor mijn jongste broertje te zorgen, terwijl mijn vader zijn ambtelijk schrijfwerk verrichtte. Vader was eventjes naar buiten gegaan om 't zwijn eten te geven. Almeteens hoorden wij een verschrikkelijk gekraak, gevolgd door een geweldige slag, die ons huis deed daveren. Vader kwam aangelopen al roepend "De meulen, de meulen!" Ik keek door 't venstertje van 't achterhuis en zag het gevaarte daar liggen, geknakt, gebroken, verwoest. Een dode, verminkte reus, waarvoor we niet meer benauwd moesten zijn.

't Was wreed om de verwoesting te zien. Met dat de wind noordoost zat, was de molen voorovergestuikt op zijn hekkens, waarvan er twee in de grond staken. De  kappe was overgevlogen en de asse, de wielen, stenen en balken waren langs boven uit de molen gerold. Het gevaarte lag met zijn gat omhoge en met de trap in de lucht. Binnen in de molenromp was alles dooreengestuikt. Dat Seven en Lowie niet verpletterd waren, was hieraan te danken dat ze zich op de onderste zolder bevonden en het zwaar materiaal boven hen was weggerold. Toen het gebeurd was, had Seven geroepen: "Lowie, leef je nog?" en Lowie had geantwoord "Ja'k en gij?"

De twee mannen zijn er nog goed vanaf gekomen. Garde De Langhe had het gekraak boven zijn hoofd gehoord en zag de molen vooroverstuiken. Hij spoedde zich ernaartoe, samen met een andere man, die daar toevallig aanwezig was. Ze drongen binnen in de gekraakte molenromp, bevrijdden de molenaars van onder de zakken en het gebroken materiaal. Ze waren gekneusd en gekwetst, gelukkig niet dodelijk, en werden onverwijld naar huis gebracht. Ze zijn er allebei goed doorgekomen, maar hebben niet lang meer geleefd.

De omgevallen molen heeft daar nog lang gelegen tot er op zekere dag venditie werd gehouden. Het hout werd grotendeels als brandhout verkocht. De molen werd niet heropgebouwd. De molenwal werd gesloopt. Er staat thans een huis op.

Wat de oorzaak van de ramp betreft, vond de garde De Langhe dat een van de eikenhouten draagbalken, steunend op een stenen blok of teerling, geheel vermolmd en doormijterd was en derhalve geen draagkracht meer had. Er is geen proces geweest.

Nawoord.

In het molenhuis naast de molen woonde molenaar-eigenaar Frans (Sissen) Maenhoudt met zijn echtgenote, Isabella (Lotje) Demaecker, met hun vijf kinderen: vier zonen, nl. Jozef (Seven), Casimir (Kazzen), Lodewijk (Lowie) en Alfons (Fons), en een dochter Marie (Mietje). Mietje heeft nog een en ander verteld over hun molen. Ik laat ze hier zelf aan het woord.

"Daags te voren had het fel gewaaid. De molen had gedraaid, viere ten halven. Hij had zeker geleden ten gevolge van het slechte weer. Als Fons bij Dhavelooze in de smisse, waar hij het smidsambacht leerde, het gekraak en gedruis hoorde, riep hij zonder het zien: "'t Is onze meulen!". Vader, moeder en ik waren thuis. Toen hij de slag hoorde liep vader seffens naar de molen om zijn twee zonen te redden. Moeder en ik, denkend dat de twee aankomende molenaars dood waren, begonnen seffens het bedde in de voutekamer op te maken om de doden over eerde te leggen. Binst dat we, radeloos van verdriet, daarmee bezig waren, kwam iemand roepen: "Lotje, Lotje, ze leven nog, de garde brengt ze". Ze hadden hun redding te danken aan het feit dat ze niet op de bovenzolder waren en niet tussen het maalwerk werden gegrepen. Sissen Kerschaever, meulenare van de Hogenmaatsmeulen, een kozijn van ons, liep dadelijk bij ons binnen, toen hij van markt van Brugge thuiskwam en hij zei tegen vader: "Kozijn Sissen, jongen, 't is wreed, maar mijn molen staat joen ter beschikking tot joen meulen weer is opgebouwd en draait". Zo waren de mensen: elkaar helpen in tijd van nood. Maar de moeln heeft niet weer gedraaid...". Tot zover Mietje.

De Maenhoudts zijn op 't ende van het dorp gaan wonen en hebben bakkerij en winkel gehouden. Seven en Lowie bakten. Mietje hield de winkel. Fons leerde voor smid bij D'havelooze. Seven en Lowie stierven één jaar verscheen, zeven jaar na de val van de molen. Ik heb Fons als smid nog gekend en met hem over ons geboortedorp gepraat. Wij waren familie van de Maenhoudts.

Knokke, 1943

-----------------------------

Gazette van Brugge en van de provincie West-Vlaanderen, 29.01.1890; korte versie in: Gazette van Rousselare, 01.02.1890.
Een ongeluk dat zeer smertelijke gevolgen had kunnen hebben, is zaterdag voormiddag rond 11 ½ ure te Dudzeele voorgevallen.
Ten gevolge van eenen rukwind is een koornwindmolen van Frans Maenhoudt, staande in het dorp, aan de scheidinge der kalsijde naar Dudzeele-statie, onder een donderend gedruisch en met zulke kracht ten gronde geslagen, dat niets er van is geheel gebleven, de hekkens en al de draaiende werken zijn in spaanders en tot op de kalsijde gevlogen.
De twee zoons van Maenhoudt die op dit oogenblik in den molen werkzaam waren, lagen onder de puinen begraven.
Eenige moedige mannen sloegen onmiddelijk de hand aan het werk om de ongelukkigen van onder de puinen te halen, waarin zij al spoedig gelukten.
Beiden lagen plat ten gronde en schenen maar lichte kneuzingen ontvangen te hebben. Een van beide kloeg nogthans van inwendig zeer.
Men heeft hun onmiddellijk de eerste geneeskundige zorgen toegediend.
Men hoopt dat zij met den schrik en eenige lichte kneuzingen er zullen van af komen.

Land van Aalst, 02.02.1890.
- Een windmolen omgewaaid. De molen van Frans Maenhoudt in 't dorp te Dudzele aen 't gescheê der kalsyde naer Dudsele-Statie.

De Werkman, 31.01.1890.
Dudzele. Een windmolen omgewaaid. Frans Maenhoudt, mulder.

Literatuur

Gedrukte bronnen
Gazette van Brugge en van de provincie West-Vlaanderen, 27.01.1899.
Gazette van Brugge en van de provincie West-Vlaanderen, 29.01.1890.
Gazette van Rousselare, 01.02.1890.
Land van Aalst, 02.02.1890.
De Werkman, 31.01.1890.

Werken
Benoît de Langhe, "Maenhoudts Meulen in Dudzele, omgewaaid in 1890", Rond de Poldertorens, XL, 1998, p. 25-27.
Maurits Coornaert, Een overzicht van de molens in het Noordvrije, in: Liber Amicorum René De Keyser, Speciale uitgave, Geschied- en Heemkundige Kring Sint-Guthago, 1985, p. 43-78.
Johan Ballegeer, "Molens in de Zwinstreek", in Rond de poldertorens, jg. 47, nr. 2, 2005.
Johan Ballegeer & Paul Danneels, Dudzele in oude prentkaarten, Zaltbommel, 1981.
Maurits Coornaert, De Molens in de Heerlijkheid Dudzele, in: Rond de Poldertorens, XXV, 1983, 2, p. 47-64.
Maurits Coornaert, Dudzele en Sint-Lenaart. De geschiedenis, de topografie en de toponimie van Dudzele tot omstreeks 1914, met een studie over de Sint-Lenaart-ommegang, Dudzele, 1985.
Lucien Dendooven, "Dorpen in de Brugse Vlakte", 1954
Luc Devliegher, De Zwinstreek (Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen deel 4), Tielt, 1970.
Albert Schouteet, De straatnamen van Brugge. Oorsprong en betekenis, Brugge, 1977
W. Wintein De ontwikkeling van Dudzele. Historisch-geografische schets van een Poldergemeente, in: Rond de Poldertorens, jaargang 9, nummer 1, 1967, p. I - 36.
S. Gilté, P. Van Vlaenceren & A. Vanwalleghem m.m.v. K. Dendooven, Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Brugge, Deelgemeenten Dudzele, Lissewege en Zeebrugge, 2006.
Herman Holemans, "Westvlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 2. Gemeenten D-G", Kinrooi, Studiekring Ons Molenheem, 1994.
Benoît de Langhe, "Maenhoudts Meulen te Dudzele, omgewaaid in 1890", Rond de Poldertorens, LX, 1998, 1 (maart), p. 26-28 (geschreven in 1943)

Stuur uw teksten over deze molen  | 
Stuur uw foto's van deze molen
  
Laatst bijgewerkt: zaterdag 2 december 2017

 

De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.

zoek in database zoek op provincie Stuur een algemene e-mail over molens vorige pagina Home pagina Naar bestaande molens