Molenzorg

Kortrijk-Dutsel (Holsbeek), Vlaams-Brabant


Foto Peeters-Noppe, 1936-37. Verzameling Ons Molenheem
Collectie
Verdwenen Belgische Molens
Naam

Molen van Dutsel
Molen Roelandts
Molen Noppen

Ligging
Doelestraat 3
3220 Kortrijk-Dutsel (Holsbeek)

noordzijde
tegenover de Hollestraat
Molenveld
1 km ZW v.d. kerk
kadasterperceel B257


toon op kaart
Type
Staakmolen
Functie
Korenmolen
Gebouwd
1672
Verdwenen
1938 - februari, sloop
Beschrijving / geschiedenis

De Windmolen van Dutsel (naar de molenaars tijdelijk ook molen Roelandts of molen Noppen genoemd) was een houten korenwindmolen op een hoekperceel van het Molenveld, op de noordzijde van de Doelestraat, aan de oostzijde van de molenaarswoning (nr. 3), tegenover de Hollestraat, op 1 km ten zuidwesten van de kerk. De molen genoot op deze hooggelegen plek van een uitstekende windvang en was bovendien gelegen op de oude verbindingsweg van Kortrijk-Dutsel naar Leuven. 

De oude documenten maken steeds melding van de molen van Dutsel en niet van Kortrijk. Tot 1820 vormden Kortrijk en Dutsel inderdaad twee afzonderlijke  gemeenten. Meer nog, tussen beide lag Dunbergen, een gehucht dat afhing van Wezemaal. Dutsel grensde slechts aan Kortrijk op de molenberg. De molen stond naast de weg die beide scheidde, maar aan de kant van Dutsel. Vóór de bouw van de molen heette de plaats St.-Martensberg. St.-Marten nu was de patroon van Dutsel, waar vroeger een kapel bestond, toegewijd aan die heilige.

Hij bleef steeds de enige molen van Kortrijk-Dutsel.

In 1663 nam Jan Janssens zes vierendelen land (48 aren) in erfpacht van de gebroeders Raymaekers uit Leuven (Stadsarchief Leuven, Schepengriffie, nr. 7916, f° 57). Het was het perceel waar nadien de molen is opgericht. Hij is er negen jaar nadien gekomen, namelijk in 1672. Die datum stond gebeiteld in het groot aandrijfwiel, samen met de initialen'·I. 0.I.........M." (genoteerd door onderpastoor Robert van Kortrijjk-Dutsel in de jaren 1930).

Bouwheer Jan Janssens was afkomstig van Gemp, gehucht van St.-Joris-Winge. Daar stond het vermaarde Norbertinessenklooster, dat in de geschiedenis van Kortrijk-Dutsel een belangrijke rol heeft gespeeld. Mogelijk leerde hij het molenaarsvak op de nog bestaande watermolen van het klooster te Gemp. Mogelijk heeft het konvent hem geldelijk geholpen bij de bouw van de molen.

Even belangrijk was dat die Norbertinessen, buiten het patronaat van de kerk van Kortrijk, reeds vroeg in het bezit kwamen van de belangrijkste hoeve te Dutsel, de latere hoeve Claes. Bij die hoeve hoorde omzeggens de helft van de gronden te Dutsel, in eigendom of in cijnsgoed. Als cliënt had de hoeve voor de molen grote betekenis. Rond de tijd van de molenbouw werd een bloedverwant van Jan Janssens, misschien wel een broer, Niklaas Janssens, pachter op die hoeve. Het kon er voor de nieuwe molen op aankomen, want een paar kilometer van de hoeve draaide op de Winge de Uythemmolen. En een watermolen had de reputatie beter meel voort te brengen dan een windmolen!

Vijfentwintig jaar bleef de molen in het bezit van de familie Janssens. In 1697 verkocht Hendrik Janssens, zoon van Jan, hem aan Goris van Emelen, gehuwd met Katlijn Smets, voor 2000 gulden. Hendrik Janssens woonde toen te Leuven, waar hij de Gaffelmolen bezat, gelegen op de Dijle, beneden de Naamsestraat In de verkoopakte van de molen was gestipuleerd dat de molenbezitter jaarlijks veertien halster koren (ca. 400 liter) verschuldigd was "aen sijne majesteyt". Het betrof een recht dat de soeverein toekwam, bij het winnen van energie uit water en wind.

Pachter Adriaan Verschueren werd in 1732 opgevolgd door Katlijn Geens. Van 1737 tot 1745 pachtte Lucas Geens de molen.

In 1740 verkochten de erfgenamen van Goris van Emelen de molen aan Peter Janssens.Daarmee was hij terug in het bezit van een afstammeling van de eerste  eigenaar. Alhoewel  Peter Janssens in 1754 overleed, bleven zijn kinderen eigenaar van de molen, in onverdeeldheid, tot in 1785. Dat jaar verkochten ze hem aan Jan Geuvens, afkomstig van Kortenaken, voor de som van 6925 gulden. Jan Geuvens was toen reeds zes jaar op de molen, die hij in pacht had aangenomen van de kinderen Janssens.

Ook voordien waren er molenaars als pachters op de molen geweest. We kennen die vanaf 1732. Toen was het Adriaan Verschueren, opgevolgd door Katlijn Geens in 1734 en Lucas Geens in 1737. De naam Geens  stond voor een bekende molenaarsfamilie in die tijd. Lucas Geens bleef molenaar tot in 1745. Zijn  opvolger was Miehiel van de Wijngaert, tot in 1748, toen Jan Merckx hem afloste, slechts voor twee jaar. Van 1750 tot 1753 was Cornelis Coen molenaar en van 1753, tot aan de komst van Jan Geuvens, in 1779, was dat Marcus Raymaekers.

In 1785 werd Jan Geuvens eigenaar van de molen. We vinden hem terug in 1796, midden in de Franse revolutie, met een huisgezin van zeven kinderen. Gilliam, de oudste, was toen zestien jaar en het jongste kind, Angelina, pas enkele maanden oud. Vader Geuvens was toen een man van 48 jaar en zijn vrouw, Maria Coels, afkomstig van Neerlinter, was 36 jaar. Bij het begin van de 19de eeuw was Guilielmus Kemels uit Pellenberg er molenaar; nadien nam hij de Gasthuismolen van Pellenberg van zijn vader over.

We zien de molen afgebeeld op de Ferrariskaart (ca. 1775) met het bruin symbool van een standaardmolen, in de Atlas der Buurtwegen (ca. 1844), op de topografische kaart van Vandermaelen (ca. 1850) en op de kadastrale kaart van P.C. Popp (ca. 1860), telkens zonder molennaam.

Eigenaars na 1830:
- voor 1834, eigenaar: De Preter Marcus, rentenier te Leuven
- 08.02.1843, erfenis: a) De Preter Pierre Corneille, landbouwer te Kortrijk-Dutsel en b) De Preter Marie Elisabeth, begijn te Leuven (overlijden van Marcus De Preter)
- 02.07.1855, deling: De Preter Marie Elisabeth, begijn te Leuven (notaris Van Orshoven)
- 06.06.1873, verkoop: a) De Preter Petrus, te Kortrijk-Dutsel en b) De Preter Hennricus, te Kortrijk-Dutsel (notaris Becker)
- 25.02.1886, erfenis: De Preter Henricus, te Kortrijk-Dutsel (overlijden van Petrus De Preter)
- 20.04.1886, erfenis: a) De Preter Petrus, de erfgenamen en b) De Preter Henricus, de erfgenamen (overlijden van Henricus De Preter)
- 28.05.1890, dleing: Roelandts-De Preter Edouardus, landbouwer te Kortrijk-Dutsel (notaris Van Overstraeten)
- 21.04.1893, gift: Roelandts-Oliviers Willem Edmond, molenaar te Kortrijk-Dutsel (notaris Du Pon)
- 02.02.1928, verkoop: Noppen-Van der Velpen Theophiel Juul Eduard, molenaar te Kortrijk-Dutsel (notaris Verlinden)

Jan Geuvens of zijn erfgenamen verkochten de molen voor 1822 aan de familie De Preter. In 1822 is hij eigendom van Marcus De Preter, afkomstig uit Nieuwrode en gehuwd met Barbara Bruelemans van Kortrijk-Dutsel. Hij moet een vermogend man geweest  zijn, want ook het Puttehof, de latere brouwerij Roelandts, was zijn eigendom.

Ook de familie De Preter werkte met huurders op de molen: Eyskens, zes jaar, Veekmans, ook zes jaar, daarna Gilliam Wierinckx. Tot in 1888 bleef de molen in het bezit van de familie De Preter. Toen is hij aan de familie Roelandts gekomen. Edward Roelandts was namelijk gehuwd met Anna-Marie De Preter. Hun zoon, Edmond, baatte veertig jaar lang de molen uit, van 1888 tot 1928.

Zijn helpers waren eerst Petrus Geuvens, kleinzoon van Jan Geuvens, daarna Jozef Weets. Over Petrus Geuvens bestaat er een anekdote. Hij werd in het dorp "de pies" genoemd omdat hij de tijd niet nam om naar beneden te gaan als het hoog water was... en tot dat er eens iemand ingezegend werd van bovenaf...  Zijn zoon Jules Geuvens werd dan "Jules van de pies" genoemd (verteld in februari 2016 door Petrus Geuvens, zoon van Jules, geboren in 1929 in het café van zijn grootmoeder, Philomena Sente aan het kapelletje in Kortrijk-Dutsel. In zijn kinderjaren is Petrus jr. nog in de molen geweest).

Edmond Roelandts verkocht de molen in 1928 aan Jules Noppen, laatste eigenaar en gehuwd met Maria Vander Velpen. Zij overleed in 1993 op 97-jarige leeftijd. Ze hielp vaak haar man op de windmolen. Zij bediende de "licht", dit is de hefboom waarmee de gang van de molen geregeld werd in functie van de windsterkte. Dat was een taak die veel geduld en oplettendheid vereiste.

De molen werd in februari 1938  afgebroken. Toen stond hij reeds enkele tijd buiten dienst, getroffen door de bliksem. Een foto, genomen door Peeters-Noppe in 1936-1967, toont ons de schade.

Bij de molenaarswoning werd een stoommaalderij gebouwd. Nog tot in 1967 werd er met een motor gemalen. Het maalderijgebouw met een schoorheen doorheen het dak bestaat nog steeds.

De molenaarswoning werd opgetrokken aan de westzijde van de molen. Het gerenoveerd gebouw trekt het de aandacht met zijn sierlijke, in witte zandsteen afgeboorde voor­deur en vensters. De familie De Preter zou het hebben laten bou­wen. Naar zijn bouwtrant te oordelen dateert het uit het begin van de 19de eeuw, Marcus De Preter moet een ver­mogend man geweest zijn.

Cyriel WOLFS & Herman HOLEMANS

Bijlagen

Cyriel Wolfs, De windmolen van Kortrijk-Dutsel, in Oost-Brabant, XXXI, 1994, nr. 2.

In 1938 werd te Kortijk-Dutsel de windmolen afgebroken. Zo ver­dween daar een sinds ruim twee en een halve eeuw vertrouwd beeld uit het landschap. Met deze bijdrage brengen we een korte geschie­denis van die verdwenen molen, aan de hand van sporen die hij ach­terliet, en in de geschriften en in het geheugen van de mensen. We beginnen met zijn standplaats, de molenberg.

Wie best het unieke van die standplaats wil begrijpen,wandele eens langs de molenberg. Wat een prachtig  stukje Hageland ontplooit zich daar aan het zicht. Vooral het uitzicht op het noorden, waar de blik over de bred Wingevallei zweeft, met op de achtergrond de heuvelruggen van Wezemaal en Nieuwrode, zal weinigen  onver­schillig laten. In het noordwesten, waar de Wingevallei uitloopt in de laagvlakte van Dijle en Demer, ontwaart men zelfs, bij klaar weer, de stompe toren van St.-Rembouts te Mechelen, Vijfentwintig kilometer ver is dat!

Maar voor het landschappelijk schoon zal vroeger de molenaar wel weinig belangstelling gehad hebben. Voor hem ging het om het da­gelijks brood. Toch lagen ook op dat gebied de kaarten gunstig. De molenberg is zowat het geografisch midden van het dorp.

Om zo te zeggen aan zijn voeten liggen de drie woonkernen van de gemeente: het dorpscentrum, Gebbelsrode en Dutsel met de Dries, alle op ongeveer een kilometer afstand van de molen. De verbindingswegen met die kernen ontbraken niet. Zelfs de oude baan van Kortrijk naar Leuven liep langs de molen. Een geschikter plaats kon men zich moeilijk indenken.

Beschrijven we nu kort de molen die daar stond. Het was een houten staak- of standaardmolen. Bij dit molentype kan men de molenkast met het maalmechanisme en de wieken draaien rond een centrale molenboom, naargelang de windrichting. Het was een eenvoudige molen met één paar molenstenen.  De verscheidene graansoorten moesten dus afwisselend gemalen worden.

De molenkast bestond uit twee verdiepingen. De bovenste omvatte de aandrijftandwielen en de molenstenen, met erboven de vergaar­bak, waarin het graan uitgegoten werd.

Op de onderste verdieping ving men het meel op in zakken. Daar verbleef ook de molenaar, voor de bediening van de molen. Het was een werk dat veel geduld en oplettendheid vereiste.

Het voetstuk van de molen was beschut met een kap tegen de invloed van het weer. De ruimte eronder diende als bergplaats. Een eenvoudige molen voor een bescheiden dorp! Wanneer nu werd de molen gebouwd?

De zeventiende eeuw bracht de  doorbraak van de windmolens in onze streek. Voordien waren die niet zo talrijk. Watermolens waren hier meer verspreid. Ze draaiden tot zelfs op de kleinste waterlopen, zoals te Molenbeek-Wersbeek en te Lubbeek (het pismoleken) (1).

Die zeventiende eeuw bracht ook de windmolen in Kortrijk-Dutsel.

In 1663 nam een genoemde Jan Janssens zes vierendelen land (d. i. 48 a.) in erfpacht van de gebroeders Raymaekers uit Leuven (2). Het was het perceel waar nadien de molen is opgericht. Hij is er negen jaar nadien gekomen, namelijk in 1672. Die datum stond gebeiteld in het groot aandrijfwiel, samen met de initialen'·I. 0.I.........M." (3) .

Welke mensen nu hebben een rol gespeeld in het bestaan van de molen? Vooreerst was dat Jan Janssens, die de molen bouwen liet. Janssens was afkomstig van Gemp, gehucht van St.-Joris-Winge. Dit is zeker geen toeval, want daar stond het vermaarde Norberti­nessenklooster, dat in de geschiedenis van Kortrijk-Dutsel een belangrijke rol heeft gespeeld. Mogelijk leerde hij het molenaarsvak op de watermolen  van het  klooster te Gemp. Mogelijk heeft het konvent hem geldelijk geholpen bij de bouw van de molen.

Even belangrijk was dat die Norbertinessen, buiten het patronaat van de kerk van Kortrijk, reeds vroeg in het bezit kwamen van de belangrijk­ste hoeve te Dutsel, de huidige hoeve Claes. Bij die hoeve hoorde omzeggens de helft van de gronden te Dutsel, in eigendom of in cijnsgoed. Als kliënt had de hoeve voor de molen grote betekenis. Rond de tijd van de molenbouw werd een bloedverwant van Jan Janssens, misschien wel een broer, Niklaas Janssens, pachter op die hoeve. Het kon er voor de nieuwe molen op aankomen, want een paar kilometer van de hoeve draaide op de Winge de Uythemmolen. En een watermolen had de reputatie beter meel voort te brengen dan een windmolen!

Vijfentwintig jaar bleef de molen in het bezit van de familie Janssens. In 1697 verkocht Hendrik  Janssens, zoon van Jan, hem aan Goris van Emelen, gehuwd met Katlijn Smets, voor 2000 gulden. Hendrik Janssens woonde toen te Leuven, waar hij de Gaffelmolen bezat, gelegen op de Dijle, beneden de Naamsestraat In de verkoopakte van de molen was gestipuleerd dat de molenbezitter jaarlijks veer­tien halster koren  (d.i. een volume van ongeveer 400 liter) verschuldigd was "aen sijne majesteyt". Het betrof een recht dat de soeverein toekwam, bij het winnen van energie uit water en wind. In 1740 verkochten de erfgenamen van Goris van Emelen de molen aan Peter Janssens. Daarmee was hij terug in het bezit van een afstammeling van de eerste eigenaar. Alhoewel Peter Janssens in 1754 overleed, bleven zijn kinderen eigenaar van de molen, in on­verdeeldheid, tot in 1785. Dat jaar verkochten ze hem aan Jan Geu­vens, afkomstig van Kortenaken, voor de som van 6925 gulden (4). Jan Geuvens was toen reeds zes jaar op de molen, die hij in pacht had aangenomen van de kinderen Janssens.

Ook voordien waren er molenaars als pachters op de molen ge­weest. We kennen die vanaf 1732. Toen was het Adriaan Verschue­ren, opgevolgd door Katlijn Geens in 1734 en Lucas Geens in 1737. De naam Geens  stond voor een bekende molenaarsfamilie in  die tijd. Lucas Geens bleef molenaar tot in 1745. Zijn  opvolger  was Miehiel van de Wijngaert, tot in 1748, toen Jan Merckx hem afloste, slechts voor twee jaar. Van 1750 tot 1753 was Cornelis Coen mole­naar en van 1753, tot aan de komst van Jan Geuvens, in 1779, was dat Marcus Raymaekers  (5)

In 1785 dus werd Jan Geuvens eigenaar van de molen. We vinden hem terug in 1796, midden in de Franse revolutie, met een huisgezin van zeven kinderen. Gilliam, de oudste, was toen zestien jaar en het jongste kind, Anglina, pas enkele maanden oud. Vader Geuvens was toen een man van achtenveertig  en zijn vrouw, Maria Coels, afkom­stig van Neerlinter, was zesendertig.

Jan Geuvens of zijn erfgenamen hebben de molen dan verkocht aan de familie De Preter. We weten niet in welk jaar dat gebeurde. Alleszins, in 1822 is hij eigendom van Marcus De Preter, afkomstig uit Nieuwrode en gehuwd met Barbara Bruelemans van Kortrijk-Dutsel. Het moet een vermogend man geweest zijn, want ook het Puttehof, de latere brouwerij Roelandts, was zijn eigendom. Ook de familie De Preter werkte met huurders op de molen: Eyskens, zes jaar, Veek­mans, ook zes jaar, daarna Gilliam Wierinckx. Tot in 1888 bleef de molen in het bezit van de familie De Preter. Toen is hij aan de familie Roelandts gekomen. Edward Roelandts was namelijk gehuwd met Anna-Marie De Preter. Hun zoon, Edmond, baatte veertig jaar lang de molen uit, van 1888 tot 1928. Zijn helpers waren eerst Petrus Geuvens, kleinzoon van Jan Geuvens, daarna Jozef Weets.

Edmond Roelandts verkocht de molen in 1928 aan Jules Noppes, laatste eigenaar. Tien jaar later, in februari 1938, is hij afgebroken. Toen stond hij reeds enkele tijd buiten dienst, getroffen door de blik­sem.

Maria Vander Velpen, weduwe van Jules Noppen, vertelde ons hoe zij vaak haar man hielp op de windmolen. Zij bediende  de "licht", dit is de hefboom waarmee  de gang  van de molen  geregeld  werd in functie van de windsterkte. Zoals we reeds schreven was dat een taak die veel geduld en oplettendheid vereiste. Maria Vander Velpen is in 1993 overleden in de ouderdom van zevenennegentig jaar.

Deze bijdrage zou onvolledig zijn, zouden wij het molenhuis niet ver­melden. Dit degelijk gebouw werd opgetrokken op hetzelfde perceel als dat waarop de molen stond (6). Nu fraai gerestaureerd, trekt het de aandacht met zijn sierlijke, in witte zandsteen afgeboorde voor­deur en vensters. De familie De Preter zou het hebben laten bou­wen. Naar de trant te oordelen dateert het uit het begin van de vori­ge eeuw. We schreven het reeds, Marcus De Preter moet een ver­mogend man geweest zijn.

Tenslotte willen we nog even terugkomen op de molenberg. De oude documenten maken steeds melding van de molen van Dutsel en niet van Kortrijk. Tot 1820 vormden Kortrijk en Dutsel inderdaad twee afzonderlijke gemeenten. Meer nog, tussen beide lag Dunbergen, een gehucht dat afhing van Wezemaal  (7). Dutsel grensde slechts aan Kortrijk op de molenberg. De  molen stond naast de weg die beide scheidde, maar aan de kant van Dutsel. Vóór de bouw van de molen heette de plaats St.-Martensberg. St.-Marten nu was de patroon van Dutsel, waar vroeger een kapel bestond, toegewijd  aan die heilige (8).

Ekonomisch is de rol van wind- en watermolens reeds geruime tijd uitgespeeld. Toch blijven ze een brede schaar mensen boeien. Wie begrijpen wil waarom, getrooste zich eens de moeite een gerestau­reerde windmolen in bedrijf te bestijgen. De rusteloos wentelende reuzetandwielen en het gedempt  kraken  van de machtige houten constructie, onder de druk van de  windvlagen, zullen hierop misschien een antwoord geven.

(1) Watermolens op de Winge. Oost-Brabant, 1992/3.
(2) Stadsarchief Leuven, schepengriffie, nr. 7916 fol. 57 (akte uit 1663).
(3) E.H. Robert, onderpastoor te Kortrijk-Dutsel ten tijde van de afbraak van de molen, noteerde destijds die gegevens.
(4) Rijksarchief Brussel, schepengriffies arrond. Leuven, nr. 629.
(5) Rijksarchief Brussel, schepengriffies arrond. Leuven, nr. 630
(6) Kadastrale sectie B nr. 258/259.
(7) In 1820 werden Kortrijk en Dutsel samengevoegd. In 1898 kocht Kortrijk-Dutsel Dunbergen af van Wezemaal. Kerkelijk hebben die drie gemeenschappen steeds één parochie gevormd.
(8) De kapel van Dutsel. Oost-Brabant, 1978/1.

-----------------

Anekdote (mailbericht Johan Geuvens, 09.02.2016)

Mijn overgrootvader Petrus Geuvens die hier enige tijd als molenaar werkte, werd in het dorp "de pies" genoemd omdat hij de tijd niet nam om naar beneden te gaan als het hoog water was... en tot dat er eens iemand ingezegend werd van bovenaf...
Zijn zoon Jules Geuvens werd dan "Jules van de pies" genoemd. Mijn vader, ook Petrus Geuvens genaamd vertelde mij de anekdote deze week. Hij werd in 1929 geboren in het café van zijn grootmoeder, Philomena Sente aan het kapelletje in Kortrijk-Dutsel. Hij herinnert zich nog haarfijn dat hij nog op de molen geweest is in zijn kinderjaren.

Literatuur

Archieven
Rijksarchief Leuven, Schepengriffies arrondissement Leuven, nr. 629 (verkoop 1785)
Rijksarchief Leuven, Schepengriffies arrondissement Leuven, nr. 630 (pachtbrief 1779)
Stadsarchief Leuven, Schepengriffie, nr. 7916, f° 57 (erfpacht uit 1663).

Werken
Louis Peeters & Arthur De Rijck, De windmolons van Holsbeek, in: De Holsbeek, XVI, 1998, nr. 64, okt.-nov.-dec., p. 25-26 (Mededeling HWH, Holsbeekse Werkgroep voor Geschiedenis, 21).
Cyriel Wolfs, De windmolen van Kortrijk-Dutsel, in Oost-Brabant, XXXI, 1994, nr. 2.
J. Libotton & F. Vansteenbeeck, Oost Brabant, Kennismaking met Holsbeek, 1989
M.A. Duwaerts e.a., De molens in Brabant, Brussel, Dienst voor Geschiedkundige en Folkloristische Opzoekingen van de Provincie Brabant, 1961.
Herman Holemans, Kadastergegevens: 1835-1985. Brabantse wind- en watermolens. Deel 4: arrondissement Leuven (A-L), Kinrooi, Studiekring 'Ons Molenheem', 1993.
"De kapel van Dutsel", Oost-Brabant, 1978, nr. 1.
"Watermolens op de Winge", Oost-Brabant, 1992, nr. 3.

Mailbericht Johan Geuvens, 09.02.2016 (achterkleinzoon van molenaar Petrus Geuvens te Kortrijk-Dutsel).

Stuur uw teksten over deze molen  | 
Stuur uw foto's van deze molen
  
Laatst bijgewerkt: maandag 29 februari 2016

 

De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.

zoek in database zoek op provincie Stuur een algemene e-mail over molens vorige pagina Home pagina Naar bestaande molens