Molenzorg

Gits (Hooglede), West-Vlaanderen


Algemeen
Collectie
Verdwenen Belgische Molens
Naam

Kalsijdemolen
Biebuyckmolen
Molen Biebuyck
Het Stampkot

Ligging
Gudrunstraat 14
8830 Gits (Hooglede)

zuidzijde
Gitsberg
nabij Brugsesteenweg, Bruggestraat
huidig bedrijf Vermo
kadasterperceel C 584


toon op kaart
Type
Staakmolen
Functie
Korenmolen, oliemolen
Gebouwd
1763
Verdwenen
1903, sloop
Beschrijving / geschiedenis

De Kalsijdemolen (later Biebuyckmolen) was een houten windkoren- en oliemolen, type driezolder-staakmolen op teerlingen. Hij stond in een weiland van 9 a. 90 ca. aan de zudzijde van de Gudrunstraat (nr. 14), op de Gitsberg, in de hoek die gevormd wordt door de Bruggestraat, de Brugsesteenweg, de Gudrunstraat en de Albrecht Rodenbachdreef. De vroegere molensite wordt nu ingenomen door het staalbedrijf Vermo.

De molen werd opgericht bij octrooi, verleend door de Oostenrijkse keizerin Maria-Theresia op 27 maart 1763. Op 6 december 1762 vroeg Willem Deys, ontvanger van de koninklijke loterij te Roeselare, toelating aan het landsbestuur om te Gits onder Oost-Ieper-Ambacht, op ongeveer 400 voet van de steenweg van Menen naar Brugge een oliewindmolen op te richten. Op 31 december werd het verzoek met de nodige aanbevelingen aan de vertegenwoordiger van keizerin Maria-Theresia overgemaakt. Niemand had zich na de vereiste bekendmakingen ("publicaties") tegen het oprichten van de molen verzet. Integendeel. Vlaanderen vloeide over van koolzsaad en door de oprichting van dergelijke oliemolens kon niet enkel aan eigen gebruik, maar ook aan uitvoer gedacht worden, zo luidde een advies. Willem Deys, die op 23 maart 1763 het gewenste octrooi bekwam, moest jaarlijks 6 florijnen belasting betalen.

Het "laetschip" van Oost-Ieper-Ambacht had voordien aan deze Willem Deys, Leonard Pillaert en Jacob Caeytant een stuk land verkocht, waarop zij een woonhuis, een schuur en een oliewindmolen bouwden. Twee derden van dit land en de molen werden door hen aan Caeytant verkocht, en dit alles werd door Caeytant verder aan Stephanus (Steven) Seurynck verkocht. Op 21 mei 1764 werd de zaak gesloten.

Een beschrijving van het molenerf vinden we in de Omloper van Oost-Ieper-Ambacht van 1779 (begin 12, artikel 771: "Steven Zeurinck, noord daeraen een stuxken Landts, met het Stampkot, huijs, scheure ende stallingen op staende, daer hij daete deser selfs woont, streckende zuijt ende noordt, oost tCappelrie Landt, west tvolgende, zuijt tvoorgaende, ende noord 't gendtstraetken" (= de huidige Gudrunstraat).

We vinden de molen aangeduid op de Ferrariskaart (ca. 1775) met het bruin symbool van een staakmolen en op een kaart van 1809, gemaakt door Jacob van de Walle, die berust op het Couthof van Graaf d'Udekem d'Acoz te Proven. De molen beslaat er een oppervlakte van 2 lijnen en 23 roeden. Volgens het kadaster van 1829-1830 (onder C 584) was dat een oppervlakte van 98 ca.

De genoemde Steven of Stephanus Seurynck was geboren te Hooglede op 19 september 1738. Hij huwde te Hooglede op 31 januari 1767 op 28-jarige leeftijd met de 30 jarige Maria Cecilia Dewilde, geboren op 25 april 1736 te Hooglede. Zij overleed te Gits op 05 april 1799 op 62 jarige leeftijd.
Uit dit huwelijk kwamen twee kinderen:
1. Cecilia Florentina, geboren rond 1768, overleden te Gis op 19 november 1788. 
Zij huwde voor de kerk te Gits met Antonius Josephus Doom, geboren te Hooglede.
2. Joseph Etienne, geboren te Gits op 21 april 1771.

Steven Seurinck was ontvanger van Oost Ieperambacht in 1771 en 1772. In 1779 was hij eigenaar van 5 gemeten 1 linie en 41 roeden land en meers, waaronder de molen "het Stampcot" (de Kalsijdemolen) en had alles samen 9 gemeten en 68 roeden in gebruik. De rest was eigendom van het seminarie van Brugge. Volgens de rekening van 1766 deed Seurynck een aanvraag  om het drievoudig recht van issuwe (recht door het plaatselijk bestuur geheven van erfenissen in de plaats, die aan personen daarbuiten toevallen) van zijn eigendommen te bekomen.

Volgens de rekening van 1773 lag Steven Seurynck sedert 1769 in proces met het laetschip van Oost-Ieper-Amabacht, bij rekwest van 1 december voor de wethouders van het ambacht van Hooglede, hoofdvierschaar van het laetschip, voor de betaling van 90 pond groten Vlaams courant nopens een partij land onder het laetschip. De rubriek gaat de volgende jaren voort, en het gaat om de verkoop van land en de oliewindmolen.
Wellicht kreeg Seurynck om die reden ontslag als ontvanger van Oost Ieperambacht. Op 10 februari 1775 was hij schepen van Ogierlande Gits en werd hij gewezen ontvanger van de dis van Gits genoemd.

Steven Seurinck overleed te Gits op 26 april 1781 op 42-jarige leeftijd als echtgenoot van Cecilia Dewilde en werd op 28 april in het oostelijk koor van de kerk van Gits begraven.

Stefaan Seurynck werd opgevolgd als molenaar en olieslager door zijn zoon Joseph Etienne Seurynck ("Stephanus Josephus" volgens zijn geboorteakte). Hij werd geboren te Gits op 21 april 1771 en overleed te Gits op 17 november 1833. 
Hij huwde te Gits op 19 september 1806 met Cecile Prudentienna Debusschere, geboren te Hooglede op 5 november 1778 en overleden te Ruddervoorde op 14 november 1827.
Uit dit huwelijk werden acht kinderen geboren, allemaal in Gits:
1. Etienne, geboren op 29 sugustus 1806.
2. Cecile, geboren op 28 augustus 1808.
3. Caroline, geboren op 16 augustus 1810, overleden op te Gits op 11 september 1824.
4. Joannes Baptiste, molenaarsknecht, geboren op 2 juli 1812, overleden op 3 september 1876 te Tielt. 
Hij huwde te Tielt op 31-jarige leeftijd op 14 juni 1844 te Tielt met de 32-jarige Seraphina Vyncke,  naaister. Zij was geboren op 16 april 1812 te Ruiselede (als dochter van Joannes Vyncke en Rosalia Vanthuyne) en overleed te Tielt op 08 februari 1898,.
5. Joseph Etienne, geboren op 19 december 1814, overleden te Gits op 9 juni 1815.
6. Amand Joseph, geboren op 05 februari 1817 (zie hierna).
7. Barbe Therese, geboren op 30 juni 1819, overleden te Gits op 31 maart 1823.
8. Stephanus Seurinck, overleden op 10 augustus 1848 te Zwevezele. 
Hij huwde met Nathalie Devrieze (dochter van Joannes Franciscus Devrieze en Catherine Scheerens) overleden te Lichtervelde op 29 mei 1833.
Het genoemde zesde kind, Amand Joseph Seurynck, geboren te Gits op 5 februari 1817, werd molenaarsknecht en koopman in boter. Hij huwde op 32 jarige leeftijd te Gits met de 25-jarige Rosalia Cecilia Vanhoorne, spinster, geboren te Gits op 16 april 1823.
Uit dit huwelijk:
1. Désidérius Seurinck, koopman in boter, geboren te Gits op 20 april 1849.
Hij huwde op 25 jarige leeftijd met Maria Ludovica Labens, 21 jaar oud, herbergierster, geboren te Lichtervelde op 12 februari 1853 als dochter van veldwachter Charles Labesn en Amelia Debakker.
2. Carolus Ludovicus Seurinck, geboren te Gits op 22 december 1852.
3. Silvia Seurinck, geboren te Gits op 16 november 1855.

Bij akte verleden voor notaris Van Hee op 14 april 1825 werd de molen verkocht aan Jozef Biebuyck, molenaar te Gits. Deze Jozef was geboren te Roeselare in 1788, huwde met Isabella Donse (°Langemark 1793) en overleed te Gits op 27 april 1861.

De molen verdween tijdelijk in het midden van de 19de eeuw, want we zien hem niet aangeduid in de Atlas der Buurtwegen (ca. 1844), de topografische kaart van Vandermaelen (ca. 1850) en de kadasterkaart van P.C. Popp (ca. 1860). In 1878 duikt hij weer op.

Na het overlijden van de weduwe Donse (van Jozef Biebuyck) te Gits op 24 november 1877 werd de molen op 17 september 1878 verkocht aan de kinderen die allen te Gits geboren waren (akte notaris Titeca, Hooglede):
1. Amandus Biebuyck, geboren op 24 november 1827. Hij zal het molenaarsbedrijf verderzetten.
2. Sophie, geboren op 7 juni 1830, werd naaister.
3. Karel-Lodewijk, geboren op 2 september 1832. Hij werd landbouwer en overleed te Gits op 4 april 1898.
Bij de dood van Sophie te Gits op 12 februari 1881 kwam de molen door erfenis toe aan Amandus en Karl.

Amandus Biebuyck, de eigenlijke mulder, kocht de molen in 1885. Hij was net getrouwd (07.01.1885) te Ardooie met Melanie Goemaere (°Ingelmunster 02.01.1836).

Hij hield Henri Bruynooghe als dienstknecht. Op woensdag 28 november 1894 verhing deze knecht zich in de molen. Hij dronk koffie en verliet plots de tafel om naar de molen te gaan. Toen men wat later ging kijken wat hij daar deed, vond men hem verhangen. Zijn wanhoopsdaad was ingegeven door liefdesverdriet.

Na het overlijden van Amand te Gits op 3 maart 1902 kon zijn weduwe Melanie Goemaere niet op de molen blijven.

De stilgevallen molen werd in april 1903 geheel afgebroken. Melanie Goemaere vroeg op 23 juni 1903 ontslag van belasting aan het schepencollege te Gits, aangezien haar molen sinds 1 januari buiten gebruik en sinds twee maanden geheel vernietigd was.

Lieven DENEWET & A.T. VAN BIERVLIET

Bijlagen

De vader van moleneigenaar Steven Seurynck was Steven Seurynck (sr.), geboren te Hooglede op 6 september 1704, gehuwd met Anna Maria Degrendele en  overleden te Hooglede op 31 januari 1780 op 75-jarige leeftijd.
Op zijn grafzerk stond de volgende vers te lezen:
"Het soetste leven self den meesten tijd is SEUR,
't Is eenen schoonen RYNCK van korten slechten deur.
Bidt God dat Hij ons naer dit kranck en SEUR leven
Een leven altijd soet den RYNCK van glorie geven."

Gazette van Rousselaere, 08.12.1894.
28 november 1894. Molenaarsknecht verhangt zich in de Kalsijdemolen bij het Land van Belofte
Woensdag der verledene week was de genaamde Henri Bruynooghe, dienstknecht bij Amand Biebuyck, mulder nabij het “Land van Beloften”, te Gits bezig met koffie te drinken, toen hij eensklaps de tafel verliet en zich naar de molen begaf. Toen men eenige stonden later ging zien wat hij daar verrichtte, vond men hem verhangen. Liefdeverdriet had den ongelukkige tot dit noodlottig besluit aangezet. 

Literatuur

Archieven
Algemeen Rijksarchief Brussel, Financiële Raad, nr. 1871 (oprichtingsoctrooi van 27.03.1763).
Algemeen Rijksarchief Brussel, Financiële Raad, nr. 1882 (aanvraag voor de oprichting van een korenwindmolen te Gits door Pierre Pijckaert uit Ichtegem - niet toegestaan, 1770).
Proven, Couthof, kaart van Gits door Jacob van de Walle (1809).
Rijksarchief Brugge, Omloper van Oost-Ieper-Ambacht, 1779, begin 12, artikel 771.
Gemeenarchief Hooglede, Register van beramingen van burgemeester en schepenen van Gits, deel 1892-1920, f° 110 r°-v° (23.06.1903, vraag tot ontslag van belasting)

Uitgegeven bronnen
Gazette van Rousselaere, 08.12.1894 (exemplaar in: Stadsbibliotheek Roeselare)
Ferrariskaart, ca. 1775.
Atlas der Buurtwegen, ca. 1844.
Topografische kaart van Vandermaelen, ca. 1850.
Kadastrale kaart van P.C. Popp, ca. 1860.

Werken
Lieven Denewet, "Hooglede en Gits in de krant, 1840-1910. Vvan een wonderdokter, valse nonnen en een landbouwer-uitvinder", Hooglede, 2009, 162 p. (Ledda Giddis. Bouwstoffen voor de geschiedenis van Hooglede en Gits, 1).
A.T. Van Biervliet, De windmolens van Gits, in: Rollariensia, VII, 1975, p. 217-233
A.T. Van Biervliet, De Windmolens van Gits, in: "De Gids voor Gits", Gits, Gemeenteuitgave, 1971, p. 27-30.
A.T. Van Biervliet, Gits in oude prentkaarten, waarin afbeeldingen van Finance, Grijspeersmolen, Onledemolen en Stenenmolen, Zaltbommel, 1972 (geen afbeelding)
A.T. Van Biervliet, Het laetschap van Oost Ieper Ambacht te Gits, Rollariensia, IX 1977.
A. Vandewalle, "De overheidspersonen van Gits-Ogierlande, Kringen en Hagebroek, en hun sociaal-economische toestand, op het einde van het ANcien Régime", Rollariensia, VI; 1974, p. 55-82.
Lieven Denewet, Windmolens in Hooglede-Gits, vroeger en nu, Hooglede, 1979.
Herman Holemans, Westvlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel III. Gemeenten H-J, Kinrooi, Studiekring Ons Molenheem, 1995.
A.-T. Van Biervliet, Gits door de eeuwen heen, Gits - Handzame, 1986, p. 47-51.
Paul Lanssens, Geschiedenis van de Lanssens-Lansens-Lanssen-Lansen-Lamsens 1460-2003, Brugge, 2003, 704 p.

Websites
www. lanssens.be
www. denoo.net

Stuur uw teksten over deze molen  | 
Stuur uw foto's van deze molen
  
Laatst bijgewerkt: maandag 10 juli 2017

 

De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.

zoek in database zoek op provincie Stuur een algemene e-mail over molens vorige pagina Home pagina Naar bestaande molens