Molenzorg

Kalmthout, Antwerpen


Prentkaart Nels (coll. D. Vandenbulcke, Staden)
Algemeen
Collectie
Verdwenen Belgische Molens
Naam

Heidemolen
Abdijmolen

Ligging
Molenbaan 24
2920 Kalmthout

zuidwestzijde
hoek met Wipstraat
Molenhoek
kadasterperceel E21 

 

Geo positie
Type
Staakmolen, later stenen bergmolen
Functie
Korenmolen
Gebouwd
voor 1349 / na 1357 / 1504 / 1544 / 1615 (hout) / 1896 (steen)
Verdwenen
1357, vernield) / 1504 / 1544, oorlog / 1587, oorlog / 1896 / 1944 - 17 oktober, vernield / 1951, opruiming
Allemolens
00305 (Ten Bruggencatenummer)
Beschrijving / geschiedenis

De Heidemolen, Abdijmolen of Molen van Kalmthout was eerst een houten en later een stenen graanwindmolen aan de zuidwestzijde van Molenbaan (nr. 24), op de hoek met de Wipstraat, in de Molenhoek te Kalmthout.

Een van de belangrijkste voorrechten in een heerlijk monopolie was het recht van water en wind. In combinatie met het maalrecht betekende dit een belangrijke bron van inkomsten voor de grondheer. Door deze maatregel werd de plaatselijke bevolking immers verplicht haar graan te malen in een van de heerlijke molens. Om dit voorrecht optimaal te benutten gingen veel lokale heren over tot de oprichting van nieuwe molens. Anderen zouden bestaande molens aankopen of gewoonweg in bezit nemen.

Net als de meeste grootgrondbezitters haalde ook de abdij van Tongerlo grote winsten uit het molenrecht. Een goederenstaat uit 1780 toont dat de Norbertijnen de twee windmolens van Essen-Kalmthout in handen hadden [1]. Hoewel ze allebei werden gebouwd in het begin van de veertiende eeuw, waren het niet de oudste molens uit de heerlijkheid. Tot in de zestiende eeuw trof men op de Kleine Aa nog een watermolen aan. Een eerste vermelding daarvan vinden we in een document uit 1164. Aangezien de Witheren pas in het midden van de twaalfde eeuw in het bezit kwamen van hun goederen in Essen en Kalmthout, is het weinig waarschijnlijk dat deze watermolen door de abdij zelf werd opgericht [2]. Vermoedelijk bestond die molen reeds voor de komst van de Norbertijnen en is ze door giften overgegaan in handen van de abdij. Of de molen aanvankelijk door de kloosterlingen zelf werd uitgebaat is niet gekend. De eerste gekende pachter verschijnt pas in het begin van de veertiende eeuw [3]. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog werden Essen en Kalmthout zodanig zwaar getroffen dat bijna de volledige bevolking was uitgemoord of gevlucht. Geen enkel gebouw bleef gespaard. Tal van huizen en hoeven, waaronder de watermolen, werden nooit meer heropgebouwd.

Bij de bouw van de twee windmolens speelde de abdij wel een belangrijkere rol. Onmiddellijk na de oprichting werden beide molens in pacht uitgegeven. Het kwam in die beginperiode zelfs voor dat de verschillende molens aan dezelfde persoon werden verpacht. Zowel de molen van Essen als die van Kalmthout werden meermaals getroffen door plundering en brand. Zo werd de molen van Kalmthout in 1587 platgebrand door soldaten. Ook de molen van Essen bleef niet gespaard, waardoor de lokale bevolking het lange tijd moest stellen zonder molen [4]. Pas in 1610 zou men de basis leggen voor de bouw van een nieuwe molen. De nood was zelfs zo groot dat de inwoners van Kalmthout de abdij het voorstel deden om zelf een deel van de transportkosten voor hout en andere materialen te dragen. Indien de prelaat zou overgaan tot de heropbouw, beloofde het dorpsbestuur de molen en het gebruik ervan vrij te laten van alle dorpslasten en zettingen [5].

Net als voor de hoeven werd de pachttermijn vastgesteld op zes jaar. Ieder half jaar was de pachter verplicht de helft van zijn pachtprijs af te lossen. Het onderhoud van de molen viel grotendeels ten laste van de pachter. Enkel in geval van overmacht had de molenaar het recht de schade aan zijn molen af te schrijven. De vergoeding voor het malen werd aanvankelijk niet in klinkende munt betaald. Op elke zak gemalen graan hield de molenaar een bepaalde hoeveelheid meel af. Bovendien bezat elke molen een lapje grond dat door de pachter kon bewerkt worden om in het levensonderhoud van zijn gezin te kunnen voorzien. In onderstaande tabel wordt een vergelijking gemaakt tussen de molens van Essen en Kalmthout wat betreft grootte en pachtprijs [6]. We merken een verband tussen de oppervlakte van de bijhorende grond en de pachtprijs. De hoeveelheid land had duidelijk een belangrijk aandeel in de bepaling van de pachtprijs.

We zien de molen aangeduid op de Ferrariskaart (ca. 1775) met het bruin symbool van een standaardmolen en met de benaming "Moulin de Calmthout" en op de topografische kaart van Ph. Vandermaelen (ca. 1850).

Grootte en pachtprijs van de molens van Essen en Kalmthout (1780)
molengrootte                       pachtprijs (in gulden)
Essen, 6,5 hectaren             935,00
Kalmthout, 3,25 hectaren     525,00

Zoals elders waren ook deze molens in oorsprong ‘banmolens’ zodat iedereen verplicht werd hiervan gebruik te maken. Deze verplichting was niet verbonden aan een persoon, maar wel aan een goed. In feite waren dus enkel de pachters van abdijgoederen aan deze ban onderworpen. Om haar inkomsten te beschermen heeft de abdij de oprichting van andere molens steeds tegengehouden. Door het gebrek aan andere maalgelegenheden liet in principe de hele bevolking haar graan malen door de abdijmolens[7]. Pas in de loop van de achttiende eeuw zou hierin verandering komen. De opkomst van de handmolen tastte het monopolie van de abdijmolens ernstig aan. Een lijst van handmolens uit 1738 toont dat Essen en Kalmthout samen al 99 handmolens telden [8]. Opmerkelijk is wel dat in deze opsomming slechts weinig hoevepachters voorkomen. Waarschijnlijk handhaafde de abdij ten opzichte van haar eigen pachters een strengere maalpolitiek, waardoor het voor hen bijna onmogelijk was zich een handmolen aan te schaffen. Om haar verlies enigszins te compenseren, legde de abdij de bezitters van een handmolen een kleine belasting op. De opbrengst van deze taxatie werd dan gedeeld met de molenaar. Ook hij zag immers zijn inkomsten verminderen door een teveel aan privé-molens. Dat aantal zou in de volgende decennia nog toenemen. Bepaalde burgers konden zelf hun inkomen verhogen door tegen lagere prijzen graan te malen.

Tot het einde van het Ancien Regime bleven de molens het bezit van de abdij. In 1794 legden de Fransen echter een zodanig zware oorlogsbelasting op, dat de abdij gedwongen werd een deel van haar goederen, waaronder haar twee windmolens van de hand, te verkopen. De verkoopprijs bedroeg voor de beide molens samen 13.000 gulden [9].

Dries KOOLS

Bronnen
[1] Abdijarchief Tongerlo (AAT), sectie IV, bundel 25/1, nr. 13, bz. 63.
[2] G. Meeusen, De verdwenen Watermolen te Essen, in: De Spycker, 12 (1955), blz. 85.
[3] Idem, o.c., blz. 98.
[4] G. Meeusen, In de Molenstraat te Essen: De Windmolen van de Abdij, in: De Spycker, 23 (1966), blz. 51.
[5] AAT, sectie IV, bundel 312/2, nr. 455/1.
[6] AAT, sectie IV, bundel 25/1, nr. 13, blz. 64, 65.
[7] G. Meeusen, De Abdijmolens te Kalmthout, in: Gedenkschriften betreffende de aloude heerlijkheid Esschen-Calmpthout-Huybergen, 10 (1943-1950), blz. 29, 30.
[8] In Essen waren er op dat ogenblik 62 handmolens in gebruik, in Kalmthout 37.
R. De Groodt, De Molens van Calmpthout en Esschen, in: Oudheid en kunst, XX (1929), blz. 19, 20.
[9] G. Meeusen, Verkoop van Zwart Goed te Esschen-Kalmthout, in: Gedenkschriften betreffende de aloude heerlijkheid Esschen-Calmpthout-Huybergen, 8 (1940), blz. 18

------------------

Kadastrale beschrijving uit 1827:
"houten standertmolen met twee paar steenen, in goeden staet en bij het dorp gelegen, de selve wordt door den eigenaar bemaald"

Eigenaars na 1830:
- voor 1834, eigenaar: Spruyt Joannes-Baptista, molenaar te Kalmthout
- later, erfenis: de kinderen: a) Spruyt Marie Elisabeth, echtgenote Rommens Corneille, molenaar te Kalmthout, b) Spruyt Jeanne Thérèse, echtgenote Van Beringhen Jean Pierre, molenaar te Kalmthout en c) Spruyt Marie Catherine, zonder beroep te Kalmthout.
- 16.06.1843, deling: Spruyt Jeanne Thérèse, echtgenote Van Beringhen Pierre Jean, molenaar te Kalmthout (notaris Theuns)
- 30.01.1864,  verkoop: a) Rommens-Spruyt Corneille, molenaar te Kalmthout en b) Ruyssens-Claessens Adrien, molenaar te Wuustwezel (notaris Kenis)
- 26.12.1864, verkoop: Van Broeckhoven-Pauwels Adrien, molenaar te Kalmthout (notaris Kenis)
- 09.10.1897, erfenis: de weduwe en kinderen (overlijden van Adrien Van Broeckhoven)
- 18.02.1911, erfenis: de kinderen (overlijden van de weduwe Pauwels van Adrien Van Broeckhoven
- 1946, erfenis (restanten en molenberg): Van Broeckhoven Aloïs, landbouwer te Kalmthout
- 1948, verkoop (restanten en molenberg): De Jong-Broos Franciscus, Kruisland (NL)

Molenaar Adrien Van Broeckhoven verving in 1896 de houten graanwindmolen door een stenen bergmolen.  Deze werd op  30 september 1896 in gebruik genomen. De kinderen erfden de molen in 1911.

Op 17 oktober 1944 werd de molen door de zich terugtrekkende Duitse troepen vernield.
De molenberg en de fundamenten werden in 1948 verkocht aan Franciscus De Jong-Broos uit Kruisland (NL). In 1951 werden de laatste overblijfselen opgeruimd.

Herman HOLEMANS

Bijlagen

De molenaarsfamilie Van Aert, o.m. molenaars te Kalmthout
Uit: A.M. Bosters, West-Brabantse molenaarsfamilies: I. Van Aert in: Genealogisch Tijdschrift voor Midden- en West-Noord-Brabant en de Bommelerwaard 23 (1999) nr. 1 p. 17-25 (speciaal p. 17-21).

Tijdens het onderzoek naar de voorouders van Aart, blijkt al snel dat de voorouders van Aert, van Aerde en van Aerden worden genoemd. Ook blijkt dat er opvallend veel molenaars voorkomen met de naam van Aerde en van Aert. Later blijkt dat er een redelijk aantal voorouders en naamgenoten, Molenaar zijn geweest in West-Brabant.

Hieronder proberen we in chronlogische volgorde een beeld van deze voorouders en naamgenoten te geven waarbij de rode draad, molenaaris.

Daarnaast hebben we enkele pagina’s toegevoegd met betrekking tot de diverse molens in Zundert, Kalmthout, Roosendaal, Borgvliet, Oudenbosch, Zegge en Loenhout.

De oudst bekende stamvader is Peter van Aerde geboren rond 1485. Volgens onze informatie had Peter 1 zoon (Henricus) en twee dochters. Het beroep van Peter is niet bekend. Henricus van Aerde geboren omstreeks 1510, wordt in het jaar 1561 vermeld als molenaar van Zundert en als een van de ingezetenen van Zundert die zich sterk maakten voor de heroprichting van de verbrande kerk van Zundert. Henricus had 4 zonen: Cornelis, Jan, Jacob en Adriaan.

Cornelis Hendriks van Aerde, geboren omstreeks 1540, had volgens onze gegevens 8 kinderen. Van deze kinderen wordt Hendrik Cornelis van Aerde ook molenaar. Cornelis Hendriks van Aerde was molenaar van Zundert. In die hoedanigheid verkocht hij, 60 jaar oud zijnde, op 4 maart 1600 een hofstede met huis en circa 10 a 12 roeden grond aan de "plaats" te Zundert aan Adriaan Raauws. Op 3 november 1597 had hij dit bezit gekocht.

Hendrik Cornelis Hendriks van Aerde, geboren rond 1585 huwde Maria Cornelisse Sibs. Henricus Cornelis Hendriks van Aerde was molenaar van Groot-Zundert en van Kalmthout. Bij de doop van zijn zoon Joannes wordt hij als "Henricus de molder" aangeduid. Als molenaar van Zundert kocht Henricus met zijn echtgenote Marijke Cornelisse Sibs op 31 augustus 1617 de [molen van kalmthout] waarbij hij in 1620 het molenaarshuis bouwde. In het jaar 1636 woonde hij te Maerbergen onder Zundert. De erfgenamen van Hendrik Cornelis van Aerde verkochten op 26 februari 1667 een schoon en welgelegen huis met schuurtje en turfhuis in het dorp van Zundert. Op 8 december 1660 legden Hendrik Cornelis van Aerde en zijn kinderen als erfgenaam van Maria Cornelisse Hendrick Sibs de condities vast op basis waarvan zij een aantal percelen beemd en weien wilden verkopen.
Hendrik en Maria kregen 7 kinderen: Anna, Cornelis, Adriaan, Joannes, Hendrik], Christiaan en Christiaan.

Cornelis Hendriks van Aert, gedoopt op 24 januari 1621 huwde Maria Lucas Mattheussen. Cornelis en Maria kregen 10 kinderen, waarvan Lucas van Aert ook molenaar zou worden. Cornelis was gasthuismeester van het gasthuis van Margriet van de Laer te Zundert. In 1671 was hij lid van het Sint Jorisgilde van Zundert. Zijn deel in de molen van Kalmthout verkocht hij op 13 januari 1682 aan de abdij van Tongerlo.

Adriaen Hendricks van Aert huwde Cornelia Everardussen. Ze kregen 6 kinderen: Lenaert, Adriaen, Maria, Jan, Cornelius en Anna. Op 23 januari 1682 verkocht Adriaen Hendricks van Aert, als weduwnaar, met zijn kinderen zijn deel in de molen van Kalmthout aan Jan van Huijsen, die het weer doorverkocht aan de abdij van Tongerlo.

Hendrik Hendriks van Aert, gedoopt op 20 april 1627 huwde Francisca Cornelisse de Bruijn. Ze kregen 4 kinderen: Johanna, Cornelis, Maria en Jacobus Na haar overlijden huwde hij Guilelma Booten (Boets). Hij had ook nog een relatie met Joosje van Aert.
Hendrik was molenaar van Kalmthout. Als weduwnaar van Francisca de Bruijn had Hendrik in het jaar 1667 te Hoeven een kwestie met Antonie Cornelisse de Bruijn die diende voor het Leenhof van de markies van Bergen op Zoom. De kwestie betrof het opmaken van de staat en inventaris van de boedel en de gelden die Francisca bij het overlijden van haar ouders had gekregen. De staat van de boedel werd door Antonie Cornelisse de Bruijn, die voogd was over de kinderen van Hendrik en Francisca bestreden. Ook voor de schepenbank van Hoeven werd een inventarisatie van de boedel van Francisca opgesteld. In het jaar 1676 heeft Hendrik zijn deel in de molen van Kalmthout verkocht aan de abdij van Tongerlo. Ook de kinderen uit zijn eerste huwelijk gaven hiervoor hun toestemming. Vermoedelijk heeft Hendrik toen zijn molenaarschap beëindigd.

Leenaert Adriaense van Aert, geboren rond 1645 huwt Dymphna Joannis. Ze krijgen twee kinderen Maria en Jan. Als weduwnaar uit de Hage huwde hij Catharyna Spoor.

Lucas Cornelisse van Aert gedoopt op 21 maart 1653 huwde Maria Jansse Verkooije. Ze krijgen 7 kinderen: Adriaen, Lucas, Maria, Anna, Joanna, Cornelius en Josephus. In het jaar 1696 was Lucas van Aert pachter van de akkermolen te Zundert. Vanaf 1705 is hij mulder te Etten.

Jan Leenderts van Aert, geboren rond 1680 huwde Antonet Roovers en kregen 2 kinderen: Dymphna en Jacobus. In 1699 was Jan Leenderts van Aert al molenaarsknecht op de Kalsdonkse molen te Roosendaal. In de jaren 1712-1718 is hij pachter van de drie molens te Roosendaal. Na zijn dood zette zijn vrouw de molenpacht voort.

Lucas Lucasse van Aart, gedoopt 25 september 1695 trouwde Helena Wijnants en kregen de volgende kinderen: Cornelius, Lucas, Joannes, Joseph, Joanna, Jacobus. Lucas was molenaar te Loenhout en te Oudenbosch. In Loenhout stond een houten windmolen, gelegen aan de Molenakker. Tijdens een storm in 1911 is hij omgewaaid en nooit meer hersteld. Hij was toen eigendom van de familie Van Dijck.

In het jaar 1725 had Lucas een kwestie met de schout van Loenhout. Per 1 april 1730 werd hij pachter van de molen te Oudenbosch.

Jacobus van Aert gedoopt op 7 juni 1710 huwde Adriana Moerincs. Hun 4 kinderen: Digna, Joanna, Jan en Gerard. Digna huwde Judocus Couwenberg, pachter van de heijmolen onder Borgvliet. Jacobus van Aert pacht in 1742 de molens in Roosendaal.

Cornelis van Aart, gedoopt op 6 januari 1718 huwde met Maria Anna Dam. Op Sint Jacob 1749 werd Cornelis van Aert molenaar van Zegge. Tot aan zijn dood had hij de molen in pacht. Zijn weduwe Anna van Dam pachte de molen van Zegge vanaf september 1779 en september 1784. Per september 1794 namen haar kinderen Jan, Nicolaas en Maria de pacht van de molen te Zegge over. Zijn zoon Johannes werd later molenaar van Zegge.

Lucas van Aert, gedoopt op 21 november 1719 Huwde eerst met Maria de Koter en later met Ida van der Buijten. Lucas van Aert was molenaar te Oudenbosch. Op 1 april 1740 pachte hij de molen van Oudenbosch van de markies van Bergen op Zoom. Zijn overgrootmoeder Maria Verkooijen stond voor hem borg. Zijn zoon Lucas volgt hem op.

Johannes van Aart, gedoopt op 22 april 1760 huwde met Johanna van Aert. Johannes is reeds per september 1794 molenaar te Zegge, toen hij de molen pachte. Later had hij de molen van Zegge tegen een hoge prijs van het Domein gekocht voor het uitsluitend recht van gemaal voor Zegge.

Lucas van Aart, gedoopt op 3 februari 1754 huwde Petronella de Win. Lucas was molenaar van Oudenbosch. Hij pachte de molen van Oudenbosch per 1 april 1780, 1785 en 1792. Borg was zijn moeder Ida van der Buijten.

--------------------

A.E., "De Molens in de Zuiderkempen", De Belgische Molenaar, LXI, 1956, 16 (1 juli), p. 225-230.
Over ettelike jaren was te Kalmthout een mulder die wanneer hij de verbouwing van de kerk de grafzerken uit de vloer verwijderd werden, die van een zijner voorouders meesleurde naar zijn huis en in de molenwal plaatste. Een alledaagse zaak!
Maar hoort hoe de legende met haar levenswijsheid het vertelt:
Te Kalmthout stond een molen, zo mooi en gezwind, dat hij heel het hart gewonnen had van de molenaar. Deze wilde zelfs na zijn dood er niet van scheiden, en hij liet zich begraven in zijn molenheuvel, vlak tegen zijn molen, in de spelende schaduw van de molenwieken, onder een grafzerk, waarop nu nog afgebeeld staat zijn oude, mooie molen. De liefde is sterk als de dood."

Ten Br. 00305

Literatuur

Archieven
Abdijarchief Tongerlo, Sectie IV: Losse bundels. Bundels 312/2, nr. 455/1. Aanvraag voor de bouw van een molen te Kalmthout, 1610.

Werken
Herman Holemans & P.J. Lemmens, Molens van de Voorkempen en van Groot-Antwerpen, Nieuwkerken, 1982, p. 115.
Herman Holemans, "Wind- en watermolens van de provincie Antwerpen. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 2. Gemeenten H-O", Opwijk, Studiekring "Ons Molenheem", 2010.
P.J. Lemmens, Onze windmolens. Overzicht in het arrondissement Antwerpen van 1830 tot heden (Heemkundig Handboekje. XIII. nr. 2, p. 3-17).
Ronny Neys, Kalmthout te kijk - historisch en nostalgisch kijkboek, 1991.
G. Meeusen, De Abdijmolens te Kalmthout, in: Gedenkschriften betreffende de aloude heerlijkheid Esschen-Calmpthout-Huybergen, 10 (1943-1950), blz. 29, 30.
R. De Groodt, De Molens van Calmpthout en Esschen, in: Oudheid en kunst, XX (1929), blz. 19, 20.
Dries Kools, De sociaal-economische betekenis van de abdijhoeven en hun pachters in de heerlijkheid Essen-Kalmthout (17e - 18e eeuw); http: //www. ethesis.net/essen/essen_hfst_1_2.htm
G. Meeusen, De verdwenen Watermolen te Essen, in: De Spycker, 12 (1955), blz. 85.
G. Meeusen, In de Molenstraat te Essen: De Windmolen van de Abdij, in: De Spycker, 23 (1966), blz. 51.
G. Meeusen, Verkoop van Zwart Goed te Esschen-Kalmthout, in: Gedenkschriften betreffende de aloude heerlijkheid Esschen-Calmpthout-Huybergen, 8 (1940).
A.M. Bosters, West-Brabantse molenaarsfamilies: I. Van Aert, in: Genealogisch Tijdschrift voor Midden- en West-Noord-Brabant en de Bommelerwaard 23 (1999) nr. 1 p. 17-25 (speciaal p. 17-21).
Regionaal Archief West Brabant.
P. Goetschalckx, Geschiedenis der parochies Calmpthout,Esschen, enz., Bijdragen tot de geschiedenis, bijzonderlijk van het aloude hertogdom Brabant, jg. VIII, 1909, p. 170-236.
J. Vorsselmans, Kalmthout in beeld, Zundert, s.d.
J. Vorsselmans,Kalmthout door de eeuwen heen, s.l., 1944.
J. Vorsselmans & J. Jacobs, Gids van Kalmthout, Kalmthout, Essen, Wuustwezel, 1969.

Overige foto's

<p>Heidemolen<br>Abdijmolen</p>

Prentkaart ed. F. Hoelen, phot., Kapellen

<p>Heidemolen<br>Abdijmolen</p>

Verzameling Ons Molenheem

<p>Heidemolen<br>Abdijmolen</p>

Verzameling Ons Molenheem

<p>Heidemolen<br>Abdijmolen</p>

Verzameling Ons Molenheem

<p>Heidemolen<br>Abdijmolen</p>

Glasnegatief, copyright, uitg. als prentkaart: Stichting Levende Molens in Roosendaal.

Stuur uw teksten over deze molen  | 
Stuur uw foto's van deze molen
  
Laatst bijgewerkt: maandag 25 september 2017

 

De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.

zoek in database zoek op provincie Stuur een algemene e-mail over molens vorige pagina Home pagina Naar bestaande molens