Molenzorg

Eernegem (Ichtegem), West-Vlaanderen


Anoniem olieverfschilderij op linnen, ca. 1790. Geschonken in 1992 door de familie Proot aan de vzw Hovaeremolen uit Koekelare. Het doek hangt nu in brasserie-eethuis De Hertog van Arenberg, Moerestraat 1 te Koekelare. Foto: John Verpaalen, Roosendaal.
Algemeen
Collectie
Verdwenen Belgische Molens
Naam

Rosmolen van de Moerdijk
Stampkot van het Torenhof

Ligging
Oostendesteenweg 255
8480 Eernegem (Ichtegem)

hoek met Provincieweg (Gistel)


toon op kaart
Type
Binnenrosmolen
Functie
Oliemolen
Gebouwd
ca. 1770
Verdwenen
1951, het gebouw van de rosoliemolen
Beschrijving / geschiedenis

In het huidige Torenhof, gebouwd aan het eindpunt van het bevaarbaar gedeelte van de 'Moerdijkvaart', vroeger een belangrijke handelsweg, liet Pieter Questier rond 1770 een rosoliemolen bouwen, waarbij het paard binnen liep. Er was ook een afzonderlijke roskorenmolen, waarbij het paard buiten liep.

Oorspronkelijk was er alleen de herberg 'De Bolle': het uitbaten van een herberg op de plaats waar trafiek moest overgeladen worden was een rendabele onderneming. Café De Bolle ontstond vermoedelijk rond 1616 bij het verst bevaarbare punt van de Moerdijkvaart op de wijk Moerdijk.

Deze herberg werd in 1762 verkocht door de familie Renier aan Pieter Questier.  Pieter werd geboren in 1724 in Ichtegem en huwde in 1750 met de Koekelaarse Marie Isabelle Plyson. Kort na hun huwelijk vestigde het jonge paar zich in Eernegem in herberg De Bolle langs de Moerdijkvaart.

Hij liet in 1769 de huidige woning bouwen "een seker groot huijs nieuwe gebouwt, met stallinghen ende packhuijs offte magasijnen gestaen lancx den nieuwen Calsydewech van Oostende op Wijnendaele, jegens de Brugghe".In die periode werd de steenweg Oostende-Wijnendale (Torhout) aangelegd.

Het uithangbord 'De Bolle' nam Pieter mee voor het nieuwe café. Het oude huisje werd verhuurd aan een wagenmaker. Het Torenhof, want dat was het "seker groot huijs", was duidelijk als handelshuis bedoeld. Hij begon zijn commerciële activiteiten uit te breiden met een brouwerij, een rosoliemolen en een kalkbranderij.

Zijn vrouw Marie Plyson overleed op 24 april 1783. Pieter Questier besloot tot verkoop over te gaan. Hij liet daartoe in de "Gazette van Gend" van juli 1786 een advertentie plaatsen. Daarlezen lezen we dat op donderdag 17 augustus verkocht werd: een “remarquaebel” woonhuis en herberg, genaamd de Bolle, (…) midsgaders bier-brouwerij, steenput, “peirden-olie-slagmolen en roskot”, kalkoven, pakhuis, etc., gestaan en gelegen in Eernegem “verre noordwest van de kerke, zuid aan de Bollevaart”, waarvan de huizingen ten voorhoofde komen op de Oostendse Steenweg, tot mei e.k. gebruikt door sieur Pieter Questier, propriëtaris-verkoper. Staat op 3901 £ gr. wisselgeld.

Deze verkoop ging niet door en het goed bleef in handen van Pieter Questier. Hij overleed in 1792 overleed Pieter. Zijn zoon, Jan Franciscus (°1766) huwde in dat jaar met Marie Thérèse Van Sieleghem en kwam in het bezit van het hele domein; "d'hofplaetse en boomgaert met remarquable woonhuijs en herberghe ghenaemt de Bolle midsgaeders Brauwerie, Peerden olie slagmolen en Rossecot, kalckoven, packhuijs, logien, scheure, peerde coeijen en swijnstallen met waeghencot & ander gheriefvelijckheden,"

Jan Questier ontpopte zich als een handige ondernemer. Hij stelde zich voor als "entreprenneur en livrancier van fouragien voor de Troupen van Syne Majesteyt den Keyser en Koning in het departement van Westvlaenderen". Hiermee wordt de Oostenrijkse keizer bedoeld. Op 8 februari 1794 bood Questier zich aan om eikenhout te leveren aan de Nieuwpoortse versterking. Kort nadat de Fransen de Oostenrijkers verdreven hadden, leverde hij opnieuw hout voor deze vestingen, maar nu voor de nieuwe machthebbers! Deze levering verliep niet van een leien dakje. Het hout werd gehaald uit het bos van Wijnendale en vanaf de woning van Questier, dus vanaf de Moerdijk, per schip naar Nieuwpoort gevoerd. Deze schepen moesten door boeren getrokken worden. Op een gegeven moment gingen ze echter in staking, nadat de hoofdman van Moere gevangen was genomen...

Zijn veelbelovende carrière werd echter op 2 november 1795 abrupt afgebroken. Jan Questier overleed op 29-jarige leeftijd. Hij liet een vrouw en twee kinderen achter. Maar behoeftig waren ze niet. De weduwe bleef het bedrijf verder uitbaten. In 1796 werd haar fortuin op 36.750  Franse ponden geraamd. Zij overleed op 20 maart 1813 en liet een 19-jarige dochter achter. Deze vormde uiteraard een interessante partij voor ambitieuze huwelijkskandidaten. Het was Joseph Van Sieleghem (°Leffinge 1788) die in 1815 met zijn jonge bruid Marie-Thérèse Questier zijn intrek in het Torenhof nam. Notaris Van Sieleghem werd de stamvader van een liberale dynastie, die ruim 100 jaar in Eernegem de plak zou zwaaien. 

Uit het bedrijf groeide in de loop van de 19de eeuw  brouwerij Van Sieleghem. Het interieur werd tijdens een verbouwing van 1818 heraangekleed in empirestijl. In 1957 werd het complex verkocht aan de Gullegemse koffiebrander Norbert Hanssens. Zijn zoon Julien opende een café met danszaal in de kelders. In 1964 installeerde Julien een koffiebranderij in het Torenhof met de bedoeling de uitbating van de café en het park te verhuren. Er bleef aldus naast de branderij een horeca-uitbating tot 1976. In 1961 werden door Gilbert Dewilde en Jozef Folens de muren van de kelders beschilderd. Er werden enkele dranktaferelen en -spreuken in beeld gebracht. Op andere muren in de kelder werden typische beelden van een tocht door West-Vlaanderen aangebracht. Historische gebeurtenissen en personages, legendes, volkse taferelen, uitgebeelde lapnamen van steden en dorpen werden in beeld gebracht.

De voormalige brouwerijgebouwen zijn nog steeds in gebruik als koffiebranderij en winkel (Koffie Torenhof, Oostendesteenweg 251, Eernegem).  Sinds 1993 behoort ook het merk koffie Vandenberghe (koffie VB) uit Roeselare bij de branderij Torenhof.

Het huidige gebouwencomplex is fasegewijs tot stand gekomen.

1770-1778: weergave van de site op de kaart van Ferraris als een gebouwencomplex bestaande uit verschillende gebouwen die samen een U-vormige plattegrond vertonen. Weergave van de panden Oostendesteenweg nrs. 255-259.

Circa 1835: op primitief kadasterplan afgebeeld als grote site rondom volledig ombouwd middenplein met brouwerij van vier afzonderlijke "huizen". Nrs. 253, 255, 257 en 259 zijn afgebeeld op het primitief kadasterplan. Toegankelijk van op de steenweg rechts van nr. 255. Aan oostzijde hiervan enkele vrijstaande landgebouwen. Reeds enkele arbeiderswoningen aan de overzijde van de steenweg.

1837: de achterliggende gebouwen worden uitgebreid onder meer aan de zijde van de Moerdijkvaart. Aan oostzijde van de site wordt een bijkomend vrijstaand landgebouw afgebeeld, evenals een ommuurde tuin. Aan de overzijde van de weg worden verschillende arbeidershuisjes gebouwd.

1886: er worden verschillende vrijstaande gebouwen aan de oostzijde vervangen door drie nieuwe brouwerijvleugels rond een nieuw binnenplein ten oosten van nr. 253. Hiervan is tot op heden enkel de straatgevel bewaard gebleven.

1905: bij nr. 251 wordt de voormalige remise geïntegreerd bij de woning en wordt een nieuwe serre ten oosten van de brouwerijsite gebouwd.

1911: de thans nog bestaande brouwerijvleugel (nr. 251) wordt uitgebreid aan tuinzijde.

1951: er worden grote delen van de gebouwencomplex rondom de centrale plaats afgebroken, aan de zuidzijde blijft de duiventoren staan. Langs de Moerdijkvaart blijven de gebouwen uit 1837 behouden. Langs de Oostendesteenweg blijven de huizen staan, evenals de brouwerijvleugel die in 1886 werd geregistreerd.

1957: men breekt een deel van de gebouwen langs de Moerdijkbeek af. Het complex wordt verkocht aan de Gullegemse koffiebrander Norbert Hanssens. Zijn zoon Julien opende een café met danszaal in de kelders.

1964: Julien installeerde een koffiebranderij in het Torenhof met de bedoeling de uitbating van de café en het park te verhuren.

1976: stopzetting van horeca-uitbating.

Architecturale beschrijving van het complex (Stefanie Gilté en Paul Vanneste van het Agentschap Onroerend Erfgoed).

Nr. 251. Breedhuis met dubbelhuisopstand van vier traveeën en twee bouwlagen onder een pannen zadeldak. Verankerde bakstenen lijstgevel, beige beschilderd boven een zwart gepekte plint. Bijna blinde lijstgevel. De gevel is opengewerkt met rechthoekige muuropeningen voorzien van behouden schrijnwerk.

Nr. 253. Imposant dubbelhuis van negen traveeën en twee bouwlagen onder een pannen zadeldak. Verankerde witbeschilderde bakstenen lijstgevel boven een grijze plint. Afgelijnd met een imposante geprofileerde kroonlijst. De gevel is opengewerkt met rechthoekige muuropeningen. Centraal een deur gevat in een beschilderde omlijsting van blauwe gesinterde baksteen. Zware geprofileerde kroonlijst en centrale sluitsteen. Behouden deur- en vensterschrijnwerk. Kleine roedeverdeling en luiken op de begane grond.

Nr. 255. Café "Torenhof".
Imposant dubbelhuis van zeven traveeën en twee bouwlagen onder een pannen zadeldak (Vlaamse pannen). Bepleisterde en witbeschilderde lijstgevel met een donkere plint. Verhoogde begane grond. De gevel wordt afgelijnd door een kroonlijst op klossen. De gevel is opengewerkt met rechthoekige muuropeningen. Deur gevat in een arduinen geprofileerde omlijsting met spiegelboog. De bovendorpel is voorzien van opschrift "PIETER QUESTIER" en "ISABELLE PLYSON". Uitgewerkte sluitsteen voorzien van acanthusblad. Op de verdieping rechthoekige vensters met arduinen onderdorpels op typerende laatclassicistische consoles. Behouden deur- en vensterschrijnwerk. Boven het dak prijkt een imposante toren op vierkante plattegrond. Bovenaan voorzien van een leien dakje met een smeedijzeren windvaan. De bepleisterde en witbeschilderde toren is opengewerkt met rechthoekige muuropeningen in een geprofileerde omlijsting, en bovenaan met een rondboogvormige venteropening.
Behouden interieurelementen. De keldermuren zijn voorzien van fresco's.

Nr. 257. Breedhuis met enkelhuisopstand van vier/ vijf traveeën onder een pannen zadeldak. Als volume weergegeven op de kaart van Ferraris (1770-1778). Oorspronkelijk één geheel met de buurpanden Oostendesteenweg nrs. 251, 253, 255 en 259. Verankerde witbeschilderde lijstgevel boven een gecementeerde grijze plint. De gevel is opengewerkt met rechthoekige muuropeningen. Behouden schrijnwerk. De vensters zijn voorzien van kleine roedeverdeling. Benedenvensters bijkomend voorzien van traliewerk. Poort voorzien van sierlijke makelaar, panelen met diamanten, kroonlijst op uitgewerkte klossen.

Nr. 259. Hoekpand bij de Provincieweg (Grondgebied Gistel), op L-vormige plattegrond. Breedhuis met dubbelhuisopstand van zes traveeën en twee bouwlagen onder een pannen zadeldak. Maakt deel uit van een eenheidsbebouwing met name het torenhofcomplex, in het gehucht Moerdijk op de grens met Gistel. Als volume weergegeven op de kaart van Ferraris (1770-1778). Verankerde bakstenen lijstgevel, witbeschilderd boven een zwarte plint. De gevel is opengewerkt met rechthoekige muuropeningen. De deur is gevat in een omlijsting van blauwe gesinterde baksteen, beschilderd. Zware kroonlijst. Behouden schrijnwerk. Oorspronkelijk voorzien van luiken (zie duimen).

Het gebouw waarin de rosoliemolen was ondergebracht en de roskorenmolen zijn gesloopt. De nog bestaande gebouwen van het complex zijn opgenomen in een beschermd dorpsgezicht, en de nummers 253-259 werden beschermd als monument, vastgelegd bij ministerieel besluit van 03.07.1985. H

Bijlagen

Koenraad Vandenbussche, "De familie Questier, de eerste bewoners van het torenhof", Ernigahem (Handelingen van de Kring voor Geschied-, Heem- en Familiekunde), jg. 6, 1987, 1, p. 1-10.

Eens was de Moerdijk hét economisch centrum van onze gemeente. Vooral na de aanleg van de weg Oostende-Wijnendale rond 1765-1775 werd het een interessant knooppunt. Allerlei handelsondernemingen ontstonden en de vier herbergen in de achttiende eeuw langsheen de vaart bewezen de aantrekkingskracht van dit grensgebied van de gemeente. Het Torenhof - verkeerdeiljk als een zeventiende-eeuws buitengoed bestempeld (1) - is er nu nog te zien als een, zij het vervallen, symbool van die vroegere bloei.

Een invloedrijke familie

Het torenhof werd gebouwd door Pieter Jacob Questier. Pieter werd geboren op 17 mie 1724 in Ichtegem en huwde op 8 april van het jaar 1750 met de Koekelaarse Marie Isabelle Plyson, die toen tweeëntwintig jaar oud was (°18 december 1727)(2). Vermoedelijk kort na hun huwelijk vestigde het jonge paar zich in Eernegem (hun oudste dochter werd hier reeds ingeschreven op 13 juni 1751) in herberg "De Bolle" langs de Moerdijkvaart. Als herbergier werd Pieter Questier voor het eerst belast in 1766 (3).

Drie jaar later vond het gezin het huisje langs de Moerdijk te klein en gingen de Questiers "occuperen seker groot huijs nieuwe gebouwt, met stallinghen ende packhuijs offte magasijnen gestaen lancx den nieuwen Calsydewech van Oostende op Wijnendaele, jegens de Brugghe". Het uithangbord 'De Bolle' nam Pieter mee voor het nieuwe café. Het oude huisje werd verhuurd aan een wagenmaker (4). Het Torenhof, want dat was het "seker groot huijs", was duidelijk als handelshuis bedoeld. In de loop van de jaren zou Pieter Questier er een brouwerij, een olieslagerij en een kalkbranderij installeren. In 1792 bewerkte hij 24,11 ha grond (5).

Op 24 april 1783 overleed de vrouw van Questier, Marie Plyson, en in 1792 overleed Pieter (6). Zijn zoon, Jan Franciscus (°27 augustus 1766) huwde op 21 juli 1792 met Marie Thérèse Van Sieleghem (7). Hierdoor smeedde Jan hechte banden met één van de belangrijkste families uit de streek, wat bewees dat toen al de Questiers enig aanzien genoten. De Ichtegemse familie Van Sieleghem hield immers al vanaf 1749 het ambt van berijder van het ambacht Koekelare in handen. Deze berijder was een soort politiecommissaris, die in de gemeenten Koekare, Ichtegem, Ernegem en Bovekerke alle ongeregeldheden aan het bestuur van het Brugse Vrije moest rapporteren. De vader van Marie Thérèse, Judocus, was al op 2 juni 1754 berijder van dit ambacht geworden. En op het moment van het huwelijk bekleedde diens zoon Pieter deze functie, en dat al sinds 23 juni 1781 (8). Merkwaardig was ook dat al op 23 mei 1780 een oudere zus van Jann Questier, namelijk Francisca, in het huwelijk was getreden met een oudere broer van Marie Thérèse, namelijk Jan Franciscus Van Sieleghem. Deze was een gezworen landmeter en prijzer, én berijder van het Camerlincxambacht (Leffinge) (9).

Maar het huwelijk van Jan Questier had zo ook zijn zakelijke kanten. Toen op 22 maart 1794 de stokhouderij van Leffinge vacant werd, stelde Jan Van Sieleghem zich voor het ambt van openbare verkoper kandidaat. Deze belangrijke functie verplichtte echter "te stellen reele Borge voor de bedieninge en misbedieninge". Het was Jan Questier, die al zijn bezittingen en die van zijn vrouw die voor deze nieuwe functie van zijn schoonbroer borg stelde (10).

Bezittingen die hij grotendeels op 31 juli 1792, tien dagen na zijn huwelijk, verworven had. Die dag kocht hij immers van zijn zussen en broer hun erfdeel over. De vijf meisjes waren uitgezwermd en stelden geen belang meer in het familiegoed: Marie Anne (°13 januari 1751) vond haar geluk in Koekelare bij Jacobus De Bou; Joanna Clara (°4 november 1756) werd utiverkoren door Pieter Hoet uit Torhout; Anne Therese (°5 januari 1755) huwde met de Bruggeling Joannes van Windekens; Franscisca (°17 april 1760) was getrouwd met Jan Van Sieleghem; en Marie Godelieve (°6 juli 1762) volgde Joannes Leep naar Oostende. Ook in deze kuststad, maar ongetrouwd, woonde de oudere broer van Jan namelijk Pieter Jacobus Questier jr. (°2 juli 1764) als handelaar (1).

ZIj waren het er zonder problemen over eens om hun erfdeel aan hun jongere broer te verkopen. Zo werd Jan Questier eigenaar van "d'hofplaetse en boomgaert met remarquable woonhuijs en herberghe ghenaemt de Bolle midsgaeders Brauwerie, Peerden olie slagmolen en Rossecot, kalckoven, packhuijs, logien, scheure, peerde coeijen en swijnstallen met waeghencot & ander gheriefvelijckheden," Daaraangrenzend lag 18 gemeten 2 linien 52 roeden (8,33 ha) "vrije landinge, hoveniershof, boomgaerdtqueeckerije ende zaeijland" aan weerszijden van de Oostendsesteenweg en zich uitstrekkende tot aan Ganzestraat en Jokweg. Net voorbij de Jokweg situeerde zich nog een hoppeveld en zaailand van 3 gemeten 2 linien 74 roeden (1?73 ha). (12). Dit hele familiegoed kostte hen 3.021 ponden 3 schellingen 11 grootten Vlaams wisselgeld. Om dat alles te kunnen betalen diende Jan Questier een lening van 2.000 ponden aan te gaan bij de Gentenaar Pieter Hamelynck, heer van ten Bossche en erfachtig griffier van de Raad van Vlaanderen. Jaarlijks moest hij 100 ponden plus 5% intrest afbetalen (13). Maar zwaar viel hem dat allemaal niet. Al in april 1793 kon hij een hofstede van 5 gemeten (2,21 ha), gelegen langs de Oostendsesteenweg, voor 250 ponden van Frans Houvenaeghel kopen (14).

Plan: eigendom Jan Questier, met de benamingen Moerdijkvaart, Moere, Torenhof, Jokweg (nu Leugenboomstraat), Rijksweg Oostende-Torhout, Ganzestraat.
Prentkaart (VDF DEPOSE) "EERNEGHEM - Moerdyck". Het Torenhof in beter tijden, toen het nog werd bewoond door de familie Van Sieleghem. Prentkaart genomen voor 1922.
Foto. Boven de ingang van het hoogste gedeelte van het gebouwencomplex hebben de achttiende-eeuwse bewoners hun namen laten beitelen. (PIETER QUESTIER / ISABELLE PLYSON)

De Oostenrijkse informant

Jan Questier was niet van plan om de Franse revolutie, die ondertussen over onze contreien waaide, zomaar te laten passeren. Op 8 februari 1794, toen de strijdende legers zich voorbereidden om de beslissende slag te leveren, bood deze "entreprenneur en livrancier van fouragien voor de Troupen van Syne Majesteyt den Keyser en Koning in het departement van Westvlaenderen" zich aan om "1638 stuck eeken hout yder lang achttien voeten, en swaer twaelf duymen fransche maete" aan de Nieuwpoortse versterking te leveren. Daarmee moesten logementen voor 800 soldaten gebouwd worden (15). Pioniers zouden die klus wel klaren.

In de lente startten de Fransen echter een nieuw offensief. Al op 6 mei werden de inwoners van de plattelandsdorpen opgeroepen om alle verdachte personen nauwlettend in de gaten te houden en bij de overheid aan te geven (16).

Maar de Fransen lieten zich nergens door tegenhouden. Op 11 juni namen ze al Diksmuide in. Na de capitulatie van Ieper kreeg generaal Pichegru op 18 juni bevel om met zijn Noorderleger naar Oostende op te rukken (17). Twee dagen later berichtte Jan Questier van op de Moerdijk: "De Fransche ten getalle van vijfhonderd cavalerye 8 infanterie hebben hun ghisteren omtrent den middag wederom laeten vinden op de plaetse van Couckelaere, hunne achterhoede bestaende in drye honderd mannen meest alle infanterie bleef in tusschentijd geposteerd met vier stukken canon op de Dixmuydsche Calsyde aen de herberge de Balutte op het selve Couckelaere, eennighe Fransche husaeren hebben hun g'advanceerd tot anen de herberge den Leugenboom staende oock op Couckelaere aen dees zyde van de plaetse en niet verre van hier - de selve syn van de drye voornoemde plaetsen terug met belofte van hunnen 't wege van heden op nieuws, Couckelaere, Eerneghem & den post onser troupen alhier met meerder macht te koomen visiteeren. Volgens ontfangen rapporten zouden de fransche hun gecontendeerd hebben met eten en drinken uytgenoomen de diefte van Eenigte goude werk in de herberge de Princesse alfweg de plaetse van Couckelaere en Ichtegem."

"Myn huys," vervolgde Questier zijn relaas, "is het laetste op de lignie langst den vaerd alhier g'abandonneerd aen de fransche, de hannoversche troupen langst de noordzyde der vaerd posthoudende met noch eenige volontairen der post van Ghistel te saemen ten nombre van circa veertig mannen soo cavalrije als infanterie hebben in diffrente plaetsen te weten den calsyde-weg van Moere op hier, en van hier op Oostende doorsneen, by forme van Baterien. Maer de werken zijn noch niet voltrokken  nochte daer zyn ook geene cannons, twee sesponders welke tot Ghistel zijn, worden er verwacht tegen dat de bateryen voltrokken zullen zijn."

"De hanoversche troupen hebben desen moren gepatrouilleerd tot op Eerneghem plaetse en Aerdryke: sy opserveren de Moerdyck vaerd de distantie van circa 150 roedenn te weten van hier tot min als alfweg de waerebrugghe (...) vergete Ul. te melden dat de fransche huzaeren welke gekoomen zijn tot aen de leugenboom uyt de selve herberge mede genoomen heben sekeren Frans houveneghel den welken aldaer zat te drinken" (18).

Hoewel Questier spoedig meer informatie beloofde over de toestand in de streek, vonden we geen brieven meer van hem terug. Mogen we daaruit afleiden dat de Fransen inderdaad hun dreiging hebben uitgevoerd en die dag Eernegem hebben bezet? Wat we wel met zekerheid weten, is dat zes dagen later de Oostenrijkse troepen nabij Fleurus door de Fransen werden verslagen. Vlaanderen kwam eens te meer onder Franse bezetting. Ps op 1 juli zou Oostende in Franse handen vallen (18bis).

Een moeilijke 'Besogne"

De eerste twee jaren van die Franse bezetting had de bevolking het erg moeiljik. Opeisingen, verplichte oorlogsbelastingen, eenn epidemie ... de Eernegemnaars bleven er niet van gespaard. Alleen Jan Questier leek er geen last van te hebben. Hij kon een contract lospeuteren vaoor de levering van 20.000 facijnen van 18 voet lang en 1 voet diameter aan de Nieuwpoortse geniecommandant Debadie: dus in Franse dienst. De versterkingen van de kuststad hadden dringend een oplapbeurt nodig. De levering moest van 6 september tot 10 oktober gebeuren, maar al op 30 augustus meldde commissaris van het Brugse Vrije, Vandekerckhove, aan de schepenen van het Vrije dat, als de leveringen niet zouden vlug volgen, de Franse commandant Dabadie "Ul. van Ul. bedde sal doen haelen" (19). Onmiddellijk liet Questier de werken in het Wijnendaelbos starten. Eernegemse en Koekalaarse boeren verzekerden het vervoer van al het hout naar de Moerdijk (elke boer was verplicht per twee weken drie dagen te rijden), waar opgeëiste Moerenaars de schepen laadden en naar Nieuwpoort ketsten (20).

De werkzaamheden verliepen niet zonder moeilijkheden. Op 11 oktober meldde aannemer Questier dat de hoofdman van Moere door de commissaris van Oostende, Pieter de Melgar, gevangengenomen was. Vanuit Oostende waren in Moere immers twee wagens gerequireerd die door het dorp niet geleverd werden. Voor Questier was het zaak om de Moerse hoofdman zo snel mogelijk vrij te krijgen, want de in dienst van de Fransen aangenomen taak begon zijn geweten te bezwaren. In zijn brief heette het "eene besogne die ik met leed maar enkelyk om Ul. te verplichten aengenome hebbe."

Op 13 oktober was de hoofdman nog niet vrij. Questier liet zich in zijn nieuwe brief bitter uit over het gebeuren: "Den duyvel schijt wel sulke gedachten lijk die van d'heer Melgaert (...) Zal dese saeke niet gansch op mij gevreekt worden?" Want inderdaad, de Eernegemse en Koekelaarse boeren hadden, na het vernemen van de arrestatie van de hoofdman van Moere, het werk stilgelegd. "Zij weigeren te werken," meldde Questier, "den commandant der genie van Nieuport hadde mij Chasseurs toegeschikt om de boeren der benoemde prochien Couckelaere, Eerneghem en Moere tot den transport te pramen, die van Couckelaere en Eerneghem (...) durven my te seggen dat mijne besogne spruyt uyt eene ontfangen militaire commissie en dat sy sal veranderen met den tyd; dit is genoeg geseyd om te laeten verstaan het gedacht der boeren die hun als gefondeerd houden door 't geseyde arrest, ik geloove dat ik met vaste reden mijn ontslag mag versoeken wille ik eviteeren de desagnementen die ik staen te rencontreeren waere het saeke den tijd veranderde."

Vooral erg was het feit dat de boeren van Moere weigerden om nog schepen te ketsen, waardoor Questier duur betaald werkvolk moest inhuren om de schepen heen en terug naar Nieuwpoort te trekken. "Ik wille wel in alle voorenvallende occasien mijne gedienstigheid aen mijne Edele Heeren betuygen," vervolgde de jonge aannemer, "maer niet als wanneer ik mijne besogne niet kan volbrengen met profyt en eere soo voor de selve Mijne Heeren als voor mij." Gevolg was dat de schepenen van het Brugse Vrije aan commissaris de Melgar het bevel gaven om de hoofdman van Moere vrij te laten.

Wat dan weer deze edelman in woede deed ontvlammen. Na op 14 oktober nog eens de zaak van de niet geleverde wagens te hebben uiteengezet, vervolgde Pieter de Melgar: "(...) intusschen tijt nochtans Ul. wel biddende van soo lichtelyk en op rapport van diergelyke buijte heeren, en procurale gasten als eenen Questier en menighte sijnder gelykste sijn, geen geloof te geven. Hunne aanclachten sijn seer dicwils meer gefondeert op hunne eijgene baetigeijt als uijt liefde der goede saeken".

Tegen de avond van de vijftiende oktober was de hoofdman nog niet vrij. De situatie was geblokkeerd, aldus Questier: "Eventwel is het zeker dat de prochien Couckelaere en Eerneghem geene fascynen meer voeren en al is 't nochtans soo dat d'heer Simon inden naem vann Mijne Edele Heeren de selve twee prochien daer toe hij camerbrieven vermaend heeft." Op 16 oktober beval het Brugse Vrije opnieuw de vrijlating van de hoofdman van Moere en stelde voor de twee niet geleverde wagens in Leffinge op te eisen. Wellicht was dit het einde van het conflict. Het dossier werd althans afgesloten met dit vooorstel (21).

De houtleveringen zorgden in elk geval voor heel wat overlast bij de plaatselijke landbouwers. De Eernegemse hoofdman Elslander en zijn twee pointers Joannes Boucquez (in plaats van vader-pointer) en Joannes Verleye klaarden in november dat de boeren het land niet meer mochten bewerken, gezien ze dagelijks zes tot acht wegens met paarden moesten afstaan voor het houtvervoer van Wijnendalebos naar de Moerdijk, en dat er bovendien permanent vier wagens in dienst van de republiek reden. De Eernegemse notabelen vroegen om een deel van deze lasten op aangrenzende parochies over te dragen (22).

Op 14 januari 1795 waren de werken nog aan de gang. Die dag meldde Questier dat de Moerdijkvaart dichtgevroren lag, zodat de schepen niet konden vertrekken (23). Uit een brief van de aannemer op 2 februari aan de "Réprésentante du Peuple" bleek dat de werken al beëindigd waren: "(...) dat bij de zegevierende intocht van het Franse leger in België, dat hij sinds de maand juni-juli (messidor) heeft voorzien, voor de diensten van de troepen 42.000 bagoten en vier koorden hout, zonder dat hij daarvoor tot op heden betaald is geworden, niettegenstaande het feit dat de klager bij herhaling zich is gaan presenteren bij het 'Agentschap der verwarming', van wie hij niets anders heeft kunnnen vernemen dan dat de prijs van het hout nog niet vastgesteld was, alhoewel zij daarvoor diverse keren hadden geïnformeerd." En, besloot de klachtbrief, "hij (Questier) zal niet ophouden te wensen dat de veroveringen van de Republiek voortduren." (24). Op 7 februari ontving de aanemer 500 ponden voor gedane leveringen (25).

Op 2 november 1795 werd deze veelbelovende carrière echter abrupt afgebroken. Jan Questier overleed op negenentwintigjarige leeftijd (26). Hij liet een vrouw en twee kinderen achter. Maar behoeftig waren ze niet. De weduwe bleef het bedrijf verder uitbaten. In 1796 werd haar fortuin op 36.750  Franse ponden geraamd. Daarmee behoorde ze tot de top tien van rijkste Eernegemnaars (27).

Zij overleed op 20 maart 1813 en liet een negentienjarige dochter achter. Deze vormde uiteraard een interessante partij voor ambitieuze huwelijkskandidaten. Het was Joseph Van Sieleghem, op 14 oktober 1788 geboren uit de Leffingse familietak (Jan Van Sieleghem-Francisca Questier), die in 1815 met zijn jonge bruid en dubbele nicht (!) Marie-Thérèse Questier zijn intrek in het Torenhof nam. De inteelt zou vruchten afwerpen. Notaris Van Sieleghem werd de stamvader van een liberale dynastie, die ruim 100 jaar in Eernegem de plak zou zwaaien (28).

Voetnoten

(1) "Dit is West-Vlaanderen", dl. 1, p. 384.
(2) Rijksarchief Brugge, Parochieregisters Ichtegem, nr. 2, p. 365 en Rijksarchief Brugge, Parochieregisters Koekelare, nr. 6, p. 654 en nr. 9, p. 992.
(3) Rijksarchief Brugge, Brugse Vrije, Registers, Parochierekeningen, nr. 2924.
(4) Ibid., nr. 16625 (11 februari 1769).
(5) Ibid., Parochierekeningen, nr. 2946.
(6) Rijksarchief Brugge, Parochieregisters Eernegem, nr. 11, p. 2556.
(7) Ibid., nr. 8, p. 1782 en Rijksarchief Brugge, Parochieregisters Ichtegem, nr. 7, p. 1736.
(8) Rijksarchief Brugge, Brugse Vrije, Registers, nrs. 16624, 16625, 16627.
(9) Rijksarchief Brugge, Parochieregisters Eernegem, nr. 10, p. 2398.
(10) Rijksarchief Brugge, Brugse Vrije, Registers, nr. 16414: juridiction gracieuze, f° 9 r°.
(11) Ibid., nr. 16410: juridiction gracieuze, f° 43 r°.
(12) Ibid., nr. 16411, f° 95 r°
(13) Ibid., nr. 16410, f° 45 verso
(14) Ibid., 16412, f° 1 recto.
(15) Rijksarchief Brugge, Brugse Vrije, Bundels, nr. 4236.
(16) Ibid., nr. 4251.
(17) R. Lanszweert, "De Westhoek tijdens de Franse revolutie", Alveringem, eigen beheer, 1978, p. 190.
(18) Rijksarchief Brugge, Brugse Vrije, Bundels nr. 4263.
(18 bis), R. Lanszwert, o.c., p. 190.
(19) Rijksarchief Brugge, Brugse Vrije, Bundels, nr. 4263.
(20) Ibid., nr. 4256.
(21) Ibid., nr. 4258.
(22) Ibid. nr. 4256.
(23) Ibid., nr. 4272.
(24) Ibid., nr. 4270.
(25) Ibid., nr. 4272.
(26) Rijksarchief Brugge, Parochieregisters Eernegem, nr. 11;. Pastoor Roelens beweerde dat de overledene 32 jaar oud was.
(27) Rijksarchief Brugge, Archief Franse Hoofdbesturen, nr. 554.
(28) Joseph Van Sieleghem (1788-1861), was notaris in Koekelare (1816-1833) en in Brugge (1833-1858). Hij was tevens van 1848 tot 1850 en van 1858 tot 1861 liberaal provincieraadslid (L. Schepens, "De provincieraad in West-Vlaanderen, 1856-1921, Tielt-Amsterdam, Lannoo, 1976-1979, p. 165). Tevens was hij rond 1856 de auteur van een handgeschreven geschiedenis van Leffinge (R. Van der Heyde, "Een 19de-eeuws handschrift over Leffinge", in: Graningate, jg. 2, nr. 7, p. 169-184).

Literatuur

Archieven
Agentschap Onroerend Erfgoed, Afdeling West-Vlaanderen, nr. W/00638.
Kadasterarchief West-Vlaanderen, Primitief kadasterplan, 207: Mutatieschetsen, Eernegem, nr. 253: 1837/12, 1886/34, 1911/6, 1951/I/20.

Werken
Gilté S. & Vanneste P. m.m.v. Baert S., Boone B. & Vranckx M., Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Ichtegem met deelgemeenten Bekegem en Eernegem, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL48, 2010.
Vandenbussche Koenraad, De familie Questier, de eerste bewoners van het torenhof, in Ernigahem Handelingen van de Kring voor Geschied-, Heem- en Familiekunde, jg. 6, 1987, nr. 1, p. 1-10.
Vandenbussche, Koenraad, De Bolle, een oude herberg op de Moerdijk (1616-20ste eeuw), in: Ernigahem, jr. 31 (2012), nr. 3, p. 57-76.

Websites
www. koffie-torenhof.be
Agentschap Onroerend Erfgoed 2017: Oostendesteenweg (Eernegem), Inventaris Onroerend Erfgoed [online],

Overige foto's

<p>Rosmolen van de Moerdijk<br>Stampkot van het Torenhof</p>

Nr. 255. Foto: Stefanie Gilté, 2010

<p>Rosmolen van de Moerdijk<br>Stampkot van het Torenhof</p>

Nr. 251. Foto: Stefanie Gilté, 2010

<p>Rosmolen van de Moerdijk<br>Stampkot van het Torenhof</p>

Nr. 253. Foto: Stefanie Gilté, 2010

<p>Rosmolen van de Moerdijk<br>Stampkot van het Torenhof</p>

Nr. 257. Foto: Stefanie Gilté, 2010

<p>Rosmolen van de Moerdijk<br>Stampkot van het Torenhof</p>

Nr. 259. Foto: Stefanie Gilté, 2010

Stuur uw teksten over deze molen  | 
Stuur uw foto's van deze molen
  
Laatst bijgewerkt: woensdag 24 mei 2017

 

De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.

zoek in database zoek op provincie Stuur een algemene e-mail over molens vorige pagina Home pagina Naar bestaande molens