Molenzorg

Linkebeek, Vlaams-Brabant


Prentkaart voor 1912. Verzameling Ons Molenheem
Algemeen
Collectie
Verdwenen Belgische Molens
Naam

Klippemolen
Papiermolen
Hameleermolen

Ligging
Brouwerijstraat 195
1630 Linkebeek

oostzijde
bij hoek Kasteeldreef
op de Linkebeek
kadasterperceel A274


toon op kaart
Type
Bovenslag watermolen
Functie
Papiermolen, later korenmolen
Gebouwd
14de eeuw / na 1686
Verdwenen
1578, brand / 1686, oorlog / ca. 1920
Beschrijving / geschiedenis

De Brouwerijstraat heette vroeger de Molenstraat. In het begin van de 20ste eeuw telde Linkebeek nog drie molens. Het Molenhof, een verkaveling van 1974 in het noorden van de gemeente met toegangsweg vanuit de Brouwerijstraat, herinnert nog aan de molenactiviteit in en rond de voormalige Molenstraat.

De Klippemolen, Papiermolen of Hameleermolen was een watermolen op de Linkebeek, aan de oostzijde van de Brouwerijstraat (nr. 195), nabij de kruising met de Kasteeldreef.

Het  was een banmolen uit de 14de eeuw tot aan de brand in 1578. Daarna werd hij omgevormd tot een papiermolen.

Toen Gijselin van Groelst in 1309 zijn rechten op de Nedermolen (zie aldaar) afstond aan Jan IV, had hij de yerbintenis  aangegaan  de nabijgelegen «Accor», die de Klippemolen heette, nooit om te zetten in een graanmolen. In 1459 was het een papiermolen geworden. (Wauters, dl. III ). In 1484 was deze «Clippermolen tot Linckenbeke gelegen achter den pappiermolen» een cijns verschuldigd aan het Laathof van de grote honden van Bosvoorde. (G. 995) .

De betekenis van Klip en Klippermolen is niet met zekerheid bekend. Prof. Carnoy en van Loey geven verschillende mogelijke verklaringen er voor op, als  klip = slag; kleppe = stuk hout dat men, nadat men de molen heeft stil gelegd, tegen de kammen van het kamwiel laat vallen; het belet dat de molen averechts draait. Het kan ook een toestel zijn om de graanbak in molens in schuddende beweging te brengen.     ·

De molen dient vereenzelvigd met de latere kartonmolen (in de 19e eeuw aan de Scheeweg beneden de kerk.

In de 16e eeuw was die molen, welke te enigertijd een slijpmolen was, nl. waar gereedschap en wapens geslepen werden «van den Slijpmolen tot Linckenbeke bij Henriek van den Dijcke gelost» (Rekenkamer, 5085/ 1499), en gelegen «boven den Corenmoelen aldaer (de Nedermolen) opnieuw een «pampiermoelen»  geworden, welke Lijsbeth van den Bloecken «erftelijek te houden plach voor 2 clinckaerts van 14 st het stuck ... van mr. Henriek van den Sijpe ... vallende half november 1564» (Rekenkamer, 4253).

Op de Galgenberg te Watermaal gebeurde op 16.9.1532 een tragisch en tevens roerend feit, waarin een jonge werk­man, Pieter genaamd, die te Linkebeek in een papiermolen werkte, de hoofdrol speelde. Te Brussel was een oproer uit­ gebroken in verband met de overdreven duurte van het graan. Vorengenoemde Pieter werd bij die gelegenheid aangehouden en als rover tot onthoofding veroordeeld. Hij werd overge­leverd aan de meier van Rode en naar de Galgenberg gevoerd. Op het ogenblik dat hij neerknielde «in de rinck oft perck», kwam er een meisje aangelopen, de haren los en een krans van korenaren van de nieuwe oogst op het  hoofd. Ze eiste de veroordeelde op, zeggende dat zij hem wilde huwen, als hij daarin toestemde. Dit was een aangenomen gebruik en Pieter werd in vrijheid gesteld. (W.  III, 339).

Sommige molenaars hadden vroeger geen al te beste faam. Nu wordt dat minder gezegd, maar enkele jaren geleden zei men, als men sprak van iemand die niet veel van de kerk hield en maar op het laatste nippertje, met beloken Pasen, zijn Pasen hield, dat hij «met de muileters» te biechten ging. In 1551 werd  Inghel de knape van Willem Putmans, doentertijt moilder tot Linckebeke» beboet «omdat hij gheworpen hadde eenen candelaer naer Steven de Mol...». (R.K. 48476).

Hoe het ineenzit is niet met zekerheid te zeggen, maar later bouwde Filip Pletincx, wiens nazaten er later nog zullen op zijn, een kleine papiermolen, die hij kort nadien verkocht aan Jan van Lint. Wijl deze echter geen vergunning van de Rekenkamer had verkregen, werd hij vóór de Tol­kamer van Brussel gedaagd en verwezen tot betaling van een boete van 16 gouden Karolus. De vergunning werd hem echter toegestaan op voorwaarde jaarlijks een cijns te betalen van één karolus en zijn bedrijf niet om te zetten in een graanmolen, wat natuurlijk ten nadele zou zijn van de reeds bestaande Nedermolen, een paar  honderd meters verder (akte van 01.01.1547-48). Dit schrijft Wauters, maar in een akte van 1554 (RK. 295 f° 203), staat vermeld dat «Jan van Linth onlancx binnen den dorpe van Linckenbeke ten versuecke deur kennisse van der gemeynte aldaer geconstrueert heeft gehadt een papier moleken... met consent om den waterloop tot den voors. moleken te mogen gebruycken... voor één pen­nine Lovens... daer bij is bevonden dat het vs. molek en es staende binnen Linckenbeke boven zekeren corenmolen (de Nedermolen). In 1564 vinden we van Lint nog vermeld «voer tconsent hem gedaen van te moegen maecken eenen pampier­moelen in de prochie van Linckenbeke» (RK. 4253).

In 1666 was Guilliam Pletincx «molder op den molen bij de Helleweyde». Hij had twee knechten, Gabriël  Pauls en lngel Clabots. Deze, «wonende in den pampiermolen van Guilliam Pletincx», kwam in bovengenoemd  jaar voor in een zaak vóórhet fiskaal Officie. Hij had in de «herberge ende pampiermolen op den Alaert aen de vrouw van den huyse ende de dochter» iets gezegd waarvoor hij in die zaak als getuige moest optreden (f°. 125)

In 1683 was de papiermolen, 3 dw. en 6 r. groot, gelegen aan de straat en aan de Logenbeek, in het bezit van Gillis Clabots, denkelijk verwant met Ingel. Hij bezat ook het land de Eierenberg bij de Antenooi.  (G. 8468). In  1696 was hij nog op het huis met de «papiermolen ende herberge oft brouwerije. (G. 8468) .

In 1686 werd de molen, toen uitgebaat door Michiel de Naeyer, door Franse soldaten afgebrand. (G. 8947).

Van 1709 tot 1747 was een Pieter Winderickx (+ 16.9.1747) op de molen, vermoedelijk van vader op zoon die beiden dezelfde voornaam droegen. Van laatstgenoemd  jaar af, de weduwe Elisabeth Meerts (G. 8465). De doening bestond uit 1 bunder, 1 dagwand en 95 roeden land; 1 b. wede, en 1 dw. en 29  r. «cureland».

Als opvolger van de familie Winderickx vinden we in 1756  en 1760  Pieter Hollemans «grouwtpapiermaecker» (G. 8465), op 31.5.1750 gehuwd met Anna Maria Winderickx en overleden 18.8.1777.

In 1782 is er «aen de St. Sebastiaenswegh» Engel Hauwaert op (G.  8448).

Tussen de verschillende molenaars boterde het niet steeds in verband met het peil van het water. In 1830, toen een Coosemans op de papier- of kartonmolen was, maakte de wed. de Becker, die op de verdergelegen graanmolen was, haar beklag bij het gemeentebestuur tegen eerstgenoemde. De burgemeester begaf zich ter plaatse en vroeg aan Coosemans waarom hij op de  gestelde hoogdagen zijn grondsluis niet wilde trekken. Hierop antwoordde Coosemans dat hij nooit die  licht had verzuimd, maar dat de wed. de Becker hem wilde doen trekken hetgeen zich onder de grondsluis bevindt en waarop dezelve is rustende, hetgeen onbehoorlijk is... De weduwe zei dat in1748 het rad 7 1/2 voet en nu 9 voet groot was... (Gemeentearchief Linkebeek).

Bij  besluit van de Gedeputeerde Staten van de provincie Brabant van 14.04.1831 werd machtiging verleend om het molenwiel te vergroten.

In 1843 was Pieter Hauwaert op de «papiermolen op de Linckebeek, nr. 15 die sedert onheuglijke tijden» bestond. Omstreeks 1850  was de papiermolen, gelegen wijk A nr. 274a, eigendom  van Louis Edmond Sartiaux, kolenhandelaar te Brussel (Popp).

In 1854 werd hij uitgebaat door een genaamde Herman uit Nijvel,«fabricant de papier», die  dat jaar een vergunning aanvroeg en bekwam voor het plaatsen van een stoomketel, de eerste in de gemeente.

In 1866 werd de molen een kartonfabriek.

De vellen karton werden te drogen gelegd op de weilan­den omheen het kleine landelijk bedrijf, dat met  zijn hoge schoorsteen en witgekalkte woning  onder breedgekruinde bomen liefelijk gelegen was aan het  einde van de Kasteeldreef met haar statige kastanjebomen.

Eigenaars na 1830:
- voor 1834, eigenaar: Hauwaert-Thielemans Petrus, herbergier te Linkebeek
- 01.07.1845, erfenis: de weduwe en kinderen (overlijden van Petrus Hauwaert)
- 18.04.1849, verkoop: Crokaert-Van Istendael Henricus Joseph, landbouwer te Ukkel (notaris Delcor)
- 02.08.1850, verkoop: Hermans-Siffer Antonius, papierfabrikant te Hevillers (notaris Muller)
- 13.05.1857, verkoop: Desartiaux Ludovicus Edmondus, kolenkooman te Brussel (notaris Muller)
- 11.12.1863, verkoop: d'Anethan baron Julius Josephus, eigenaar te Schaarbeek (notaris Sroyen)
- 08.10.1888, erfenis: a) d'Anethan Julius Marie, eigenaar te Den Haag en b) d'ANethan Victor Marie, eigenaar te Schaarbeek (overlijden van Julius d'Anethan)

In 1866 werd hij in het kadaster omschreven als een waterkartonmolen. Er werd in 1902 een stoommachine geplaatst, evenwel niet voor de kartonmolen, maar voor een graanmolen.

De molen staakte alle bedrijvigheid in 1913 of 1916. De Duitsers hakten de omringende, eeuwenoude notenbomen om in 1914-1918. De papierfabriek, die in puin viel, werd daarna gesloopt. Lang nog nadat de gebouwen gesloopt werden, bleef het houten bovenslagrad nog ter plaatse, naast een nieuwe villa. Dat rad geraakte geheel vermolmd en verbrokkeld. Toen ook dit laatste overblijfsel weggenomen werd, verdween voorgoed het laatste spoor ervan. Thans staat daar een villa en niets her­innert er nog aan dat daar eeuwenlang de beek het rad van Linkebeeks oudste nijverheid deed draaien.

Bijlagen

Constant Theys en Jules Geysels, "Geschiedenis van Linkebeek", Met een voorbericht van Jan Lindemans, Brussel, Geschied- en Oudheidkundig Genootschap van Vlaams-Brabant, Brussel, drukk. A. Hessens, 1957, 8°, 271 p.

Papier-  en kartonmolens. - Na de uitvinding van de boek­drukkunst kwam er een grote vraag naar papier. Zo  ont­stonden weldra papiermolens op de vele beken en riviertjes, vooral ten zuiden van Brussel,

Pirenne in zijn Geschiedenis van België, 111, bi. 243, zegt dat in 1550 papiermolens in onze gewesten opgericht werden. Dit is feitelijk heel wat vroeger gebeurd. We weten immers dat te St. Genesius-Rode reeds vóór 1478  (C.Theys, Geschiedenis van Alsemberg, in hs. te Dworp in 1460 (C.T., Geschiedenis van Dworp, 174); te Huizingen (C.Theys, Geschiedenis van Huizingen, in hs.), reeds papiermolens bestonden. Ook te Linkebeek was dit reeds zeer vroeg het geval. In het Gulden­boek van St. Sebastiaan (± 1470) komen onder de leden een Koenraad, een Meeus (Bartolomeus), een Pieter en een Kwinten «de Pappiermaker»voor. Daaronder zijn er wellicht van Linkebeek zelf, maar meer is er niet over bekend.

Hoe dichter bij de plaats van verbruik (Brussel), immers, hoe ouder natuurlijk, want meer dan thans nog was het vervoer een belangrijk vraagstuk.

Over onze papiermolens bezitten we maar bitter weinig gegevens, hoewel toch voldoende om er ons  een bepaald denkbeeld over te geven.

Toen Gijselin van Groelst in 1309 zijn rechten op de Nedermolen (zie aldaar) afstond aan Jan IV, had hij de yerbintenis aangegaan de nabijgelegen «Accor», die de Klippemolen heette, nooit om te zetten in een graanmolen. In 1459 was het een papiermolen geworden. (Wauters, dl. III ). In 1484 was deze «Clippermolen tot Linckenbeke gelegen achter den pappiermolen» een cijns verschuldigd aan het Laathof van de grote honden van Bosvoorde. (G. 995) .

De betekenis van Klip en Klippermolen is niet met zekerheid bekend. Prof. Carnoy en van Loey geven verschillende mogelijke verklaringen er voor op, als klip = slag; kleppe = stuk hout dat men, nadat men de  molen heeft stil gelegd, tegen de kammen van het kamwiel laat vallen; het belet dat de molen averechts draait. Het kan ook een toestel zijn om de graanbak in molens in schuddende beweging te brengen.     ·

De molen dient vereenzelvigd met de latere kartonmolen (in de 19e eeuw aan de Scheeweg beneden de kerk.

In de 16e eeuw was die molen, welke te enigertijd een slijpmolen was,  nl. waar gereedschap en wapens geslepen werden «van den Slijpmolen tot Linckenbeke bij Henriek van den Dijcke gelost» (R.K. 5085/ 1499), en gelegen «boven den Corenmoelen aldaer (de Nedermolen) opnieuw een «pampiermoelen»  geworden, welke Lijsbeth van den Bloecken «erftelijek te houden plach voor 2 clinckaerts van 14 st het stuck ... van mr. Henriek van den Sijpe ... vallende half november 1564»  (Rekenkamer 4253).

Op de Galgenberg te Watermaal gebeurde op 16.9.1532 een tragisch en tevens roerend feit, waarin een jonge werk­man, Pieter genaamd, die te Linkebeek in een papiermolen werkte, de hoofdrol speelde. Te Brussel was een oproer uit­ gebroken in verband met de overdreven duurte van het graan. Vorengenoemde Pieter werd bij die gelegenheid aangehouden en als rover tot onthoofding veroordeeld. Hij werd overge­leverd aan de meier van Rode en naar de Galgenberg gevoerd. Op het ogenblik dat hij neerknielde «in de rinck oft perck», kwam er een meisje aangelopen, de haren los en een krans van korenaren van de nieuwe oogst op het  hoofd. Ze eiste de veroordeelde op, zeggende dat zij hem wilde huwen, als hij daarin toestemde. Dit was een aangenomen gebruik en Pieter werd in vrijheid gesteld. (Wouters, III, 339).

Sommige molenaars hadden vroeger geen al te beste faam. Nu wordt dat minder gezegd, maar enkele jaren geleden zei men, als men sprak van iemand die niet veel van de kerk hield en maar op het laatste nippertje, met beloken Pasen, zijn Pasen hield, dat hij «met de muileters» te biechten ging. In 1551 werd Inghel de knape van Willem Putmans, doentertijt moilder tot Linckebeke» beboet «omdat hij gheworpen hadde eenen candelaer naer Steven de Mol....». (Rekenkamer, 48476).

Hoe het ineenzit is niet met zekerheid  te zeggen, maar later bouwde Filip Pletincx, wiens nazaten er later nog zullen op zijn, een kleine papiermolen, die hij kort nadien verkocht aan Jan van Lint. Wijl deze echter geen vergunning van de Rekenkamer had verkregen, werd hij vóór de Tol­kamer van Brussel gedaagd en verwezen tot betaling van een boete van 16 gouden Karolus. De vergunning werd hem echter toegestaan op voorwaarde jaarlijks een cijns te betalen van één karolus en zijn bedrijf niet om te zetten in een graanmolen, wat natuurlijk ten nadele zou zijn van de reeds bestaande Nedermolen, een paar  honderd meters verder (akte van 1.1.1547-48). Dit schrijft Wauters, maar in een akte van 1554 (RK. 295 f° 203), staat vermeld dat «Jan van Linth onlancx binnen den dorpe van Linckenbeke ten versuecke deur kennisse van der gemeynte aldaer geconstrueert heeft gehadt een papier moleken... met consent om den waterloop tot den voors. moleken te mogen gebruycken... voor één pen­nine Lovens... daer bij is bevonden dat het vs. molek en es staende binnen Linckenbeke boven zekeren corenmolen (de Nedermolen). In 1564 vinden we van Lint nog vermeld «voer tconsent hem gedaen van te moegen maecken eenen pampier­moelen in de prochie van Linckenbeke» ( RK. 4253).

In 1666 was Guilliam Pletincx «molder op den molen bij de Helleweyde». Hij had twee knechten, Gabriël  Pauls en lngel Clabots. Deze, «wonende in den pampiermolen van Guilliam Pletincx», kwam in bovengenoemd  jaar voor in een zaak vóórhet fiskaal Officie. Hij had in de «herberge ende pampiermolen op den Alaert aen de vrouw van den huyse ende de dochter» iets gezegd waarvoor hij in die zaak als getuige moest optreden (f°. 125)

In 1683 was de papiermolen, 3 dw. en 6 r. groot, gelegen aan de straat en aan de Logenbeek, in het bezit van Gillis Clabots, denkelijk verwant met Ingel. Hij bezat ook het land de Eierenberg bij de Antenooi.  (G. 8468). In  1696 was hij nog op het huis met de «papiermolen ende herberge oft brouwerije. (G. 8468) .

In 1686 werd de molen, toen uitgebaat door Michiel de Naeyer, door Franse soldaten afgebrand. (G. 8947).

Van 1709 tot 1747 was een Pieter Winderickx (+ 16.9.1747) op de molen, vermoedelijk van vader op zoon die beiden dezelfde voornaam droegen. Van laatstgenoemd  jaar af, de weduwe Elisabeth Meerts (G. 8465). De doening bestond uit 1 bunder, 1 dagwand en 95 roeden land; 1 b. wede, en 1 dw. en 29 r. «cureland».

Als opvolger van de familie Winderickx vinden we in 1756  en 1760  Pieter Hollemans «grouwtpapiermaecker» (G. 8465), op 31.5.1750 gehuwd met Anna Maria Winderickx en overleden 18.8.1777.

In 1782 is er «aen de St. Sebastiaenswegh» Engel Hauwaert op (G.  8448).

Tussen de verschillende molenaars boterde het niet steeds in verband met het peil van het water. In 1830, toen een Coosemans op de papier- of kartonmolen was, maakte de wed. de Becker, die op de verdergelegen graanmolen was, haar beklag bij het gemeentebestuur tegen eerstgenoemde. De burgemeester begaf zich ter plaatse en vroeg aan Coosemans waarom hij op de  gestelde hoogdagen zijn grondsluis niet wilde trekken. Hierop antwoordde Coosemans dat hij nooit die  licht had verzuimd, maar dat de wed. de Becker hem wilde doen trekken hetgeen zich onder de grondsluis bevindt en waarop dezelve is rustende, hetgeen onbehoorlijk is... De weduwe zei dat in1748 het rad 7 1/2 voet en nu 9 voet groot was... (Gemeentearchief Linkebeek).

Bij  besluit van de Staten dd. 14.4.1831 werd machtiging verleend om het molenwiel te vergroten.

In 1843 was Pieter Hauwaert op de «papiermolen op de Linckebeek, nr. 15... die sedert onheuglijke tijden» bestond. Omstreeks 1850  was de papiermolen, gelegen wijk A nr. 274a, eigendom  van  Louis Edmond Sartiaux, kolenhandelaar te Brussel (Popp).

In 1854 werd hij uitgebaat door een genaamde Herman uit Nijvel,«fabricant de papier», die  dat jaar  een vergunning aanvroeg en bekwam voor het plaatsen van een stoomketel, de eerste in de gemeente.

Wanneer in de 19de eeuw, de molen een kartonfabriek geworden is, is niet bekend.

De vellen karton werden te drogen gelegd op de weilan­den omheen het kleine landelijk bedrijf, dat met  zijn hoge schoorsteen en witgekalkte woning  onder breedgekruinde bomen liefelijk gelegen was aan het  einde van de Kasteeldreef met haar statige kastanjebomen.

Lang nog nadat de gebouwen gesloopt werden, bleef het rad, vermolmd en verbrokkelend, zichtbaar. Toen ook dit laatste overblijfsel weggenomen werd, verdween voorgoed het laatste spoor ervan. Thans staat daar een villa en niets her­innert er nog aan dat daar eeuwenlang de beek het rad van Linkebeeks oudste nijverheid deed draaien.

Literatuur

Archieven
Algemeen Rijksarchief, Brussel, Rekenkamer, register 295, f° 203 (akte van 1554)
Algemeen Rijksarchief Brussel, Rekenkamer, nr. 4253 (akte van 1564)
Algemeen Rijksarchief Brussel, Rekenkamer 5085 / 1499.

Werken
Geysels  A., "Rond de Alsembergsesteenweg", in: Sjoenke, Gemeenschapskrant Linkebeek nr.  294, 2008, p. 8-9.
Ontdek Linkebeek… langs 6 wandelingen met uitleg, Linkebeek, 2008, p. 7.
Daveloose Barbara m.m.v. Kennes H., "Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie Vlaams-Brabant, Gemeente Linkebeek, Herinventarisatie, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen VLB12", 2010.
Herman Holemans, "Kadastergegevens: 1835-1985. Brabantse wind- en watermolens. Deel 2: arrondissement Halle-Vilvoorde (A-L)", Kinrooi, Studiekring Ons Molenheem", 1991;
M.A. Duwaerts e.a., "De molens in Brabant", Brussel, Dienst voor Geschiedkundige en Folkloristische Opzoekingen van de Provincie Brabant, 1961;
J. De Gelas, "De Linkebeekse molens", in: Driemaandelijks tijdschrift van de Heemkring Rode "De Sprokkelaar", Sint-Genesius-Rode, jg. 7 (1984), nr. 1, 11-12; nr. 3, 9-10;
Constant Theys en Jules Geysels, "Geschiedenis van Linkebeek", Met een voorbericht van Jan Lindemans, Brussel, Geschied- en Oudheidkundig Genootschap van Vlaams-Brabant, Brussel, drukk. A. Hessens, 1957, 8°, 271 p.

Overige foto's

<p>Klippemolen<br>Papiermolen<br>Hameleermolen</p>

Prentkaart ed. E. Desaix, Brussel. Verzameling Ons Molenheem

<p>Klippemolen<br>Papiermolen<br>Hameleermolen</p>

Prentkaart ed. L. Lagaert, Brussel. Verzameling Ons Molenheem

<p>Klippemolen<br>Papiermolen<br>Hameleermolen</p>

Overgebleven waterrad naast villa. Prentkaart (coll. John Verpaalen, Roosendaal)

Stuur uw teksten over deze molen  | 
Stuur uw foto's van deze molen
  
Laatst bijgewerkt: dinsdag 19 april 2016

 

De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.

zoek in database zoek op provincie Stuur een algemene e-mail over molens vorige pagina Home pagina Naar bestaande molens