Molenzorg

Leuven, Vlaams-Brabant


Prentkaart. Verzameling Ons Molenheem
Collectie
Verdwenen Belgische Molens
Naam

Redingenmolen

Ligging
Redingenstraat
3000 Leuven

op de Dijle
kadasterperceel D1244


toon op kaart
Type
Onderslag watermolen
Functie
Korenmolen, oliemolen
Gebouwd
voor 1260
Verdwenen
1863, verbouwd tot werkhuis / 1944, oorlog
Beschrijving / geschiedenis

Net voor de samenvloeiing van de Dijle met de nevenloop volgt terug een groep van twee molens. De grootste is de Redingenmolen met er recht tegenover de Boemalemolen. Beide molens zijn genoemd naar Leuvense patriciërsgeslachten. De Bomaelemolen was al actief in de 13de eeuw, maar werd in 1397 afgebroken zodat het Dijlewater van deze arm volledig voor de Redingenmolen beschikbaar kwam. De Redingenmolen was reeds in 1260 in werking.

Op een prent van de Leuvense Prentenatlas zien we de Redingenmolen als een eenvoudig gebouw.

De Redingenmolen kreeg de naam van de familie van Redingen, een van de "zeven geslachten te Leuven" en een van de aanzienlijkste patriciërsfamilies. Vanaf het einde van de 13de eeuw had deze haar vertegenwoordigers in het stadsbestuur (1). Volgens Mo­lanus sneuvelde Wilhelmus van Redinghen in de Guldensporenslag te Kortrijk, waaraan hij deelnam met de Brabanders, die in de rangen van de Fransen streden (2). Volgens dezelfde schrij­ver was een Henricus van Redinghen abt van Park in de jaren 1332-39. Toen de familie haar plaats in de adel definitief ver­worven had, verliet ze Leuven. Sommige van haar leden vinden we in Brussel, andere in Tienen terug. In 1470 is een Hendrik heer van Oplinter (3). Het gehucht Redingen onder Venrijk droeg vroeger de naam Redingen, een toponiem dat teruggaat op de vorm Radingaheim, waarvan drie afleidingen in Noord-Frankrijk en één in Nederland voorkomen (4).
In een akte van 1235 komt een "Walter, molitor de Redinghen" voor, die in Vertrijk woonde. Mogen we hieruit besluiten dat het geslacht van Redinghen uit dit dorp naar Leuven overgekomen is (5)? De familie bewoonde een hofstede op de linkeroever van de Dijle, niet ver van een poort van de eerste ringmuur, waaraan even­ eens haar naam verbonden werd.

De molen stond naast de hof­stede (6). De ringmuur volgt aldaar, zoals men zou kunnen verwachten, de Dijle niet, maar zwenkt op de plaats, waar zich thans het huis nummer 15 van de Redingenstraat bevindt. on­middellijk in de richting van de Broekstraat. Dat is op zijn minst eigenaardig te noemen, als men nagaat dat een onbenullig beekje als de Bakelein aan de oostzijde van de stad als dekking gebruikt werd. Moet de verklaring soms niet gezocht worden in het feit dat de  Redingenmolen tot het einde van het Oud Regime een leen was van de heer van Heverlee, dat in de Xlle eeuw nog geen Leuvens grondgebied was (7)?

In 1286 rees er een be­wisting tussen de heer van Heverlee en de Abdij van Park. naar aanleiding van de heropbouw van de molen bij het kasteel van Heverlee. Beide partijen deden een beroep op de heer van Rotselaar en Redingen om scheidsrechterlijk op te treden. Het aanzien van deze laatste was dus wel groot, om samen met een vertegen­woordiger van een van de meest vooraanstaande families van Brabant  aangeduid te worden. Dat wettigt de veronderstelling dat het geslacht van Redinghen al enkele generaties de molen in leen hield. De heer van Heverlee zelf moest ook hulde be­wijzen aan de hertog van Brabant voor de meer stroomopwaarts gelegen Graetmolen.

In 1319 was Raldulphus van Redingen schepen; in 1337 werd zijn hofstede vermeld in een oorkonde van de Tafel van de H. Geest (8). De laatste van het geslacht, die als schepen zetelde was Geraart, die in het dienstboek opgetekend staat voor het dienstjaar 1385 (9). Willem Boenen weet ons te vertellen dat Geertruide van Redingen in het huwelijk trad met heer Bernard van Bourgneval, die in 1376 overleed (10). Het is langs deze weg dat de molen in het bezit van deze familie geraakte, zoals blijkt uit een akte van 1403 (11). Het geslacht van Bourg­neval behield hem niet lang, want reeds in 1425 was het ridder Jan Bocxhoren, die het leen hield (12).

In 1551 was Michiel van Noeteren leenman. Deze was gehuwd met Geertruydt vuijtet Heilicht. Hun zes kinderen stonden in 1571 voor het leenhof van Heverlee hun rechten af aan «Peetere vanden Daele, Pau­welssone, by consente Heer Peeters vanden Dale, priesten". Het goed is beschreven als volgt: «de molen van Redingen met hue­ren toebehoirten ende huijsen daerop staende, gelegen binnen der stadt van Lovene, tusschen de Dijle aldair ende dander hoff­steden in heen zijde der poirten alsoe lancx doergaende totter Dijlen toe». Nadat hij de hulde bewezen en de eed van trouw afgelegd had, moest de nieuwe  leenman voor het hergeweide 15 rijnsgulden betalen. Hierbij kwamen nog 3 gulden kamerrechten en de fooi van een stuiver voor de portier (13). Peter van Dale was een oud-leerling van de Leuvense Universiteit, kanunnik van O.-L.-Vrouwkerk van Antwerpen en deken van de collegiale kerk van Sint-Maarten te Aalst. Hij stichtte in 1569 het college op de Naamsestraat, dat naar hem genoemd werd. De molen maakte deel uit van het patrimonium van deze instelling (14). We lezen dan ook in de telling van 1597: «Den Rengen oft Redingen molen, toebehoorende de Collegie van den Daele, be­woont by Jan Arkenteele, moldere, met zyne huysvrouwe; hou­dende een peert» (15). Het Redingenhof zelf was toen de resi­dentie van jonker Willem van Oyenbrugge, heer van Meldert.

Het goed Redingen werd tegen de Redingenmolen aangebouwd en breidde uit tot een voornaam pand, Outgaardenaar Petrus Rega trouwde er in met de erfdochter Elisabetha Mertens. Met zijn tweede vrouw Christina Van Herberge werd hij de vader van de latere beroemde arts, professor en universiteitsrector Henricus Josephus Rega, geboren op het hof van Redingen in 1690.

In het begin van de 18de eeuw wist de Rekenkamer niet meer dat de molen afhankelijk was van het leenbof van Heverlee. Zij dreigde hem te doen sluiten omdat het college geen octrooi aangevraagd had en de cijns niet betaalde, die aan de hertog van Brabant toekwam voor het gebruik van het water. De adminis­tratie werd er beleefd op attent gemaakt dat «sa Maiesté est re­connue pour le dit moulin par voie médiate du ducq d'Arschot, qui relève de Sa Ma(jes)té le fieff principal au quel le dit moulin est subalterne" (16).

Bij de wijktelling van 1726 heette het geheel “Den Reghen Blijckhoff”, er werden dus stoffen en lakens gebleekt op de achterliggende bleekweiden. In een latere fase werd het geheel vernieuwd tot een hoog molencomplex.

In 1746 werd de molen getaxeerd voor 5 gulden "neiringh­ gelt". Hij werd toen bediend door een meester en drie knapen (17).

Rond 1830 was de molen in het bezit van Ph. De Busscher, schrijnwerker te Leuven.

In 1863 werd de watermolen, die uitgerust was met een onderslagrad, verbouwd tot werkhuis.

De molensite was in het begin van 20ste eeuw nog te zien was op tekeningen en foto’s en in 1920 nog steeds actief.

In 1944 werden de brug over de Dijle en de gebouwen hier verwoest en bleef er van de gebouwen minder en minder over. Tenslotte werd het geheel afgebroken en kwam een nieuwe weg met aanpalende nieuwe gebouwen in de plaats.

A. MEULEMANS

Bijlagen

Etienne Franckx, Ramon Kenis, Paul Reekmans & Wim Platteborze, "Redingeneiland, een watermolenpark", Leuven Historisch (Nieuwsbrief van het Leuvens Historisch Genootschap vzw), jg. 12, 2015, 1 (maart), (nr. 44), p. 24-35.

In het kader van onze wandelingen “De Dijle levend door Leuven” in samenwerking met Natuurpunt, wordt bij gelegenheid van de ERFGOEDDAG op ZONDAG 26 APRIL 2015, het ‘REDINGENEILAND, voormalig WATERMOLENPARK’ historisch belicht door het LHG en cultuurlandschappelijk door Natuurpunt. Dit artikel vormt de aanzet voor een ruimer verhaal voor een doorlopend presentatie in de Dijlemolens vanaf 10u-18u. Voor de rondleidingen ben je uitgenodigd van 14u tot 15u30. Zie programma erfgoeddag

Ligging van het watermolenpark

Als vervolg en deel drie van onze wandelingen “De Dijle levend door Leuven” komen we aan bij de noordelijke helft van het eerste Dijle-eiland binnen de stad, het Redingeneiland. Het is een ingesloten gebied met een oppervlakte van 2,1 hectare en een omtrek van ruim 600 meter.

Het Redingeneiland ligt tussen beide ringmuren. Oostelijk was het de tuinzone langs de Begijnenstraete, de huidige Schapenstraat, en de lintbebouwing langs de Heverschestraete, de Naamsestraat van nu, die de grens vormde.

Zuidelijk lag het Groot Begijnhof begrensd door de Goedenholenweghe, later de Molenstraete en nu de Zwartzustersstraat, met haar bijhorende landerijen.
Westelijk de Rixksvonderen-, nadien de Begijnendijck, met de daarachter liggende velden van de patriciërs “van Redingen”. Vandaar de huidige Redingenstraat.

De noordgrens werd gevormd door de eerste ringmuur. Via de Wolven- en de Redingenpoort kon men sinds de Middeleeuwen van en naar het gebied.

Laat dit gebied nu net stroomafwaarts van de eerste woonkern “ten Hove” liggen.

Niet alleen de oorsprong van onze stad maar ook de gedroomde plaats om een reeks molens neer te poten. Het werden er in totaal acht van de net meer dan twintig Leuvense watermolens, dus bijna de helft van het totale molenpark.

De Dijle als krachtbron

Vermits de Dijle een relatief groot verval en een behoorlijk minimumdebiet heeft was de rivier een ideale bron van waterkracht. Het realiseerbaar hoogteverschil tussen de vele opeenvolgende molens was echter klein waardoor er enkel onderslagmolens gebouwd konden worden. Hierdoor had iedere molen het recht om water op te stuwen, maar dit zonder de werking van de stroomopwaartse molen in het gedrang te brengen. Dit opstuwniveau noemde men de “pegel” hetgeen werd geregeld met schotbalken. Hoe hoger de pegel, hoe meer niveauverschil tussen in- en uitgang van het waterrad en hoe hoger het rendement.

Deze pegel is in de loop van de geschiedenis dikwijls een twistpunt tussen de onderlinge molens geweest. Getuige daarvan zijn de verschillende processen en minnelijke schikkingen die via de schepenbank beslecht werden. Frauduleus aanpassen van de pegel heeft zelfs voor overstromingen gezorgd, onder andere in het Groot Begijnhof.

Van de watermolens leveren onderslagmolens het kleinste koppel waardoor men de raderen ging verbreden om alzo het koppel op te drijven, maar daardoor werden de raderen minder rigide. Een andere mogelijkheid was meerdere smalle, maar sterkere, raderen in tandem te plaatsen. Deze laatste optie werd bij ons gekozen zodat er naast de molen nog een doorgang mogelijk bleef voor de scheepvaart. De molenaars waren hierdoor eveneens sasmeesters. Bovendien kon men bij vloedwater het overtollige water massaal naast de molen afleiden om overstromingen door opstuwing te vermijden en alzo schade aan het molenwerk te vermijden.

Het beheer van de watermolens

Van in het prille begin van het feodaal tijdperk waren de Leuvense molens eigendom van de heren van het desbetreffende gebied. Deze heren waren ten eeuwigen tijde eigenaar van de waterlopen.

Voor het gebied hetgeen later onze stad zou worden waren dat dus de graven van Leuven en later, na hun opwaardering, de hertogen van Brabant. Zij besteedden, als leenheer, het beheer van een deel van hun molens uit aan leenmannen. Bij ons de heren van Heverlee en Rotselaar. Zij schonken nadien een deel van deze molens aan kloosters en instellingen.

De resterende molens werden in erfpacht gegeven aan Leuvense patriciërs die dikwijls hun naam verbonden aan de molen zoals later zal blijken.

Vandaar de titelkeuze. De heer kreeg een overeengekomen bedrag als pachtgeld en de winst was voor de pachter. Na de 14de eeuw werd het beheer van de molens één voor één afgestaan aan enerzijds de ambachten en anderzijds aan rijke Leuvense investeerders, de geldwisselaars.

Het malen zelf werd uitbesteed aan molenaars die zich net voor 1360 verenigden in een molenaarsambacht.
Langzamerhand werden de molenaars leenmannen van de heer en konden ze bestempeld worden als eigenaars van de molens. Zij dienden aan hem nog enkel het maalgeld te betalen.
Het maalrecht en zeker de banmolens bleven tot aan de Franse Revolutie in bezit van de heren.

De Dijle en zijn armen

De beide armen van de Dijle, de brede hoofdloop en de smallere nevenloop vormen reeds decennia een twistpunt. Zijn het twee natuurlijke armen of is de nevenloop door de mens aangelegd? Als de nevenloop van natuurlijke origine is kan het beschouwd worden als een godsgeschenk voor de molens. Men kon zo op hetzelfde verval twee keer zo veel molens kwijt. Als deze zijloop er van oorsprong niet was zouden onze voorouders die zeker zelf aangelegd hebben. Enkel archeologisch onderzoek van de bedding kan uitsluitsel brengen.

Het ligt voor de hand dat de sterkste molens op de hoofdloop terug te vinden zijn, het werden er vijf, gegroepeerd op twee sites. De nevenloop bediende drie net kleinere molens waarvan er twee later ook een eenheid gingen vormen.

Reeds voor het tekenen van de eerste stadskaart in 1550 bestond er tussen de beide armen een verbindingskanaal, “de Vorde”. Deze bypass zorgde ervoor dat de molens tijdens de zomerse lage waterstand toch konden blijven werken door water van de ene naar de andere arm om te leiden. Bij onderhoud aan de molens kon er daardoor ook de doorstroming verlegd worden zodat niet alle  molens op de desbetreffende arm stil vielen als de bedding werd drooggelegd voor werken onder de waterlijn. Dit tussenkanaal is gedempt voor 1850 en ligt momenteel onder een parking.

Eind 16de eeuw evolueerde het bijna volledig open gebied naar een randbebouwing.
Het binnengebied bleef echter een volledig groene zone met weide en hoveniersgronden. In de 17de en begin 18de eeuw is het vooral het Zwartzusterklooster dat uitbreidt. Het binnengebied, samen met enkele molens, komt meer en meer in de handen van het Driutiuscollege waardoor er daar een grote binnentuin ontstond. Het is pas op het eind van deze eeuw dat de situatie gaat veranderen.

De Franse Revolutie zorgt er voor dat de kerkelijke- en adellijke eigendommen verkocht werden waardoor er klein ambachtelijke activiteiten in dit gebied voet aan de grond kregen. Het Zwartzusterklooster blijft wel functioneren omwille van hun humanitair karakter. Zij zullen nog verder uitbreiden tot wat het nu is.

De huidige Dijle die vandaag door een keurslijf stroomt was rond 1600, de vermoedelijk periode waarin de prent getekend werd, flink wat breder. Ze vormde na haar passage langs de molens een brede kom. Vooraan rechts, links van het wandelpad komt een stukje niemandsland aan de oppervlakte dat bij hoogwater de vloed kon opvangen.

Zwanenzang van deze Leuvense watermolens

Op het eind van de 17de eeuw was de Dijle niet meer in staat om nog meer watermolens te voeden zodat men genoodzaakt was om het tekort aan maalcapaciteit op te vangen door windmolens. Er werden er binnen de stadsmuren op verheven plaatsen twee gebouwd. Eén op de oude grafheuvel in de omgevingvan de huidige Tomveldstraat aan de Tiensepoort. De andere op de fundatie van een vestingtoren van het hertogelijk kasteel op de Boelenberg, waar nu het Mariabeeld staat. Halfweg de Parkstraat kwam er ook een rosmolen in actie, waar met paard of os de maalstenen werden aangedreven.

In de loop van de negentiende eeuw deed onder invloed van de industriële revolutie de stoommachine zijn intrede en werden eerst de wind- en nadien de watermolens één voor één buiten dienst gezet en verlaten. Soms werd het maalwerk ondersteunend aangedreven door stoomkracht.

Vermits men dan de waterkracht van de Dijle en de Voer niet meer nodig had, verhuisde demaalactiviteiten naar de Vaartzone en ging men volledig over op de veel sterkere stoommachines als aandrijfkracht.

Een sfeerbeeld van rond het moleneiland

Met een beetje goede wil kan men nu nog steeds ervaren hoe het binnengebied er ooit heeft uitgezien. Omgevingsfoto’s uit begin van vorige eeuw versterken dit beeld nog. Het lijkt wel een weggelopen stukje Brugge in Brabant.

De molens in detail

Een situatietekening van de site, uit 1830, maakt het allemaal net overzichtelijker. Links de hoofdloop, rechts de nevenloop. De “Vorde”, de verbinding tussen beide Dijlearmen is duidelijk te zien. Het binnengebied is nog volledig groen.

Groep 1 - Schorsmolen, Vorstemolen en Graetmolen

Op de hoofdloop vinden we twee clusters van molens. De eerste is een groep van drie molens die in de loop van de tijd versmolten zijn tot één molengroep en die momenteel nog steeds bestaat. Op de hoek van d Zwartzusters- en de Redingenstraat stond voorheen de Schorsmolen (1), Vorstemolen (3) en de Graetmolen (2). In de omgangstaal werd deze groep de Begijnenmolens genoemd, hun ligging net over het Begijnhof verklaart deze naamgeving.

De Graetmolen begon zijn loopbaan als de Nethenmolen naar het patriciërsgeslacht die hem reeds voor 1282 in leen had. Nadien pakten de stadsedelen “van der Graet” deze over, die er dan definitief hun naam aan verbonden. Na twee branden en evenveel heropbouwen bleef hij tot 1979 als molen in dienst waarna het een ecologisch wooncomplex werd.

De Schorsmolen was in 1304 eigendom van het patriciërsgeslacht Uten-Brule. De huidenvetters hebben er jarenlang eikenschors gemalen voor hun looiactiviteiten.

Het maalwerk ging in 1818 in de vlammen op en werd niet meer heropgebouwd. De site werd opgeslorpt door de grotere Graetmolen.

De Vorstemolen was voor 1275 door de hertog geschonken aan het groot Begijnhof en werd in 1407 samengevoegd met de Graetmolen waardoor diens capaciteit een heel stuk groter werd.

Uit Straat Histories Groot-Redingenhof: Reus, Jan Van der Graetmolen, is genaamd naar Jan vander Grate, die in 1430 eigenaar was van de molen. De reus ziet het levenslicht op 23 april 1988, als zinnebeeld voor de buurtgemeenschap en is een creatie van Leo Fabri “.

Zie onder de foto van de reus en de ontwerper.

Groep 2 - Redingen- en Bomaelemolen

Net voor de samenvloeiing met de nevenloop volgt terug een groep van twee molens. De grootste is de Redingenmolen (4) met er recht tegenover de Boemalemolen (5). Beide genoemd naar Leuvense patriciërsgeslachten. De Bomaelemolen was al actief in de 13de eeuw, maar werd in 1397 afgebroken zodat het Dijlewater van deze arm volledig voor de Redingenmolen beschikbaar kwam. De Redingenmolen was reeds in 1260 in de familie.

Deze molensite was in 1920 nog steeds actief. Op een prent van de Leuvense Prentenatlas zien we de Redingenmolen als eenvoudig gebouw liggen.

Het goed Redingen werd nadien aangebouwd tegen de Redingenmolen en breidde nadien uit tot een voornaam pand waar de Outgaardenaar Petrus Rega introuwde met de erfdochter Elisabetha Mertens. Met zijn tweede vrouw Christina Van Herberge werd hij de vader van de latere beroemde arts, professor en universiteitsrector Henricus Josephus Rega.

Bij de wijktelling van 1726 heette het geheel “Den Reghen Blijckhoff”, er werden dus stoffen en lakens gebleekt op de achterliggende bleekweiden. In een latere fase zal het geheel vernieuwd worden tot een hoog molencomplex dat in het begin van 20ste eeuw nog te zien was op tekeningen en foto’s. Bij de WO II werd de brug over de Dijle hier verwoest en bleef er van de gebouwen minder en minder over. Tenslotte werd het geheel afgebroken en is een nieuwe weg met aanpalende nieuwe gebouwen in de plaats gekomen.

Groep 3 - Gaffelmolen: Cropel en Corbekemolen

De nevenloop voedde eerst een losstaande molen, de Vliegmolen (6). Net voorbij de verbindingsarm stond nog een groep van twee molens tegenover elkaar. De linkse was de Cropelmolen (7), de rechtse heette de Corbekemolen (8). Samen werden ze meestal de Gaffelmolen genoemd.

Het leen van de Corbekemolen was sinds begin 1200 van de patriciërs “van Corbeke” en dit tot 1420 wanneer de molen één geheel gaat vormen met deze op de andere oever, de Cropelmolen. De Cropel bestond met zekerheid voor 1140 onder zijn eerste naam de “Wissecummolen”.

Nadien gingen ze samen als Gaffelmolen door hun maalleven. Deze bleef malen tot aan de Franse Revolutie waarna de zone getransformeerd werd in onder andere een koekjesfabriek Meurrens.

Groep 4 - Vliegmolen

De Vliegmolen begon zijn loopbaan voor 1263 als leengoed van het geslacht “van Nethen”. De molen met molenrad is nog lang blijven bestaan en spijtig genoeg in recente tijden vervangen door een stijlloos  op exact dezelfde plaats en met het quasi zelfde casco, vandaar onze reconstructie van wat eens was, zij het in een draadfiguur.

Bronnen:

A. Meulemans, De Leuvense Watermolens, Eigen schoon en de Brabander 1963-1964
Madeleine Tits, De Leuvense Watermolens, GOKLO 1986
De Maalders, Leuvense ambachten, A. Meulemans, Eigen schoon en de Brabander, jaar 47
Wim Platteborze, Eigendommen Driutiuscollege, onuitgegeven onderzoeksprokkel, 2015
Stadsarchief Leuven, Foto’s en prenten, , opname EF
Evert Cockx en Gilbert Huybens, De Leuvense Prentenatlas, GOKLO jaargang 41
Stadsarchief Leuven, De Leuvense wijkboeken 1675 en 1726, , selectie EF

Fig. 1: Detail plan W. Bleau ca.1650
Fig. 2: Koppelwatermolen, voorbeeld, anonieme opname, internet
Fig. 3: Stadsplan 1581 door Hogenberg, detail, projectgebied
Fig. 4: Schors- en Graetmolen, ca. 1600, prentenatlas f°110, detail, inkleuring EF
Fig. 5: Redingenhoeve, samenloop Dijle, vooraan restant bebouwing Boemalemolen, SAL fotoarchief, inkleuring EF
Fig. 6: Hoofdloop Dijle net voor samenvloeiing, SAL, fotoarchief
Fig. 7: Kadasterkaart, 1830, detail projectgebied, inkleuring EF
Fig. 8: Begijnenmolens, kadasterkaart 1830, inkleuring EF Orientatiekaartje
Fig. 8a: Familiewapen, “van den Graete”, W. Boonen 1594, inkleuring EF
Fig. 8b: Familiewapen, “Uten- Brule”, W. Boonen 1594, inkleuring EF
Fig. 8c: Familiewapen, “van Nethen”, W. Boonen 1594, inkleuring EF
Fig. 9: Molenwerk tussen Schors- en Graet, zicht vanop de Zwartzustersstraat, SAL
Fig. 10: Reus Jan van Graetmolen, foto WP
Fig. 11: Graet- en schorsmolen, na 1680, zicht vanuit binnengebied, anonieme prent, SAL
Fig. 12. Molenwerk Schors- en Graetmolen, Zwartzusterstraat, SAL fotoarchief, inkleuring EF
Fig. 13. Graet- en schorsmolen, net na WO III, zicht vanuit de Molenlaan, SAL fotoarchief
Fig. 14: Graet- en Schorsmolen - ca 1960 met opgetekend dak - SAL fotoarchief
Fig. 15: Dylemolens, voorheen Schors- en Graetmolen in 2015, foto EF
Fig. 16: Orientatiekaartje Redingenmolen, ;kadasterkaart 1830, inkleuring EF
Fig. 16a: Familiewapen, “Redingen”, W. Boonen 1594, inkleuring EF
Fig. 16b: Familiewapen, “van Bomaele”, W. Boonen 1594, inkleuring EF
Fig. 17: Redingenmolen, prentenatlas f°10 detail
Fig. 18: Woning rechts, plaats waar ooit de Boemalemolen stond, op de achtergrond de Redingenmolen, zicht Redingenstraat rug naar Schapenstraat, SAL fotocollectie
Fig. 19: Redingenmolen, aquarel Herman Reekmans 1924, zicht richting Begijnhof
Fig. 20: Links Redingenmolen, rechts restant Boemalemolen, centraal Sint-Antoniusschool, zicht Redingenstraat rug naar het Grpot Begijnhof, SAL
Fig. 21: Redingenhoeven, anonieme prent, zicht vanuit achterliggende velden richting Schapenstraat SAL fotocollectie
Fig. 22: Oriëntatiekaartje Gaffelmolen, kadasterkaart 1830, inkleuring EF
Fig. 22a: Familiewapen, “van Corbeke”, W. Boonen 1594,inkleuring EF
Fig. 23: Nevenloop Corbekemolen (Gaffelmolen), prentenatlas f°11 detail
Fig. 24: Orientatiekaartje Vliegmolen, kadasterkaart 1830, inkleuring EF
Fig. 25: Vliegmolen en kapel Zwartzusters, na 1680, zicht vanuit binnengebied, anonieme prent, SAL fotoarchief, inkleuring EF
Fig. 26: Vliegmolen, SAL fotocollectie, inkleuring EF
Fig. 27: Vliegmolen, simulatie ligging molen en vorm, foto en simulatie RK

Literatuur

Voetnoten

(1) M. Tits, "Brabantiel", 1957, blz. 360.
(2) Molanus
(3) de Raadt, "Scéaux armoriés", Deel III, blz. 200.
(4) Dr. Jan Lindemans, "Toponymische Verschijnselen", blz. 10, 12, 45;
Dr. J. De Vries, "Etymologisch Woordenboek", blz. 197. Voornaam Radbert, vleinaam Rado.
(5) Stadsarchief Leuven (SAL) 4477.
(6) Van Even, op. cit., blz. 225. Citaat schepenakte van 1525: "supra domum unam nuncupatam t'Hoff van Reedingen, sitam ultra portam dictam de Redinge Poirte, prope molendinum".
(7) d'Udekem de Guertechin, "Le Chateau d'Heverlé et ses Seigneurs", blz. 29.
(8) Van Even. op. cit., blz. 225. - de Raadt, "Sceaux armoriés". deel III, blz. 199
(9) SAL 55
(10) Willem Boonen, op. cit., blz. 282. - Divaeus liber II 66.
(11) SAL 7303.
(12) J.B. Gramaye, "Lovanium Brabantiae Metropolis", editie 1708, blz. 58 "Heverle. Jurisdictie ejus olim   quam nunc amplior: cujus pars cum agro suo nunc urbs, & urbis est; illa nimi rum ubi Sancti Quintini fanurneit, & Beginarum Curia."
Deze geschiedkundige, hoogleraar te Leuven, schreef deze tekst in het begin van de XVIIe eeuw.   Als verwijzing geeft hij op: "Ex Archivis oppidi ad an. 1358".
(13) SAL 4096.
(14) Van Even, op. cit., blz. 593. Gebouw thans ingenomen door het lyceum.
(15) Willem Boenen, op. cit., blz. 374. Het is de geschiedschrijver zelf die in de parochie van Sint-Kwinten met de telling belast was.
(16) SAL 4096.
(17) SAL 11.708, blz. 1.

A. Meulemans, "De Leuvense watermolens", in Eigen Schoon en de Brabander", jaargang 46, nr. 1-2, 1963, p. 34-37 (hoofdstuk: De Redingenmolen)
A. Meulemans, "Leuvense Ambachten. De Maalders", in: Eigen Schoon en de Brabander, XLVII, 1964, p. 271-300.
M. Tits, "De Leuvense watermolens in Mededelingen van de Oudheidkundige Kring voor Leuven en omgeving", jaarboek 1986, p. 3-5, 23-26.
M.A. Duwaerts e.a., "De molens in Brabant", Brussel, Dienst voor Geschiedkundige en Folkloristische Opzoekingen van de Provincie Brabant, 1961.
Herman Holemans, "Kadastergegevens: 1835-1985. Brabantse wind- en watermolens. Deel 4: arrondissement Leuven (A-L)", Kinrooi, Studiekring 'Ons Molenheem', 1993.
G. Vandegoor, "Leuven", 1998.
E. Van Even, "Louvain dans le passé et le présent", Leuven, 1895.
Geert Sterckx, De Dijle door Leuven, vergeten kracht of drijfkracht, in: Ons Heem, 2008, 2.
Mondelaers Lydie & Verloove Clara i.s.m. Van Roy Diane, Van Damme Marjolijn en Meulemans Katharina. "Inventaris van het bouwkundig erfgoed. Provincie Vlaams-Brabant. Leuven binnenstad. Herinventarisatie. Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen. VLB2, 2009".
Etienne Franckx, Ramon Kenis, Paul Reekmans & Wim Platteborze, "Redingeneiland, een watermolenpark", Leuven Historisch (Nieuwsbrief van het Leuvens Historisch Genootschap vzw), jg. 12, 2015, 1 (maart), (nr. 44), p. 24-35.

Overige foto's

<p>Redingenmolen</p>

Detail van deze prentkaart. Verzameling Ons Molenheem

<p>Redingenmolen</p>

Pentekening. Verzameling Ons Molenheem

<p>Redingenmolen</p>

Prentkaart. Verzameling Ons Molenheem

Stuur uw teksten over deze molen  | 
Stuur uw foto's van deze molen
  
Laatst bijgewerkt: zaterdag 31 december 2016

 

De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.

zoek in database zoek op provincie Stuur een algemene e-mail over molens vorige pagina Home pagina Naar bestaande molens