Vliegmolen
op de Dijle
700 m ZW v.h. centrum
kadasterperceel D870
De Vliegmolen op de Dijle was een korenwatermolen met onderslagrad op de Dijle. Hij werd voor 1263 opgericht als leengoed van het geslacht “van Nethen”. en werd regelmatig herbouwd.
De vroegst bekende vermelding van de «Vlighemolen» dateert van 14 november 1263 (1). Jacob van Nethen, burgemeester van Leuven, staat aan de Tafel van de H. Geest een huis af nabij de brug van de Vliegmolen. Hoe kwam deze molen aan zijn naam? Vermoedelijk dankt hij die aan de familie Vlieghe, die in de XVe eeuw in onze stad nog vertegenwoordigd was (2). In het begin van de XIVe eeuw leveren een paar akten het bewijs van het bestaan van een Egidius en van een Godfried Vlieghe (3).
De oudste beschrijving van de ligging vandemolenwerd door VanEven in het charterboek van Sint-Pieterskerk opgediept (4). «Vlieghstrare en in die van de XVIe, Borrenwech (5). Reeds in de ordonnantie van 1369 situeert men de Vliegmolen samen met de Begijnen- en de Netbenemolen in de Werf (6) .
Nog een beschrijving van de ligging, weliswaar van veel latere datum, namelijk deze die voorkomt in het wijkboek van 1719: «t Cloister vande Swerte Susters ter j", thuijs den krom horen ter ij, de deijle van achter ter iij", den Arium van voor ter iiij" sijden» (7). Let op de verbastering van Arem tot Arium'. Oorspronkelijk was dit voorplein bekend als Arnhem.
Uit dit alles kunnen we afleiden dat de Vliegmolen zich bevond achteraan in de eigendom van de latere Firma Purlina, Schapenstraat 68.
Op het einde van de XIIIe eeuw was de molen reeds niet meer in het bezit van de Vlieghe's: in 1295 hadden Arnold, plebaan van Sint-Pieter en Gillis, gezegd Lizen, een deel van 1/5 in de eigendom en zij berentten dat in het voordeel van Walter, gezegd Miles (8).
De cijnsboeken van 1571 en 1643 laten ons toe de opvolging van de eigenaars na te gaan vanaf circa 1500 (9). De eerste «erfpachter, die geciteerd wordt, is Jan de Buysere, die mits een rente van 5 denier Lovens het recht verkreeg «van dat hy inde dyle tdrinckwater vande firmery vander baginnen sal moeghen stellen een vloghe met twee pylen ende met plancken gescut, om de stroom vanden watere te deylen ende dat de Dyle zoe zeer niet versancien en soude, daer voor hy tonderpande geseelt heeft de voirs. zyne moelen».
Jan de Buysere werd opgevolgd door Aert de Schoesetter (of Scoesitter) en zijn vrouw Maria vander Steen; in 1526, waren het Thomas Vlemincx (of de Vleminck) en Catharina van Dorne, die het goed verwierven mits betaling van een erfcijns van 15 mud koren aan Zijne Majesteit. Ten slotte wordt Mr. Henri Ghysens nog vermeld. Uiteindelijk moest de rentmeester Havens beslag leggen op de molen «by faulte van betalinghe» (10). Dit moet op het einde van de 16de eeuw gebeurd zijn, want volgens de telling van 1598, was de toestand toen als volgt: «Den Vliechmolen, toebehootende onsen genadigen heere der Conincklyke Majesteyt, als hertoge van Brabant, bewoont by Geeraert van Loetere, moldere, met zyne huysvrouwe ende eenen knaepe; houdende een peert» (11). smaadden geen bijverdienste, zij hielpen hun klanten de tijd korten door een lekker glaasje bier te schenken, mits betaling, natuurlijk!
Dat duurde tot op een mooie dag in 1682 de ontvanger van de bieraccijns daar een kijkje kwam nemen en vaststelde dat de maalder «was debitterende syn bier ende het zelve verkocht tot twee b!ancken het goet ende een blanck het cleijn bier den pot». Dat liep wel een beetje de spuigaten uit! Klacht werd ingediend bij de stadsraad. De molenaar beweerde dat die gunst hem door zijn pacht toegestaan was, waarop de vroede vaderen het wijs besluit namen een nader onderzoek voor te schrijven (12).
Op grond van de rekeningen van het "neiringhsgelt" voor 1758, werd de molen toen in bedrijf gehouden door de meester, bijgestaan door één knaap (13).
Eigenaars na 1830:
- voor 1834, eigenaar: Janssens Joannes Petrus, de kinderen, te Leuven
- 1843, rectificatie: Janssens-Staes Guillelmus Jan Frans, olieslager te Leuven (verklaring op 20.05.1843)
- 22.12.1877, erfenis: de weduwe en de kinderen (overlijden van Guillelmus Janssens)
- 15.09.1893, verkoop: a) Marneff-Joosten Henri en Cie, landbouwer te Leuven (notaris Roberti)
- 1919, verkoop: Wullepit-Smets Eugeen Emiel Leopoldus Maria, nijveraar te Leuven
- 28.12.1922, verkoop: maatschappij "Belgische maatschappij Saber", te Leuven (notaris Bosmans)
De graanmolen werd in 1907 omgevormd in een mortelfabriek met watermolen ("watertuig"). In 1914 volgde de omvorming in een stopverffabriek met watermolen (watertuig). Het kadaster noteerde in 1942 nog een uitbreiding en in 1948 een gebruik als watermolen.
De watermolen met rad bleef bestaan tot 1951. Dan werd hij vervangen door een stijlloos woonhuis op exact dezelfde plaats en met het quasi zelfde casco.
Op de site werd een turbine geplaatst voor de opwekking van groene stroom. Een vistrap garandeert de opwaartse vismigratie.
A. MEULEMANS & Herman HOLEMANS
Voetnoten
(1) Stadsarchief Leuven (SAL) 3452.
(2) SAL 2044.
(3) SAL 4394.
(131) SAL 8.602. A° 1457, Renier Vlieghe en zijn zuster Carharina, echtgenote van Hendrik Pichose, beide kinderen van Jan, verkopen een perceel wijngaard op de Hynnenbergh te Wilsele.
(4) Openbare Onderstand, 402-461.
(5) Ed. Van Even, op. cit., blz. 172 en 225 - A° 1336.
(6) SAL 7.375, A° 1483; eveneens in de telling van 1598.
(7) Willem Boonen, op. cit., blz. 28.
(8) SAL 2552, f° 50 r°.
(9) Openbare Onderstand, 658.
(10) SAL 3457, f' 116 v° - RAB 44.790 fo 205. Vanaf de brug in het Begijnhof kan men de scheidingsmuur in de rivier zien. Om zijn gelijkenis heet dit kunstwerk in de volksmond "Doodkist". Het verslag over de toestand van de Dijle in 1734 noemt het «de eijsere reepe» (AL 3596 ).
(11) Willem Boonen, op. cit., blz. 374.
(12) SAL 327, f° 288.
(13) SAL 11.708, f° 51.
A. Meulemans, "De Leuvense watermolens", Eigen Schoon en de Brabander, jg. 46, nr. 1-2, 1963, p. 34-37.
A. Meulemans, "Leuvense Ambachten. De Maalders", in: Eigen Schoon en de Brabander, XLVII, 1964, p. 271-300:
M. Tits, "De Leuvense watermolens in Mededelingen van de Oudheidkundige Kring voor Leuven en omgeving", jaarboek 1986, p. 3-5, 23-26.
M.A. Duwaerts e.a., "De molens in Brabant", Brussel, Dienst voor Geschiedkundige en Folkloristische Opzoekingen van de Provincie Brabant, 1961.
Herman Holemans, "Kadastergegevens: 1835-1985. Brabantse wind- en watermolens. Deel 4: arrondissement Leuven (A-L)", Kinrooi, Studiekring 'Ons Molenheem', 1993.
G. Vandegoor, "Leuven", 1998.
E. Van Even, "Louvain dans le passé et le présent", Leuven, 1895.
Geert Sterckx, De Dijle door Leuven, vergeten kracht of drijfkracht, in: Ons Heem, 2008, 2.
Etienne Franckx, Ramon Kenis, Paul Reekmans & Wim Platteborze, "Redingeneiland, een watermolenpark", Leuven Historisch (Nieuwsbrief van het Leuvens Historisch Genootschap vzw), jg. 12, 2015, 1 (maart), (nr. 44), p. 24-35.
De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.