Molenzorg

Wingene, West-Vlaanderen


Algemeen
Collectie
Verdwenen Belgische Molens
Naam

Leenmolen

Ligging
Leenmolenstraat
9870 Wingene

nabij kruising met Leenzerkstraat
1,3 km N van de kerk
kadasterperceel B987


toon op kaart
Type
Staakmolen
Functie
Korenmolen
Gebouwd
1631
Verdwenen
1918 - oktober, oorlog
Beschrijving / geschiedenis

De "Leenmolen" was een houten korenwindmolen (type tweezolder-staakmolen op teerlingen) aan de Leenstraat. Op oude kaarten staat de Leenmolen aangeduid ter hoogte van de Leenzerkstraat. De molen is lang de enige bebouwing in de straat geweest.

De staakmolen werd opgericht in 1631. Andries Deruddere stapte in 1631 naar het kasteel bij de heer van Wingene, Jan van Haveskercke. Hij kreeg een stuk land in cijns voor de tijd van 50 jaar, om er een molen te bouwen. Dit was ook de aanleiding voor de vorming van de benaming "Leenmolen", dus als "molen op het leen". Deruddere plaatste er ook een rosmolen bij.

Kort daarop liet de baron een vierdubbele dreef (de Lange Dreef) aanleggen van de Lentakkermolne, voorbij het kasteel, naar de nieuwe Leenmolen. Dat is te zien op een kaart van de periode 1630-1660: de toegangsdreef loopt in het begin van de Rozendalestraat naar de Lentacker- en de Leenmolen. Ook in het landboek van Wingene van 1756 zien we vanuit de Rozendalestraat de toegangsdreef tot de Leenmolen. De Lange Dreef verdween later, tot grote opluchting van de molenaar, omdat de bomen voor belangrijfke windhinder zorgden.

In 1888 werd een stoommachine geplaatst. en in 1908 werd naast de molen een stoommaalderij gebouwd.

Eigenaars sinds 1834:
- 1834, eigenaar van de grond: de Croix-de la Grange Phillippus Josephus, de weduwe, eigenares te Dadizele
- later, eigenaar van het gebouw: a) De Craene-Landuyt François de kinderen en b) Gevaert, de kinderen
- 16.03.1855, erfenis: van de grond: de erfgenamen (overlijden van de weduwe de Croix)
- 16.03.1844, erfenis (van de grond): de Montmorency-de Croix Anne Edouard Louis Joseph, eigenaar te Parijs (F)
- 14.04.1858, verkoop van het gebouw: Rommel Carolus Ludovicus (weduwnaar Vandewiele Marie-Thérèse), molenaar te Waardamme (notaris Kesteloot)
- 25.02.1888 (van de grond) de Durforc Civrac de Lorge - de Montmorency Luxembourg Marie Louis August, eigenaar te Parijs (F) (onderhandse akte)
- 22.08.1889, verkoop van het gebouw: Rommel-Adriaens Felix, molenaar te Waardamme (notaris Wyffels)
- 23.09.1907, verkoop van het gebouw: Rommel August, handelaar te Waardamme (notaris Coucke, met een afpacht van 01.10.1907 tot 30.09.1950)

De molen kwam in 1858 in handen van Karel-Louis Rommel.

Tijdens de eerste wereldoorlog verboden de Duitsers om te malen, maar er werd voor de boeren veel 's nachts gemalen. Ze mochten komen wanneer het waaide, maar doorgaans moest de molenaar dat hen zelf zeggen. Op een nacht was er zo een regelmatige wind, dat er op twee uur tijd niet minder dan 50 zakken werden gemalen.

De molen werd in oktober 1918 door de terugtrekkende Duitsers in brand gestoken om niet als uitkijkpost te kunnen dienen voor dde aanrukkende verbondenen tijdens de gevechten aan de Ringbeek. De Duitsers maakten er niet veel spel van. Ze gooiden enkele schoven stro onder de molen, goten er een tweetal bidons benzine op en de vlammen deden hun werk. De brandende molen stortte onder een groot gekraak neer. Enkele Duitse soldaten op de naburige hofstede klapten in hun handen. De volgende morgen lag de molen nog altijd te roken.

De windmolen werd niet herbouwd. Er werd verder gemalen met de "lokomobiel" die er al stond ten tijde van Adolf Danneels. Deze lokomobiel kwam er uit noodzaak of de klanten zouden wegblijven. Ze wilden niet wachten en moesten onmiddellijk bediend worden, wind of geen wind.

Lieven DENEWET & Herman HOLEMANS

Bijlagen

J(ules) F(raeyman), "De molen van Poelvoorde en zijn zeven gematen (Vervolg van bl. 94)", Biekorf, jg. 49, 1948, p. 115-118.
Onze Poelvoordemolen - om tot hem weer te keeren - had nu, hoop en al, nog twee kameraden: vijf had hij er reeds verloren, alleen nog de Leenmolen, een zijner alleroudste vrienden, en de Pijpemolen, een der laatst bijgekomene, stonden er nog.

De Leenmolen, de aloude molen der Heeren van Wingene ‘de meulen up 't leen’, viel als slachtoffer van den oorlog 1914-1918. Hij werd tijdens den terugtocht, door de aftrekkende Duitsche troepen in brand gestoken... om niet tot uitkijkpost te kunnen dienen voor de aanrukkende verbondenen tijdens de gevechten aan onze Ringbeke. Daar werd niet veel spel rond gemaakt. Eenige schooven stroo werden er onder gesmeten, 'n pulle of twee benzine op gegoten... en de vlammen deden hun werk!
‘Op ons hof, vertelde me een gebuur, stonden 'n hoop Duitsche soldaten het spel gade te slaan en ze klakten in hun handen toen de laaiende molen ineenstortte met een eendelijk gekraak. “Bravo!” riepen ze “Bravo!” - 'k Had ze kunnen in hun gezicht slaan! 's Anderendaags 's morgens lag hij nog altijd te veunzen en te vonken! Was me dat 'n destruatie!’.
Van heropbouwen was hier ook geen sprake, er stond trouwens reeds een ‘lokomobiel’ van ten tijde van Adolf Danneels. ‘We moesten wel, zegt Leon, of de kalanten verliepen. Z'en wilden niet meer wachten, en moesten seffens geriefd zijn!’
‘'k Hebbe d'er oprecht spijt van, zegt vader Rommel, wiens molen het was, dat die moedwillige soldaten hem in brande staken, het spijt mij oprecht, dat mijne meulen weg is... 't was 't beste meuleken van uren in 't ronde, zoo licht dat het liep! g'hadt het moeten zien!... 't liep trouwens op bielen, van toen al’.

‘Binst den oorlog 14-18, ge weet dat nog, was het malen “verboten”... en we maalden wij 's nachts. 'k Verwittigde de boeren dat ze met hun bakten mochten komen van als 't waaide. Maar 'k moest het meestendeels nog zelf gaan zeggen dat ze moesten afkomen: ze meenden dat de wind niet fel genoeg was... Ze waren d'er zoete mee! 't Meuleken droei dat het 'n plezier was. G'hadt het moeten zien! Ne keer... 'k zal het nooit vergeten: 't was helledonkere nacht en stuifregen... en 'n windeke dat schoone effen woei... en alsaan maar verdapperde... geen stuikwind maar schoone effen deure waaien... 'k Leie de lichte op den trap, en we gaven katoen... 'k Geef u te raden hoeveel zakken we er dien nacht in 2 uren hebben deurgedraaid...: 50...! niet te gelooven hé? Dat was 'n meuleken, 't beste van de wereld!... Had hij er nu nog gestaan, 'k liet hem verdekkeren - en nu dat de Lange Dreve weg is, die mijnen besten wind onderschepte, ze zouden moeten van verre komen om mij den baard af te doen!’

En vader Rommel sprak die woorden uit met ware bezieling. Het oude molenaarsbloed van geslachten ver, werd weerom wakker en sprak luide en klaar... schoone om zien!

Stilaan begon nu 'n gevoel van groote eenzaamheid op onze Poelvoordemolen te wegen. De Leenmolen, een zijner oudste kameraden, had hij zien staan laaien en rooken, en 'n pooze nadien ineenstorten. En dat en had hem geen deugd gedaan... verre van daar! en 't neerhalen van Veldensmolen, zijn naaste gebuur, dat had hem nog meer gesnoerd, maar nu had hij vernomen dat er ook al op Vercoutersmolen aan de Pijpe ne ‘meteur’ te stampen stond. Telkens hij daar op peisde, zuchtte hij van zwaar verdriet, want hij wist, bij ervaring, maar al te wel, dat dit het begin van het einde was. Hij en kon het over zijn herte niet krijgen, dat nu ook de Vercouters, dat molenaarsvolk van den echten ouden stam, nu ook den strijd gingen opgeven. Hij had Joos Vercouter nog gekend, die in de jaren 1735, samen met zijn gemaat, koster Jan-Frans Bouckaert, onzen eersten koster van dien name, den ‘plaatsemeulen’ beging.

Hij had Ivo Vercouter, een van Joostens nazaten, den molen aan de Pijpe weten zetten en Naas, zijn vader Ivo zien opvolgen, en Naasens vier kloeke zonen Pol, Gusten, Menten en Juul weten opgroeien en aankomen; de drie eerste weten uittrouwen en aan Juul den molen zien toevallen, juist Juul die er het minst voor voelde! 't Verwonderde hem dan ook al geen kanten als hij hoorde dat Juul naar Amerika ging trekken en den molen aan Pol overlaten. Pol Vercoutere! ja..., die naam roept bij de meesten van ons nog iets te binnen... Ik zie hem daar nog bescheelijk, met vasten stap, de markt dweerschen als hij naar de kerke trok, 'n kloek gebouwd manneke, d'hooge zijden klakke met 'n klein ‘vooike’ 'n beetje op zijn één ooge en 'n grijze ‘foelar’ rond den hals, 'n grijze ‘foelar’ met zwarte bollen. waarvan dat de eene tip geern een beetje over z'n rechter schouder flapperde, Pol Vercoutere! Heel Wingene kende Pol!

Pol begon na enkele jaren ook zijn geloove in de windmolens te verliezen, en te meenen dat de redding in de motors gelegen was. Hij kocht er hem tenden de reke ook een, ne ‘meteur’, betaalde hem op d'hand, maar... de motor 'n voldeed niet, en de leverancier 'n hield zijn woord noch zijn waarborg niet gestand en Pol ging aan 't procedeeren... En ge weet hoe dat al gaat:... d'advocaten pleitten en herpleitten en Pol betaalde en herbetaalde. De zaak bleef slepen en 'n rechter stuk 'n kreeg men er niet aan. Maar Pol was er de slechtste mee... 't Werd zijn ondergang. - Onkel Juul schreef uit Amerika ‘Come over! Kom over de plas! Hier is 't Beloofde land! Wat wilt ge daar blijven sukkelen in die kluitjesstreke!!...’ Pol en de vrouwe schudden het hoofd, maar de jongens luisterden gretig naar die lokkende stem uit de Nieuwe Wereld, - en in 't jaar '13 trokken ze 't op: Jean, Henri en Emilie, twee zonen en een dochter. Midden in den oorlog (in het jaar 16) werd molen en erve verkocht aan den heer Aug. De Brabandere, en Pol met vrouw en Idalie trokken, achter naar dat land van beloften.

Nu kwam Clement op den voorvaderlijken molen en verhuisde van den Beer; Clement, in wien het oude molenaarsbloed wel het felst klopte, trok goed zijn streng en 't ging weer beter. 't Deerde hem geweldig, toen hij in 't jaar 1925 noodgedwongen zijn molen moest verlaten en verhuizen, maar hij vond nogal gauw een anderen molen en dat was balsem op de wonde. Hij trok naar St. Julien-Langemark, en is daar in het jaar '43 den 7 Juni gestorven en liet tot zijn troost nen zoon achter, Gaston, ne molenaar in 't herte lijk zijn vader...

Tot zijn laatsten ademtocht bleef Clement met zijn molen begaan, en tot op het einde van zijn leven was nog altijd zijn eerste bij het ontwaken: ‘Hoe zit de wind?’.
Geen keure of zegt baaske Baele altijd, als de Vercouters ter sprake komen: ‘Die Menten Vercoutere... die vent was meulenare met hart en ziele... ja hij, man! 't Is jammer dat zulke menschen moeten doodgaan.’
De Pijpemolen was gebouwd in 1796, zoo stond het in een der balken gekorven. Hij was dus geboren in den Franschen tijd, den bloeitijd van onze molens, want, de Fransche Revolutie, moet ge weten, had alle heerlijke rechten verbeurd verklaard en, per dekreet, aan elken persoon het recht toegekend om windmolens op te trekken op eigen erve.

De nieuwe eigenaar nu van den Pijpemolen, de heer Godfried de Brabandere, liet den molen sloopen in 't jaar 1931. Hij stond achter de huidige maalderij waar de treurboom nu staat. (Slot volgt)

Literatuur

Archieven
Bisschoppelijk archief Brugge, Renteboek St.-Amandsche-Wingene, nr. C 119.
Rijksarchief Brugge, Gemeentearchief Wingene, nr. 71 (landboek Wingene, 1756)

Werken
Herman Holemans, West-Vlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 8. Gemeenten V-Z , Opwijk, Studiekring Ons Molenheem, 2005.
S. Gilté S. & S. Baert S. 2009: Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Wingene, Deelgemeente Zwevezele, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen WVL43, 2009.
G Lams, De Heerlickeden van Wingene, Wingene, 1973 (uitgave in eigen beheer)
G. Lams, Van Wenghina tot Wingene. 847-1977, Wingene, 1977 (uitgave in eigen beheer)
G. Lams & A. Vandewiele, Een verleden voor mensen van heden. Wingene en Zwevezele door de jaren heen, Roeselare, 1990.
Lieven Lams, Wingene, in F. Hollevoet, Als straten gaan ... praten, Tielt, 2005.
L. Lams, e.a., Fotoboek "Wingene, terug naar de 20ste eeuw", Ons Wingene, 2008.
J. Patteeuw, Feodaal overzicht van Wingene, in Ons Wingene, jaarboek 10 (deel 2), 2008, Wingene
J. Patteeuw, Wingene in oude kaarten van 1600 tot 1800, in Ons Wingene, jaarboek 5 (2002), Wingene, 20
O. Vanlaere, Wingene in oude prentkaarten, 1972.
Omer Vanlaere, Onze windmolens, De Roede van Tielt, 5(1974)1/2 blz. 63-67, 3 blz. 33-40; 6(1975)1 blz. 27-36.
Guido Lams, De acht windmolens van Wingene, Mededelingenblad Werkgroep West-Vlaamse molens, 18 (2002/2003), p. 195-198.
Lams Lieven, Markante gevels van woningen te Wingene en Zwevezele, in Ons Wingene, Jaarboek 6 (deel 2), 2003, p. 58.
Fotoboek "Wingene, terug naar de 20ste eeuw", Ons Wingene, 2008.
J(ules) F(raeyman), "De molen van Poelvoorde en zijn zeven gematen (Vervolg van bl. 94)", Biekorf, jg. 49, 1948, p. 115-118.

Stuur uw teksten over deze molen  | 
Stuur uw foto's van deze molen
  
Laatst bijgewerkt: zondag 26 februari 2017

 

De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.

zoek in database zoek op provincie Stuur een algemene e-mail over molens vorige pagina Home pagina Naar bestaande molens