Molenzorg

Poppel (Ravels), Antwerpen


Algemeen
Collectie
Verdwenen Belgische Molens
Naam

Rovertse Watermolen

Ligging
Roovert
2382 Poppel (Ravels)

grens met Hilvarenbeek (NL)
op de Rovvertse Leij of de Aa


toon op kaart
Type
Onderslag watermolen
Functie
Korenmolen
Gebouwd
voor 1296
Verdwenen
1831, sloop
Beschrijving / geschiedenis

De watermolen op Rovert was een eigenaardig geval. Het was een dubbele molen, nl. een slag- of oliemolen op de rechter oever van de Ley plus brouwerij, vallende onder het rechtsgebied van de Staten van Holland, en een graanmolen op de linker Ley-oever, waar de Hertog van Brabant het voor het zeggen had, op het huidig Belgisch grondgebied.

Tijdens de regering van Jan I, hertog  van Brabant (1267-1296) werden te Poppel een watermolen en te Weelde een windmolen opgericht. Op de donderdag voor St. Michielsdag van het jaar 1296 werd het gemaal van de watermolen door hertog Jan II van Jan de Bie, heer van Ravels, Weelde en Poppel geschonken.
"Tot bewijs van dat Cornelis Antonissen is ongefondeert in syn versuck van octroye om tot Poppel te mogen stellen ende erigeren eenen wintmoelen boven de twee delen wint ende d'ander water meulen gelegen tot Rovoort onder Poppel (ende) d'ander tot Weelde, soo dient genoteert dat in den Jaere 1296 by hoogloff gedagter Hertog Jan van Brabant van wylen Joannes de Bye en syns naercommelinggen erffelyck is gegeven in beternisse van syn leen het gemael van eenigger vanwelde alsoo dat alle seggens selve eenigger van Weelde soude sculdig syn altyt te malen ..."
Joannes de Bie had het gemaal voor heel Weelde op twee molens, de ene te Weelde, de andere op Rovert. Dat betekent dat de inwoners van Weelde, Poppel en Ravels naar die twee molens moeten komen om hun graan te laten malen.
In de vijftiende eeuw was het gemaal in handen van Laurent Back, en later van zijn zoon (vanaf 1472). Daarna ging de molen van Rovert achtereenvolgens naar Jan Sledden, Jacob Peters van Wijflijt, meester Peter Jacobs soone van Wijflijt, meester Bartholomeus, Valentijn en Johanna van Wijflijt, Jan Van Tuldel en Jan, Maria van Tuldel (1560). De windmolen van Weelde ging naar Gijsbrecht Back (1498), Laurent Back (1513), Jan Back (1531) en dan naar verschillende leden van de familie Back tot in 1560 wanneer Sebastiaan Hermans het gemaal verkreeg.
Het gemaal werd dan verdeeld onder de twee. Een deel van Poppel ging naar Rovert, de rest moest naar Weelde komen. Overblijfselen van de oude watermolen bestaan nog op Rovert. De molen van Weelde stond op het Moleneinde, waar hij nog naleeft in talrijke toponiemen, doch zelf geen resten heeft nagelaten.
Joannes de Bie, en later zijn dochter Katharina en haar man Ghiselbertus Back, hadden tussen 1296 en 1365 deze wind- en watermolen in pacht, alsmede tienden en grond. Vermelden wij terloops dat deze Ghiselbertus, een van de voorouders was van Geertrui Back, de grootmoeder van Constantijn Huygens, langs moeders kant.
In 1365 maakte Katharina de Bie de tienden, die ze te Weelde bezat over aan Tongerlo. Deze tienden rusten op gronden op de Leemputten, het Gulde, het Schijn en de Hegge.
De windmolen van Weelde was een banmolen. De ingezetenen van Poppel, Weelde en Ravels waren verplicht er graan te laten malen. De familie Back (Bacq, Bacx), aan wie de molen in de vijftiende eeuw toebehoorde, hief er op iedere zak een "molsterrecht". Het gebeurde echter wel eens dat de dorpelingen van Ravels en Poppel met hun koren naar andere molens reden. Jonker Laureys Back deed zijn beklag daarover te Brussel, en hertogin Johanna, bij plakkaat van 1403 beval aan Gielis Back, schout van Turnhout, deze mensen te straffen. Deze echter verweerden zich zo goed dat het de schout niet mogelijk was de overtreders van het gebod op te sporen. Daarom werd besloten de inwoners van Poppel en Ravels gezamenlijk te laten betalen "40 cronen vransse", te weten die van Poppel 20 en die van Ravels 20.

Vroeger waren alle molens in het bezit van de Hertogen van Brabant. Zijn onderdanen waren dus verplicht, op straf van boete, om hun graan op zijn molens te laten malen. Gingen ze elders, dan werd hun een boete van 20 schellingen aangerekend. Zulke molens waarop men verplicht werd zijn graan te laten malen noemen we banmolens.

Wanneer de Hertog een leenman wilde belonen stond hij dikwijls het maalrecht aan hem af. Ook schonk de Hertog aan zijn leenmannen dergelijke voorrechten om zich van hun trouw en medewerking te verzekeren. Het maalrecht hield in dat alle mensen van Ravels, Weelde en Poppel op de molen van Jan de Bie te Rovert hun graan moesten laten malen  ofwel op de andere molen van Jan de Bie te Weelde. Het maalrecht dat deze heer van de hertog in 1296 verkreeg was dus een privilege, een voorrecht, dat vaak van vader op zoon overging en dat zeer veel inkomsten meebracht, immers 1/16de deel van de aangevoerde granen werd ingehouden.

De molenaars van Rovert hadden tot 1472 eveneens maalrecht op de windmolen te Weelde. Het maalrecht was tot dan toe onverbrekelijk verplicht voor de ingezetenen van Ravels, Weelde en Poppel op één van de twee molens. In 1472 echter werd het leen gesplitst en kregen de molens van Rovert en Weelde verschillende bezitters.

Dat de watermolen van Rovert niet het hele jaar door gebruikt kon worden, kunnen we opmaken uit een akte van 5 augustus 1652. Hierin richtten de "Regeerders ende gemeyne ingesetenen der Heerlijckheijt Poppel" een aanvraag aan "Mevrouw de Princesse, Baronesse van Turynhout", om een windmolen te mogen oprichten in Poppel. Het is meer dan waarschijnlijk dat hieraan geen gevolg werd gegeven, want in 1741 verklaarden de schepenen van Weelde, Ravels en Poppel dat zij de watermolen van Rovert hard nodig hadden omdat deze drie dorpen maar één windmolen (die van Weelde) hebben wat niet voldoende is. Reden van de aanvraag in 1652 was "dat sij van oude tijden aff ende tot noch toe hebben moeten frequenteren de corenmolens buyten hunne dorpe gestaen wel omtrent anderhalf ure, ende principaelijck bij tijden voirden somere, als wanneer het waetermolentje tot Rovoert niet ganckbaer en is, alles tot hun groot ongerieff ende dobbele coste".

Uit een transportakte van 1762 weten we, dat het in totaal plm. 72 lopensaet (lups), dat is 1 ha 200 ca, betrof. De graanmolen met bijbehorende woning besloeg daarvan een kleine halve ha. Tot het molengebied behoorde ook nog wei- en bouwland met bomen en houtgewas.

De Ley wordt hier als Aa aangeduid, een naam die ze op Belgisch gebied nog steeds draagt. In een verklaring van 1741 is sprake van sluizen en we lezen daar tevens, dat de slagmolen bij gebrek aan water door een paard wordt aangedreven. In de loop der jaren heeft de molen herhaaldelijk brand gekend, waarbij grote en kleine verwoestingen werden aangericht. Zoals we hierboven gezien hebben stond het molencomplex over de Ley. Je zou kunnen zeggen met het ene been in Holland en met het andere in België. Welnu, zo is de situatie - zij het dan ook zonder molen - daar nog altijd! Nog steeds immers vormt de Ley hier de scheiding tussen Nederland en België.

De beide watermolens, dus zowel op grondgebied Poppel als Hilvarenbeek, werden op 17 december 1793 verpacht door de rentmeester van het graafschap Turnhout. De toewijzing ging door in de voormiddag, in herberg het Wit Peerd te Poppel bij Adrien Biemans. De goederen werden als volgt omschreven: "den Water, Koren en Olie Molen van Roevert gelegen onder de jurisdictie van Poppel en Hilvarenbeeck, met alle de Landeryen, Weyde en Bemden daer aen gelegen, zynde voorzien van schoone Huysinge, Stallingen, zoo voor hoorne Beesten als Schapen, Schuere en Brouwerye en verdere Commodityten".

De watermolens werden in 1831 afgebroken. Op de kadasterkaart van Poppel uit 1839 en van Hilvarenbeek uit 1832 zijn de watermolengebouwen nog zichtbaar. Onderdelen van de slagmolen werden naar Goirle overgebracht. In 1836 aldaar vraagt een Van Broekhoven vergunning tot het oprichten van een slagmolen in de Dorpsstraat. In die slagmolen van Goirle trof je destijds een balk aan met de naam W. van Gijsel en het jaartal 1764 erin gesneden. Enige Van Gijsels hebben tot de mulders van Rovert behoord.

Op de plaats van de korenmolen (dus op Belgische grondgebied) stond nog lang een klein cafeetje, half verscholen onder weelderig groen, langs de beek gehurkt gezeten daar, waar ooit de watermolen stond. Hier tapten nog in de 20ste eeuw achtereenvolgens Thijske van Beurden, de oude Sas, die officieel Van Laarhoven zou heten en die ook in "De Rook" gelokaliseerd wordt. Laatste tapper was er de dikke Frits Kraaienbrink. Toen zijn zaakje al lang was opgedoekt is hij, na de tweede wereldoorlog, naar België verhuisd. Het huisje bestaat niet meer.
In de oever van de Rovert herinneren nog enkele stukken verweerde steen aan die oeroude watermolens.

Pierre AN BEEK & Marc VERMEEREN

Bijlagen

Gazette van Antwerpen, 3 december 1793
Den Heere Rentmeester van het Graefschap van Turnhout, zal op 17 December 1793, ten Huyse van Adrien Biermans in het wit Peert tot Poppel, voor middag verpagten den Water, Koren en Olie Molen van Roevert gelegen onder de jurisdictie van Poppel en Hilvarenbeeck, met alle de Landeryen, Weyde en B emden daer aen gelegen, zynde voorzien van schoone Huysinge, Stallingen, zoo voor hoorne Beesten als Schapen, Schuere en Brouwerye en verdere Commodityten".

Literatuur

Archieven
Rijksarchief Antwerpen, Gemeentearchief Weelde, nr. 30. Afschrift van 3 januari 1520.
Rijksarchief Antwerpen, Gemeentearchief Poppel, Inventaris II nr. 1. Schepenbrief van 5 augustus 1652.
Antwerpen, Gewestelijke Directie van het kadaster. Gemeente Ravels.

Gedrukte bronnen
Gazette van Antwerpen, 3 december 1793.

Werken
Marc Vermeeren, "De watermolen van Rovert", in: Hidewaren Beke. Een bundel heemkunstige opstellen over Hilvarenbeek en Diessen. Hilvarenbeek, Heemkundige Kring Hilvarenbeek en Diessen, 1981, p. 69-85.
Pierre van Beek, "Hilvarenbeek kerkte 80 jaar op grensgehucht "Rovert", in: Het Nieuwsblad van het Zuiden, 3 juni 1976.
Jan Scheirs, "Windmolens in Hilvarenbeek", Brabants heem, 1977, 4.
Piet-Hein van Halder, "Watermolens n Noord-Brabant voreger en nu", 2010.
Database van Verdwenen Molens van Nederland, www. molendatabase. nl
De Kok Harry, Gids voor het oude Turnhout en omgeving. Dl. 2. De omliggende gemeenten, Antwerpen-Amsterdam, 1980, p. 183-199.
Vermeeren M., Poppel Toen en Nu, 4 dln., [Oud-Turnhout], 1997.
Herman Holemans, "Molens der Noorder- en Oosterkempen", Nieuwerkerken, Studiekring Ons Molenheem, 1980.

Mailberichten
Michiel Hooijberg, 24.08.2013.



 

Stuur uw teksten over deze molen  | 
Stuur uw foto's van deze molen
  
Laatst bijgewerkt: zondag 25 december 2016

 

De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.

zoek in database zoek op provincie Stuur een algemene e-mail over molens vorige pagina Home pagina Naar bestaande molens