Molenzorg

Eeklo, Oost-Vlaanderen


Algemeen
Collectie
Verdwenen Belgische Molens
Naam

Westmolen

Ligging

9900 Eeklo
toon op kaart
Type
Staakmolen
Functie
Korenmolen
Gebouwd
voor 1555
Verdwenen
na 1806
Beschrijving / geschiedenis

De Westmolen was een houten korenwindmolen aan de westzijde van de stad Eeklo.

Rond 1555 werden rond de Westmolen geheime protestantse bijeenkomsten gehouden. In Axel, Eeklo en Hulst werden de protestantse boeken voornamelijk aangevoerd via Antwerpen, onder meer door de visverkoper Gelein Brant van (het nu verdronken) Casuweele in het Land van Saeftinghe en door de koopman Michiel de Clerck van Kaprijke. Nadat die laatste zich metterwoon in Eeklo had gevestigd, organiseerde hij in zijn huis en op de Westmolen conventikels, geheime bijeenkomsten waar werd voorgelezen uit die geschriften. Door zijn arrestatie en zijn bestraffing in 1557 kwam daar een einde aan. Het was in het huis van Lauwereyns de Vos, een man die vanaf 1558, op de vlucht voor inquisiteur Pieter Titelmans, dat Michiel de Clerck van Kaprijke, naar hij in 1563 bekende, ongeveer dertien calvinistische bijeenkomsten had bijgewoond.

De molen werd verhuurd, zoals in augustus-september 1805 (Gazette van Gend): Te huur aangeboden, voor direct gebruik, een welgekalante korenwindmolen met roskot ernaast staande, genaamd de Westmolen, alsook een schoon en gerieflijk muldershuis, met schuur, stallen, hof en gerieflijkheden, gestaan en gelegen in Eeklo. Zich wenden tot ex-notaris Wallez, Drongenhof, in Gent.

Lieven DENEWET & Paul HUYS

Bijlagen

Luc Stockman, "De grafelijke molens te Eeklo, Kaprijke en Waarschoot (1357-1456) ", Appeltjes van het Meetjesland, jg. 18, 1967, p. 219-233.

In 1357 schenkt graaf Lodewijk van Male «te Eecloe, te Capric ende Waerscoet de helt van acht moelnen» aan de heer van Gruuthuuse (1). Deze molens maakten deel uit van de geconfisceerde goederen van Arnout van Rommene. Ze kwamen in zijn bezit door zijn huwelijk met lsabella van Lierde, de weduwe van Sirnon de Mirabello. Deze lsabella was een bastaardzuster van graaf Lodewijk van Nevers (2). Arnout van Rommene had in de Vlaams-Brabantse oorlog partij gekozen voor Wenceslas en Johanna van Brabant en tegen graaf Ladewijk van Male (3).

Die molens waren voor de helft in het bezit van de graaf en de andere helft behoorde aan een begunstigde van de graaf. Simon de Mirabello is de eerst gekende bezitter van de helft van die molens. Na zijn dood erfde zijn vrouw lsabella die molens en door haar huwelijk met Arnout van Rommene kwamen ze in het bezit van haar man. Die toestand van verdeling zou nog geruime lijd duren.

In 1442 verkopen Jonkvrouw Margriete Cupins en haar man Amplovis Cmye hun ...
Ook uit de rekeningen over de herstellingen en reparaties aan die molens, uitgevoerd tijdens de jaren 1371-1375, blijkt die verdeling. De graaf moet inderdaad voor de helft bijdragen in de lotale herstellingskosten (5). Deze rekeningen lichten ons tevens uitvoerig in over de grafelijke molens te Eeklo, Kaprijke en Waarschoot.

Te Eeklo staan er vier molens: "de zuudmoelne oost, de zuudmoelne west, de hoghe moelne west en de oostmoelne oost» (6). In 1351 wordt een perceel land «an de strate die gaet van Eclo te Ravenscootwaert bid er zuutmoelne» gesitueerd (7). We kunnen daaruit afleiden dat onze beide «zuudmoelne» aan de zuidzijde van de Molenstraat gelegen waren (8). De oostmolen lag volledig aan de andere zijde van de stad. Waarschijnlijk moeten we die situeren in het begin van de Oude Gentweg te Eeklo (9). De hoge molen kan gestaan hebben op de molenberg naast het kerkhof. waar in latere lijden een hoge stenen molen gebouwd werd (10).

Voor Kaprijke vinden we twee molens vermeld in de rekeningen: "de westmoelne en de moelne te Capric upt velt". De westmolen stond in de (kleine) Molenstraat te Kaprijke op de grens tussen Kaprijke en Eeklo niet ver van het Aalstgoed (11). De molen op het veld is niet met zekerheid te situeren, maar kan misschien vereenzelvgd worden met de molen die langs de (grote) Molenstraat te Kaprijke stond.

Te Waarschoot vermelden de rekeningen slechts een molen, alhoewel wij er twee verwachten, vermits er in 1357 sprake is van acht molens: vier te Eeklo. twee te Kaprijke en twee te Waarschoot De gegevens van de rekeningen zijn te vaag om die molen juist te kunnen situeren.

De molen van de heer van Aveschoot komt ook voor in die rekening: in 1372 haalt men schoren te Lembeke om de molen van Waarschoot te ondersteunen (12). De molen van Lembeke was in het bezit van de heren van Aveschoot.

De rekening over het jaar 1371-72 wordt door Pieter Vromout te Gent opgemaakt (13 ). Pieter Vromout was geen pachter maar wel een dienaar van de graaf. Hij was eerst schepen en later baljuw te Eeklo in 1367-68 en 1385-90 (14). Hij betaalde als zaakgelastigde van de graaf verschillende personen voor reparaties die ze aan de molens uitgevoerd hadden. Nijs Bomghaert, timmerman. wordt vergoed voor het leveren van hout en voor het herstellen van het houtwerk en Jan Drieghe voor het herstellen van het ijzerwerk (15).
Het volgend jaar treedt er een wijziging in het uitbatingsregime van de molens. De molens te Eeklo en te Kaprijke worden nu samen verpacht aan Jan Hoverghars, die nu zelf moet instaan voor alle reparaties. (15bis). De pachtvoorwaarden zijn niet bekend. maar we stellen vast dat de pachter. die in de rekeningen de titel van meester krijgt (16) vergoed wordt voor zijn onderhoudswerk. Hij werd in die taak bijgestaan door knechten of helpers (17). De manier waarop «de meester» de molens uitbaatte is niet met zekerheid le achterhalen. Waarschijnlijk verpachtte hij die verder aan molenaars die de molens dan in bedrijf hielden. Het is immers onmogelijk dat hij zes molens terzelfderlijd aan het draaien zou gehouden hebben. We zien in Jan Hoverghars meer een ondernemer en vooral een molenbouwer, want hij voert verscheidene reparaties alleen uit. Bovendien wijst zijn titel van meester op een speciale bevoegdheid in het molenvak, zodat hij een geschikte tussenpersoon was tussen de graaf en de molenaars.

Alhoewel er slechts drie rekeningen bewaard zijn uit die penode lichten ze ons toch in over een wijziging in het uitbatingsregime van de molens. Tot 1372 gebeurt dit rechtstreeks door de administratie van de graaf terwijl men daarna een beroep doel op een pachter die de last van het onderhoud op zich neemt. De helft van de herstellingskosten blijft de graaf echter zelf betalen. De andere helft valt len laste van de eigenaars van de tweede helft (18).

In de rekeningen treffen we ook enkele plaatsen aan waar er materiaal gekocht werd. Te Gent haalde men verscheidene molenstenen. Te Oedelem kocht men een as en drie «platen» aan Willem Vanden Houte (19). Te Balgerhoeke en "int goed te Wullescoot" haalt men eik (20).

VERWOESTING EN WEDEROPBOUW VAN DE GRAFELIJKE M0LENS

Houten molens waren natuurlijk zeer kwetsbaar in oorlogstijd. Herhaaldelijk werden ze dan ook in brand gesloken en verwoest. ln 1378 ontslaan er tussen graaf Lodewijk van Male en de stad Gent naar aanleiding van de zaak van de Brugse Leie (21), moeilijkheden die de aanloop werden lot een zesjarige oorlog. De onbeschermde steden en de dorpen waren dan een gemakkelijke prooi voor de oorlogvoerenden. De molens van Eeklo overleefden dan ook niet het oorlogsgeweld (22).

In 1387 laat Filips van Bourgondie een versterkt kasteel te Sluis bouwen. De molen van de Sluizenaar Arnold de le Mare staat in de weg, zodat hij plaats moet ruimen voor die nieuwe vesting. Oe hertog neemt die molen van Arnold de le Mare over en laat hem opnieuw oprichten le Eeklo door Pieter Van Zegbroec. Het verloop van die operatie kunnen we volgen aan de hand van de rekening die hij heeft opgemaakt voor de algemene ontvanger van Vlaanderen en Artezië, Jacob van Screyhem.

Jacob de Pape, meester timmerman krijgt 140 p. par. betaald voor het afbreken van de molen le Sluis en het wederoprichten te Eeklo «au costé de west». De molen wordt natuurlijk niet in zijn geheel overgebracht, maar wordt eerst uit elkaar genomen. De onderdelen en de molenstenen worden door dragers naar de haven van Sluis gebracht waar ze op schepen geladen worden, die naar Pulsbroek varen. (23). De gebruikte vaarroute liep waarschijnlijk over Slepeldamme via de Ede naar Aardenburg en vandaar langs de Eeklose watergang naar Pulsbroek. Daar worden de stukken op wagens overgeladen en naar Eeklo gebracht. (24). De schippers Jan Bernart. Gilles Volkart en Jan Claessone verdienden er 48 p. 15 s. par. mee en de voermannen Willem de Kercmeestre, Pieter Zwaef (25) en Pieter Zegherssone 42 p. 16 s. par. Loys Bomgart. smid, levert al hel ijzerwerk zoals de "lukenaglen, lasche naglen en middenaglen". Verder zijn er nog uitgaven voor het zagen van het verwerkte hout. In het totaal kostte het overplaatsen van de molen 416 p. 10 s. par. aan de grafelijke schatkist.

Na in het gebruik nemen van de molen blijkt echter dat hij nog niet heel goed draait, zodat er verschillende bijkomende werkjes moeten opgeknapt worden. Het tweede deel van de rekening van Pieter van Zegbroec loopt over de periode van 19 november 1387 tot 1 oktober 1388 en bevat al die bijkomende uitgaven. Nijs Bomgart, de meester-timmerman die al in 1372 herstellingen voor de graaf uitvoerde, moet de molenas beter bevestigen omdat de wieken slingeren tijdens het draaien. De steenbalk, waarop de molenstenen rusten, wordt eveneens beter vastgemaakt. De zetel van de molen dient volledig vernieuwd te worden. (26). Men koopt voor 25 p. par. doek voor het vervaardigen van nieuwe zeilen. Te Sluis koopt men aan Arnold de la Mare een molensteen voor 106 p. 16 s. par. Die steen wordt per schip vervoerd door Jan Pauwels «soyman» (27).

Dit keer vaart men niet naar Pulsbroek maar naar Raverschoot. De gebruikte vaarroute gaat van Sluis naar Damme en dan langs de Lieve naar Raverschoot (28). Willem de Kercmeestre brengt de steen met zijn wagen van Raveschoot naar de «mote» van de molen. Walter, de kuiper, maakte een nieuwe kist waarin de molensteen moet draaien. Nijs Bomgart plaatst die steen en verstevigt sommige onderdelen waarop de steenkuip bevestigd is (29). Tenslotte voorziet hij het grote wiel van nieuwe "cammen" en herstelt hij een der wieken die door storm beschadigd werd. Die bijkomende reparaties kosten in het geheel 182 p. 12 d. par.

Sedert 19 november 1387 was de molen beginnen malen zodat er nu ook winst gemaakt werd. Op 1 oktober 1388 had molenaar Jan Hennekin 58 1/2 hoed «soyle» (30) gemalen. De prijs van het malen bedroeg 34 s. par. per hoed zodat de totale opbrengst 107 p. 19 s. par. wordt. Daarvan kreeg de molenaar 31 p. 4 s. par. voor zijn werk en voor het bewaken van de molen.

Pieter van Zegbroec kreeg voor zijn moeite en achternageloop 15 p. par. Dit lijkt niet zoveel voor een heel jaar werk als opzichter en verantwoordelijke voor de verplaatsing van de molen.

Over het herstel van de andere molens zijn er geen rekeningen bewaard gebleven. Het is niet zeker dat ze alle vier opnieuw opgericht zijn, want in latere bronnen treffen we enkel een oostmolen en een westmolen aan. Jonkvrouw Margriete Cupins bezat in 1422 de helft van twee molens: de ene stond ten oosten en de andere ten westen van Eeklo. In stadsrekeningen van Eeklo over de jaren 1454 en 1455 komen alleen een oostmolen en een westmolen voor. Die molens worden vermeld in de posten die betrekking hebben op de wederopbouw van de stad Eeklo in 1454.

In 1452 was er een opstand van de Gentenaars losgebarsten tegen hertog Filips de Goede naar aanleiding van het invoeren van een zoutbelasting. Zoals het gewoonlijk ging, waren de omliggende gemeenten en kleinere steden de eerste slachtoffers van de krijgsverrichtingen. Eeklo werd in brand gestoken, de kerk, het stadhuis, de woningen en ook de molens gingen in de vlammen op. De opstand eindigde het volgend jaar met de nederlaag van de Gentenaren te Gavere. De Eeklonaren konden dan opnieuw aan de wederopbouw van hun stad beginnen.

Een eerste dringend probleem dat zich stelde, was het malen van het graan. De Eeklose molens lagen in puin en het was niet mogelijk om ze in korte tijd opnieuw op te richten. Waarschijnlijk hebben de wethouders van Eeklo in 1454 een regeling getroffen met Jan Hauweel, heer van Aveschoot (31), waarbij Jan Hauweel zijn molen toegankelijk stelde voor de Eeklonaren en de stad Eeklo aan de bewoners van Aveschoot de toelating verleende om hun laken op de markt van Eeklo te komen verkopen (32). In 1455 noteert men in de rekening een ontvangst van 6 pond par. "vandie van Avescot van zeker appointementen ghemaect tusschen ons ende hemlieden van dat zij hier ter merct commen mel hueren lakene (33).

Dit was slechts een tijdelijke oplossing zodat de wet van Eeklo bij de ontvanger van Vlaanderen aandrong «omme ghereescepe te hebbene vanden molenen» (34). De 16 april 1454 komt Laureins De Maech, de ontvanger van Vlaanderen naar Eeklo om de burgemeester en schepenen mee te delen dat ze opnieuw beschikking over de westmolen konden krijgen, als ze hem uit het water haalden en opnieuw lieten oprichten (35). Waarschijnlijk hadden de Eeklonaren, bij wijze van voorzorg, de westmolen in de Lieve laten zinken om hem van brandstichting te vrijwaren (36). De stad betaalt 36 pond par. aan Gillis De Vulder, Jan Lauwers en Jacob Calseer om de molen uit de Lieve te halen en naar de westmolenwal te voeren. (37). Die molenwal wordt verhoogd met 85 voer "grueys" en twee metsers verwerken 1500 steen om een «voeltinghe» te metsen voor de molen (38).

De Eeklonaren konden nu opnieuw hun graan ter plaatse laten malen, maar ze hadden toch meer gewenst : de stad wilde de wind, die eigendom was van de graaf, afkopen en hun eigen molens oprichten (39). Die poging schijnt echter mislukt te zijn, want in 1456 stuurt de stad een afvaardiging naar de grafelijke ontvanger om gunstiger voorwaarden te krijgen voor het malen van hun graan bij de nieuwe molenaars (40). Het oude systeem werd dus gewoon verder gezet (41).

Te Kaprijke waren de molens ook vernietigd en verbrand geworden. In 1454 liet de hertog van Bourgondië een molen naar Raverschoot brengen om hem op het plein van Kaprijke te doen opstellen. (42). Jan De Pape en zijn zoon, timmermans, hielpen bij het vervoer van de "delen" van de molen (43) van Raverschoot naar Kaprijke. De stadsrekeningen van Kaprijke bevatten geen gegevens over de herkomst van de molen.

BESLUIT

Te Eeklo bezat de graaf vier windmolens, te Kaprijke en te Waarschoot slechts twee windmolens. Te Lembeke was het windrecht in handen van de heer van Aveschoot, die een molen bezat welke maalde voor de horigen van de heerlijkheid Aveschoot. Daar het aantal molens rechtstreeks in verhouding stond met de behoefte aan gemalen graan en dus ook met het getal inwoners, kunnen we zeggen dat Eeklo als agglomeratie belangrijker was dan Kaprijke en Waarschoot .
De helft van de molens behield de graaf voor zichzelf, terwijl de andere helft particulier bezit was. De molens werden rechtstreeks verpacht aan de molenaars of soms wel eens aan een meester-molenbouwer zoals Jan Hoverghars die dan instond voor het onderhoud en reparaties van de molens. In het eerste geval waren het grafelijke ambtenaren zoals Pieter Vromout en Jacob van Zegbrouc, die belast waren met het onderhoud. In het midden van de XVde eeuw heeft de stad Eeklo getracht het windrecht af te kopen, maar die poging is mislukt.
Tenslotte hebben we vastgesteld dat de molens tijdens die honderd jaar minstens tweemaal grondig verwoest zijn geworden. Telkens was dit gevolg van een opstand van Gent tegen de graaf van Vlaanderen. De illustreert eens te meer hoe onbeschermd en weerloos Eeklo en Kaprijke waren tegen voorbijtrekkende krijgsbenden.

(1) DE LIMBURG-STlRUM, "Cartulaire de Louis de Male", deel II. p. 66.
(2) P. ROGGHE, "Simon de Mirabella in Vlaanderen", in Appeltjes van het Meetjesland, deel IX. 1958. p. !:!. (3) P. ROGGHE, o.c., p. 20.
(4) Algemeen Rijksarchief Brussel, Trésor de Flandre, Reeks I. nr. 1240. Deze akte werd verleden voor de schepenen van Eeklo: Vincent De Munster, Jan Cnospaert, Michiel Blondeel, Pieter Zoetaert, Jan O., Mokere en Jan De Wint.
(5) Algemeen Rijksarchief Brussel, Rolrekening nr. 2068 over 1371-72, nr. 2069 over 1372-73 en nr. 2070 over 1374-75.
(6) Algemeen Rijksarchief Brussel, nr. 2069. Zie bijlage.
(7) E. NEELEMANS, "Geschiedenis der stad Eecloo", Deel II, p. 502.
(8) De Molenstraat heette trouwens vroeger de Zuidstraat of ook soms wel eens de Weststraat
(9) Het landboek van 1638 vermeldt een "cheyns daer Hendrycks De Croicgs meulen op staet". Die cijns was gelegen tussen de Oude Gentweg en de Lekestraat. Stadsarchief Eeklo nr. 384.
(10) Een foto van die hoge stenen molen vindt U in Appeltjes van het Meetjesland. XVII, 1966, p. 266. In het landboek van 1638 vinden we een molenwal in die omgeving (26e beloop) vermeld.
(11) Een fragment van een oud renteboek (vermoedelijk begin J4de eeuw) vermeldt een stuk land te Kaprijke "ligghende ande muelne comende an den watreganc" (Rijksarchief Gent, Abdij Oost-Eeklo, nr. 113). Die molen is waarschijnlijk de Westmolen van Kaprijke
(12) ARA-RR 2068; "ltem van den scoren van der molen daermede dat soe was ghescoort als men de plate indede. Dat si costen te voerene van Eustaes Auweels molene toten Waerscoot molene xlj gr."
(13) ARA-RR 2068: "Dit es de rekeninghe van Pieter Vromoute van den molenen van Eclo, Waerscoot ende Capericke, beghinnende tsondaghes naer sin te jansdach middelsommere int jaer LXXI ghedurende toten allen Apostelen daghe int jaer LXXII ghedaen te Ghent".
(14) P. ROGGHE, "Eeklo, van Silexdrager tot keurbroeder", in Het koninklijk Atheneum te Eeklo viert zijn tweede lustrum, p. 178-179.
(15) ARA-RR, 2068: "Dit is thout dat Niis Bomghert an de molen gheleyt hevet".
(15bis). Deze Jan Hoverghars was een inwoner van de stad Aardenburg zoals blijkt uit de baljuwsrekening van Aardenburg van rond 1375. Hij komt in die rekening voor omdat hij Jacob Utenhove vermoord had. De straf die hij kreeg staat niet vermeld omdat zijn proces voor de schepenen van het Brugse Vrije gevoerd werd. Deze baljuwsrekening wordt bewaard in de "Archives Nationales" te Rijsel. Deze inlichting over Jan Hoverghars kreeg ik van Daniël Verstraete, waarvoor hartelijk dank.
(16) ARA-RR, 2069: "item an de hoghe moelne ghewrocht de roede te beslane ende vj cammen in te doene j dach de meester alleene vij s. par."
(17) ARA-RR, 2069: "Item an de oostmoelne oost omme de hecke te vermakene ende de roede te beslane j dach de meester den andren".
(18) ARA-RR 2069: "Summe van x ij lb. gr. ix s. gr. iij gr. ende j ingh. bier of ghelt minheere de helt".
(19) ARA-RR 2068: "Item ghegheven Willeme Vanden Houte van eenre asse ende van drien platen die noch ligghcn onverwrocht ghegheven xxj scilde. Ende die warren ghecogt te Odelem".
(20) ARA-RR 2068: "Item coste te haelne j eeke te Balgherouke viij s. par. Item coste een eeke te haelne int goed te Wuilescoot viij s. par.". Tussen Balgerhoeke en de Sint-lansdreef te Eeklo treft men de plaatsnaam Wulfschoot aan. In 1315 bezet men een rente "ter stede die men heet Vulfscoet streckende nortwaert toten moerwegheline". Rijksarchief Brugge, Aanwinsten, nr. 1912. Renteboek van het Sint-Janshospilaal, f° 183 v°. Dit "moerwegheline" moet vermoedelijk met het huidige Vrouwestraatje vereenzelvigd worden.
(21) P. ROGGHE, "De politiek van graaf Ladewijk van Male, het Gents uerzet en de Brugse Zuidleie", Appeltjes van het Meetjesland, XV. 1965, p. 417-426.
(22) "Comme par les guerres et commotions qui darrainement ont esté au pays de
Flandres, les moulins a vent qui estoient assis a Eeclo. aient este ars et destruiz" ARA-RR 2071. Dit en volgende gegevens komen uit een rekening van Pieter van Zegbroec. Deze rekening wordt in extenso gepubliceerd in volgend jaarboek door lic. Willy Van Hoecke.
(23) Pulsbroek is een plaats gelegen op de Eeklose watergang, halfweg tussen Aardenburg en Sint-Laureins. Het is wel eigenaardig dal ze niet vcrder vaarden lot Eeklo. wanl per schip gaat het veel gemakkelijker dan op de wagen. We moeten dus aannemen dat de Eeklose watergang niet verder bevaarbaar was.
(24) De rekening zegt niet welke weg er gebruikt werd. Misschien gebruikten ze de weg Aardenburg-Eeklo vanaf Moerhuize te Maldegem.
(25) Een Pieter de Zwaef pachtte de brug te Raverschoot van 1405 tot 1417. Zie in dit verband: L. STOCKMAN, "Openbare werken in het Middeleeuwse Eeklo (1403-1500)", in: Appeltjes van het Meetjeslnnd, XVII, 1966, p. 197.
(26) ARA-RR, 2071: "Et premierement, pour ce que les deux verges du dit moulin ne tenoient pas bien leur lieu es pertuiz du asse anchois aloient amont et aval. y ouvrerent Ie dit Niz Bomgart et son filz de leur mestier de charpenterie ung jour en les reforliffiant ainsi qu'il appartenoit. Pour ce au dit Niz et son filz
xx s. par. A lui, pour le travail de lui et son filz d'avoir fait des clairpons au grant poultre sur lequel les pierres gisent: et semblablement d'un nouvel zetel a le standart du dit moulin: en quoy ilz vaquerent deux jours. xi s. par."
(27) "Soyman" staat in verband met "seye" = platte schuit.
(28) De Lieve was alleszins beter bevaarbaar dan de Eeklose watergang. Later wordt Roverschoot in de Eeklose stadsrekeningen altijd als losplaats van de "caudsiede steenen" vermeldt. Reeds in de rekening over 1403-1404: We vermeldden boven reeds deze Gillis Volkoert als een der schippers die bij het vervoer van de molen betrokken was.
(29) ARA-RR 2071: "Au dit Niz Bomgart. tant pour lui comme son filz, pour leur paine d'avoir ouvré de leur meslier de charpenterie au dit moulin après ce que la dite pierre avoit este mise, tont au crushout et scarghewant".
(30) soyle = rogge.
(31) ARA-RK, 34388, f° 14 r°: "item al noch XIJ tn Lauwe waren ghesonden te Capric de burchmeester Pieter de Munster ende Alaert Wante omme met Jan Hauweele te sprekene van ziinder molene ende vanden onsen".
(32) ARA-RK, 34389, f° 11 r°: "Item xxviii in Maerte was ghesonden Vincent Munster met Jan Hauweel te Rijssele voor den groten raet omme consent te doene huter name vandie van Eeclo dat de selve Jan soude mueghen vercrighen dat ziin laten van zinen herscepe van Avescat hier souden mueghen cammen ter merct met hueren lakene".
(33) ARA-RK 34389, f° 2 v°
(34) ARA-RK 34388, f° 9 v° en f° 12 v°.
(35) ARA-RK 34389, f° 10 r°: "ltem xvj in April quam teecloo Laureins de Maech ontfangher van Vlaendren an burchmeester ende scepenen versoukende dat wilden wij de westmuelen hebben, mousten de wal doen hoghen ende ooc de selve meulen uut den watre doen".
(36) August Van Acker schrijft in zijn "Geschiedenis van Eeklo" dat men de molen van Raverschoot liet oprichten op de westmolenwaL Dit is dus in tegempraak met gegevens van de Eeklose stadsrekeningen, waarop hij zich nochtans baseert voor zijn geschiedenis van Eeklo. Zijn geschiedenis werd nu opnieuw gepubliceerd in het weekblad "De Eecloonaar". Zijn verhaal over de molens vindt men onder de nummers 20 en 21.
(37) ARA-RK, 34389, f° 6 r°: "Item betaelt Gillis De Vuldere, Jan Lauwers en Jacob Calseer van dat zij de muelen te Ravescol ute watre daden ende brachten up den westmuelenwal ende van eenen steene te voerne inde oostmeulene voor al 36 p. par."
(38) ARA-RK, f° 5 r°: "Item betaelt Joos Ruveel, Stevin Jans ende Jacob Dhane van 85 voer grueys te voerne omme de westmuelenwal mede hoghene te 18 d. 't voer comt 7 p. 7 sch. par."
"Item betaelt twee metsenaers die anden weslmuelenwal wrochten omme eene voettinghe te makene, de muelen uptstellene van twee daghen te 10 sch. par. sdaechs comt 40 sch. par." 
f°6 v°: "Item betaelt Stevin Jans van XV hondert steenen te voerne up den westmuelenwal te 10 sch. par. tduust comt 15 sch. par."
(39) ARA-RK 34388, f° 13 r°: "... dat zij liever hadden dat de stede de molene zoude makene ende den wint copen jeghen onsen gheduchten heere ende hem daer af ghevende eene somme van penninghen jaerlicx ..."
(40) ARA-RK 34390, r° 17 r°: "Item XX in hooft waren ghesonden Willem van Zegbrouc ende Vincent Waern scepenen. te Ghendt ande ontfangher van Vlaenderen omme met hem le sprekene vanden muelnen te Eclo consent te vercrighene de muelnaers hier malerie zo te doen corrigierne dat wij mochten hebben redelieken coop ghemalen also wij tandren tiiden ghehadt hebben, daerwij zeere af verlast waren. T welke hij ons consenteerde mids wij hem beloofden de inwonende deser stede zo min thebben dat zij de vorn. muelnen meer voordien souden dan anders."
(41) Het is dus onjuist te beweren, zoals August Van Acker, dat de wind van de herlog van Bourgondie afgekocht werd.
(42) ARA-RK 33020, f° 2 v°: "Item ten tijden als minen gheduchte heere eene muelne hadde doen comen te Ravescoot omme te Capric up de plaetse te doen stellene. Zo waren ghesonden Jan De Pape doude en de jonghe een muelnare ende de clerc ende besteedde beeden van daer omme de grote leden vanden
zelven muelne te Caprick te doen. Verteert hij hem allen ende de waghenaers diest brochte 15 sch. 6 d. par."
(43) ARA-RK, 33020, f° 2 v°: "Item den zelven Jan De Pape daude temmerman ende Jan De Pape zijnen kinde over huerlieden aerbeyt, verter ende moeyte dat zij de voorn. grote leden helpen laden ende thuus bringhen. Toe gheleit scheden voor hen beeden 48 sch. par."

BIJLAGE

De rolrekeningen over de jaren 1371-75 bevatten een groot aantal termen uit het molenvak. De verschillende termen die we aantreffen zijn echter niet gegroepeerd per molenonderdeel zodat het soms moeilijk is de juiste betekenis van sommige termen te achterhalen. Toch lijkt het ons interessant de rekening over het jaar 1372-73, opgemaakt door Jan Hoverghars, te publiceren.
Om de verklaring van sommige termen te verduidelijken wordt verwezen naar de tekening van een standaardmolen in het boekje van Dr. J. WEYNS: "De molen uil Mol in het museumdorp te Bokrijk", Bokrijkse berichten, nr 3, 1957.

Dit es ghewrocht ande moelnen te Eeclo ende te Capric siint dat Jan Hoverghars nam de vors. moelnen te Eedo in pachte int jaer ons heeren M CCC LXXII up den xxviij van hoymaent.

Int eerste ande zuudmoelne oost omme de steen te verlegghene die te braken was daer omme datze stille stoed een maent ende weder te ghanghen te doene. Hier over was ghewrocht ij daghen de meester hem andren xiiij gr. sdaechs up haer selfs cost.
Summe xxviij s. par.
Item een nieuwe ghebint (1) te ghereedene (2) ende in te doene ende moelne up te scorne ende uter aerden te waghene ende eenen nieuwen zetel (3) te makene ende te legghene ande standaert (4) beneden daer hi ghescoort was ende eene roede (5) ute te doene die te brok en was ende een en nieuwen upgaende lasch (6) der an gheleit ende weder in te doene ende nieuwe hecke weder ghemaect ende de steegher te vermakene ende de moelne weder te ganghen te doene ende over dit vors. werc so was ghewrocht xx daghen de meester hem andren.
Item anden wal vander vors. moelne die coste v gr. weder te makene ende te slechtene (8) daert tghebint hu ut ende in ghedaen was. Summe xxiij s. ix d. gr.
Item ande zuudmoelne west es ghewrocht anden steen die gebroken was om me te legghene in calcmortre ende dat steenhoud (9) te vermakene daer de steen in gheleid was. Es ghewrocht eenen dach den meester hem andren.
Item an de zelve moelne omme de hecke te makene es ghewrocht eenen dach de meester alleene. Summe xxj s. par.
Item an de hoghe moelne ghewrocht de roeden te beslane ende vi cammen (10) in te doene j dach de meester alleene. Summe vij s. par.
Item an de oostmoelne oost omme de hecke te vermakene ende de roede te beslane j dach de meester hem andren.
Item ande zelve moelne de steegher (11) up te hanghene ende tscharewant (12) te vermakene de meester j dach alleene. Summe xxj s. par.
Item te Capric upt feit an de moelne an de hecke te makene ende ande steegher trappen te makene j dach ghewrocht de meester hem andren. Summe xiiij s. par.

Item te Capric ande westmoelne de hecke te makene ende de roeden te makene ghewrocht j dach de meester hem andren xiiij s. par.
Item an dese vors. moelnen es ghedaen c ende lxxv sceeden (13) die costen v s. ende iij d. gr.
Item eene nieuwe busse (14) die coste iiij gr.
Item vj cammen die costen iiij gr.
Item calc daer die steen in gheleit was ande zuudmoelne west dat coste iij gr.
Item eenen nieuwen upghaende lasch die coste iij s. gr.
Item de waghenare die tghebint ter moelne voerde ende eenen lasch te Capric haelde ende te Eeclo brochte daer of so had hi xxxij gr. Summe xj s. ende x d. gr.
Summe van al ij lb. iiij s. ende iiij d. gr.

Item an de hoghe moelne west x ij lassche naghele ( 15 ) ij ingh.
Item xij middel naghele (16) j gr.
Item c ende xxv hecysers iiij gr. ende ij d.
Item een voetkin verstaelt (17) vj gr.
Item ande zuudmoelne west c ende xxv hecysers iiij gr. ende iiij ingh.
Item iij gr. van eere verkeerde sponighe (18).
Item ij ingh. te naghele daertoe.
Item ij voetkine verstaelt xij gr.
Item ande oostmoelne oost c hecysers x ingh.
Item xij middelnaghele j gr.
Item xij dobbel middelnaghele ij gr.
Item ande zuudmoelne oost c ende xxv lasche naghele vi gr. ende ij ingh.
Item ccc ende ixixj hecysers xiij gr. 1/2.
Item viij naghele van xj gr. Item xij naghele van vj gr.
Item v gr. van eenen ijseren boghel.
Item iij gr. van vj slotelkine.
Item 1 middelnaghele iiij gr.
Item ij gr. van iiij vingherlinne (19).
Item te Capric de moelne up tfelt xxxvj lasche naghele ij gr.
Item xxviij hecijsers ij 1/2 gr.
Item te Capric de westmoelne xij steeghernaghele iiij gr.
Item xxv middelnaghele ij gr.
Item 1 hecysers iiij gr. Summe van desen ijsere viij s. ende ij d. gr.

Dit es ghewrocht anden moelnen te Eclo ende te Capric siint deerste rekeninghe.

In teerste ande oostmoelne west om eenen steen te reedene ende den andren daer te reedene ende te legghene in steenhoud ende iiij nieuwe steenhaute ende de steen daer in te legghene ende tschaerwant te verpassene (20) ende taernasch (21) te keerne ende de moelne weder te ghanghe te doene hier over was ghewrocht iiij daghen de meester hem andren.
Summe iiij s. ende viij d. par.
Item eenen steen die coste xxv scilde.
Item die den steen brochte van Ghend ij s. gr.
Item den steen uten scepe te doene ende ter moelne te voerne xij gr.
Item een steenhoud daer de steen in was gheleyt dat coste xvj gr. j nieuwe aernasch xiiij s. gr.
Item ande hoghe moelne ghewrocht omme eene quade roede ute doene ende een niew stic houds ende eenen niewen lasch daer toe te beslane ende de roede te makene ende eenen houden lasch te vermakene ende de roede inghedaen ende te hecken.
Item anden steegher te makene.
Item ande houde hecke te makene ende tschaerwant. Hier hover es ghewrocht v daghen de meester hem andren.
Summe iij lb. x s. par. Item xiiij s.
Item de niewe roede coste xiiij s. gr.
Item de roede te haelne ij s. gr.
Item c sceeden xxxvj gr. Summe xj lb. viij s. par.
Item te Capric ande moelne up tfelt omme eene roede ute te doen ende ij niewe lassche daer an te legghene hene groot ende hene cleine te beslane en de te roedene, te legghene ande roede ende de roede weder in te doene ende te heekene ende tgrote wiel te verpassene ende ande paersboom (22) te vermakene. Hier over es ghewrocht de meester hem andren iij daghen.
Summe iiij s. viij d. gr.
Item j. niewen lasch te voerne van Eclo te Capric coste xij gr.
Item eenen deinen lasch coste vj gr.
Item van scheeden te voerne vj gr.
Item an de westmoelne te Capric an tgrote wiel ende an tscharewant ghewrocht de meester hem andren eenen dach.
Summe xiiij s. par.
Item ande zuudmoelne west te Eclo j nieuwen steen ghecocht iiij lb. gr.
Summe van desen ix lb. gr. ende vj s. gr. ende iiij d. gr.
Dit es de rekeninghe van den ijsere ande moelne te Eclo ende te Capric.
Int eerst ande hoochmolne west te Eclo cc 1/2 hecysers x ingh. elc hondert.
Item xxv middelnaghele van ij gr.
Item eene cramme ande selve moelne ende ij yserine boute ende een te vermakene j lb. par.
Item iiij vingherlinge iij gr.
Item 1 lassche naghele van viij ingh.
Item xij dobbel middelnaghele van ij gr.
Item ande zuudmoelne west ixixjv hecysers ende vj van viij ingh.
Item xx middelnaghele v ingh.
Item xvj lasche naghele j gr.
Item ande zuudmolne oost j voetkin verstaelt vj gr.
Item xij middelnaghele j gr.
ltem xlv lasche naghele ij gr.
Item 1 hecysers v ingh.
Item iiij spanghen  (23) elke omme viij ingh.
Item iiij steeghemaghele (24) iiij ingh., x ij lattenaghele (25).
Item ccc hecysers x gr.
ltem ande oostmolne oost te Eclo j voetkin verstaelt vj gr.
Item 1 hecysers v ingh.
Item te Capric up tfelt cc hecysers xx ingh.
Item c bandenaghele (26) v gr.
Item xxv middelnaghele ij gr.
Item ij naghele j gr.
Item vj naghele iij gr.
Item xij dobbel middelnaghele ij gr.
Item iij stroppe te vermakene ende v windebande (27) te vermakene v gr.
Item xxv lassche naghels iiij ingh.
Item 1 lattenaghele iiij ingh.
Item j voetkin verstaelt vj gr.
Item ande westmoelne te Capric c 1/2 hecysers v gr.
Item ij windebande iij voeten lanc vj gr.
Item van naghele ij gr.
Summe van desen ijsere x s. gr. v d. ende j ingh.
Summe van al lij lb. gr. ix s. gr. iij gr. ende j ingh. hier of ghelt minheere de helt.
Item van hi golt den hauden pachters xxvij lb. viij d.
Summe van al dat sij betaelt hebben van minsheeren weghe cj lb. xvj s. iiij d.

Noten

(1) ghebint = waarschijnlijk kruisbalk (onderdeel nr. 3). M. MACHARIUS vermeldt in Namen en maten van molenonderdelen, Ons Heem, jaargang XXI. nr. 3. 1967. p. 126.
(2) ghereedene = gereed, klaar maken of misschien ook met de ree of met de reischaaf bewerken.
(3) zetel = onderdeel nr. 6.
(4) standaert = onderdeel nr. 4 (de grote staak waarrond de molen kan draaien om hem in de goede windrichting te zetten).
(5) roede = haik die samen met het hekwerk de wieken vormt (onderdeel nr. 27).
(6) lasch = verbindingsstuk (Mnl. W).
(7) hecke = hekwerk (onderdeel nr. 26).
(8) slechtene = effen of glad maken (Mnl.W).
(9) steenhoud = onderdeel van de steenkuip.
(10) cammen = tanden van het aswiel.
(11) steegher = trap.
(12) scharewant = ook scarghewant (rek. 2071) en scaerghewant (G. POTTIE, "Over oude molens", in De Leiegouw, jaargang IX - afl. 1, 1967. p. 143). Het is niet duidelijk welk onderdeel bedoeld wordt. Het staat waarschijnlijk in verband met
de steenkuip.
(13) seceden = plat of vierkant dwarshout dienende om grotere stukken aan elkaar te verbinden (MnLW).
(14) busse = het middengedeelte van de molensteen waarin de as bevestigd is.
(15) lassche naghele = nagel. die gebruikt wordt om de te bevestigen op de roede.
(16) middelnaghele = middelgrote nagelen.
(17) verstaden =met staal beslaan (Mnl. W).
(18) sponighc =sponning (7).
(19) vingherlinnc = ring (Mnl. W).
(20) verpassene = afmeten, hier waarschijnlijk aanpassen, op maat bn·ngcn.
(21) aernasch = vermoedelijk ook een onderdeel van de steenkuip. Volgens De Bo Idiot. (22) paersboom = persboom. Volgens Mnl.W betekent perse een zware dwarsbalk. waarop het steenpil rust die de pelsteen draagt.
(23) spanghe = metalen ring of haak om iets te hechten of te sluiten (MnLW).
(24) steeghernaghele = nagels gebruikt bij het maken van de trap.
(25) lattenaghele = nagels gebruikt voor het bevestigt'n van de latten.
(26) bandenaghele = nagels voor het bevestigen van de .
(27) windebande = bande betekent schoor. dus hier schoor tegen de wind. Die ~choren vNstevigen de wanden van de molen (onderdeel nr. 16).

---------------------------------------

Luc Goeminne, "Structuur en terminologie van de windmolens te Eeklo, Kaprijke en Waarschoot op het einde van de 14e eeuw", Appeltjes van het Meetjsland, XXXVI, 1985, p. 67-98.

De studie van de maalindustrie in de zuidelijke Nederlanden tijdens het ancien régime is bij de beroepshistorici nog steeds een verwaarloosd studieobject.
Het is pas sinds enkele jaren dat er belangstelling ontstond voor een van onze oudste nijverheidstakken.

Het sociaal-economisch belang van de industrie van het gemaal is nochtans onmiskenbaar.
Het brood was een uiterst belangrijk verbruiksgoed vooral voor de lagere bevolkingslagen die zich weinig dure voedingsstoffen zoals vlees en kaas konden veroorloven.
In de hierna voorliggende tekst geven we een nauwgezette analyse van 3 rolrekeningen in verband met windmolenherstelIingen in de 14e eeuw.
We trachten de problemen zoveel mogelijk te benaderen op een technologische, metrologische en micro-economische basis.

Inleiding tot de oudste geschiedenis van Eeklo en Kaprijke
Omstreeks 1230 beqint gravin Johanna van Constantinopel haar grafelijk bos Aalschoot te verciinsen. De kern van dit grafelijk domein omvatte het noorderlijk deel van Eeklo, geheel het grondgebied van Kapriike, het westelijk deel van Oost-Eeklo en het noordelijk deel van Lembeke (2). Door die vercijnsing, "en werden heel wat kolonisten aangelokt die bovendien door gravin Johanna werden begunstigd door het verlenen van een stadskeure in 1240 aan Eeklo en Kaprijke. In die snel groeiende nederzettingen werden al vele parochies opgericht.
In 1241 wordt "de parrochia Sancti Vincentii de Eclo" vermeld en in 1248 "parrohia de Caprica (3).

EEKLO

De oudste vermelding van Eeklo dateert van 1220. Twee andere toponiemn aldaar worden echter reeds veel vroeger vermeld nl. Raverschoot in 1127 en Aalschoot in 1240 (4). De heerlijkheid Eeklo heeft tot in de zeventiende eeuw aan de graven van Vlaanderen toebehoord.
Vroeger was deze plaats sterk bebost.
Oppervlakte 2.830 ha.
In 1469 telde men hier 448 haarden, wat overeenkomt met ongeveer 2.240

Inwoners
Bevolkingsdichtheid: 79 per km².
We schatten de bevolking van Eeklo rond 1370 op 2.000, wat overeenkomt met een bevolkingsdichtheid van 40 per km².
Men had toen al 4 windmolens te Eeklo, wat overeenkomt met 1 windmolen per 500 inwoners. In landelijke gebieden van Vlaandren schijnt 1 windmolen per 500 inwoners in de 14e eeuw een gemiddelde verhouding weer te geven.
Te Eeklo blijkt nooit een watermolen te hebben gestaan.
Het graanareaal te Eeklo in de 14e eeuw is onbekend. In 1834 was een achtste van de gemeente nog bebost. We schatten het graanareaal te Eeklo in de 14e eeuw op 800 ha. Doch dit cijfer is enkel een estimatie.

Een windmolen zou aldus een graanareaal hebben gehad van 200 ha. De verhouding tussen het aantal windmolens en het graanareaal in de late middeleeuwen werd echter nog nooit systematisch bestudeerd.

KAPRIJKE.

De naam Kaprijke komt pas voor het eerst voor in 1233 als Caperic en in 1241 als Capric (4).
In de 14e eeuw behoorde dit domein ook toe aan de graven van Vlaanderen.
In het noorden was er veel bos. Oppervlakte 1.469 ha. In 1469 telde men hier 370 haarden, wat overeenkwam met een bevolking van ongeveer 1.850 personen. De bevolkingsdichtheid bedroeg 126 inwoners per km².
We schattende bevolking te Kaprijke rond 1370 op 1.500, wat overeenkomt met een bevolkingsdichtheid van 100 per km².
Men had toen 2 windmolens te Kaprijke, wat ongeveer overeenkomt met 1 windmolen per 750 inwoners. Een watermolen is er te Kaprijke nooit aangetoond.
In 1846 waren er hier nog 261 ha. bos en 144 ha. heide. Het graanareaal bedroeg toen 83 ha. tarwe, 333 ha. rogge, 7 ha. gerst, 258 ha. boekweit: in totaal dus 681 ha. Men had toen ook 175 ha. weiden.
We schatten derhalve het graanareaal in de 14e eeuw op 500 ha.
Elke molen zou een graanaraal van 250 ha. hebben gehad.

Inleiding tot de oudste geschiedenis van Waarschoot

De parochia de Warscoth werd tussen 1244 en 1250 gesticht (3).
Oppervlakte: 2.190 ha.
In 1469 telde men hier 75 haarden of slechts 380 inwoners.
Bevolkingsdichtheid: 17 per km2.
We schatten de bevolking te Waarschoot rond 1370 op slechts 300 inwoners wat overeenkomt met een geringe bevolkingsdichtheid van 14 per km².
Waarschoot had slechts één windmolen in de 14de eeuw. Een watermolen werd er nooit aangetoond.
In 1834 bedroeg de graanopbrengst er als volgt: 1.300 hl. tarwe, 7.635 hl. rogge, 1.435 hl. gerst, 2.870 hl. haver en 2.867 hl. boekweit.

Anno 1469          Opp. ha.        Bevolking     Bevolkingsdichtheid per km²
Eeklo                  2.830            2.240               79
Kaprijke              1.469            1.850              126
Waarschoot          2.190              380               17

Fig. 1 : Oppervlakte, bevolking en bevolkingsdichtheid te Eeklo, Kaprijke en Waarschoot in 1469.

De grafelijke molens te Eeklo, Kaprijke en Waarschoot rond 1370.

In 1357 schenkt graaf Lodewijk van Male "te Eecloe, te Capric ende Waerscout de helft van acht moelnen" aan de heer van Gruuthuuse. Deze molens maakten deel uit van de geconfiskeerde goederen van Arnouts van Rommene.

Ze kwamen in zijn bezit door zijn huwelijk met Isabella Vian Lierde, de weduwe van Simon de :Mirabello. Deze Isabella was een bastaardzuster van graaf Lodewijk van Nevers. Arnout van Rommene had in de Vlaams-Brabantse oorlog partij gekozen voor Wenceslas en Johanna van Brabant en tegen graaf Lodewijk van Male.

Die molens waren voor de helft in het bezit van de graaf en de andere helft behoorde aan een begunstigde van de graaf. Simon de Mirabello is de eerst gekende bezitter van de helft van die molens. Na zijn dood erfde zijn vrouw Isabella die molens en door haar huwelijk met Arnout van Rommene kwamen ze in het bezit van haar man. Die toestand van verdeling zou nog geruime tijd duren.

Uit rekeningen over de herstellingen en reparaties aan die molens uitgevoerd tijdens de jaren 1371-1375, blijkt die verdeling. De graaf moet inderdaad voor de helft bijdragen in de totale herstellingskosten. Deze rekeningen lichten ons tevens uitvoerig in over de grafelijke molens te Eeklo, Kaprijke en Waarschoot in de 14de eeuw.

Lokalisatie.

Te Eeklo staan er vier molens: "de zuudmoclne oost, de zuudmoelne west, de hoghe moelne west en de oostmoelne oost".
De "hoghemoelne west" noemt ook in de rekeningen hier en daar de noordmolen west of nieuwe molen west.
Deze laatste molen was dus blijkbaar van grotere afmetingen dan de drie andere. Wellicht werd hij ook later gebouwd? Dit blijkt ook uit een van zijn benamingen.
Misschien bestond toen reeds de neiging het molenkot wat groter te maken en het gevlucht wat langer.
Een zelfde aanduiding vonden we ook in de stad Hulst in Zeeuws-Vlaanderen rond 1372 (5).
In 1351 wordt een perceel land "an de strate die gaet van Edo te Ravenscootwaert bid er zuutmoelne" gesitueerd. We kunnen daaruit afleiden dat onze beide "zuudmoelne" aan de zuidzijde van de Molenstraat gelegen waren.
De Molenstraat heette trouwens vroeger de Zuidstraat of ook soms wel eens, de Weststraat.
De oostmolen lag volledig aan de andere zijde van de stad. Waarschijnlijk moeten we die situeren in het begin van de Oude Gentweg te Eeklo.
Het landboek van 1638 vermeldt een "cheyns daer Hendrycks De Croicgs meulen op staet". Die cijns was gelegen tussen de Oude Gentweg en de Lekestraat.
De hoge molen kan gestaan hebben op de molenberg naast het kerkhof, waar in latere tijden een hoge stenen molen gebouwd werd.
In het landboek van 1638 vinden we een molenwal in die omgeving (26e beloop) vermeld.

Voor Kaprijke vinden we twee molens vermeld in de rekeningen: "de westmoelne en de moelne te Capric upt velt". De westmolen stond in de (kleine) Molenstraat te Kaprijke op de grens tussen Kaprijke en Eeklo niet ver van het Aalstgoed.
Een fragment van een oud renteboek (vermoedelijk begin 17de eeuw) vermeldt een stuk land te Kaprijke "ligghende ande muelne comende an den watreganc". Die molen is waarschijnlijk de westmolen van Kaprijke.
De andere molen "op het veld" is niet met zekerheid te situeren, maar kan misschien vereenzelvigd worden met de molen die langs de (grote) Molenstraat te Kaprijke stond.

Meer waarschijnlijk stond deze molen "op het veld", op een molenberg. midden op een plein dat nu de markt is geworden.

Te Waarschoot vermelden de rekeningen van 1371-1375 slechts één molen, alhoewel wij er twee verwachten, vermits er in 1357 sprake is van acht molens: vier te Eeklo, twee te Kaprijke en twee te Waarschoot. De gegevens van de rekeningen zijn te vaag om die molen juist te kunnen situeren. In 1394 zou te Waarschoot een derde molen gebouwd zijn. In 1417 waren er alleszins al 3 korenwindmolens in deze weinig bevolkte gemeente.

De molen van de heer van Aveschoot komt ook voor in die rekening: in 1372 haalt men schoren te Lembeke om de molen van Waarschoot te ondersteunen.

De molen van Lembeke was in het bezit van de heren van Aveschoot.

In de rolrekening wordt hij Eustaes Auweels Molene genoemd. Eustaes Auweel was toen heer van Aveschoot.

Bouwjaar van de molens.

Het oudste onrechtstreeks historisch gegeven van het bestaan van een windmolen te Eeklo dateert van 1240 (6).
Misschien was het de Noordmolen-west, die in het westbolwerk stond en daarom molen west werd genoemd?

Frans de Potter en Jan Broeckaert vermelden zonder bronvermelding een Molenwech te Kaprijke in 1264. Dit is later misschien de (grote) Molenstraat, in het noordwesten van het dorp.

De oudste ons bekende vermelding van molens te Waarschoot is 1357. Daar dit dorp in de middeleeuwen veel minder bevolkt was dan Eeklo en Kaprijke,is de windmolen er wellicht misschien later gebouwd (circa 1290?).

Wijze van bewerking en uitgave.

De rolrekening n° 2068, loopt van Sint-Jan (24 juni) 1371 tot Allerapostelen dag (15 juni) 1372. Ze werd opgesteld te Gent, en omvat willekeurig door elkaar herstellingen, aan de molens te Eeklo, Waarschoot en aan de 2 molens te Kaprijke. In totaal dus 7 staakmolens. De prijzen zijn hoofdzakelijk aangeduid in ponden gr.

De rolrekening n° 2069 loopt van 28 juli (hooimaand) 1372 tot 28 juli 1373.

Ze omvat willekeurig door elkaar de herstellingen aan de molens van Eeklo en Kaprijke. De prijzen zijn meestal aangeduid in ponden gr. en soms ook in ponden par. Deze rekening werd reeds uitgegeven door Luc Stockman (1).
De rolrekening n° 2070 loopt van de Rekeninge van 1374 tot deze van 1375. Ze werd opgesteld te Male. Ze omvat herstellingen aan de molens te Eeklo en te Kaprijke. Deze laatste rekening is opgesteld in ponden par.
Vaak worden smeedwerken, ijzerwerken en bestelling van nagels samengevoegd.
De herstellingen van meerdere molens staan vaak willekeurig door elkaar, zodat het vaak niet duidelijk is, wat er juist met elke molen afzonderlijk is gebeurd. Niet zelden worden onderdelen van ·de ene molen naar de andere vervoerd om aangewend te worden.
Het is dus uit deze 3 rekeningen niet duidelijk op te maken hoeveel elke molen tussen 1371 en 1375 aan herstellingen heeft gekost. Vergoedingen aan molenaars voor werkverlet tijdens herstellingen, komen in de rekeningen niet voor.

De verschillende molentermen die we aantreffen in de Vlaamse rolrekeningen zijn niet gegroepeerd per molenonderdeeI. Aldus is het soms moeilijk de juiste betekenis van sommige termen te achterhalen. Eén enkele zinsnede uit de rolrekening bevat soms werken voor totaal verschillende molenonderdelen.
De plaats in de zin verklaart dus niet steeds de betekenis en de plaats van het molenonderdeel in de molen.

De prijs van veel molenonderdelen kan niet afzonderlijk berekend worden, omdat uitgaven van onderdelen en werkuren vaak vermengd zijn. Hier en daar werd tussen zinsneden door ons een komma aangebracht, om de leesbaarheid van de tekst te vergroten.

Schrijffouten komen vaak voor en werden door ons onverbeterd overgenomen vb. Ecke i.p.v. Heckte t.t.z. hekwerk.
De volledige tekst van de rolrekeningen (n° 2068 en 2070) volgt in extenso in bijlage 1. De transscripties van Luc Stockman en Paul De Ridder werden zorgvuldig met elkaar vergeleken.
Enkele toponiemen zijn al genoeg bekend en worden in de volgende hoofdstukken vermeld.
In bijlage 2 komt een woordglossarium voor van 99 Vlaamse molentermen uit de 3 rekeningen (n° 2068, 2069 en 2070).
Franse molentermen komen niet voor in de tekst.

Uitbatingsregime van de molens.

De rekening over het jaar 1371-'72 wordt door Pieter Vromout te Gent opgemaakt. Pieter Vromout was geen pachter maar wel een dienaar van de graaf. Hij was eerst schepen en later baljuw te Eeklo in 1367-68 en 1385-90. Hij betaalde als zaakgelastigde van de graaf verschillende personen voor reparaties die ze aan de molens uitgevoerd hadden.
Nijs Bomghaert, timmerman, wordt vergoed voor het leveren van hout envoor het herstellen van het houtwerk en Jan Drieghe voor het herstellen van het ijzerwerk.
Het volgend jaar 1372-1373 treedt er een wijziging op in het uitbatingsregime van de molens. De molens te Eeklo en te Kaprijke worden nu samen verpacht aan Jan Hoverghars, die nu zelf moet instaan voor alle reparaties.
Deze Jan Hoverghars was een inwoner van de stad Aardenburg zoals blijkt uit de baljuwsrekening van Aardenburg van rond 1375. Hij komt in die rekening voor.
De pachtvoorwaarden zijn niet bekend, maar we stellen vast dat de pachter die in de rekeningen de titel van meester krijgt vergoed wordt voor zijn onderhoudswerk.
Hij werd in die taak bijgestaan door knechten of helpers.
De manier waarop "de meester" de molens uitbaatte is niet met zekerheid te achterhalen. Waarschijnlijk verpachtte hij die verder aan molenaars die de molens dan in bedrijf hielden. Het is immers onmogelijk dat hij zes molens terzelfdertijd aan het draaien zou gehouden hebben. We zien in Jan Hoverghars meer een ondernemer en vooral een molenbouwer, want hij voert verscheidene reparaties alleen uit. Bovendien wijst zijn titel van meester op een speciale bevoegdheid in het molenvak, zoals hij een geschikte tussenpersoon was tussen de graaf en de molenaars.

Alhoewel er slechts drie rekeningen bewaard zijn uit die periode lichten ze ons toch in over een wijziging in het uitbatingsregime van de molens. Tot 1372 gebeurt dit rechtstreeks door de administratie van de graaf terwijl men daarna een beroep doet op een pachter die de last van het onderhoud op zich neemt. De helft van de herstellingskosten blijft de graaf echter zelf betalen.
De andere helft valt ten laste van de eigenaars van de tweede helft.

Kostprijs en pachtprijs van de molens.

Hierover komt in de rekening geen enkel gegeven voor.

ONDERHOUDSLAST

- Timmerwerken en Smeedwerken.

Uit onderstaande tabel blijkt dat de aankopen van hout en de timmerwerken duidelijk viermaal méér kosten dan het ijzer en smeedwerk. Het totaal van de uitgegeven sommen is per jaar ook duidelijk verschillend.

- Jaarlijkse kostprijs voor herstellingen.

Te Aalter kostten de jaarlijkse herstellingen rond 1375 gemiddeld iets meer dan 4 pond gr. per staakmolen. Doch er kwamen grote verschillen voor door toevallige zeer dure reparaties of vervanging van zware dure onderdelen. Te Eeklo vonden we een gemiddelde kostprijs voor herstellingen van bijna 3 pond gr. per staakmolen en per jaar.

Houtwerken         Ijzerwerken         Totaal

en en timmerwerken smeedwerken
1371-1372. Eeklo,
Kaprijke en Waarschoot 22 p.gr. 6 p.gr. 28
7 molens
1372-1373. Eeklo,
Kaprijke. 6 molens 10 p.gr. 2 p.gr. 12
1374-1375. Eeklo,
Kaprijke. 6 molens. 8 p.gr. 2 p.gr. 10

Totaal 40 p.gr. 10 p.gr. 50

Vergelijking van de uitgaven van hout- en timmerwerken, met deze van ijzer- en smeedwerken. Omgerekend in ponden gr.
Benaderende waarden.

Prijs van sommige molenonderdelen.

- Kruisplaat : 11 s. gr.
- Roedebalk of pestel: 14 s. gr.
- roede-einde of las: 3 s. gr.
- 100 roede-scheden: 3 s. gr.
- Molenas: XXI schilden - (3 x 11 s. gr.)
- Baansteen: 4 s. gr.
- Molensteen: 4 1/2 lb gr. of 25 schilden.
- Houten bosse in de ligger: 4 d gr.
- Loopstaak: 2 d gr. of 2 s. par.
- Tienvoethout: 2 d gr. of 2 s. par.
- Windeband van 23 voet (6,3 m) 5 d. gr.
- 6 kammen: 4 d. gr.
- 12 lasnagels: 2 engelsen of 2/3 d. gr.

Houtsoorten.

41 s. gr. of 2 lb. gr. 1 s.

Meestal werd in de molenbouw eik aangewend, doch dit blijkt niet rechtstreeks uit de rolrekeningen.
Men spreekt in de tekst vaak van planken, bart, sparre, tienvoethout, enz.
Soms ook wel van "eenen eekien stic houts", "van eener eeke".
De  zolderingen van het molenkot waren zeker met eiken planken gemaakt.
Andere houtsoorten werden ook gebruikt, doch het is niet steeds duidelijk voor welk onderdeel het moest dienen.

Timmerlieden, ambachtslieden en molenaars rond 1370.

Blake Pieter: voerman (te Kaprijke ?)
Boghaert Wies: timmerman.
de Eerde Boydin: handlanger-delver.
Drieghe Jan: smid (te Waarschoot?)
Gheerboude Jan: houthandelaar.
Hoverghars Jan: molenbouwer uit Aardenburg.
Van den Haute Willem: houthandelaar te Oedelem.
Van Massemeyne Filip (heer): handelaar te Gent.
Vromoude Laurens (heer): handelaar te Gent.
Vroumoude Pieter: beheerder-toezichter van de molens te Eeklo, Waarschoot en Kaprijke. In 1366 en 1379 ook hoogbaljuw van Kaprijke.

Daglonen van ambachtslieden

Daglonen staan in de tekst als dachuren (= daguren) vermeld. Dit is nog steeds de huidige gebruikte Zuid-Nederlandse term.
- Timmerman: 7 d gr. per dag.
- Meester-molenmaker: 14 d. gr. per dag.

Overzicht en aard van de herstellingen

Aan de molens is geen groot onheil overkomen tussen 1371 en 1375.
Zo werden er belangrijke werken uitgevoerd aan het gebinte en de molenvoet, met vervanging van kruisplaten, blokken en steekbanden. De molen werd hiervoor opgevijzeld en ondersteund met houten schoren.
Ook de staart van de molen werd een paarmaal vervangen.
Soms ook werden verstevigingswerken aan de staak en de steenbalk uitgevoerd.
Van enkele molens werden de zolderingen van de molens hersteld. Van reparaties aan de wegen of wanden, alsook aan de kap, is echter nergens sprake.
Soms wordt ook aan de buitentrap genageld.
Herhaalde malen werden roeden vervangen en het hekwerk vernieuwd. Opvallend is het groot aantal in rekening gebrachte nagels. Werden geen nagels ook voor andere (persoonlijke) doeleinden aangewend?
Aanpassingen aan de molenas, vangwiel en rondsel kwamen ook herhaaldelijk voor.
Van herstellingen aan het staakijzer en de rijn is eigenaardig genoeg nergens sprake.
Soms worden werken uitgevoerd aan de molenstenen en het steenhout of ringhout.
Opvallend zijn de herhaalde smeeàwerken aan een versleten onderijzer of kleine spil.
Aan het schaargewant (pasbrug of lichte) waren herhaalde aanpassingen nodig, evenals aan de pel'seboom of vangbalk.
Een vervanging van de eigenlijke vangplank wordt nergens vermeld. Werken aan de windas, waarbij hier enkel het luiwerk bedoeld wordt, komen ook soms voor.
Vervangingen van repen worden nergens vermeld. Misschien waren de repen eigendom van de molenaars en zorgden deze zelf voor hun vervanging.

Brugge en Gent, centra voor molenbouw

Sommige zware onderdelen werden bij handelaars in de stad aangekocht en door voermannen met wagens ter plaatse aangebracht.
Kruisplaten werden aldus te Brugge aangekocht.
Molenstenen en baanstenen werden te Gent gehaald. Ze werden daar uit schepen geladen. Vermoedelijk waren ze dus afkomstig uit Noord-Frankrijk en naar Gent langs de Schelde aangevoerd. Doch de oorsprong van de molenstenen wordt spijtig genoeg niet vermeld.
Andere zware eiken onderdelen werden in sommige dorpen rechtstreeks uit de bossen gehaald.
In Oedelem, op 16 km ten westen van Eeklo, kocht men een zware houten molenas en drie kruis platen. Een dergelijke molenas had een diameter van ongeveer 65 cm, en vergde het vellen van één volwassen eikeboom.
Een eik werd ook te Balgerhoeke (op 4 km ten N.-W. van Eeklo) gehaald.
Een andere eik was afkomstig uit het Goed Wullescoot te Eeklo zelf.
De plaatsnaam Wulfschoot treft men aan tussen Balgerhoeke en de Sint-Jansdreef te Eeklo. Het toponiem Vulfscoet komt reeds voor in 1315, samen met de Moerwegheline, die vermoedelijk met het huidige Vrouwestraatje mag vereenzelvigd worden.
Het goed Wullescoot lag dus ongeveer op 3,5 km ten N.-W. van de kerk van Eeklo.
In de omgeving komt nu nog veel bos voor.

Structuur van de staakmolens in de 14e eeuw.

Molenwal
Molenwal is de West-Vlaamse middelnederlandse benaming voor molenberg.
De term "molenwal" is niet geattesteerd vóór 1300. Het woord "molenberg" is het eerst geattesteerd te Mechelen in 1289.
Een ander synoniem is molendam.
De middeleeuwse woordgeografie van molenwal, versus molenberg, molendam en molenmotte werd nog niet systematisch bestudeerd.

Gebinte of molenvoet
De kruisplaten lagen op houten blokken die zelf nog rechtstreeks op of in de grond lagen. De molen had waarschijnlijk nog geen gemetste teerlingen. Dit blijkt onrechtstreeks uit de volgende zinsnede: " 1 stic hauts daer of dat ghemaect ziin blocke onder de moelne te Capric" en "Boydiin de Eerde hevet ghewrocht ende gheolpen de blocke ute ende in doen ende ghedolven 11 S gr. van IIII daghen".

De staart
De staart was opgehangen in een ijzeren beugel, ronder eigenlijke staartbalk in de voorweeg ; "den steegher te verhanghene". Wellicht hadden de molens toen nog een eenvoudige steekstaart zonder windas of kruiwiel.

Structuur van de roeden
De roede bestond uit een pestel en twee roede-einden of lassen. Wanneer
een nieuwe las aan de pestel werd gelegd, diende ook het hekwerk volledig vernieuwd te worden. Een las is dus geen gewoon verlengings- of versterkingsstuk aan de roede.
Soms was de roedebalk niet stevig genoeg en werd ter versteviging een plank van ongeveer 2,7 m. (tienvoethout) ertegen aangeklemd met ijzeren banden.
Uit de volgende zin blijkt duidelijk het onderscheid tussen een las als roede-einde en een plank als versterking; "om eenen lasch te legghene an de roeden ende om de roeden te verstivne met tienvoet houten, ghebonden met windebanden".
Vermoedelijk werden de scheden nog niet doorheen de roedebalk gestoken bij middel van geboorde openingen, doch wel erop genageld, wat minder stevig is en inderdaad vaak tot herstellingen aanleiding moest geven. Vergelijk: "III roeden besleghen, om de roede te beslane" (Dwarse optuiging).
Pestel en roede waren aan elkaar bevestigd op meerdere scheersbouten, vingerlingen (beugels) en zware nagels.

Structuur van het hekwerk
Het hekwerk bestaat uit de scheden met de zomen. Het aantal zomen per roede-einde is niet duidelijk af te leiden uit de rolrekening.
Aan één molen worden soms ineen 250 heknagesl aangewend, dit is minium 60 nagels per roede-einde.
Met een dwarse optuiging en slechts twee zomen (één voor en één achter de roedebalk) zou dit 31 scheden per roede-einde doen veronderstellen.
Voor de Westmolen te Kaprijke en ook voor de Zuidmolen-West te Eeklo worden echter 500 hekijzers besteld, d.i. 125  per roede-einde. Veronderstelt men 30 scheden, dan komt dit overeen met 4- nagels per schede. Aldus kan dit roede-einde ook 4 zomen hebben gehad; 2 vóór de roedebalk en 2 achter deze balk. Voor de molen van Kaprijke worden in 1372, 175 scheden gekocht. Dit zou moeten overeenkomen met 43 scheden per roede einde, wat een buitengewoon hoog getal voorstelt, Werden derhalve geen scheden in reserve gehouden? Of voor een andere molen aangewend?

Molenstenen

Gebroken stenen werden aan elkaar verbonden met ijzeren krammen en aan elkaar gekit met kalkmortel.
De diameter van de molenstenen blijkt niet uit deze rolrekening. Over de eigenlijke maalstoel, het harnas of aandrijfwerk (vangwiel en vang) komen in de rekeningen geen preciese gegevens voor. Ook over de molenrepen en luiwerk vernemen we weinig of niets.

Vang

De molen had toen nog een plankvang, zonder sabelijzer.
IJzerwerk aan de molens te Eeklo en te Kaprijke rond 1370.
Aan een windmolen kwam in de 14e eeuw reeds veel ijzer te pas: nagels, bouten, ijzeren windbanden, spangen, krammen, beugels, schenen, enz ...
Verder had men nog de ijzeren handboom, het klauwijzer, de rijn, de spil, de spoorpot, de heinsel, de scherphamers, enz ...

a. Nagels en bouten.

De aard en grootte van de nagels kan men enigszins afleiden uit hun benaming, het gebruikte aantal en vooral uit hun prijs. De prijs staat wel in een rechtstreeks verband met het gewicht en dus de lengte van een nagel.
Hun vermelding op een bepaalde plaats in een zinsnede laat meestal geen bepaalde conclusies toe.
De prijzen van de verschillende soorten nagels is soms moeilijk uit de rolrekening af te leiden, omdat één enkele uitgavepost meestal meerdere soorten nagels omvat. We berekenen de prijs van zware nagels per 1 of 5 stuks, omdat dit een betere vergelijking toelaat.
De prijs van kleine nagels geven we weer per 100 stuks.
We bespreken de soorten nagels van groot naar klein. In totaal worden niet minder dan 9 soorten nagels vermeld. Alle prijzen zijn uitgedrukt in denieren groten.

- Grote nagels waren eigenlijke zware scheersbouten van ongeveer 30 cm. lang. Ze werden gebmikt om pestels en roede-einden te verbinden, om lijsten en stijlen van het molenkot te verenigen, enz ... Ze werden per 10 stuks ineens gekocht. Ze kostten ongeveer 1/2 tot 1 denier gr. per stuk.
- Steeghernagels waren zware lange nagels om de treden van de buitentrap aan de dikke schalieren te nagelen. We schatten hun lengte op 15 cm. Kostprijs: 3 voor 1 d. gr. Elke uitgavepost bevat 5 tot 12 nagels.
- Dobbelmiddelnagels kostten 1 d. gr. voor 6 middennagels kostten juist de helft, 12 voor 1 d. gr.  Tot wat ze gebruikt werden is niet duidelijk. Er wenden er 5 tot 10 ineens aangekocht.
- Nagels hadden een uiteenlopende prijs. Van 1/2 tot 1 d. gr. per stuk. Hun lengte is niet te achterhalen. Nagels staat hier misschien voor lange bouten.
- Van de leestnagels konden we de prijs niet achterhalen. Tot wat ze dienden blijkt niet uit de rekeningen. Hun lengte is ons ook onbekend.
- Lasnagels werden in groter aantal aangekocht, 50 tot 100 ineens.
De kostprijs bedroeg ongeveer 20 voor 1 denier gr. Het waren dus duidelijk kleinere nagels, misschien van 10 cm lang. De betekenis van hun naam is ons onduidelijk. Deze nagels waren zeker te klein om de lassen of roede-einden aan de pestels te slaan. In de 3 rolrekeningen samen werden er ongeveer 500 van aangekocht.
Bandennagels kostten evenveel als lasnagels, nl.  20 voor 1 denier gr. Er werden er  slechts 100 aangekocht voor 5 molens.
Het waren nagels van ongeveer 10 cm lengte, doch met patte grote koppen. Ze dienden om de ijzeren banden rond de molenas en pestels te helpen bevestigen.
- Heknagels en hekijzers zijn zeker synoniem voor eenzelfde kleinere nagel.
Ze werden in groten getale aangekocht, vaak 100 tot 300 ineens. Kostprijs ongeveer 100 tot 150 voor 3-4 denieren gr.
In totaal werden er voor de 3 molens ongeveer 1200 nagels aangekocht. Ze dienden ongetwijfeld voor de timmering van het hekwerk. Huidige scheden zijn 3 cm dik en zomen 2 cm. We schatten hun lengtederhalve op 5 cm.
- Lattennagels waren iets korter dan heknagels. Ze werden ook in groot getal ineens aangekocht. Kostprijs ongeveer 100 voor 1-2 d gr.
- Luucnagels en de zeer kleine mitenagels komen in deze 3 rekeningen niet voor.

b. Krammen en klinken.

In de rekeningen vonden we aankoop van één enkele cramme en een zestal clincken. Dit zijn U-vormige nagels. Hun betekenis en functie blijkt niet uit de teksten. Ze kunnen zeer groot zijn zoals beugels, doch ook klein, volgens de prijs.

c. Beugels, stroppen, spangen en vingerlingen.

- Boghels zijn zware U-vormige of ronde gesloten ijzers. Kostprijs: 1 voor 5 d gr. De betekenis blijkt niet uit deze rekeningen. Een beugel kan o.a. dienen voor de staartophanging of als ijzeren windband rond de pesteIs en roede-einden.

- Een strop is ook een kleine ijzeren gesloten beugel.

- Een spange is eveneens een metalen beugel.
Deze hoeft niet volledig gesloten te  zijn. Een steegherspanghe kostte 8 s. par. of 2/3 denier gr.
Sommige spangen waren vermoedelijk enkel U-vormige krammen. Ze kostten slechts 1 tot 8 inghelsen t.t.z. 1/3 denier tot 2 2/3 denieren.

- Vingerlingen zijn ijzeren vierkantige roedebanden, om de pestels en roede-einden stevig aan elkaar te verbinden. Hun prijs bedroeg 1/2 tot 1/4 denier gr. (zie verwindbanden).

d. Ijzeren windbanden.

Men onderscheidt banden rond de staak (staakbanden), rond de pestels (roedebanden) rond de molenas (asbanden), rond de maalstenen (steenbanden), rond de bosse en rond het rondsel of klein wiel.

De soort banden blijkt uit hun prijs en vooral uit hun lengte.

De roedebanden zijn vierkantig, de andere rond. Ze werden vastgeslagen met bandenagels door kleine geboorde openingen.

De prijs van ijzeren banden wordt hier uitgedrukt in denieren par. per lopende voet. Gewoonlijk bedroeg de prijs 14 denieren par. per voet of ongeveer 1 gr. per lopende voet.

Nergens komen uitdrukkelijk maatgegevens voor; wel wordt hier en daar de lengte van sommige ijzeren windbanden medegedeeld. Hieruit kunnen we met een redelijke grote zekerheid enkele maten afleiden van sommige molenonderdelen.

In de rekening komen windbanden voor van 23 voet (6,21 m), 18 voet (4,96 m.), 7 voet (193 cm) en 6 voet (165 cm).
Deze van 6,21 meter lengte zijn vermoedelijk banden rond molenstenen van 190 cm diameter. De banden van 4,95 m zijn wellicht eveneens beslagen rond molenstenen van  159 cm diameter.
Banden van 193 cm. zijn misschien versterkingsbanden rond de staak met ongeveer 61 cm diameter.
Banden van 165 cm lagen misschien rond een molenas van ongever 52 cm diameter ofwel waren het roedebanden.
Bandenvan 82,5 cm kunnen rond de bosse hebben gelegen, of ook als  roedebanden hebben gediend.

De rekeningen zijn soms moeilijk te interpreteren. We geven hieronder een paar typische voorbeelden:

- Item VIII windbanden van XLII lanc elkes voet van XIIII maken XLIX s. par.
Deze zin moet als volgt worden gelezen: Acht windebanden met een totale lengte van 42 voet, waarbij elke voet 14 d. par. kostten, kosten in totaal 49 s. par. Dit wil zeggen elke windband heeft een lengte van ruim 5 voet of 143 cm, indien windebanden van dezelfde lengte bedoeld worden.
Wellicht waren deze windebanden rond de molenas geslagen ter versteviging. Deze as zou dan een diameter van 46 cm gehad hebben.

- Een andere windeband van 7 voeten (193 cm) kost 14 d. par. per lopende voet.  In totaal 8 s. 2 d par.
Deze staakband diende wellicht om rond de standaard of staak te worden geslagen ter versterking. De standaard of staak had dus een diameter van ruim 51 cm.

- Aan de Zuidmolen West te Eeklo werden 5 ijzeren banden gebruikt die elk 18 voeten (4,95 m) lang waren. Deze banden kostten ook 14 d. par per lopende voet.  Deze waren wellicht geslagen rond een molensteen met 159 cm diameter.

- Soms werd ook rond het rondsel of 't deen wiel een ijzeren band geslagen ter versteviging : "twiel te bindene met yserine banden". De lengte van deze band wordt spijtig genoeg niet medegedeeld in de rolrekening.

e. Schenen of ijzeren lemmers.

Deze ijzeren platen lagen longitudinaal op de hals van de molenas tegen slijtage. In deze rolrekeningen worden er geen vermeld.

Bibliografie en nota's.

(1) Stockman Luc: "De grafelijke molens te Eeklo, Kaprijke en Waarschoot (1357-1456)", in Appeltjes van het Meetjesland, 18, 1967. Bron: Algemeen Rijksarchief Brussel, Rolrekening nr. 2068 over 1371-72, nr. 2069 over 1372-73 en nr. 2070 over 1374-75. Alleen rolrekening nr. 2069 werd al uitgegeven door Luc Stockman, op. cit. Stockman heeft in zijn artikel meerdere molenonderdelen verkeerd geïnterpreteerd: ghebint, lasch, sceeden, harnasch, perseboom, windebande, enz ...

(2) Stockman Luc: "De Brieven van Assenede en de Vier Ambachten", in Appeltjes van het Meetjesland, nr. 23, 1972, blz. 7-9.

(3) Stockman Luc: "Kerkelijk en parochiaal leven in het Meetjesland vóór 1600", in Appeltjes van het Meetjesland, nr. 33, 1982, blz. 15.

(4) De Vos Achiel en Stockman Luc: "Meetjeslandse plaatsnamen van vóór 1625", in handschrfit.

(5) Goeminne Luc en Weemaes Frans: "Structuur en terminologie van de grafelijke windmolens te Hulst in de 14de eeuw", Zulte, 1981, 26 blz.

(6) Neelemans E.: "Geschiedenis der stad Eeclo", passim.

(7) Gysseling M.: "Corpus van Middelnederlandse teksten. I. Ambachtelijke bescheiden", 9 delen, 1977, I, 2, 1369.

Bijlage 1

a. Tekstuitgave van rolrekening nr. 2068. ARA Brussel, Rekenkamer. Rolrekeningen.

Herstellingen aan de grafelijke windmolens te Eeklo, Kaprijke en Waarschoot in 1371-1372.

Dit es de rekeninghe van Pieter Vromoude van den molenen van Eclo, somers, int jaér LXXI ghedurende toten aller apostelen daghe int jaer LXXII Waerscot ende Caprick beghinnende tsondaghes naer sinte jansdach middelghedaen te Ghent.

Int eerste

- Omme twee plaeten die ghecoght waren te Brugghe ende die costen XXII s gr. Ende die eene die ghinc an die molene te Waerscoot ende die es noch voor oghene.
- Item XII gr. verteert doe die platen waren ghecocht
- Item van den scoren van der molen daermede dat ooc was ghescoort als men de plate indede. Dat si costen te vaerene van Eustaes Auweels molene tote Waerscoet molene XII gr.
- Item van der tween platen van Brugghe toten Eclo te bringhene VI s gr.
- Item ghegheven Willeme Vanden Houte van eenre asse ende van drien platen die noch ligghen onverwrocht ghegheven XXI scilde endie waren ghecocht te Odelem.
- Item van den IIII sticken houts van Odelem toter Eclo te bringhene  gr.
- Item X.'XIII s. gr. vertert van die thout voerden.
- Item ghegheven te Ghent omme twee steenen IX lb gr. bi minen heere Philippe Philippe van Massemeyne ende de heere Laurens Vromaude.
- Item van den twee steenen van Ghent te Eclo te bringhene VIII s. gr.
- Item den molenare die van Eclo te Ghent ghinc omme de steene te besiene verteert VIII gr.
- Item omme die steene te doen ladene ende den molenare die der mede was ende vermaende coste II s. gr.
- Item IIII sparren IIII trement thoute ende eene plancke daermede de molen was ghesteerte te Waerscoot XXVIII gr.
- Item van eenre else, van eene wolghe ende van eenen kersebome XII gr.
- Item een lichte ende een ellems toe V gr.
- Item XXV sceeden IX gr.
- Item een steenhout, een ghereyde, eene nieuwe busse III s.gr.
- Item van den molenwalle te Waerscoot te slechtene X gr.
- Item van houte daer mede dat men molenen pleghet te scorene van Waerscoot te Eclo te bringhene coste XII gr.
- Item IIII bert die waren ghedaen an de molene te capric die costen XII gr.
- Item een sparre daer mede was ghemaect eene lene ande molene te Capric uptvelt coste IIII gr.
- Item van drien assen steenen die waren ghecoght te Gent XXX s gr.
- Item  VI gr. van bringhene.
- Item van eener molensteene van Eclo te Capric te voerene III s gr.
- Item ande niewe molen te Eclo III bert ende een sparre X gr.
- Item ande westmolene zuyt twee drye cammen, eener ellemstoe IIII gr.
- Item ande oostmolene zuyt een niewe windaes, een nieuwe perseboom, een niewe cuppe ende een sparre III s. gr.
- Item an de oostmolen oost een niewe busse, II cammen VI gr.
- Item an de molen te Waerscoot drie niewe cammen, eenen ellemstoe X gr.
- Item een ecken stic houts daermede eenen steen gheplanct XXX gr ende van saghene XII gr.
- Item een scarrewant stijl, een cuppe, een hinghele, eene steen lede, een niewe busse, eener niewen steecstaert, een pootbloc xxvi gr.
- Item an de westmolen te Capric II sparren, een bart VIII gr.
- Item van eenen voerdere houts te voerene te Capric dat Pieter Blake voerde VIII gr.
- Item van den barden daer mede de westmolen te Capric was ghesollert IIII s. gr.
- Item  Pieter den wevere van eener eeke V gr.
- ItemJan gheerboude van drien barden IX gr.
- Item van XXV sceeden, van eenre busse ande molen te Waerscoot XIII gr.
- Item ande oostmolen oost van XXV sceeden een stijl ende een steegher trappe XVII gr.
- Item an de oostmolen zuyt L sceeden XVIII gr.
- Item IIII s. VLII gr.
- Item eene niewe pote,  ene yser hinghe an den steecstaert, eene steenlene XVI gr.
- Item een laseh an een roede XVI gr.
- Item an de niewe molene west XXV sceeden IX gr.
- Item IX cammen VI gr.
- Item an de Westmolen te Capric XXV sceeden IX gr.
- Item an de molen te Capric uptvelt L sceeden XVIII gr.
- Item III somen IIII roede leeste XII gr.
- Item een tienvoethout VIII inghelsche.

Item omme twee loghen mortele VI s gr.

Somme XVII lb IX s VII d gr. II Inghelsehe.

Dat es dat Wies Bomghaert ghewrocht hevet an de molenen en te Eclo, te Capric ende te Waarscoot  beghonnen also als vorscreven es waer of hi hevet van elken daghe als hi werket VII gr.

Int eerste an de molene te Waerseoot eene niewe plate te reedene ende in te doene ende te verbindene, de loghen mortel te settene, de molen up te waghene. Hier over hevet hi ghewrocht hem andren VII daghen.

Somme VIII s 11 d. gr.
- Item Boydiin de Eerde hevet ghewrocht ende gheholpen de blocke ute ende inne doen ende ghedolven II s gr. van IIII daghen.
- Item den steegher te vermakene, III niewe cammen te versettene XlIII gr. van twee daghen
- Item eenen dach omme die eeken te vermakene VII gr.
- Item an de oostmolene oost omme de roede te beslane ende tgrote wiel eene niewe busse ende twee eammen in ghedaen eenen daeh VII gr.
- Item scarrewant ende de eeke te vermakene een en daeh VII gr.
- Item omme tgrote wiel te verscuttene tdeen wiel te beslane ende twindaes te vermakene den deynen steegher te vermakene eene nieuwe busse in ghedaen twee daghen hem andren draghen XXVIII gr.
- Item an de oostmolen zuyt eene tremie ende eenen graenbac ghemaect eenen dach VII gr.
- Item een niewe windaes, een niewe perseboom een niewe lippe te makene ende de perse te verhanghene, den deynen steegher te vermakene grote wiel te beslane, cleyne wiel te bescuttene, tscarewant te versNtrne VII daghe draghen IIII s. 1 d. gr.
- Item eene roede ute ende in te doene ende van nieuwe te ghereedene
De molen te ghanghe weder te bringhene V daghen hem andren draghen V s. 10 d. gr.
- Item eene pote verset. tscarrewant te vermakene eenen dach VII gr.
- Item an de selve molene an de asse te verlegghene, eenen steecstaert te makene, beede eic roeden  te beslane, twiel te passene ende te billen dach hem andren XIIII gr.

Item an de zuyt molen west omme de ecke te vermakene VII gr.
- Item omme de leeststeene te verlegghene ende de roede te beslaen twee daghen XlIII gr.
- Item omme tgrote wiel te beslane tclene wiel te verscuttene dasse daer up te legghene den steegher te vermakene IIII daghen draghende XXVIII gr.
- Item an de niewe molen west west ('een niewe te stellene h' llt, tydt up 't doene een niewe steenhout te makene daer de steen inne leghet, tarnasch te keerene, twiel te bindene met yserine banden, dasse bachten wel up te legghene ende de molen weder te ghanghe te bringhene VI daghen hem andren daghen VII s gr.
- Item omme den loghen morte te versettene ende de ecke te vermakene twee daghen XIIII gr.
- Item om de niewe cammen te versettene ende twiel te verlesene eenen dach VII gr.
- Item om beede de roeden te beslane, tscarrewent te vermakene tgrote wiel te beslane, met twee staven de steene te verpassene twee daghen XlIII gr.
- Item an de westmolen te Capric omme de ecke te vermakene eene nieuwe lene te makene, de roede te beslane eenen dach VII gr.
- Item eenen niewen vloer gheleyt van eekinen plancken, den steegher te vermakene, den loghen mortel te versettene, dasse te verlegghene, iiii cammen
te versettene, tgrote wiel verpast, cleene wiel te verscuttene, een niewe scarrewant te makene, een steenhout te makene, den steenbalke verstuyt voren ende bachten met twee eekinen planken, de lyste vermaeckt, eene niewe gote ghemaect, eene niewe cuppe in ghedaen, eene niewe steen lene ghemaect, den standaert ghebonden met ysernen banden, den molenbac vermaect ende de cleenen solre verleyt VII daghen hem andren draghen VIII s. 11 d gr.
- Item eenen niewen steen te reedene van nieuwes ende te kervene ende up te doene ende den eenen te redene naerden andren ende de molen up te luekene ende weder te lukene ende te ghanghe te bringhene hier over was gewrocht VI daghen hem andren VII s. gr.
- Item  omme den perseboom te vermakene ende den anghelboom te makene eenen dach VII gr.
- Item eene busse in ghedaen, an den wintpuel ghewrocht ende de lichte te vermakene, den steegher te vermakene, den steegher te vermakene, den pinbalke betvoort gheleyt eenen dach hem andren XliII gr.
- Item an de mol ene te Capric up tvelt eenen nieuwen vloer gheleyt van eekinen plancken, tscarrewant te vermakene, tgrote wiel te passene, cleene wiel te beslane VII daghen iiii s 1 d gr.
- Item omme dasse te verlegghene ende beede de steene te verlegghene ende te verpassene, den pinbalke te vermakene, de roeden te beslane ende te verleestene ende de ecke te vermakene lil daghe hem andren lil s VI d gr.
- Item III daghe omme thout te beslane dat van Odelem quam datter noch te voren leghet XXVIII gr.
Sornme III Ib IX s. 1 d.

Dit es thout dat Wies Bombert ande molen gheleyt hevet teerst hondert ende vichtig sceeden IIIJ s VI d gr.
- Item twee bussen VIII gr.
- Item VIII cammen VI g.
- Item eene scarrewant stiil IIII gr.
- Item eene loopstake III gr.
- Item een trementhout 11 gr.
- Item een some VIII gr.

Dat om Jan Drieghe ghewrocht hevt ande molenen van Waerscoot vors. van yserwercke.  

- Teerst ande molene te Waerscoot XX grote naghelen XVI dobbel middele naghele XVI gr.
- Item XlIII grote naghele VII gr.
- Item XXXVII lassche naghele XII middelnaghele III gr.
- Item hondert ende viehtieh heeysers V gr.
- Item VIII steegher naghele III gr.
- Item VII steegher nagele XIII middelnaghele L. heeysers V gr. eenen inghelsen.
- Item an de oostmolen van Eclo oost een voetkiin verstaelt VI gr.
- Item VI steegher naghele, een hondert heeysers V gr. ende eener scilde.
- Item eenen persnaghele I gr.
- Item een hondert heeysers III s gr.
Somme IIII lb., IX s. l. d.
- Item  an de oostmolen zuyt twee hondert heeysers een viehtieh lassehe naghele, LXXV middelnaghele XVI g.
- Item twee crammen, eene seraneke ende lichte II s. gr.
- Item een voetkiin verstaelt VI gr.
- Item vingherline XX.
- Item XV clincken XIII gr.
- Item XIII steeghernaghele vichtich bandenaghele VI gr.
- Item XII leestnaghele V gr.
- Item VI boute III erammen eenen loopstake IIII s II d gr.
- Item hondert ende vichtich hec naghele XXV lassche naghele VI g. ende eenen seilde.
- Item een voetkiin verstaelt VI gr.
- Item an de zuytmolene west twee hondert ende XXV heeysers VII s. gr.
- Item van eenen loops take II gr.
- Item een voetkiin verstaelt VI gr.
- Item XII middelnaghele een viehtieh heeysers VIII inghelsehe.
- Item an de noortmolene west twee hondert ende XXV heeysers VII s. gr.
- Item L lasschenaghele XVII middelnaghele XXV lattenaghele XIIII hingelssche.
- Item  van eener bieke daermede dat de steene gheghaert waren X gr.
- Item van den billen te verstalene daermede de steene ghereet waren IIII gr.
- Item twee windebande VI gr.
- Item een voetkiin verstaelt VI gr.
- Item IIII vingherline II II inghelsehe
- Item hondert ende VII heeysers XIII middelnaghele XIIII lassche naghele V s. gr.
- Item twee voetkiin verstaelt XII gr.
- Item an de westmolene te Capric V hondert hecysers XVI s. gr.
- Item hondert lasschenaghele hondert ende XXV middelnaghele XVI s. gr.
- Item LVII naghele daer mede de plancken waren ghenaghelt an den steenbalke berde voren ende bachten XXII gr.
- Item V windebande XXlTT vorte lane XXV gr.
- Item VI vingherline IIII clincken ende een lichte vlegle
- Item een cramme ende een pannekin IIII gr.
- Item XVIII grote naghele XIII gr.
- Item an de molene te Capric up tvelt L middelnaghels VII ste('gll('l'Ililgllt'l(~ XXV lassche naghele hondert ende vichtich hecysers XII gr. de hondert eeneninghelschen.
- Item XIX dobbelmiddelnaghele XII middelnaghelen VII sch.eenen Inghelse VI gr. ende een en alven.

Somme XXXIX s IIII d gr. II ingl.  

Somme van a: XXII lb. XVIII s 1 d gr. 1 ingl. val. in paresis II CLXXIlIl lb. XVII s IIII d.

b. Tekstuitgave van rolrekening nr. 2070. ARA. Brussel. Rolrekeningen.

Herstellingen aan de grafelijke windmolens te Eeklo en te Kaprijke van 1374-1375.

Dit ziin de coste die ghedaen ziin an de moelnen van Eclo ende van Capric zinds de redeninghe int Jaer MCCC ende LXXIIII toter Redeninghe LXXV ghedaen te Male.

Int eerste I eecke daer of was ghemaect een hooftmertel ende I lueghen merter V lb. II s. par.
Item I stic hauts daer of dat ghemaeet ziin blocke onder de moelne te Capric II lb. II s. par.
Item eee sceeden ghebesicht an alle de moelner costen V b. VIII s. par.
Item I niewe roede ghebesicht an de zuut moelne west te Eclo VIII lb.VIII s. par.
Item 1 eecke daer of dat ghemaect ziin mertele te Capric onder de moelne VII lb. III s. par.
Item VIII tienvoethoute ghebesicht an alle de moelne II g. stic maken XVI s. par.
Item ghevoert VIII daghe lanc ghedurende aerde met waghene ende paelde van der straten up den wal van der hogher molen te Eclo elx daghes XXIIII s. par. maken IX lb. XII s. par.
Item ghevoert III voeder houts te Capric XII gr. van eIken voedre maken XXXVI s. par.
Item coste te haelne I eeke te Balgherouke VIII s. par.
Item coste een eeke te haelne int goed te Wullescoot VIII s. par.
Item VIII daghe aerde gheladen die up der molen wal ghevoert was coste te ladene elx daghe V s. par. maken II lb. par.
Summa XLIII lb. IIII s. par.

Dit es dat ghewrocht es an de moelnen als dachhueren te Capric ende te Eclo.

Int eerste ghewrocht an de zuudmoelne - west te Eclo om eenen steen te verlegghene den steegher te verhanghene ende tschijfloop te verpassene ende te beslane ende de hecke te vermakene III daghe de meester alleene elx daghes VII s. par. maken XXI s. par.

Item om twee niewe roeden in te doene ende doude ute te doene ende die te beslane ende te ghereedene ghewrocht X daghe de meester hem andere maken VII lb. par.

An de hoghe moelne west te Eclo.

Int eerste ghewroeht om een en steen te verlegghene de roeden te beslane de hecke te vermakene ende twiel te verlesen III daghe elx daghes VII s. maken XXI s. par.

An de oest moelne oest te Eclo.

Int eerste ghewrocht om de hecke te vermakene de meester alleene 1 dach VII  s. par.

Item om eene niewe roede te reedene ende in te doene ende doude ute te doene V daghe de meester hem andere maken III lb. X s. par.

An de zuud moelne west te Eclo.

Int eerste om eenen lasch te legghene an de roeden ende om de roeden te verstivene met tienvoet houten ghebonden met windebanden II daghe ghewrocht XIIIJ s. par.

An de moelne te Capric upt Velt.

Int eerste om I niewen steert in te doene ende den steegher te vermakene ende lueghen mertele te zettene de meester hem anderen IIII daghe ghewrocht IJ lb. XVVI s. par.

An de west moelne te Capric.

Int eerste ghewroeht om den steegher te verhanghene ende de merseman te verhanghene I dach de meester alleene VII s. par.

Dit ziin de coste van der houte te ghereedene, te beslane ende te veine dat ghebesicht es an de moelnen te Eclo ende te Capric.

Int eerste in roeden besleghen ende ghereet daerover ghewrocht was IIII daghe van der meester hem andere IJ lb. XVI s. par.

Item IIII eeken besleghen ende ghereet daer of dat mertele ende blocke ende eenen staert ziin ghemaect an de moelne te Capric upt velt daer over waren ghewrocht IIII daghe de meester hem ander maken IJ Ib. XVI s. par.

Item om te zaghene ekin hout dat ter molen te Capric upt velt ghebesicht was de standaert mede ghescoeyt was ende blocke ghemaect daer de moelne meede ghescoort was in daghe de zaghere hem andere elx daghes XII gr. maken XXXVI s. par.

Somma XXIIIJ lb. IIII s. par.

Dit es dat verdient es an de moelnen te Eclo ende te Capric van smedene.

Int eerste CCCCC hecnaghele elc C In s. IIII d. par. ghebesicht an de zuut moelne west te Eclo maken
Item XXX middelnaghele I d. stic maken
Item CXXXVI laschnaghele elc C V s. IIII d. par. maken
Item XXV lattenaghele elc ondert IJ s. IIII d. par. maken
Item van III naghelen
Item van eenen windebande
Item van der naghelen der toe
Item van III naghelen
Item XXXVI dobbel middelnaghele
Item stic maken
Item van XVIII voeten windebanden
Item van II windebanden te vermakene
Item van Il sluetelkine
Item van II stroppen te vermakene

An de hoghe moelne west te Eclo.
Int eerste LXXV hecnaghele elc C III s. IIII d. maken
Item XXV laschnaghels elc C V s. IIII d. maken
Item van eene loopstake
Item van eenen bueghele te vermakene

XVI s. VIII d. par

II s. VI d. par

VII s. IIlI d. par

VII d. par

III s. par

IIII s. par

VIII d. par

XII d. par.

VI s. par.

XXII s. par.

III s. par.

VI s. par

11 s. par.

II s. VI d. par.

XVI s. par.

II s. par.

XVll I d. par.

An de oest moelne oest
Int eerste eeee XXV hecnaghele elc C van III s. IIII d. par. maken
Item L middelnaghele elc C van VIII s. maken
Item van III naghelen
Item van I crammen en van III bouten doer de molen roede
Item van den sluetelen ende van den vingerlinc daer de roede mede ghesloten es
Item XLVII dobbel middelnaghele II d. tstic maken
Item van IX steeghernaghele
Item L latnaghele elc C II s. IIII d.

An de zuutmoelne oest
Int eerste XII middelnaghele elc C VIII gr.
Item LXIII laschnaghele
Item XXXVII hecnaghele elc C III s. IIII d.
Item VIII windebanden van XLII lanc elk es voet van XIIII maken
Item van naghelen der toe
Item eee hecnaghele elc een s. IIII d. maken  
Item van II bouten doer de molen roede

An de moelne te capric upt velt.
Int eerste CXXV hecnaghele elc C III s. IIII d. par. maken
Item van VIII naghelen VIII d. stiv
Item L middelnaghele elc C VIII s. maken
Item XVI steeghernaghele IIII d. tstic
Item van IX naghelen
Item van 1 bueghele
Item van 1 steegherspanghe
Item van 1 spanghe an de perse

De west moelne te capric
Int eerst CCLCCV hecnaghele een s. IIIJ d.
Item van 1 steegherspanghe
Item van 1 spanghe an de perse

De west moelne te capric
Int eerste CCLXXV hecnaghele een s. IIIIJ d.
Item XXV middelnaghele VIII gr.
Item VI steeghernaghele
Item VIII dobbel middelnaghele IJ d. tstic
Item LVI a'ichnaghele de e V s. IIII d.

Summa van ysere XII JII lb. XI s. VIII d. par

XlIII s. II d. par.

I1U s. par.

XVUI d. par.

XXVI s. par.

VI s. par.

VII d. X d. par.

III s. par.

XIIU d. par.

XII d. par.

IIII s. IIII d. par.

XV d. par.

XLIX s. par.

II s. VIII d. par.

X s. par.

XI s. par.

IIIJ s. IJ d. par. 

V s. IJII d. par.

IIII s. par.

V s. IIII d. par.

IIII s. par.

III s. par.

s. par.

VIII s. par.

II s. par.

 IX s. II d. par.

s. II d. par.

II s. par.

 II s. par.

XVI d. par.

111 s. par.

Int eente ghecocht een niewe roede ende ghedaen in de hoghe moelne te Edo coste IX lb. XIII s. par
Item van voerne toter moelnen
Item ghecocht eenen niewen pestel ende ghedaen in de zuud moelne oest coste
Item van voerne toter moelnen
Item I stic houts ghevoert te Capric daer van de moelne mede minder zal coste
Item C sceeden ghebesicht an al de moelnen costen
Item XXIII tienvoethouten ghebesicht an de moelnen II s. stic maken

Summa XXII lb. X s. par.

XXIIII s. par.

VI lb. par.

XX s. par.

XII s. par.

XXXVI s. par.

I I lb. VI s. par.

Dit es ghewrocht an de moelnen vors. als van dach huren

Int eerste ghewrocht van den meester hem anderen V daghe om een roede te veine te beslane ende in te doene XlIII gr. sdaechs maect III lb. X s. par.

Item ghewrocht eenen dach van den meester alleen an de zuud moel ne west om den steenbalke te bindene VII gr. sdaechs maect VII s. par.

Item ghewrocht IIII daghe van den meester hem andere an de zuudmoelne oest om een niewe roede in te doene maken II lb. XVI s. par.
Item  ghewrocht an de oest moelne oest eenen dach van den meester alleene om de roede te beslane ende de hecke te vermakene VII s. par.

Summa VII lb. par.

Dit es verdient an de vors. moelne met smedene.
Int eerste an de hoghe moelne west van II bouten te vermakene
Item an de zelve moelne van IJ steeghernaghelen
Item an de zelve moelne van L laschnaghelen
Item an de zelve moelne van VI dinken
Item an de zelve moelne CCC hecnaghele elc CX ingh. maken
Item an de zelve moelne van eenen voetkine te verstaelne
Item an de zelve moelne van XXV middel· naghelen elc CVIII s. maken
Item an de zelve moelne XX dobbel middel naghele II d stic maken
Item an de zelve moelne eenen windeband van VII voeten lanc eiken voet XIIII ti. maect
Item van den naghelen der tot'
Item an de zelve moelne van L hecnaghelen
Item an de zuudmoelne west van V banden XVIIII voeten lanc eiken voet XIIIII d maect 

III s. par.

VIII d. par.

II s. VI

II d. par.

II s. par.

x s. par.

VI s. par.

II s. par.

III s. VIII d. par.

VIII s. II d. par.

XII d. par.

XX d. par.

XXI s. par.

Item van der naghelen der toe
Item van eenen voetkine te verstaelne
Item van IIII spanghen an tcleene wiel
Item yan XXVIII middelnaghele
Item yan IIII spanghen up den steenbalke
Item yan VI laschnaghelen
Item van XXV hecnaghelen
Item an oest moelne oest van L hecnaghelen
Item van III middelnaghelen
Item an de zuudmoelne oest van L hecnaghelen
Item van eenen voetkine te verstaelne
Item van XXV dobbel middelnaghelen
Item van eene cramme die doer de roede gaet
Item van I boute
Item III sleutelkine
Item CCXXV hecnaghele elc CIII s. IIII d. maken
Item an de westmoelne te Capric L hecnaghele
Item an de moelne te Capric upt velt L. hecnaghele

Summa VI lb. 111 d. par.
s. par.
VI s. par.
VIII s. par.
11 s. 1111 d.
X s. par.
IIII d. par.
X d. par.
XX d. par.
111 d. par.
XX d. par.
VI s. par.
par.
IIII s. II d. par
XII d. par.
XII d. par.
XVI d. par.
VII s. VI d. par.
XX d. par.
XX d. par.

Summa van beeden deser rollen gadre ghecoppelt C XV lb. IX s. XI d. par. loopt miens heeren deel LVIII lb. 11 11 s. XI d.

Bijlage 2

Woordglossarium met 99 Middelnederlandse molentermen te Eeklo en te Kaprijke omstreeks 1370.

1. Anghelboom: hangelboom, hangboom, hangelhout, hangers, papen. Elk van de vertckaal opstaande balken, waarmee het ondereinde van de buitentrap aan het ondereinde van de staart is opgehangen, "den anghelboom te makene".

2. Asse: as, molenas. Zware horizontale eikenhouten boom van 60 cm diameter. Doorheen de assekop steekt het gevlucht. Op de molenas zit ook het vangwiel, dat de molenstenen aandrijft.

3. Assesteen: baansteen. Harde, licht uitgeholde arduinsteen waarin de hals van de molenas draait.
De baansteen ligt op de windpeluw.

4. Banden: "yserine banden". Hier ronde ijzeren windbanden. IJzeren hoepels. Deze kunnen geslagen zijn rond de molenas of rond de maalstenen. Ook vierkante ijzeren beugels rond de pestel en roede-einden geslagen, om deze stevig tegen elkaar aan te klemmen. Zie ook windbanden en windeling.

5. Bandenaghele: bandennagels, ijzeren nagels met platte kop waarmede de ijzeren banden vastgenageld worden.

6. Bart: bert, plank, paneel, bord. Vooral de planken van de wegen of wanden van het molenkot.

7. Bicke: zware ijzeren kram, die een gebroken molensteen samenhoudt (?) "eener bicke daermede dat de steene ghegaert waren".

8. Billen: bilhamers, scherphamers. Om het scherpsel in de molenstenen aan te brengen. "van den billen te verstaelene daermede de steene ghereet waren".

9. Blocke: blok, houten dwarsbalk onder de uiteinden van de kruisplaten. Deze blokken lagen nog rechtstreeks op de grond, zonder gemetste teerlingen.
" ... ende gheolpen de bloeke ute ende in doen ende ghedolven ... ".
"1 stic houts daer of dat ghemaect ziin blocke onder de moelne te Capric" .Zie ook pootbloc.

10. Boghel: ijzeren beugel, ijzeren band. Soms synoniem van windband of windeling. Ook springbeugel boven de pin van de molenas, om het opwippen te beletten. Later ook kenewe of kelf genoemd.

11. Bouten: zware lange scheersbouten, die de pestel en roede-einde aan elkaar verbonden.
"III bouten doer de molenroede".

12. Busse: bosse, bus, lagering. Houten ronde koker in het midden van de ligger of onderste molensteen. In de bosse draait de spil of klein molenijzer. De bosse verhindert het doorglijden van het graan onder de molenstenen.

13. Dobbelmiddelnaghele: nagels die dubbel zo lang zijn als de middelnagels. Zie de paragraaf over de nagels.

14. Ecken: hecke, hekkens, hekwerk van de roeden. Geheel van scheden en zomen. Latwerk.

15. Ellemstoc: helmstoc, helmstok, lichtboom, lichtevlegel. Om de afstand tussen de molenstenen te regelen. Vgl. te Wervik in 1465: "... den ezele ende den helmstocq metgaders de scaerghewande".
Vgl. te Landegem in 1594: "Item het pas metter swaerlichte ende den hellemstock. .. ".
Te Astene in 1682: "Item het pas met den hellemstocke, lichtrieme".
Zie ook lichte en scarregewant.
De term helmstok komt niet voor bij Ronse. Vgl. met helmroter, in de betekenis van ijzeren roerstok met roterblad voor kleine schepen. Al vermeld in een tolreglement van 1185 te Ninove.

16. Ghebint: gebinte, molenvoet. Geheel van kruisplaten, steekbanden, zetel en staak.

17. Ghereyde: tuig, uitrusting; hier gereihout. Zie ook trementhout.

18. Gote: meelgoot, houten vierkante koker, waardoor het meel al tussen de maalstenen naar beneden glijdt om in de meelbakken te worden opgevangen.

19. Graenbac: hier graanbak, graan...,  graankist. Te onderscheiden met de tremie of kaar. "eene tremie ende ..."

20. Grote naghelen: zeer grote nagels, zware scheersbouten met een spie gesloten.

21. Groot wiel: vangwiel, kamwiel rond de molenas. De kammen van het vangwiel drijven het rondsel aan, dat met het klauwijzer de lopende steen doet draaien.

22. Heecnaghels: heknagels, hekijzers, nagels aan het hekwerk van de roeden. Zie ook lattennaghele.

23. Heeysers: synoniem van heknagels. Zie aldaar.

24. Harnaseh: harnas, uitrusting, aandrijfwerk van de molensteen. Geheel van vangwiel, rondsel en staakijzer. Een koppel kamwielen die in elkaar werken, vooral het vangwiel en rondsel (Fr. harnais d' engrenage) .

De uitdrukking "tarnasch te keerene", betekent het rondsel omkeren, opdat de kammen van het vangwiel zouden ingrijpen op die plaatsen van de staven van het rondsel, waar deze nog niet uitgesleten zijn.

25. Hinghe (le): hengsel, hangel, haak, beugel "een yser hinghe an den steecstaert". Ijzeren staartbeugel waarmee de staart is opgehangen onder aan de voorweeg (staartzijde).

26.  Hooftmortel: meesterband, buitenste stekband. "1 eecke daer of was ghemaect een hooftmertel ende 1 luegher mortel V lb. II s. par.". Zie ook loghermortel, lueghermortel, okselband of binnenste steekband.

27. Yserwerek: ijzerwerk, geheel van ijzer- en smeedwerken in een windmolen, zoals nagels, banden, staakijzer, enz ...

28. Cammen: kammen, houten tanden in een kamwiel. Dit kan een kroon- of sterrewiel zijn.

29. Cleen wiel: klein wiel, rondsel, spilrad,sehijfloop, lantaarn. Dit wiel zit op het staakijzer en drijft de molensteen aan.

30. Cleenen solre: steenzolder bij een staakmolen, die nog een halfzolder of zg. éénzolder is. Vanop de onderste zolder of meelzolder bereikte men de steenzolder of kleine zolder langs de "cleyne steegher" , of korte kleine binnentrap. De kleine zolder had dus een kleiner oppervlak dan de meelzolder.

31. Cleyne steegher: binnen trap in een staakmolen van meelzolder naar steenzolder.

32. Clineke: hier onduidelijke term. Hoekijzer? Haakvormig ijzer? Kram? U-vormige beugel. Hier zeker geen ijzeren handvat of grendel voor de molendeur.

33. Crammen: kram, U-vormige zware nagel. "eene cramme die doer de roede gaet XII d. par.".

34. Cuppe: hier kuip, ton, bak, meelkuip, meelbak, vermoedelijk synomem met molenbac. Zie aldaar. Soms ook steenkuip, steenkist, ronde houten kist rond de molenstenen. Te onderscheiden van de tremie, kaar, ook coerenstande genoemd.

35. Lasch: las, roede-einde. Zware houten balk in verlenging van de pestel of borst.
"eene roede ute te doene die te broken was ende een nieuwen upgaenden lasch der an gheleit". "de waghene die "eenen lasch te Capric haelde".

36. Lasschenaghele: lange zware ijzeren nagels of eerder zware ijzeren scheersbouten, die pestel en roede-einde stevig aan elkaar verbinden.

37. Lattennaghele: heknagels, hekijzers, nagels aan het hekwerk van de roeden. Nagels om de planken van de wegen van het molenkot vast te spijkeren.

38. Leestnaghele: letterlijk lijstnagels. Onduidelijke betekenis. Zware lange nagels?Lijsten zijn pasliggende balken in de wanden of wegen yan het molenkot, in tegenstelIing tot de stijlen die altijd verticale balken zijn.

39. Leeststeene: onduidelijke term. "Omme de leeststene te verlegghene". Wellicht schrijffout voor steenleeste of steenlijsten. Deze zijn ieder van de twee horizontale zware balken die in de zijwegen van het molenkot op de uiteinden van de steenbalk rusten.

40. Lene: hier trapleuning aan de buitentrap van een molen: "een sparre daer mede ghemaect was eene lene an de molen ...". Hier zeker niet in de betekenis van ijzeren scharnier van de molendeur.

41. Lichte: lichte, pas, paswerk. Scharnierend hef tuig om de lopende molensteen hoger of lager te brengen om grover of fijner te malen. Het geheel van pasbalk, vondel, lichtijzer, lichtboom (of lichtevlegel) en lichtriem. Zie scarrewant.

42. Lijste: hier wellicht steenlijst in de zijwand van het molenkot. Een lijst is steeds een horizontale balk. Men onderscheidt van boven naar onder daklijsten, steenlijsten en waterlijsten.

43. Lippe: luppe, lip, blok of klomp waarop de vangbalk kan rusten tijdens het malen.
"een nieuwe perseboom een nieuwe lippe te maken ende de perse te verhanghene ... ". Zie de paragraaf over de vang.

44. Loghen mortele: loghen mortel, leughen mertel. Hier okselband, binnenste steekband. Uit mortel, moortel, morder, stamper, stok (Fr. pilon de mortier). Vgl. schore en pote.
"eene nieuwe plate te reedene ende in te doene ende te verbindene, de loghen mortel te settene, de molen up te waghene". "der logher mortel, te versettene". "ende de lueghen mortele te zettene.. .. ".
Zie ook hooftmortel, meesterband of buitenste steekband.

45. Loopstake: loopstaak, loopschoor. Elk van de twee, balken die schuin van het staarteinde naar beneden lopen en in de grond steunen om het verlopen van de molen tijdens het malen te verhinderen.
Een loopstaak is met een bout of kram aan het ondereinde van de staart bevestigd.

46. Merseman: onduidelijke molenterm. Wellicht borstnaald? "om den steegher te verhanghene ende de merseman te verhanghene".

47. Mertele: steekbanden. Meesterband of okselband. "1 Ecke daer of dat ghemaect ziin mertele te Capric onder de moelne". "III (e)ecken besleghen ende ghereet daer of dat mertele ende blocke ende eenen staert ziin ghemaect...".
Zie hooftmortel en loghermortel.

48. Middelnaghele: bepaalde soort nagels. Zie de paragraaf over de nagels.

49. Molenbac: vermoedelijk. meelbak of graanbak. Te vergelijken met cupe, dat waarschijnlijk ook meelbak betekent. Zie aldaar.

50. Molensteen: liggende of lopende molensteen.

51. Molenwalle: West-Vlaamse middelnederlandse benaming voor molenberg. Verhevenheid waarop de molen staat.

52. Naghele: nagels. Ook scheersbouten.

53. Panne(kin): panne, spoorpot. Hierin steunt en draait de onderste pin of voetkin van het onderijzer of kleine spil. Zie voetkin.

54. Perse: hier vangvlegel, later vangbalk genoemd. "1 spanghe van de perse". Zie ook perseboom.

55. Perseboom: vangbalk, vangvlegel. "den perseboom te vermakene". (In Mnl. ook perzikboom).

56. Persnaghele: vangbalknagel.

57. Pestel: roedebalk, borst, twee zware balken die kruisgewijs door de kop van de molenas steken, en waaraan de roede-einden of lassen bevestigd zijn.

58. Pinbalke: pinnebalk. Zware horizontale eiken balk aan de staartzijde van de molen. Hierop ligt de arduinen pinsteen, waarin de achterpin van de molenas draait.

59. Plancke: zware dikke planken, hier ter versteviging van de steenbalk.

60. Platen: kruisplaten. Ieder van de zware horizontale balken die kruisgewijs op de grond of de blokkenliggen.
Men onderscheidt de boven- en onderplaat. Vgl. met de huidige term in de bouwkunde: muurplaten.

61. Pootbloc : blok, blok onder de molenvoet. Dwarsbalkje onder het uiteinde van de kruisplaten. Zie ook blocken.

62. Pote: poot, steekband. Bijna zeker logenpote of scoor, in de betekenis van steekband. Zie Verwijs en Verdam, IV, 728. "eene poote verset" .

63. Roede: roedebalk of pestel alleen, borst. Deze wordt verlengd aan beide uiteinden door een las of roede-einde.
"de nieuwe roede costte 14 s gr.";
"omme eene roede ute te doene ende 2 nieuwe lassche daer an te legghene".
Ook geheel van roedebalk en roede-einde, molenroede. Men heeft een buiten- en binnenroede. Beide vormen het kruis of gevlucht.

64. Roedeleesten: onduidelijke term. Te onderscheiden van de scheden en zomen van het hekwerk. "4 oude leeste XII gr". Vgl. "de roeden te beslane ende te verIeesten ende de (h)eckete vermakene". Of toch synoniem met zomen?

65. Scarrewant: schaergewant, lichte, paswerk. Zie onder lichte.

66. Scarrewantstijl: onduidelijke term. In het algemeen is een stijl in de wandstructuur van de molen, een verticale balk, in tegenstelling tot lijsten, die horizontale balken zijn.

67. Sceeden: molenscheden van het hekwerk, dwarslatten, loodrecht op de roedebalk genageld. Later wel1den ze er doorheen gestoken. Op de scheden werden de zomen genageld, die evenwijdig met de roedebalk verlopen.

68. Scoren: lange steun- en stutbalken, aangewend bij het opvijzelen van het molenkot, bij grote werken aan de molenvoet of gebinte. Ook soms steekbanden. Zie logher mortele en hooftmortele.

69. Schijfloop: rondsel, spillegeloop, spilrad. Stavenrad dat boven op het staakijzer vastzit en door het vangwiel in beweging wordt gebracht. Het rondsel drijft de lopende molensteen aan.

70. Scrancke: schranc, hier vermoedelijk berrie waar de tremie opstaat. Eigenlijk schraag, onderstel.

71. Slotelkine: sluetelkine, sleutels. Hier sleutel van het slot in de molendeur.

72. Somen: zomen. Elk van de lang-e latten die op de scheden genagdd zijn, evenwijdig aan de roedebalk.

73. Spanghe: zware ijzeren kram of U-vormige beugel. Ook metalen spanring of metalen beslag. "1 spanghe an de plle an de pestele", "IIII spanghen an tcleene wiel", IIII spanghen up den steenbalke", "1 steegherspanghe".

74. Standaert: standaard, staak. De verticaal op aarde eiken boom waarop het molenkot rust, en waarrond het draaien kan. Vaak bevestigd met ijzeren banden. "den standaert ghebonden met yserien banden ... ".

75. Stave: hier waarschijnlijk ijzeren handboom, hefboom of koevoet. "met twee staven de steene te verpassene" .

76. Steegher: trap aan de molen. Men onderscheidt een buitentrap en een binnentrap.

77. Steegher naghele: trapnagels.

78. Steegher: panghe: zie ook spanghe. Zware ijzeren beugel onderaan de voorweeg of trapzijde, waarm de steegher of staart is opgehangen.

79. Steeghertrappe: trede aan de (buiten)trap.

80. Steecstaert: steekstaart. Staart van de molen, die nog met mankracht naar de wind wordt gestoken of gekruid.

81. Steenbalke: steenbalk. Zeer zware horizontale balk waarmede het molenkot op het boveneinde van de st

82. Steenen: molenstenen.

83. Steenhout: steenkist, steenkuip. Ronde houten kist waarm de molenstenen liggen.

84. Steenlede: onduidelijke term. Zeker houten onderdeel. Misschien steenbed? Zware houten balkenroostering waarop de molenstenen liggen? "eene steenlede" .

85. Steenlene: onduidelijke term. Ijzeren band rond de steen of rond de houten steenkist. Zeker geen steenhout, dat in éénzelfde zinsnede voorkomt.
"Eene nieuwe steenlene ghemaect". "eene steenhout te makene ... een nieuwe steenlene ghemaect ... ". Ofwel schrijffout voor steenlede, dat misschien steenbed betekent. Zie aldaar.

86. Stijl: elke rechtstaande balk in de wegen of wanden van het molenkot.

87. Stroppe: hier ijzeren beugel, ijzeren ring.

88. Tienvoethout: planken van ongeveer 2,75 m lengte.

89. Trappen: treden van een steiger of trap. De trap zelf noemt steeger. "ende ande steegher trappen te makene".

90. Tremie: kaar. Vierkante hak boven de molenstenen, waarin men het te malen graan giet, later grote graan bak genoemd. Niet hetzelfde als graanhak. "eene tremie ende eene'n graenhac ghemaect".

91. Trementhout: tremiehout, treemhout, gereihout, kaarhoorn. Ieder der twee balkjes die ovpr de steenkuip liggen, om de tremie te ondersteunen.

92. Vingherlinc: vingerling, ijzeren band rond de pestel en roede-einde. Zie ook windeband, boghel en stroppe. "van den vingerlinc daer de roede mede ghesloten es".

93. Vloer: zoldering. "eener nieuwen vloer gheleyt van eeknien plancken".

94. Voetkin: onderste pin van het onderijzer of kleine spil. Deze spil draait en steunt in de spoorpot of panne.

95. Wal: molendam, molenberg. Zie molenwalle.

96. Windaes: windas. Hier vermoedelijk nog. luias, om de zakken op te trekken, en windas onderaan  onderaan de staart van de molen, aangezien er nog sprake is van een steekstaart, waarbij de molen nog rechtstreeks door mankracht in de wind wordt gestoken.

97. Windeband: ijzeren wind band of hoepels, ijzeren band rond de molenas, rond een pestel, roede-einde of bosse enz. Zie ook Vingerling.

98. Wintpuel: windpulm, uit windpeluw. Zeer zware horizontale eiken balk die de baansteen of halssteen draagt, waarop de hals van de molenas rust.

99. Zetel: zwaar houten balkenraam, dat rond de standaard sluit. Hierop steunen mede de twee zetelbalken van het molenkot. De zetel belet het slingeren van het molenkot.

Bijlage 3

HANDELINGEN BIJ MOLENHERSTELLINGEN.

Hieronder worden een reeks handelingen of middelnederlandse werkwoorden in molentechnische betekenis samengevoegd. De meeste werkwoorden worden steeds met hetzelfde onderdeel vernoemd.

1. Bescuttene: het clevne wiel te bescuttene. Scuttene, opsluiten. opspannen met ijzeren banden.
2. Beslane: de roede beslane, het hekwerk vastspijkeren.
3. Bindene: van den steenbalke te bindene: de steenbalk bevestigen.
4. Heekene: de roede te heekene: de roeden van hekwerk voorzien.
5. Heidene: den steenbalke heidene.
6. Keerne: t harnas te keerne: het rondsel omkeren.
7. Kervene: eenen steen kervene: een molensteen scherpen of van kerven voorzien.
8. Passene: t grote wiel te passene: het vangwiel regelen.
9. Scoeyen: de standart mede ghescoeyt was.
10. Scoren: ondersteunen, opschoren. opvijzelen.
11. Slechten: den wal slechtene, effen maken.
12. Solderen: met zolderplanken beslaan.
13. Steerten: van een staart voorzien.
14. Upluken: de molen up te luekene.
15. Up waghen: omhoog vijzelen.
16. Up scoren: de moelne up te scorne: de molen omhoog vijzelen.
17. Verleesten, de roede te beslane en te verleesten.
18. Verlesen, twiel te verlesen: het vangwiel nazien en herstellen.
19. Verpassene: de steene verpassene, de molensteen juist leggen en aanpassen. t schaergewant te verpassene, t grote wiel te verpassene, t schijfloop te verpassene.
20. Verscuttene: t grote wiel te verscuttene.
21. Versetten: Nieuwe cammen te versettene, kammen herslaan.
22. Verstalen: een voetkin verstaelen: de onderste pin van de kleine spil hersmeden, harden, verstalen.
23. Verstuyten  steunen, verstevigen.
24. Waghene  de moelne. ute aerde te waghene: opschoren, omhoog vijzelen.
25 Wederlukene: de molen wederlukene, de molen opnieuw sluiten.

Bijlage 4

MIDDELNEDERLANDSE MOLENTERMEN IN WORDING.

- Steenhout daer de steen inne leghet: steenkuip, steenkist.

Bijlage 5

METROLOGISCHE GEGEVENS

1. Geldwaarden.

1 pond: 20 schellingen = 6 guldens.
1 schelling = 12 denierenn of groten.
1 denier:  3 engelsen
1 denier =  24 miten
schild:  oorspronkelijke naam van een gouden munt. Het muntstuk werd ingevoerd in 1337 door Filips VI van Frankrijk. Later een rekenmunt met verschillende waarden.
Hier in onze rekeningen vinden we voor het schild een waarde van 3 3/5 s. gr.
Het schild ("écu d'or") als geldmunt werd hier te lande in de 14e en 15e eeuw veelvuldig gebruikt.
1 inghelse of enghelse = 8 miten.
Ponden en schellingen
in enkele rekeneenheden
Een denier is de gangbare klinkende munt.

2. Lengtematen.

Eeklo en Kaprijke volgden de maten van Gent.
- Duim: 2,75 cm of 1/10 van de voet in de KasseIrij Oudburg te Gent.
- Palm: 4 duimen. Volgens de Gentse maat dus 11 cm.
- Voet: 27.53 cm in de KasseIrij te Oudburg te Gent. 1 voet is 10 duimen.

El
- voor nieuwe stoffen, zoals canevas voor zeildoek: 76,5 cm

3. Inhoudsmaten voor granen.

- Mud = 463 liter = 320 kg rogge (Gentse maat)

4.  Gewichten

- Pond: 0,433 kg in de Kasselrij Oudburg te Gent.

5. Hectolitergewihcten
- 1 hl rogge = 68-70 kg
- 1 hl tarwe = 74-76 kg
- 1  hl haver = 50-51 kg

6. Densiteiten.

- Eik: 0,9 tot 1,2
- Molensteen: 2,5
- Aarde: 1,4 tot 2,0.

7. Koren.

Met coeren (d.w.z. koren) wordt hier bijna zeker steeds rogge bedoeld.

8. Foutrekening.

Lengte- en gewichtsmeting in de late middeleeuwen geschiedde zeker veel minder nauwkeurig dan. in de 19e eeuw. Voor maatgegevens is een gemiddelde fout van 1% zeker aan te nemen.
Bij berekeningen over afmetingen van windmolenonderdelen in de middeleeuwen is een foutrekening van 5 cm al ruim voldoende.

------------------------------

Te huur: de Westmolen met rosmolen in Eeklo (Gazette van Gend, nrs. 1083, 1090 en 1092 van 20 en 27 augustus en 3 september 1804)

Te huur aangeboden, voor direct gebruik, een welgekalante korenwindmolen met roskot ernaast staande, genaamd de Westmolen, alsook een schoon en gerieflijk muldershuis, met schuur, stallen, hof en gerieflijkheden, gestaan en gelegen in Eeklo. Zich wenden tot ex-notaris Wallez, Drongenhof, in Gent.

---------------------

"Reformatie in Vlaanderen. Episoden uit de opkomst en ondergang van de Reformatie in Vlaanderen", Middelburg, Stichting de Gihonbron, 2005.
C.G. Montijn (predikant te Mechelen), "De geschiedenis van de Hervorming in de Nederlanden"

Geheime vergaderingen en kruisgemeenten in de Zuidelijke Nederlanden

Daarnaast circuleerden er nog meer druksels. Zo is er in Axel sprake van het bezit van 'bibels, testamenten ende andere boucken', of 'Duutsche bibels, id est Vlaemsche bibels'. Hier moet wel gedacht worden aan De Bibel in duyts, beter bekend als de Liesveldtbijbel, of de zogenaamde Deux-aes-bijbel in de bewerking van Godfried van Winghen, allebei gedrukt in Emden. Nog uit Emden kwamen exemplaren van de Ca-techismus van de reeds herhaaldelijk genoemde Gentenaar Maarten de Cleyne (Mi-cron) en van het "Martelarenboek van Adriaan van Haemstede".

In Axel, Eeklo en Hulst werden de protestantse boeken voornamelijk aangevoerd via Antwerpen, onder meer door de visverkoper Gelein Brant van (het nu verdronken) Casuweele in het Land van Saeftinghe en door de koopman Michiel de Clerck van Kaprijke. Nadat die laatste zich metterwoon in Eeklo had gevestigd, organiseerde hij in zijn huis en op de Westmolen conventikels, geheime bijeenkomsten waar werd voorgelezen uit die geschriften. Door zijn arrestatie en zijn bestraffing in 1557 kwam daar een einde aan.

---------------------

Luc Goeminne, "De verhuis en wederopbouw van een grafelijke windmolen in 1387: een micro-economische studie", Appeltjes van het Meetjesland, jaarboek 35, 1984, p. 117-136.

Inleiding

Houten molens waren zeer kwetsbaar in oorlogstijden. Herhaaldelijk werden ze dan ook in brand gestoken en verwoest. In 1378 ontstaan er tussen graaf Lodewijk van Male en de stad Gent naar aanleiding van de zaak der Brugse Leie moeilijkheden die de aanloop werden tot een zesjarige oorlog. De onbeschermde steden en de dorpen waren natuurlijk een gemakklijke prooi voor de oorlogvoerenden. De molens van Eeklo overleefden dan ook niet het oorlogsgeweld (1,2).
In mei 1387 laat Filips van Bourgondië een versterkt kasteel te Sluis bouwen.

De oude molen van de Sluizen aar Arnold de le Mare staat in de weg, zodat hij plaats moet ruimen voor de nieuwe vesting.

De hertog neemt de molen van Arnold de le Mare over en laat hem opnieuw oprichten aan de westzijde van Eeklo door Pieter-Gerard Van Zegbroec.

Deze woonde te Eeklo. Het verloop van die operatie kunnen we aan de hand van de rekening die hij heeft opgemaakt voor de algemene ontvanger van Vlaanderen en Artezië, J acob van Screyhem (zie Bijlage I), volgen. Jacob de Pape, meester timmerman krijgt 140 p. par. betaald voor het afbreken van de molen te Sluis en het wederoprichten te Eeklo "au costé de west".

Afbraak en vervoer

De molen wordt natuurlijk niet in zijn geheel overgebracht, maar wordt eerst uit elkaar genomen.

Coppen Masier, Porte-fais, (handlanger en drager) (3) breekt samen met andere werkgezeJlen de molen af en brengen de onderdelen van de molen, samen met de 2 molenstenen naar de haven van Sluis, waar ze deze opladen in sloepen. Vervolgens laden ze deze onderdelen af te Pulsbroek, waar ze op karren worden geladen. Deze worden te Eeklo opnieuw afgeladen.

Voor deze verschillende werken ontvangen ze in totaal 40 p. en 14 s. par.

De sloepen dienden meerdere malen over en weer te varen.

Pulsbroek was een plaats gelegen op de Eeklose watergang, tussen Aardenburg en Sint-Laureins, op 2 km ten zuiden van het huidige St.-Kruis. Het is wel eigenaardig dat ze niet verder vaarden tot Eeklo, want per schip gaat het veel gemakkelijker dan op de wagen. We moeten dus aannemen dat de Eeklose watergang niet verder bevaarbaar was voor dergelijke zware scheepsladingen.

De gebruikte vaarroute liep waarschijnlijk over Slepeldamme via de Ede naar Aardenburg en vandaar langs de Eeklose watergang naar Pulsbroek.

Daar worden de stukken op meerdere wagens overgeladen en naar Eeklo gebracht.

Meerdere heen- en terugritten waren ook hier nodig.

De rekening zegt niet welke weg er gebruikt werd. Misschien gebruikten ze de weg Aardenburg-Eeklo vanaf de Moerhuize te Maldegem. We denken eerder dat de reisroute over St. Laureins en Balgerhoeke naar Eeklo verliep.

De schippers Jan Bernart, Gilles Volkart en Jan Claessone verdienden er 48 p. 15 s. par. mee en de voermannen Willem de Kercmeestre, Pieter Zwaef en Pieter Zegherssone 42 p. 16 s. par.

Houtleveringen

Emiel De Klerck leverde 95 geschaafde planken aan 5 s. par. per stuk, en 250 ruwe planken aan 18 p. het honderd (4). Dit voor een totaal van 68 p. en 15 s. par. Dit hout moest dienen voor het timmeren van de kap en wegen (wanden) van het molenkot (5). Zeer waarschijnlijk ging het hier over tienvoethout, dit waren planken met een lengte van 2,8 m.

Jan Geraard leverde 15 houten balken voor een totale som van 30 p. 8 s. par. Een grote hoeveelheid hout van de oude molen was immers rot, verweerd en aldus onbruikbaar geworden voor de wederopbouw. We vernemen dat hier vooral zware balken van het gebinte van de molenvoet bedoeld zijn (6).
Nissen Bomgart, meester-timmerman, en zijn zoon leverden nogmaals aan de voormelde Jacob De Pape, 250 (ongeschaafde?) planken aan 72 s. par. het honderd, Voor hun werk aan de heropbouw van de molen verdienden ze 12 p. par. Alles samen ontvingen ze voor werk en houtlevering tesamen 21 p. par. Heine Willart en Simon Spiernic, houtdragers, ontvingen, om gedurende 4 dagen hout te zagen voor de molen, 20 s. par. per dag. In totaal dus 4 p. par.

Leveringen van ijzer

Loys Bomgart, smid uit Eeklo, levert 2100 "lukenagels" aan 4 s. par. het honderd, 1000 "lasnagels" aan 6 s. par. het honderd, en 700 "middennagels" aan 8 s. par. het honderd. Verder levert hij nog 3 krammen ("chevilles de fer"), aan 8 s. par. het stuk, 4 ijzeren schenen of lemmers (palmez de fer) aan 12 s. par. het stuk, 2 ijzeren beugels of windebanden ("annaulx de fer") aan 8 s. par. het stuk, 100 nieuwe ijzeren nagels voor 36 s. par.; 4 paar ijzeren beugels ("gons") en ijzeren ringen ("vervele") voor 24 s. par., 4- ijzeren schenen voor 35 pont (16 kg) voor 48 s. par., en twee grote ijzeren ("scheers") bouten ("grands "cloux de fer") voor 6 s. par. Dit alles werd gebruikt aan de vermelde molen. Totaal (van ijzeren vC'ringen) 20 p. 2 s. par.

Of J.

Fig.1 Structuur van een Vlaamse staakmolen in de 14de eeuw. Werkhypothese. Luc Goeminne. 1982. Kleine één- en halfzolder. Kruisplaten rechtstreeks op de grond. Vier steekbanden. Steekstaart zonder kruirad. Gev1ucht ongeveer 18 m. Een steenkoppel

Kostprijs

In totaal kostte het overplaatsen van de molen aldus 416 p. en 10 s. par. aan de grafelijke schatkist.

Na de ingebruikname van de molen blijkt echter dat hij nog niet heel goed draait, zodat er verschillende bijkomende werken moeten uitgevoerd worden.

Bijkomende werken

Het tweede deel van de rekening van Pieter Gerard van Zegbroec loopt over de periode van 19 november 1387 tot 1 oktober 1388 en bevat al die bijkomende uitgaven.

Nijs Bomgart, de meester-timmerman, die al in 1372 herstellingen voor de graaf uitvoerde, moet samen met zijn zoon, de pestels beter bevestigen, omdat de wieken slingeren tijdens het draaien. Deze pestels zaten dus niet goed vast in de asgaten ("pertuis"). Ze werden beter bevestigd door Nijs Bomgart en zijn zoon, die hieraan 1 dag werkzaam waren voor een totaal van 20 s. par.

Samen met zijn zoon moesten ze ook de steenbalk (waarop de molenstenen rusten) en de klauwstijlen (claurpons) beter bevestigen en een nieuwe zetel rond de staak vervaardigen. Ze hadden hiërvoor 2 dagen nodig. 40 s. par.

Pieter Geraard leverde de houten balken ("Merrien") voor een meuwe zetel en ontving hiervoor 28 s. par.

Door Lodewijk de smid werden 10 grote nieuwe ijzeren bouten geleverd, waarmee de vermelde klauwstijlen aan de vernoemde steenbalke werden bevestigd. Jan de mandemaker ("wannemakere") leverde een graanmand of graanmaat om het graan af te wegen, 8 s. par.

Willem Ghalagere leverde 100 el nieuw canevasdoek waarmede (nieuwe) zeilen voor de molen werden vervaardigd. De oude waren volledig waardeloos geworden. De prijs per el was 5 s. par. In totaal 25 p. par. Jan Drieghe vervoerde het zeildoek van Brugge naar Eeklo voor 5 s. par.

Jan Maugis leverde de hennepkoorden voor de zeilen tegen 20 s. par.

Arnold de le Mare uit Sluis, leverde een lopende steen. De oude was in stukken gebroken door slijtage en was onbruikbaar geworden. Kostprijs 106 p. 16 s. par.

De algemene ontvanger van Vlaanderen en Artesië, Jacob van Screyhem was persoonlijk bij deze belangrijke en dure aankoop aanwezig.

Coppin Masier en andere handlangers hebben de molensteen van de molendam naar de haven van Sluis in het schip gesleept voor 72 s. par.

Jan Pauwels, de "soyman" (schipper) (1) vervoerde de steen per schip ("neif") (8) van Sluis naar Raveschoot voor 4 p. 4 s. par.

Dit keer vaart men dus niet naar Pulsbroek, maar naar Raveschoot. De gebruikte vaarroute gaat van Sluis naar Damme en dan langs de Lieve naar Raveschoot. De Lieve was alleszins beter bevaarbaar dan de Eeklose Watergang. Later wordt Raveschoot in de Eeklose stadsrekeningen altijd als losplaats van de "caudsiedesteenen" vermeld. Al in de rekening over 1403-1404.

Jan Sleuhout en zijn metgezellen hebben de molensteen uit de boot geladen te Raveschoot en ontvingen hiervoor 24 s. par.

Willem de Kercmeester, de voerman (charton) (9) voerde de molensteen met zijn wagen van Raveschoot naar de motte van de molen (ten westen van Eeklo) voor 48 s. par.

Nijs Bomgart plaatst de steen in de molen voor 12 p. par.

Boudewijn Steyaert, koordenmaker, levert een zware hennep steenreep van 51  pond (24 kg) aan 2 s. par. ppr pond. Totaalprijs 5 p. 2 s. par.

Lodewijk, de smid, ("fevre") (10) leverde 100 nieuwe ijzeren nagels voor de nageling van de steenzolder ("solier") voor 16 s. par.

Walter, de kuiper, vervaardigde een nieuwe meelkist met nieuwe ijzeren windebanden ("chercles") errond, voor 2 .... s. par.

Lodewijk, de smid, leverde 300 ijzeren nagels voor de nageling van deze steenkist. Prijs 6 s. par. het honderd. Totaalprijs 18 s. par.

Nijs Bomgart voert met zijn zoon bepaalde werken uit zowel aan het "crushout" (kruisplaten ? gekruiste weegbanden? balken van het steenbed?), als aan het "schaargewant" (pasbrug) . Ook spant hij bepaalde onderdelen aan van het vangwiel (grand roue) en voorziet het van nieuwe kammen. Hiervoor waren 4 dage en half nodig aan 20 s. par. per dag. Totaal werkloon 4 p. 10 s. par.

Dezelfde Nijs Bomgart leverde ook 15 nieuwe houten kammen voor het vangwiel voor 15 s. par. Hij herstelde ook een roede die na de heropbouw van de molen door storm aan één einde gebroken was. Ook leverde hij hiervoor een houten las. Samen 58 s. par.

Lodewijk, de smid, hersmeedde herhaalde malen de bilhamers (scherphamers) voor de molenstenen, voor 54 s. par.

Katelijne Monix leverde smeervet voor het aandrijfwerk voor 19 s. par.

Deze (talrijke) bijkomende werken, herstellingen en vervangingen kosten in het geheel 182 p. 12 s. par. (in feite 181 p. 11 s. par.)

De globale som van al deze herstellingen, met uitzondering van het loon van Pieter Geraard Zegbrouc, bedroeg op 14 november 1388 598 p. 12 s. par.

Al op 19 mei 1388 werd door Jacob van Screyhem 594 p. par. uitbetaald aan Pieter Geraard Zegbrouc (Dit is dus 4 p. en 12 s. te weinig).

Al vanaf 19 november 1387 echter was de molen toch kunnen beginnen malen. Op 1 oktober 1388 was 63 1/2 hoed "soyle" (11) of 7.500 kg rogge gemalen aan 34 s. par. per hoed. De totale ontvangst van Pieter Geraard Zegbrouc bedroeg dus 701 p. 19 s. par. d.i. het bedrag door hem ontvangen in mei (594 p. par.) samen met de maalopbrengst tot oktober 1388 (107 p. par. 19 s. par.). Bleef dus over 103 p. 18 s. par.
Pieter Geeraert Zegbrouc heeft dan nog aan Jan Hennequin, de molenaar, voor het onderhoud, de bewaking en de werking van de molen 31 p. 4 s. afgestaan.
Pieter Geeraert Zegbrouc krijgt tenslotte nog als salaris voor zijn toezicht op de herstellingswerken van de molen, 15 p. par. Het salaris van de molenaar en toezichter bedragen dus samen: 46 p. 4 s. par.
De toezichter Pieter-Geraert Zegbrouc heeft dus uiteindelijk nog in kas 57 p. 14 s. par., die hij aan de grafelijke schatkist moet overmaken.

Verloop en kostprijs van het vervoer

Het vervoer van de molenonderdelen en de twee molenstenen rond mei-juni 1387 gebeurde feitelijk in 2 etappes.
Eerst een deel waterweg van Sluis over Aardenburg naar de plaats Pulsbroek. We berekenen deze afstand benaderend op 12 km.
De tweede etappe langs de baan over St.-Laureins, Balgerhoeke naar de broek. We berekenen deze afstand benaderend op 12 km.
Het loon van de schippers bedroeg 48 ponden par. Het loon van de voermannen bedroeg bijna 43 ponden par. Het vervoer per schip of per wagen kwam ongeveer uit op dezelfde hoge kostprijs. Men dient ook op te merken dat zowel de schepen als de wagens meerdere reizen heen en terug dienden te maken, en dat meerdere helpers bij deze karweien betrokken waren.
Hoeveel heen- en terugritten gedaan waren, is niet in de rekening vermeld. We weten ook niet welke sloepen werden gebruikt.
Een "soyscepe" was een platte schuit met een maximaal laadvermogen van 150 zakken graan, wat ongeveer overeenkomt met 7000 kg.
Het maximaal laadvermogen van een driewielige boerenwagen bedroeg toen naar onze schatting ongeveer 2000 kg.
Het huidige gewicht van een staakmolen bedraagt ongeveer 35.000 kg. De 14e-eeuwse staakmoolen was wat kleiner met een korter gevlucht van ongeveer 18-20 meter en slechts één koppel maalstenen. We schatten het gewicht van de 14e-eeuwse staakmolen grofweg op 20.000 kg.
Wanneer later een enkele nieuwe molensteen van Sluis naar Eeklo gebracht wordt, zal dezelfde reisroute niet gevolgd worden. De schipper zal met deze molensteen van Sluis, over Damme langs de Lieve rechtstreeks naar Raveschoot varen, tot dicht bij de molenberg. Alhoewel de reisroute hier ruim 28 km bedraagt, was de kostprijs voor laadwerk en vervoer lager, nl. ruim 11 pond par. Hij diende evenwel slechts éénmaal te varen.

Een dergelijke lopende molensteen woog toen ongeveer 1700 kg, voor een diameter van 170 cm, en een dikte van 30 cm. De densiteit van molenstenen is 2,5.

Men gaf wellicht de voorkeur aan deze langere vaarweg, omdat het vervoer in de winter van 1387 gebeurde en de slijkerige wegen ten noorden van Eeklo onberijdbaar waren.

Men vermeed ook halverwege het tijdrovend overladen van deze zware molensteen. Daarenboven was de Lieve zeker beter bevaarbaar dan de Eeklose watergang.

De productie en pachtoverbrengst van de windmolen in 1388 te Eeklo

Op 11 maanden en 11 dagen, dit is nagenoeg 1 jaar, had de windmolen te Eeklo in 1388 amper 63 1/2 hoed rogge of 7500 kg gemalen! (2).
Hoeveel dagen per jaar en hoeveel uren per dag de molen in werking is geweest, blijkt geenszins uit de rolrekening.

Hoeveel dagen de molen dat jaar voor herstellingen heeft stilgestaan, is niet juist meer te achterhalen. Volgens de rolrekening minstens 1 week, zonder het herplaatsen van de nieuwe molensteen.

Hoeveel uren er aan nachtmalen werden besteed, is eveneens onbekend.

In ons land staat de wind slechts 4500 uren per jaar sterk genoeg om molenwieken te doen draaien? Een vol jaar telt 8760 uren.

In de veronderstelling dat niet aan nachtmalen wordt gedaan, komt dit overeen met 194 dagen met voldoende wind.

De kerk verbood in het algemeen het malen op zondag en feestdagen. Dit verhindert het aantal mogelijke werkdagen van de molenaar tot ongeveer 164 per jaar. Een windmolen kon dus maximaal 164 dagen per jaar in werking zijn volgens de beschikbare windsterkte in onze gebieden.

In de veronderstelling dat de molen te Eeklo in 1388 slechts 100 werkdagen had gedraaid, zou de dagproductie slechts 75 kg zijn geweest. Dit is een uiterst kleine hoeveelheid. Uit de analyse van de rolrekening blijkt dus overduidelijk hoe er met deze duur betaalde okkasiemolen gesukkeld werd.

Deze tegenslagen leggen ook uit waarom de algemene ontvanger van Vlaanderen, Jacob van Screyhem, zelf tegenwoordig was te Sluis om zich te vergewissen of de nieuwe zeer dure molensteen (bijna 107 pond par.) wel van goede kwaliteit was.

Is het ook niet te verwonderen dat de toezichter-beheerder voor al zijn moeite en achtemageloop slechts 15 p. par. als ereloon ontving. Dit blijkt niet veel voor een heel jaar werk als opzichter en verantwoordelijke werfleider voor de verplaatsing van de molen. Doch, had hij werkelijk zijn plicht gedaan?

De graaf van Vlaanderen had er beter aan gedaan een nieuwe molen te laten bouwen ....

De graaf leed natuurlijk een financieel nadeel door het ontbreken van molens te Eeklo, zodat hij derhalve de inkomsten ervan diende te ontberen (13).
Het eerste jaar is de verpachting van zijn dure, slechtwerkende molen evenwel geen meevaller geworden. Amper 58 pond par. netto pachtopbrengst in 1388. Dit komt overeen met een rendement van 9%.

In 1375 ontving de heer van de Woestijne te Aalter gemiddeld bijna 130 pond par. per molen als pachtopbrengst (14).
In 1387 ontving de heer van Pittem 162 pond par. van zijn windmolen (18).
Pachtrendementen van windmolens bedroegen zonder tegenslagen 15 tot 20% in de late middeleeuwen. Eén van de bijzonderste redenen voor de plaatselijke heer om het banrecht van de molens streng in de hand te houden.
...

Totale kostprijs van de afbraak, vervoer en heropbouw

In de volgende paragrafen willen we een analyse uitwerken over de totale kostprijs van de verplaatste windmolen.

Overzicht.

A. HOOFDWERKEN.

1. Afbraakwerken en laadwerken
2. Vervoerwerken
3. Houtleveringen
4. Timmerwerken en zaagwerken
5. Ijzerwerken en smeedwerken

Totaal

Bijkomende werken
2. Vervoerwerken
3. Houtleveringen
4. Timmerwerken
5. Ijzerwerk en smeedwerken
6. Andere leveringen (o.a. zeilen)
7. 1 nieuwe steen met plaatsing

Totaal

Algemeen totaal

40
p 14 s. par.
91 p. 11 s. par.
108 p. 3 s. par.
16
p. par.
20 p 2 s. par.
416
p. 10 s. par.
119 p. 13 s. par.
1 p 8 s. par.
12
p. 7 s. par.
4 p.
18 s. par.
32 p. 9 s. par.
118
p. 16 s.
182
p. 12 s. par.
599
p. par.

De aanvankelijke prijs voor de heropbouw beliep al op 4-16 p. par., wat werkelijk al een te hoge som voor een "occasie" windmolen betekende.

Daarbij kwamen nog 182 p. par. onverwachte en bijkomende uitgaven door allerlei tegenslagen.

Uiteindelijk kostte de molen aan de grafelijke schatkist bijna 600 p. par. en was de beginproductie ronduit slecht te noemen.

De volledige heropbouw van een staakmolen te Verrebroek (Waasland)

in 1404 kostte ongeveer 4,92 ponden par. De heropbouw van de molen te Haasdonk kostte in 1406 nagenoeg 516 ponden par. (16). In de uiteindelijke kostprijs van de molen te Eeklo bedroegen de materiaalkosten bijna 286 pond par. of 4,79% en de daglonen 31 pond par. of 53%.  Een enkele molensteen met plaatsing kostte bijna 119 p. par. of bijna 20% van de totale prijs van de molen, vervoer niet inbegrepen! Te Aalter kostte een koppel mo!ensteen met plaatsing 135 p. par., vervoer niet inbegrepen.

Fig. 2 Kaart van Frickx. 1733.

De smalle Eekloose watergang loopt van Eeklo noordwaarts, buigt rond Sint-Laureins

naar het westen tot Aardenburg om vervolgens het Zwin te bereiken, even oostwaarts van Sluis.

De bredere Lieve loopt ten zuidwesten van Eeklo meer noordwaarts, buigt naar het westen om Damme te bereiken. Langs een verbinding bereikt men de watergang van Damme naar Sluis.

De Eeklose watergang

In 1240 kregen de inwoners van Eeklo van gravin Johanna van Constantinopel de toestemming om een watergang van Eeklo noord- en westwaarts te graven naar Aardenhurg, waar hij via de Ede en de Slepeldamsluis in de zee uitmonde. Deze waterverhinding kwam tot stond rond 1280-1290 (17, 18).
Deze Eeklose watergang vertoonde talrijke bochten en scherpe hoeken en was bovendien nogal smal, ook de diepgang was gering. Grote schepen konden hier dus niet varen, wel turfschuiten en andere kleine vaartuigen. Vanaf 1330 en 1350 wordt hij dan ook verbreed en in 1374 ook uitgediept.
Rond 1380-1390 geraakte de sluis te Slepeldamme bij Aardenburg verwaarloosd, zodat hier ook onderhoudswerken nodig waren. De Eeklose watergang liep van Eeklo eerst noordwaarts, liep rond het dorpscentrum St. Laureins, om vervolgens naar het westen om te buigen in de richting van het Zwin, even ten oosten van Sluis.

De Lieve

De Lieve werd gegraven in 1250-1262 als rechtstreekse kunstmatige waterverbindingsweg van Gent naar de zee. De Lieve liep ten zuiden van Eeklo, om vervolgens naar het noordwesten te zwenken en uit te monden in het Zwin te Damme. Op 5 km ten westen van Eeklo lag de Raverschootbrug, waar een loskaai was. Eeklo zelf was sedert 1320-1350 ook zuidwaarts verbonden met de Lieve door een leede of gegraven watergracht, die voor kleine schuiten bevaarbaar was. Deze watergang geraakte ook dusdanig vervuild en verzand dat hij in 1422 herdolven en verbreed werd.
De Lieve was voor de economie van Eeklo in de Middeleeuwen niet zeer belangrijk. Over gans de lengte van de rivier hadden de Gentenaren ervan de juridictie en zelfs het eigendomsrecht (19).
De Lieve was breder, dieper en beter bevaarbaar dan de Eeklose watergang. Op de Lieve mocht echter van de Gentse schepenbank in 1408 niet gevaren worden met schepen met meer dan 15 vaten wijn (20). Dit komt overeen met een lading van 2.000 kg.

Ijzerwerk aan de molen te Eeklo in 1388
Aan een windmolen kwam in de 14° eeuw al veel ijzer te pas: nagels, bouten, ijzeren windbanden, spangen, krammen, beugels, enz.
Verder had men nog de ijzeren handboom, het klauwijzer, de rijn, de spil, de spoorpot, de heinsel, de scherphamers, enz.

a. Nagels en bouten.
We kunnen de nagels indelen naar hun benaming, aanwending, grootte en derhalve prijs. We bespreken de soorten nagels van groot naar klein.

Grote nagels.
Eerder zeer zware scheersbouten of misschien zelfs trekstaven. Men kocht er twee aan 6 S par. het stuk.

Nagels.
Eerder zware scheersbouten. Ze kosten 16 tot 36 s. par. het honderd.

Middelnagels.
Er werden er 700 gekocht aan 8 s. par. het honderd.

Lasnagels.
Men kocht er 1000 voor 6 s. par. het honderd. Ze dienden om de zomen op de scheden van het hekwerk te nagelen. We schatten hun lengte op 4-5 cm.

Lukenagels.
Men noteert een aankoop van 2100 aan 4 s. par. het honderd. Ze dienden wellicht om de planken van de wegen van het molen kot vast te spijkeren. We schatten hun lengte op 4 cm krammen. Zware U-vormige gesmee:lde ijzers. Men kocht er 3 aan 8 s. par. het stuk.

b. Ijzeren windebanden.Twee van deze banden kostten 8 s. par. het stuk.
Beugels. Men kocht er een achttal aan 24 s. par. het stuk.

c. Schenen of ijzeren lemmers.
Men kocht er een achttal aan 12 s. par. het stuk.

Molenzeilen en lengte van het gevlucht
De oude zeilen waren versleten en waardeloos geworden. Voor het vervaardigen van de nieuwe zeilen voor de molen werden 100 el canevas of 75 lopende meter ruw linnen aangekocht.
In de veronderstelling dat dit linnen geweven was op 75 cm breedte en het hekken 150 cm breed was, dan dienden 2 stroken longitudinaal aan elkaar te worden genaaid.
Door berekening komt men aldus tot een gevlucht van ongeveer 18 meter.
Het is ook mogelijk dat het linnen op 150 cm breedte geweven was, en men acht molenzeilen heeft vervaardigd, 4 in werking en 4 in reserve, zoals heden nog gebruikelijk is.

Timmermlieden, ambachtslieden en molenaars te Eeklo in 1388
Bernart Jan: schipper.
Bomgart Loys: smid te Eeklo.
Bomgart Nissen: meester-timmerman.
Claessone Jan: schipper.
Drieghe Jan: voerman.
Ghalafere (?) Willem: handelaar.
Jan: mandemaker.
De Kercmeester Willem: voerman.
De Klerck Emiel: houthandelaar.
Geraard Jan: houthandelaar.
Geraard Pieter: houthandelaar.
Hennequin Jan: molenaar te Eeklo.
Lodewijk: smid.
Masier Coppin: lastdrager te Sluis.
Maugis (?) Jan: (koorden ?) handelaar.
Monix Katelijne: handelaarster?
de le Mare Arnold: inwoner en molenbezitter te Sluis.
de Pape Jacob: meester-timmerman te Eeklo.
Pauwels Jan: schipper.
Van Screyhem Jacob: algemeen ontvanger van Vlaanderen en Artesië.
Sleuhout Jan: lastdrager.
Spiernic Simon: houtzager.
Steyaert Boudewijn: koordenmaker.
Volkart Gilles: schipper.
Walter: kuiper.
Willaert Heine: houtzager.
Van Zegbrouc Pieter-Geraert: beheerder-toezichter van de graaf te Eeklo.
Zegherssonne Pieter: voerman.
Zwaef Pieter: voerman.

Daglonen van ambachtslieden en timmerlieden

Timmerlieden: 20 s. par. per dag.
Houtzagers: 20 s. par. per dag.
Deze daguren liggen iets boven deze van Aalter in 1375, waar ze 16-17 s. par. per dag bedroegen.
Opvallend is het groot aantal ambachtslui die bij de heropbouw van de molen betrokken zijn (een 20-tal).

Houtsoorten

Deze worden niet uitdrukkelijk in de rekening aangeduid.
Eénmaal wordt de term "ais d'anemarche" vermeld.
Anemarche: d'Anemarche = de Danemark: Deens hout, wellicht dennenhout. Hiervan werden planken verzaagd voor de zolders en wegen van het molenkot.

Prijs van houtbewerking

Een nieuwe ongeschaafde plank kostte ongeveer 3 1/2 s. par. het stuk, doch een afgewerkte geschaafde plank 5 s. par. het stuk.

Graanprijzen te Eeklo in 1388

De roggeprijs in oktober 1388 bedroeg :H s. par. per hoed, d.i. 171 liter (of 118 kg). In de omgeving van Aalter vonden we tussen 1375 en 137 een roggeprijs per hoed, schommelde tussen 32 s. en Hl s. per hoed.

Bijlage I

BRUSSEL ALGEMEEN RIJKSARCHIEF. ROLREKENING 2071.

Compte Pierre Girard de Zegbrouc des mises et receptes par li faites a cause du vies molin a vent Ie queil il a fait oster de forteresse de Lescluse et dreschier a Eeclo au coste de West et ce par vertu du pooir a lui donné par Jaque de Scrayhem, receveur général de Flandres et Artois ainsi qu'il appert par ses lettres de commission dont la teneur sensuit.

A tous ceulx qui ses presentes lettres verront Jacques de Scrayhem, receveur général de Flandres et Artois salut.

Comme par les guerres et commotions qui darainement ont ésté ou pays de Flandres les rr.oulins a vent qui estoient assis a Eeclo aient ésté ars et destruiz et par ce les moulages dillec appartenant à Mon tres redoubté Seigneur Monseigneur le duc de Bourgoingne, conte de Flandres et a avemens autres aient esté et encore seront vagues qui redonde grandement ou préjudice et dommage de mon dit seigneur et des autres qui y sant participans et il soit ainsi que dedens le pourpris de la forteresse de palez de bois ou bassecourt du chastel nouvellement ordonné a faire a Lescluse soit assiz un vies molin a vent qui jadis soulont appartenir a Ernoul de le Mare, burgeois dicelle ville, le quel molin mon dit seigneur a fait retenir pour li pour estre ordonné a son proffit par un en faisant certaine recompensaccion a ycelli Ernoul, je considerant pue pour aciever l ouvrage de la dicte forteresse le dit moulin comment estre osté du lieu ou il est assiz et que ycelli ne pouroit mieux estre redichie au proffit de mon dit seigneur que au dit lieu de Ecclo comme je m'en sui conseillé et ainsi avec ques plusieurs des gens et officiers de mon dit seigneur voulant les diz moulages estre demis sus ainsi que pour le present je vieulx faire se pourra confians plainement pour ce faire es sanz loiaultés et bonnes diligences du Pierre Gerard de Zegbrouc demourant audit lieu de Eeclo ycelle prie ou nom de mon dit seigneur cy ordonné et commis et par la teneur de ces présentes ordonné et lowech en lui donnent pouvoir et auctorité de soy transporter en la dicte forteresse de Lescluse et Ie dit moulin par maistres charpentiers faire oster dillec et le en tache ou autrement si comme le plus profitablement faire se pourra a Eeclo dessusdits et par rapportant quittance des missions il appartendra si requier de par mon dit seigneur a tous officiers que audit pierre en faisant les choses dessusdites prestent confort et ayde se mestieren a et ilz en soient requis par le tesmoing de ces lettres scelees de mon seel le premier jour de may l'an mil CCCLIJL xx et sept premierement paié a Jacque le Pape, maistre charpentier pour sa paine et travail davoir osté le dit moulin du lieu ou il avoit esté assi en la forteresse de l'Escluse ensemble les deux pierres et ycelli redieche refait et remis suz audit lieu Eeclo de mesmes les vielles estoffes membres et matières (excepté la seurdite qui se devoit faire de neuf audit moulin) par marchié a lui fait en tache CXL lb. p.

A Coppin Masier portefais de monseigneur tant pour lui comme plusieurs autres portefais sez compaignons pour leur paille et travail davoir porté a terme les matieres et membres dudit moulin du lieu ou il avoit esté situé en la dicte forteresse ensemble les deux pierres à moulin iusques au havene ou ilz les chargirent en bateulx qui les menerent charroy qui les menerent audit lieu dEeclo ou ilz les deschargirent par plusieurs fois par marchie fait a eulx XL lb., XlIII s. par.

A Jehan Bernart, Gille Volkart Claissonne, bateliers tant pour eulx comme plusieurs autres bateliers leurs compaignons pour leur paine et travail davoir mené par cave en leurs bateaulx par plusieurs voiages du havene de Lescluse jusques a Pulsbrouke les membres pierres et matieres dudit moulin ou il furent miz sur charroy comme dit est par marchie a eulz fait en tasche, XLVIII lb., XV s. p.

A Guillaume le Kercmeester, Pieter Zwaef et Pieter Zegherssone, charrons pour leur paine et travail davoir mené a car par plusieurs voyages de Pulsbrouke jusques au dit lieu dEeclo; les membres, pierres et matieres dudit moulin par marchie a eulx fait en tache XLII lb. XVI s. par.

A Emile le Clerc pour II II xx XV ais danemarche tous entiers et appareillez aupres de .V. s. par. la piece deux grans cens et demi dais non appareillez auprès de XVIII lb. le cent de lui achaté et alloué tant en la closture du comble parois et costez dudit molin comme du solier et fous dicellui montant les dictes parties LXVIII lb., XV s. par.

A Jehan Gerard pour plusieurs pieces de bois emploiez au dit molin au lieu de plusieurs autres pieces et membres de viez bois qui estoient poury et empiriez audit molin tellemen quil les connut coster LXXX lb., VIII s. par.

A Niz Bourgart, maistre charpentier tant pour lui comme son filz pour leur paine et travail davoir appareille ouItre et par dessus les convenanches faites en tache audit Jaque le Pape dont dessus est faite mention deux eens et demi dais ou pris de LXXII s. p. pour cent et parcillement pour leur travail dayoir ouvre de leur mestier de charpenterie aux ouvrages dudit moulin par dessus la dicte tach .xII. lb. montent .xXI lb. par.

A Heine Willart et Symon Spierine, soyeurs de bois pour leur travail davoir soyé plusieurs pieces de bois servans aux ouvrages dudit moulin par quatre jours au pris de .xX. s. par. par jour montant I III lb. par.

A Loys Boingart seure demourans audit lieu d'Ecloo pour XXI clous de fer apellez lukenagle au pris de IIII s. par. le cent mille cloux appellez laschenaglen a VI s. par le cent VIIc cloux appellez middenaglen  a YIII s. par. le cent trois chevilles de fer .XXII lb. s. par quatre palmez de fer .XIX lb. l. s. par. deux anneaulx de fer, XVI s. par. Cent deux neufs de fer XXXVI s. par. quattre paires goms et vistelles, XXIII s. par. quattre palmecs posant XXXV lb, de fer, XLVIII s. par, et deux grans grans cloux de fer VI s. par. tout alloué au ouvrages dudit moulin la il appartenoit XX lb. II s. par.
Somme IIIIc XVI lb. X s. par.

Aultre despense faite par ledit Pierre en la reparation et refection dudit moulin depuis le XIX jour de novembre IIII xx et sept jusques au premier jour doctober IIII xx et huyt.

Et premierement pour ce qui les deux verges dudit moulin ne tenoient pas lieu leur bien es pertuiz du asse anchois aloient amont et aval y ouvreront ledit Buurgart et son filz de leur mestier de charpenterie ung jour en les resortissant ainsi quil appartenoit pour ce audit Niz et son filz .XX. s. par.

A lui pour le travail du lui et de son filz davoir fait des claurpons du grant poultre sur le quel les pierres gisent et semblablement dun nouvel zetel a lestandart dudit moulin en quoys il naquerent deux jours .XL. s. par.

Audit Piere Girard pour le metrieu dont le dit zetel estoit fait .XXVIII s. par.

A Loy le Seure pour des grans cloux neufs de fer dont les dis clampons furent cloués audit pontie X. s. par.

A jehan le Wannemaker pour une mesure a gram servant a loffice du mounier .VIII. s. par.

A Guillaume Chalclassene pour cent aulnes de canevas nommez dont le voiles des eles dudit moulin furent fais pour ce que les vieux ne valoient riens au pris de .V. s. par. laulne .xXV. lb. par.

A Jehan Drieghe pour son salaire davoir porté ledit canevas de Bruges a Eclo .V. s. p.

A Jehan Mangiz pour cordes de chaume servans au dites volles .XX. s. par.

A Ernol de la Mare pour une pierre corant audit moulin de lui achactée pour tant quie celle qui premierement y avoir ésté mise estoit de pelee tellement quon lon nen poroit plus moudre, CLI lb., XVI s. par.

A Coppin Masier et autre ses compaignons ouvriers a main pour leur paine et travail davoir mis a ferme la dicte pierre de dessus la terre a Lescluse iusques en la neif en Havene, LXXII s.

A Jehan Pauwels soyman pour sa voiture davoir adméné la dicte pierre en sa neif dudit lieu de lEsduse iusques a Ravenscot, IIII lb., IIII s. p.

A Jeahan Sleuhout et ses compaginons pour leur paine et travail davoir deschargié la dite pierre hors de la diete neif et yeelle mise sur terre audit lieu de Ravenseot XXII lb s. par.

A Guillaume le Kercmeester, charton pour son salaire davoir mené la dicte pierre sur son char dudit lieu de Ravenscot iusques a la mote dudit moulin .XLVII l. s. par.

Au dit Ris Bourgart pour son travail davoir apportées la dicte pierre et mise en point ou dit moulin quon en donoit moulrepar marlaye a lui fait en tache .XII. lb. par.

A Boudin Steyart, cordier pour une corde de chaume servant a la dicte pierre pesant li livre aupres de II s. par la livre, V lb. II s. par.

Audit Loy le Seure pour cent cloux neufs de fer allouez en la closture du solier dudit molin quant la dicte nouvelle pierre avoit esté mise, XVI s.p.

A Waultier le Civelier tant pour la paine davoir fait une nouvelle kiste servant a la dicte nouvelle pierre comme davoir livré a sez fraiz les chercles a ce servans, XXIIII s. par.

Audit Loy le Seure, pour IIIc cloux de fer alloués en la facon de la dicte kiste a.V. s. par Ie ast .XVIII. s. par.

Audit Niz Bourgart tout pour lui comme son filz pour leurs paine davoir ouvre de leur mestier de charpenterie audit moulin apres ce que la dicte pierre avoit esté mise tant au crushout et scarghewant comme restringhier le grant roue dudit moulin et y remettre nouveaulx sammes par quattre paires et demi au pris de .xX. s. par. par jour, IIII lb., X. s. par.

A lui pour XV nouveaulx sammes de bois miz en la dicte roue XV s. par.

A lui pour son travail davoir refaite lune des dictes verges qui nagaires apres la refection dessusdite par grand vent a lui devant rompi et pour ce avoir livré une piece de bois a ce quil y appartenoit, LVII lb. s. par.

A Loy le Seure pour avoir reforgué et refais aguz les villen servans au dictes pierres par premiere fois LIII s. par.

A Kateline Mouix pour graisse allone es engins audit molin .xIX. s. par.

A Jehan Hennequin pour son loyer davoir fait et executé le fait dudit moulage par le dit temps, XXXI lb. IIII s. par.

Audit Pierre Girard pour son salaire davoir vague es ouvrages dudit moulin par le dit temps.

Somme CIIIIxx II lb. XII d.

Somme tout des dites mises excepté le salaire dudit pierre Gérard msi quil appert par quittanche donnée le XIIIIe jour de novembre IIII et huit y rendu VcIIIIxxLXII d. p.
Sur ce receu de Jaques de Scrayhem dessusdit par quittance; Item par le dit Pierre le XXX jour de may II xx et huit Vc IIII lb. par.

Item de la revenue du moulage dudit moulin cequis le XIXe jour de novembre IIII sept quil commanca a moudre jusques au premier jour doctobre IIIIc et huit LXIII heures et demi de soyle au pris de XXXXIIII et par le heure monte VII lb. XIX s. par.

Toute la dicte recepte VIII lb.XIX d. par. Reste quil doit VIII lb. XVIII s. par.

Sur quoy est a deduire audit Pierre Gherart pour le salaire de Jehan Henequin moulnier pourla garde dudit moulin durant le dit tamps par la certification dessus rendu XXXI lb B III s.

Item pour le salaire du dit Pierre davoir vacqué cens diz ouvrages et refections dudit moulin et prise garde dicelui durant ledit temps XV lb.

Somme XLVI lb. IIII s.

Demeure que ledit Pierre doit LVII lb. XVIII s. par. selles qui valoient fors XL lb. XIIII s.; X d. qui ... onleesbaar grotendeels uitgewist.

De eigenlijke opsteller van deze rolrekening 2071 is onbekend gebleven. Wellicht werd het document opgesteld door een Noord-Franse of Picardische klerk in samenwerking met een Vlaamse molenbouwer.

Waar de auteur de juiste Noord-Franse molenterm niet kende, heeft hij deze vervangen door de hier gebruikelijke Vlaamse (middelnederlandse) term.

Bijlage II.

GLOSSARIA

a. Glossarium van Middelnederlandse molentermen.

1. asse: molenas
2. billen: scherphamers, bilhamers
3. cammen: kammen
4. crushout: onduidelijke term. We denken aan 3 mogelijkheden: dwarsbalk van het steenbed? kruisplaten in de molenvoet? gekruiste weegbanden in een zijweeg?
5. kiste: steenkist, steenkuip
6. laschnagle: lasnagel
7. lukenagle: middelnagel
8. middennagle: middelnagel
9. scareghewant: pashrug of lichte onder de molenstenen om de loper hoger of lager in te stellen.
10. zetel: zetel, balkenstel rond de staak

b. Glossarium van oud-Franse molentermen.

Talrijke woorden hebhen een andere molentechnische betekenis, welke verschillend kan zijn van deze in de algemene bouwkunde.

1. ais: plank
2. anneau de fer: ijzeren band
3. canevas: zeildoek, canevas
4. chanvre: garen, hennepkoord
5. chercle: cercle (Lat. circulus). Al vermeld in 1160: ijzeren windeband, hoepel, beugel
6. chevilles de fer: Lat. cavicula en clavicula: scheersbout, kram of spange
7. claurpons: klauwstijlen in de zijweg van het molenkot. Verbinden de steenbalk met de waterlijsten.
8. clou: nagel
9. comble: molenkap
10. corde de chanvre: steenreep
11. estandart: staak, standaard
12. gons: gond. Lat. gomphus, uit het Grieks "gomphos". Ijzeren beugel.
13. grand clou: zware scheersbout
14. grand poutre: steenbalk
15. grand roue: groot wiel, vangwiel
16. merrien: mairien, Lat. materiamen, materia: houten balken, constructiehout.
17. palmez de fer: Lat. Palma: ijzeren schenen op de molenas, ijzeren lemmers.
18. paroiz: wegen van het molenkot, zijwanden
19. pertuis: opening, geboord gat. Al vermeld in 1310: asgaten in de kop van de molenas voor de pestels.
20. pierre courante: lopende steen
21. solier: (steen) zolder van de molen
22. verge: molenroede
23. vervele: vrevele. Al vermeld in 1175: ijzeren beugel, ijzeren ring.
24. voiles: molenzeilen

c. Glossarium van andere middelnederlandse woorden.
1. soille: rogge
2. soyman: schipper
3. peghel: hier diepgang. Ook peillood.

d. Glossarium van andere oud-Franse woorden.
1. anemarche: danemark, deens
2. charton: wagen
3. fevre: smid
4. neif: schip
5. portefais: lastdrager, handlanger
6. sollier: zolder

Bijlage III

PLAATS- EN PERSOONSNAMEN

1. Van Zegbrouc: zegbrouc: niet geattesteerd voor 1225. Het hof te Zegbrouck lag op de wijk Heulendonk te Adegem. Rond Eeklo waren veel broek-toponiemen in lage moerassige gebieden.

2. Pulsbroek : een kleine losplaats op de Eeklose watergang, op 5 km ten zuidoosten van Aardenburg. Later werd hier in de 17de eeuw een verdedigingstoren gebouwd: Fort Pilsbroek genoemd. Pulsbroek is nog aangeduid als Pilsbroek op een kaartje van de Franse cartograaf Robert van 1748, naar een ets van Guillaume Delahaye. Het is aangeduid ten zuiden van St.-Kruis. Op kaarten na 1750 wordt de plaatsnaam niet meer vermeld.

3. Van Screyhem: heemnaam. Screy-heem Onbekend.

4. Raveschoot: brug en losplaats op de Lieve vaarweg, op 5 km ten westen van Eeklo. Oude plaatsnaam reeds vermeld in 1180 (Gysseling, "Toponymisch Woordenboek...", II, p. 827).

5. Slepeldamme: een thans verdwenen plaats, gelegen aan het Zwin, onmiddellijk ten oosten van Sluis en ten noordwesten van Aardenburg. Het was hier dat de Ede uitmondde in het Zwin.

Bijlage IV

METROLOGIE

Waarden in het Brugse Vrije.

a. Maten.

1 voet : 27,4 cm.
1 voet = 11 duimen.
1 duim = 2,5 cm
1 palm = 4 duimen.
1 el = 70 cm

b. Gewichten.
 1 pond = 0,46 kg.

c. Geldwaarden
1 pond = 20 schellingen
1 schelling = 12 denieren
1 pond = 240 denieren
1 pond groten Vlaams = 12 ponden parisis

d. Korenmaten.
1 mud = 8 hoed = 1376 liter = 950 kg
1 hoed = 4 viertel = 172 liter = 118 kg (rogge)
1 viertel = 43 liter = 29,5 kg = 2 (n)achtelink
1 (na)achtelink = 21,5 liter = 14,7 kg
1 hl rogge = 69 kg
1 hl tarwe = 76 kg
1 hl haver = 51 kg.

e. densiteiten.
Eik : 0,9 tot 1,2
Molensteen: 2,5
Aarde: 1,4 tot 2,0

Bibliografie en voetnoten

(1) P. Rogghe, "De politiek van graaf Lodewijk van Male, het Gents verzet en de Brugse Zuidleie", Appeltjes van het Meetjesland, XV, 1965, p. 417-426

(2) "Comme par les guerres et commotions qui darrainement ont esté au pays de Flandres, les moulins a vent qui estoient assis a Eeclo, aient esté ars et destruiz". ARA-RR 2071. (Ars = verbrand). Dit en volgende gegevens komen uit een rekening van Pieter van Zegbroec. Deze rekening wordt in extenso gepubliceerd in bijlage 1.

(3) "Porte-fais", "porte-faix", vermeld sedert 1270 en 1334: van "Faix", Lat. "fascis". last. Lastdrager, handlanger.

(4) "ais d' anemarche tous entiers et appareiliez". "Ais", uit Lat. "axis" of "assis", plank (zeldzaam). Sedert de 12de eeuw. "Anemarche": de Danemark, Deens hout (zie verder).
"Appareiliez": klaargemaakt, hier geschaafd, klaar voor gebruik.

(5) "... en la closture du comble, paroiz et costez du dit moulin".

(6) "Soit declaré quintes pieces de mairien". Mairien: balken.

(7) "Soyman", "seye": platte schuit, boot. "Soy scepe": soort platte schuit (Keuren van Aalst anno 1424 en 1468). Maximum last: 150 zakken graan. Bemanning: 2 schippers en een roefknecht. Deze kleine boten konden varen bij een minimum diepgang van 4-5 voet (1,2 - 1,4 m).

(8) "neif", "nef" (Lat. "navis"): schip.

(9) "charton", uit "char", wagen met vier wielen (voerman 1).

(10) "fevre", "favre" (Lat. "fabrum"): smid.

(11) "Soille", "seille" (Lat. "secale": "ce qui est coupé"), "seigle" (al geattesteerd in 1283): rogge.

(12) 1 hoed rogge = 172 liter of 118 kg; 1 hl rogge = 69 kg.

(13) "qui redonde grandement au prejudice et dommage de mon dit seigneur et des autres qui y sont participans ..."

(14) Goemlnne Luc en Stockman Luc, "Structuur, kostprijs en terminologie van de windmolens in de heerlijkheid Woestijne te Aalter op het einde van de 14de eeuw", Appeltjes van het Meetjesland, jaarboek XXXII, 1981.

(15) Mertens J., "Enkele aspecten van de heerlijke financies op het einde van de 14de eeuw: Pittem (1386-1390)", De Leiegouw, X, 1968, 1, p. 30.

(16) Goemlnne Luc: "Structuur, kostprijs en terminologie van de staakmolen in de heerlijkheid Beveren in het begin van de 15de eeuw", Het Land van Beveren, XXIII, 1980, I, p. 5-30.

(17) Stockman Luc: "Over het ontstaan van de Eeklose watergang tussen Eeklo en Sint-Laureins", Appeltjes van het Meetjesland, jaarboek 14, 1963, p. 154-158.

(18) Stockman Luc: "De watergang van Eeklo (1240-1406)", Appeltjes van het Meetjesland, jaarboek 20, 1969, p 174-193.

(19) De Vos A.: "Lokale scheepsvaart te Eeklo", Appeltjes vnn het Meetjesland, jaarboek 18, 1967, p. 5-124.

(20) Charter van de stad Gent. 14 dec. 1408. Inv. P. Van Duyse. p. 1711. n° 9, p. 136.

Erik De Smet, "Het vijfde penningkohier van Eeklo (1580)", Appeltjes van het Meetjesland, jaarboek 51, 2000, p. 42-72.
Molens
Als wij alle constructies met de benaming "molen" meerekenen, telde Eeklo tien actieve maalwerken. Vooreerst waren er de twee grafelijke molens, de hoostcorenmeulen gepacht door Michiel Michiels en de westcorenmeulen gebruikt door Jan van Haele dhaude. Jan bezat zelf nog een stampmeulen die hij eveneens runde. De weduwe van Aernaut de Meulenaere en de hoirs van Gillis Kerf bezatten beiden een stampmolen, zij het dat deze laatste werd betiteld als zijnde "een deen stampmeulenken ". Aan olymeulens had de stad zeker geen gebrek; we noteerden er vier, allemaal uitgebaat door de eigenaars: Christiaen de Nockere, Jacob en Jheronimus de Nockere, Jacob Huughe en Adriaen Kerf met de wezen Gillis Kerf. De enige schorsmolen was eigendom van Thomas en Sebastiaen Blomme en de weduwe van Lieven Kerf, en werd gebruikt door Jan Kerf.

Literatuur

Uitgegeven bronnen
Gazette van Gend, nrs. 1083, 1090 en 1092 van 20 en 27 augustus en 3 september 1804.

Werken
Luc Stockman, "De grafelijke molens te Eeklo, Kaprijke en Waarschoot (1357-1456) ", Appeltjes van het Meetjesland, jg. 18, 1967, p. 219-233.
Luc Goeminne, "Structuur en terminologie van de windmolens te Eeklo, Kaprijke en Waarschoot op het einde van de 14e eeuw", XXXVI, 1985, p.67-98.
Luc Goeminne, "De verhuis en wederopbouw van een grafelijke windmolen in 1387: een micro-economische studie", Appeltjes van het Meetjesland, jaarboek 35, 1984, p. 117-136.
Erik De Smet, "Het vijfde penningkohier van Eeklo (1580)", Appeltjes van het Meetjesland, jaarboek 51, 2000, p. 42-72.
Emie Dauwe, "De cavalrie en de Westmolen van Eeklo", in: "De Eeklose dobbelgebakkene", 3, 1994, p. 145-150.

Mailberichten
Aimé Smeyers, Alsemberg, 26.06.2018.

Stuur uw teksten over deze molen  | 
Stuur uw foto's van deze molen
  
Laatst bijgewerkt: woensdag 27 juni 2018

 

De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.

zoek in database zoek op provincie Stuur een algemene e-mail over molens vorige pagina Home pagina Naar bestaande molens