Molenzorg

Leuven, Vlaams-Brabant


Algemeen
Collectie
Verdwenen Belgische Molens
Naam

Slagmolen
Smoutmolen
Slachmolen
Vettewariërsmolen

Ligging
Sluisstraat
3000 Leuven

op de Dijle
tegenover de Viermolen
300 m W v.h. centrum
kadasterperceel F588


toon op kaart
Type
Onderslag watermolen
Functie
Oliemolen, runmolen, korenmolen
Gebouwd
voor 1430
Verdwenen
1914, sloop
Beschrijving / geschiedenis

De Slagmolen (Slachmolen), Smoutmolen of Vettewariërsmolen was een oliewatermolen op de Dijle in de Sluisstraat, tegenover de Viermolen.

In zijn Thesaurus Theutonicae Linguae geeft Plantijn vol­gende vertalingen voor «slachmolen»: "un moulin à huile; mole­trina olearia". Hier werden dus allerlei zaden geplet, die bij de olieproductie te pas kwamen. Olie  was voor onze voorouders van veel groter belang als voor ons. Die, bestemd voor de consumptie, werd getrokken uit raap- of koolzaad. Men kon die ook gebruiken of de verlichting. Lijnolie was een onmisbare grond­ stof voor de schilders en de zeepzieders. Het is dan ook waar­schijnlijk dat oorspronkelijk de zaden, zowel als de granen, naar de molens van de hertog  gevoerd moesten worden. Wanneer werden de vettewariers leenmannen of eigenaars van hun molen? Het oudste rekeningenboek van het ambacht vermeldt een jaar­lijkse cijns van 8 denier Levens, betaalbaar op Kerstmis, die voor de molen aan keizer Karel verschuldigd was (1). Die munt schijnt naar de XVe eeuw te verwijzen.

De Viermolen, die met de Slachmolen één complex uit­maakte, zoals de Schors- en de Graetmolen, de Mout- en de Nieuwemolen, wordt geciteerd in de ordonnantie op de molens van 1430. Verwierven de vettewariërs hun molen kort nadien? In de eedformule van de meesters, voorkomend in het oudste rekeningenboek (2), wordt een inkomgeld van vier oude schil­den vermeld, tarief vastgesteld door de ordonnantie van 1439 (3) en een later hand voegde er aan toe: «ende noch iiij oude schilden vair moelen recht». Een ander aanwijzing zien wij in het feit, dat in 1455 de Vettewariërs in moeilijkheden geraakten met de molenaars, die protsteerden omdat in de slagmolen ge­zellen tewerkgesteld werden, die niet ingeschreven waren in hun ambacht. Waartegen de vettewariets inbrachten, dat hun ondergeschikten eenvoudige "wandelgesellen" waren, die er niet voor te vinden zouden zijn het ambachtsgeld te betalen. De wethou­ders, aan wie het geschil onderworpen werd, besloten dat de «principaelen meester cnape in den slachmolen werkende oft in gebreke van dijen, eenen van ambachte, in d'ambachte van de vs. molders sullen comen ende dat daer mede sullen gestaen» (4). Een nieuwe poging van de maalders volgde  in 1527, maar de vettewariërs beriepen zich eenvoudig op het vonnis van 1455. Peter van Kerbecke «de principael pachter vanden moelen» was behoorlijk ingeschreven (5) .

De slagmolen van het ambacht genoot nooit het monopolie van de bewerking van oliezaden. Hij werd trouwens regelmatig verpacht. De huurder mocht voor iedereen werken, maar hij moest absolute voorrang aan de ambachthouders geven (6). Uit de rekeningen van 1541 blijkt dat de huur toen )6 Rijnsgulden be­droeg, waarbij kwam dat de pachter instond voor het onderhoud van het materiaal (7). In 1554 was de pachtprijs gestegen tot 90 gulden (8).

Het gebouw echter, werd niet behoorlijk onderhouden. met het fataal gevolg dat men in 1582 voor grote  onkosten stond. Toelating werd door de stad verleend een recht te heffen «van elcker aemen smouts datter van buyten sal in gebracht worden, de somme van 20 st.» (9). Dat belette niet dat in 1624 «den Slachmolen, liggende tegen over den molen geheeten den Eyn­denvliet" weer als totaal vervallen bestempeld werd. Men raamde de herstellingskosten op 2.000 gulden, waarvan 1/3 door de vet­tewariërs en 2/3 door de eigenaars van de Eindevliet gedragen moesten worden (10).

Toen in 1670 tot een telling in verband met de huishuren overgegaan werd, beschreef de opnemer de eigendom als volgt: «Item de Smoutmolen, volgens het verclaeren van Jan Monrens daer inne woonende, is gestelt op 300 gulde. Den smout molen van den zeepzieder, aldernaest den molen, mits ledich. alhier memorie» (11).

Het ambacht was stilaan zo diep in de schuld geraakt, dat de molen totaal berent was. Vermits er geen voor uitzicht bestond ooit voldoende fondsen te kunnen verzamelen om de gaten te vullen, had het geen zin meer de molen nog langer te behouden. ln 1693 ging men dus noodgedwongen tot de verkoop over. Het werd een catastrofe! De verkoopprijs volstond niet om de  lasten te delgen en er bleef een tekort van 58 gulden 1 stuiver aan te zuiveren (12). Het was de pachter Mathys Cleemput, die de nieuwe eige­naar werd. Na hem ging de molen over op zijn «kinderen en kindskinderen», volgens het Wijkboek. Op 20-8-1796 werd hij aan Jean Marshall verkocht (13).

Voor 1830 werd hij ingericht als leertouwerijmolen op waterkracht.

Eigenaars na 1830:
- voor 1834, eigenaar: a) Janssens Pierre Nicolas, de weduwe, te Leuven
- 08.07.1840, verkoop: Janssens Victor Paul, molenaar te Leuven (notaris Wiricx)
- 05.05.1846, verkoop: Janssens-Staes Guillelmus Jan Frans, olieslager te Leuven (notaris Wiricx)
- 22.12.1877, erfenis: de weduwe en de kinderen (overlijden van Guillelmus Janssens)
- na 1888, maatschappij: Maatschappij G.J.F. Janssens, te Leuven
- 30.08.1889, maatschappij: Maatschappij der Groote Vereenigde Molens, te Leuven (notaris Van Halteren)
- 15.09.1893, verkoop: a) Marneff Henri en Cie, landbouwer te Leuven (notaris Roberti - schorswatermolen)
- 17.08.1905, verkoop: Wijnans-Defrenne Aloïs, nijveraar te Leuven (notaris Bosmans)
- 03.12.1910, onteigening: Leuven, de Stad

In 1846 werd de molen omgevormd in een schorswatermolen en voor 1907 als een graanwatermolen.
De stad Leuven onteigende de molen in 1910 en liet hem in 1914 slopen.

A. MEULEMANS & H. HOLEMANS

Bijlagen

WATERMOLENS SECTOR LEUVEN-ZUID

1. Redingermolen; 2. Gaffelmolen; 3. Vliegmolen; 4. Schorsmolen.
5. Graetmolen; 6. IJzermolen op de Voer; 7. 8. "Spaije" en Volmolen.
Fragment uit de kaart voorkomend in «Novum ac magnum theatrum civitatum totius Belgii» van jan Blaeuw. Amsterdam 1649.

Literatuur

Voetnoten

(1) Stadsarchief Leuven (SAL) 11.727, f° 4.
(2) SAL 11.727, f° 5 v°.
(3) SAL 1U22, f° 13.
(4) SAL 4653,  fo  27/28.
(5) SAL 11.727 f° 11
(6) SAL 11.729  f° 11 v°
(7) SAL 11.727 f°  9.
(8) SAL 11.727 f° 83 v°
(9) SAL 11.727  f° 158.
(10) SAL 11.722 f°16/17.
(11) SAL 3342.
(12) SAL 11.729  f° 201v°.
(13) SAL 2548 f° 179  v°.

A. Meulemans, "De Leuvense watermolens", Eigen Schoon en de Brabander, jg. 46, nr. 1-2, 1963, p. 34-37.
A. Meulemans, "Leuvense Ambachten. De Maalders", in: Eigen Schoon en de Brabander, XLVII, 1964, p. 271-300:
M. Tits, "De Leuvense watermolens in Mededelingen van de Oudheidkundige Kring voor Leuven en omgeving", jaarboek 1986, p. 3-5, 23-26.
M.A. Duwaerts e.a., "De molens in Brabant", Brussel, Dienst voor Geschiedkundige en Folkloristische Opzoekingen van de Provincie Brabant, 1961.
Herman Holemans, "Kadastergegevens: 1835-1985. Brabantse wind- en watermolens. Deel 4: arrondissement Leuven (A-L)", Kinrooi, Studiekring 'Ons Molenheem', 1993.
G. Vandegoor, "Leuven", 1998.
E. Van Even, "Louvain dans le passé et le présent", Leuven, 1895.
Geert Sterckx, De Dijle door Leuven, vergeten kracht of drijfkracht, in: Ons Heem, 2008, 2.

Stuur uw teksten over deze molen  | 
Stuur uw foto's van deze molen
  
Laatst bijgewerkt: vrijdag 30 december 2016

 

De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.

zoek in database zoek op provincie Stuur een algemene e-mail over molens vorige pagina Home pagina Naar bestaande molens