Molenzorg

Zaventem, Vlaams-Brabant


Prentkaart ca. 1900
Algemeen
Collectie
Verdwenen Belgische Molens
Naam

Slijpmolen
Scherrewerremolen
's Heerenwellemolen
's Heeren Welle Molen
Sint-Maartensmolen
Moulin St.-Martin

Ligging
Hector Hennaulaan 53
1930 Zaventem

zuidzijde
op de Kleine Beek
toon op kaart

Type
Bovenslag watermolen
Functie
Slijpmolen, later korenmolen
Gebouwd
voor 1248 / voor 1605
Verdwenen
ca. 1580, oorlog / 1931, sloop
Beschrijving / geschiedenis

De 's Herenwellemolen, Scherrewerre of Slijpmolen was gelegen aan de zuidzijde van de Hector Henaulaan (nr. 53), op de Kleine Beek, een bij­rivier van de Woluwe welke uit de richting van Nossegem komt. We vonden voor dezen warerloop ook de volgende, weinig voorkomende benamingen: Slypbeeke (1450), Scerre­werre beek (1714), Molenbeke (1772).

De molen zelf kreeg de volgende namen: Sleepmolen (14 e.), Slypmolen (1508), Nerenmolen (1713), Cleynen Moelen (1772), Scherrewerre molen (1772). Een slijpmolen of scherrewerre (die typische onomatopee komt elders in het Brusselse nog voor, o.a. cerrewerlemolen 1255, tserrewerremolen, te Brussel) was een molen waar de molenstenen vervangen waren door slijp­stenen, waarop allerlei getuig en wapens geslepen werden.

Oospronkelijk werkte de molen als graanmolen. Door een akte van 1248-1249 bepaalde Hendrik III, hertog van Brabant, de plaats van de boog van de molen. Was eigendom van de opeenvolgende heren van Zaventem.

We treffen aantekeningen aan in een per­kamenten obituarium, die zich bevond in de dekenij te Zaventem. In het oudste register uit de 13de eeuw, wordt het jaargetijde van Elizabeth van Haren aangestipt, dat op 15 februari herdacht werd, en waarvoor deze 5 stuivers bepandde «super sleepmolen». Deze molen was dus vroeger in het bezit van de familie van Haren. Behalve Elisabeh vinden we nog vermeld: Beatrix dicta de Haren (jaarg. 12 september) en Willem van Harteren en Katharina, zijn vrouw (jaarg. 13 februari). Een Willem van Haren, «sone wilen Jans van haeren» komt ook voor in een leenboek, rond 1500.

De hertogelijke cijnsboeken leren ons de namen kennen van de volgende eigenaars. Het zijn: Franco Gram (1380), Jan van Leuven (de Lovanio, rond 1400), Hendrik van Ant­werpen ( 1415 en 1450, waarschijlnlijk vader en zoon). Het  jaarge­tijde van «Franco dielus Gram et Yda uxor ejus» werd op 3 oktober herdacht. Tot de verwanten van Jan van Leuven behoren waarschijnlijk Willem van Leuven (jaargetijde 10 september), Jan van Leuven (leenboek, 15e eeuw) en Hen­drik van Leuven die in 1475 de Borgmolen kocht. Een Jan van Leuven bezat omtrent het jaar 1415 Verkrankenmolen te Kraainem.

De opvolger van Jan van Leuven, Hendrik van Antwer­pen, bezette na zijn dood 3 plekken Brabantsch «super mo­lendinum suum dictum de slijpmolen», voor een jaargetijde voor hem, voor Katharina, zijn vrouw, en Jan, hun zoon. DH jaargetijde geschiedde op 24 november. Een andere Jan van Antwerpen wordt  vermeld in 1380. Een verkoopakte van 11 december 1463 leert ons bovendien twee dochters kennen van Hendrik van Antwerpen, nl. Elizabeth en Margriete, deze laatste gehuwd met een  «die Decker die men heet de Cuper» (voornaam ontbreekt).

In het begin van de 16e eeuw was de eigenaar andermaal een Hendrik van Antwerpen, «zoene wylen fans» en klein­zoon van hoogergenoemde. Hij beloofde op 6 oktober 1508 een jaarlijksche rente van 20 stuivers  te betalen aan Jan van Apelteren, zoon van wijlen Jan, oud-secretaris van de stad Brussel. Hij verbond daartoe «huys ende hof metten slijp­moelen metten viverken daerinne liggende... den urselen vivere in deen zyde». Op dezen Urselenvijver komen we nog terug. Op het verpande goed stonden de volgende kommers: 18 denieren Leuvensch aan jonker Filip van der Mecren, 1 denier Leuvensch voor het gebruik van de water­strooming".

Na deze rentevorming raken we het spoor van den Sleep­molen bijster. Waarschijnlijk had deze veel te lijden van de godsdienstige beroerten van de 16e eeuw en werd hij, evenals de andere molens van de gemeente, verwoest en afgebrand.

Wanneer we zijn spoor terugvinden, in 1607, is hij in het bezit van den heer Willem Rijckwaert, ridder en secretaris van de stad Brussel, die hem waarschijnlijk gekocht had van de van der Meerens in 1605. De heer Rijckwaert betaalde jaarlijks aan den H. Geest van Zaventem 1 gulden 6 stuivers, bepand op de reeds genoemde Urselenvijver, tot behoeve van het H. Sacrament en van Sint-Huibrechtsmis. Daaren­boven nog een vat haring, te verdeelen onder de armen van de gemeente. Een dergelijke jaarlijksche uitdeeling van een vat «volle ende suete cusbaer goete, geteeckent metten teecken van Antwerpen», had ook plaats te Sterrebeek, namens een fundatie van de  gebroeders Jan en Koenraad van der Meeren, ridders  (8 mei 1464), bezet op een papier- en korenmolen te Sint-Lambrechts-Woluwe.

Willem Rijckwaert, die tevens eigenaar was van het Hof ter Meeren en van de Borgmolens te Zaventem, betaalde ook 12 zisteren rogge voor twee jaargetijden, het één op 4 maart en het ander op 12 december. Het jaargetijde van 4 maart, volgens het perkamenten obituarium, zou dit van Arnoud van den Eynde zijn (Arnoldi de Fine), vermoedelijken eigenaar van Vanderbekenmolen.

De Torenvijver

Tegenover de Sleepmolen, aan de zuidzijde van de beek, was een vijver, en te midden van die vijver bevond  zich een eiland met een toren. 't Klinkt bijna als in een sprookje. Wau­ters vindt het feit meldenswaardig en Cosyn vemam dat er in 1850 daar nog bouwvallen te zien waren, door de 'boeren Ryckwaert storen genoemd. Beiden besluiten dat hier het oud kasteel van de van der Meeren's stond, een hypothetische voorganger van het latere Hof ter Meeren dat in de nabijheid, aan de overzijde van de Vilvoordsehebaan stond. Wellicht wordt hier ook bedoeld het slot van de oude ridders van Zaventem. Zulks is een dwaling!

Vooreerst, de vijver is degene die we hoger Urselen­ vijver noemden. Deze vijver was in de 15e eeuw het eigendom van de ridders van Ursele, die op het Hof ter Meeren woon­den, en die 'hem gekocht hadden van Gielis Spoelbroec (14e eeuw). Op het einde der 15e eeuw werd hij door Jan van Ursele aan Jan van der Meeren verkocht.

De toren dateert uit een latere periode. Ziehier trou­wens wat een onderzoek, door Willem Rijckwaert ingesteld, aan het licht bracht in 1596. Op 30 september van dat jaar verscheen voor meier en schepenen van Zaventem, zulks op verzoek van Rijckwaert, een zekere Mathijs Moens, koster, oud 67 jaar. Deze verklaarde onder eed dat «opden speel­hoff ofte motte gestaen n den Urselen vyvere...  egheen huys en stont,  maer heeft den selven speelhoff sien maecken ende beplanten, met oyck het huys daer op staende, dwelck nu ge­ruyneert is...  dwelck gedaen wordt deur ordonnan(tie) van wylen heeren Wouter van der Meeren in zynen leven heer van Saventhem ende Sterbeke. Ende heeft gehoort ende ver­staen dat het fundament vanden voers. hoff ierst es geleeght geweest deur bevel van wylen heer Wouters vader, ende dat van den kerrelieden die de eerde tot dyen eynde vuyten borchvyvere gehaelt hebben ende heeft hy moens de mueren rontomme de motte oft hoff sien maken. »

Hiermee geraakt een legende van de baan en de vraag of deze puinen het overblijfsel van het slot van de eerste heren van Zaventem waren, dient ontkennend beantwoord te wor­den. We hernemen deze belangrijke kwestie daarenboven bij de studie van de Borgmolens.

Scherrewerremolen

Na de dood van Willem Rijckewaert wordt de molen eigendom van zijn schoonzoon jan Antoon Cools, licentiaat in de rechten en secretaris van den Souvereinen Raad van Brabant, echtgenoot van Elizabeth Rijckewaerl. Hij verandert tevens van naam; men noemt hem voortaan Scherrewerre­molen.

Voor 1646 werd de molen verhuurd aan Jaak van der Cammen. Deze was verplicht het bedrijf te staken met achter­lating van een  groote  schuld. Zijn vader stelde zich echter borg voor hem en beloofde jaarlijks een rente van 12 Rijnsche guldens te betalen aan de weduwe Cools-Rijckewaert.

Henricus Geens was al in 1693 molenaar in Zaventem (bevolkingstelling 1693). De telling van 1702 leert dat Geens, die toen schepen was, twee molens had, maar slechts werk voor één. Welke waren dat? In 1714 huurde een Hendrick Geens alleszins de watermolen op de Kleine Beek, een bijrivier van de Woluwe.

In 1707 behoorde de molen aan een juffrouw Cools, en werd met nog andere goederen aangeslagen op verzoek van Jan-Baptist de Cordes, heer van Attenrode, wegens niet-betaling van schulden. Begin 1713 werden deze schulden betaald.

Omtrent het  jaar 1714 bestond er een betwisting tus­sen de eigenaar van de molen, de heer Cools en de  eigenaar van den Urselenvijver, Niklaas Jacquet. Deze wilde een nieuwen afloop voor het water van zijn vijver, stroomafwaarts het molenrad, en schaadde dus de belangen van de molenaar. De zaak kwam voor de Hoge Raad van Brabant, die door een besluit van 23 november 1714 het oude recht van de mlenaar op het water van de vijver bevestigde.De moleneigenaar werd dus in het gelijk gesteld. De schepengriffie van Zaventem bevat ver­scheidene getuigenissen nopens dit geding, o.m. die  van Willem Weernaels en Willem De Molder, die alle het goede recht van de molenbezitter bevestigden. Huurder was toen­maals Hendrik Geens.

In 1741 was de molen verpaoht aan Hendrik de Becker. Deze had 4 koeien en 2 paarden. In 1762 was het zijn naamgenoot (en zoon?) Willem de Becker, die de doening huurde. Deze staat aangetekend met 8 bunder en 75 roeden land, 1 bunder en 1 dagwand weide en 1 bunder bosch.

Op 13 januari 1774 stond Barbara-Jozefina-Isabella Cools haar goederen te Zaventem af aan Petrus-jakobus Meu­lenbergh uit Brussel en zijn echtgenoote Anna-Maria-Jozefa de Nees. In de opsomming dezer goederen treffen we aan: een huis van plaisantie genoemd Urselenhof, den  Motvijver, het Baaivijverken en Scherrewerremolen.

Twintig jaar later, in 1792, verkocht Meulenbergh de molen aan notaris Jan-Miehiel Baetens (naar Wauters). De Ceuster vermeldt dezen Baetens niet, maar geeft de vol­gende opsomming: Ignatius Sterckx (1804), Héberlé, Van Haelen en Van den Eynde.

Eigenaars na 1830:
- voor 1834, eigenaar: Heberlé-Spieger Franciscus Didier, te Zaventem
- 22.01.1840, erfenis: en kinderen: a) Lucie, echtgenote Vanhaelen, te Brussel, b) Jan-Baptist Georges en c) Jan-Baptist (overlijden van vrouw Spieger)
- 11.12.1850, erfenis: Van Haelen-Heberlé Joannes, rentenier te Brussel (overlijden van Franciscus Heberlé)
- later, erfenis: de weduwe (overlijden van Joannes Van Haelen)
- 26.06.1873, verkoop: Van den Eynde-Van Haelen Isidorius, papierfabrikant te Zaventem (notaris Mostinck)
- 20.01.1885, erfenis: a) Van den Eynde Isidorius Joseph, eigenaar te Brussel en b) Van den Eynde Gabriëlle, eigenares te Brussel (overlijden van vrouw Van Haelen)
- 29.04.1889, erfenis: Van den Eynde Gabriëlle, rentenierster te Brussel (overlijden van Isidoor Van den Eynde)
- later, huwelijk: Carpentier-Van den Eynde Alfons Jan-Baptist
- 09.07.1911, begin vruchtgebruik: a) Carpenteir-Van den Eynde Jan-Baptist Alfons, de erfgenamen (voor naakte eigendom) en b) Carpenteir Jan-Baptist Alfons (voor vruchtgebruik), eigenaar te Zaventem (overlijden van vrouw Van den Eynde)
- 20.06.1924, verkoop: Peten-Van Haelen Clement, eigenaar te Zaventem (notaris Delvaux - minoterie hydraulique)

De molen werd in 1931 afge­broken. De plaats waar hij stond was nog een tijdje te herkennen aan de kleine stroomversnelling en een stenen bevloering op de bodem. De Kleine Beek werd overwelfd in 1938 bij de aanleg van de nieuwe laan die het Imbroek verbindt met de Woluwelaan.

Frans MAES & Herman HOLEMANS

Bijlagen

F. Maes, "De watermolens van Zaventem", in: Eigen Schoon en de Brabander, XXV, 1942, p. 7-19, 45-51 en 77-84.

De Slijpmolen was gelegen op de Kleine Beek, een bij­rivier van de Woluwe welke uit de richting van Nossegem komt. We vonden voor dezen warerloop ook de volgende, weinig voorkomende benamingen: Slypbeeke (1450), Scerre­werre beek (1714), Molenbeke (1772). De molen zelf kreeg de volgende namen: Sleepmolen (14 e.), Slypmolen (1508), Nerenmolen (1713), Cleynen Moelen (1772), Scherrewerre molen (1772). Beiden, molen en beek, zijn thans verdwenen. De beek werd overwelfd in 1938 bij het aanleggen van de nieuwe laan welke het Imbroek verbinden moest met de Woluwelaan. De molen werd enkele jaren te voren afge­broken. De plaats waar hij gestaan had was naderhand nog te herkennen aan de kleine stroomversnelling en een stenen bevloering op de bodem. Een slijpmolen of scherrewerre (die typische onomatopee komt elders in 't Brusselsche nog voor, o.a. cerrewerlemolen 1255, tserrewerremolen, te Brussel) was een molen waar de molenstenen vervangen waren door slijp­stenen, waarop allerlei getuig en wapens geslepen werden.

Onze oudste aantekeningen treffen we aan in een per­kamenten obituarium, die zich bevond in de dekenij te Zaventem.

Hij dateert grotendeels uit de 15e eeuw, maar gaat in zijn oudste aanduidingen terug tot de 14e en zelfs tot de 13e eeuw. In dit oude register wordt het jaargetijde van Elizabeth van Haren aangestipt, dat op 15 februari herdacht werd, en waarvoor deze 5 stuivers bepandde «super sleepmolen». Deze molen was dus vroeger in 't bezit van de familie van Haren. Behalve Elisabeh vinden we nog vermeld: Beatrix dicta de Haren (jaarg. 12 september) en Willem van Harteren en Katharina, zijn vrouw (jaarg. 13 februari). Een Willem van Haren, «sone wilen Jans van haeren» komt ook voor in een leenboek, omtrent 1500.

De hertogelijke cijnsboeken leren ons de namen kennen van de volgende eigenaars. Het zijn: Franco Gram (1380), Jan van Leuven (de Lovanio, omtr. 1400), Hendrik van Ant­werpen ( 1415 en 1450, waarsch. vader en zoon). Het  jaarge­tijde van «Franco dielus Gram et Yda uxor ejus» werd op 3 oktober herdacht. Tot de verwanten van Jan van Leuven behoren waarschijnlijk Willem van Leuven (jaargetijde 10 september), Jan van Leuven (leenboek, 15e eeuw) en Hen­drik van Leuven die in 1475 den Borgmolen kocht. Een Jan van Leuven bezat omtrent het jaar 1415 Verkrankenmolen te Kraainem.

De opvolger van Jan van Leuven, Hendrik van Antwer­pen, bezette na zijn dood 3 plekken Brabantsch «super mo­lendinum  suum dictum de slijpmolen», voor een jaargetijde voor hem, voor Katharina, zijn vrouw, en Jan, hun zoon. Dit jaargetijde geschiedde op 24 november. Een andere Jan van Antwerpen wordt vermeld in 1380. Een verkoopakte van 11 december 1463 leert ons bovendien twee dochters kennen van Hendrik van Antwerpen, nl. Elizabeth en Margriete, deze laatste gehuwd met een  «die Decker die men heet de Cuper» (voornaam ontbreekt).

In het begin van de 16e eeuw was de eigenaar andermaal een Hendrik van Antwerpen, «zoene wylen fans» en klein­zoon van hoogergenoemde. Hij beloofde op 6 oktober 1508 een jaarlijksche rente  van 20 stuivers  te  betalen aan Jan van Apelteren, zoon van wijlen Jan, oud-secretaris van de  stad Brussel. Hij verbond daartoe «huys ende hof metten slijp­moelen metten viverken daerinne liggende... den urselen vivere in deen zyde». Op dezen Urselenvijver komen we seffens terug. Op het verpande goed stonden de volgende kommers: 18 denieren Leuvensch aan jonker Filip van der Mecren, 1 denier Leuvensch voor het gebruik van de water­strooming".

Na deze rentevorming raken we het spoor van den Sleep­molen bijster. Waarschijnlijk had deze veel te lijden van de godsdienstige beroerten van de 16e eeuw en werd hij, evenals de andere molens van de gemeente, verwoest  en afgebrand.

Wanneer we zijn spoor terugvinden, in 1607, is hij in het bezit van den heer Willem Rijckwaert, ridder en secretaris van de stad Brussel, die hem waarschijnlijk gekocht had van de van der Meerens in 1605. De heer Rijckwaert betaalde jaarlijks aan de H. Geest van Zaventem 1 gulden 6 stuivers, bepand op de reeds genoemden Urselenvijver, tot behoef van het H. Sacrament en van Sint-Huibrechtsmis. Daaren­boven nog een vat haring, te verdeelen onder de armen van de gemeente. Een dergelijke jaarlijksche uitdeeling van een vat «volle ende suete cusbaer goete, geteeckent metten teecken van Antwerpen», had ook plaats te Sterrebeek, namens een fundatie van de  gebroeders Jan en Koenraad van der Meeren, ridders  (8 mei1464), bezet op een papier- en korenmolen te Sint-Lambrechts-Woluwe.

Willem Rijckwaert, die tevens eigenaar was van het Hof ter Meeren en van de Borgmolens te Zaventem, betaalde ook 12 zisteren rogge voor twee jaargetijden, het één op 4 maart en het ander op 12 december. Het jaargetijde van 4 maart, volgens het perkamenten obituarium, zou dit van Arnoud van den Eynde zijn (Arnoldi de Fine), vermoedelijken eigenaar van Vanderbekenmolen.

De Torenvijver

Tegenover de Sleepmolen, aan de zuidzijde van de beek, was een vijver, en te midden van die vijver bevond  zich een eiland met een toren. 't Klinkt bijna als in een sprookje. Wau­ters vindt het feit meldenswaardig en Cosyn vemam dat er in 1850 daar nog bouwvallen te zien waren, door de 'boeren Ryckwaert storen genoemd. Beiden besluiten dat hier het oud kasteel van de van der Meeren's stond, een hypothetische voorganger van het latere Hof ter Meeren dat in de nabijheid, aan de overzijde van de Vilvoordsehebaan stond. Wellicht wordt hier ook bedoeld het slot van de oude ridders van Zaventem. Zulks is een dwaling!

Vooreerst, de vijver is degene dien we straks Urselen­ vijver noemden. Deze vijver was in de 15e eeuw het eigendom van de ridders van Ursele, welke op het Hof ter Meeren woon­den, en die 'hem gekocht hadden van Gielis Spoelbroec (14e eeuw). Op het einde van de 15e eeuw werd hij door Jan van Ursele aan Jan van der Meeren verkocht.

De toren dagteekent uit een latere periode. Ziehier trou­wens wat een onderzoek, door Willem Rijckwaert ingesteld, aan het licht bracht in 1596. Op 30 september van dat jaar verscheen voor meier en schepenen van Zaventem, zulks op verzoek van Rijckwaert, een zekere Mathijs Moens, koster, oud 67 jaar. Deze verklaarde onder eed dat «opden speel­hoff ofte motte gestaen n den Urselen vyvere...  egheen huys en stont,  maer heeft den selven speelhoff sien maecken ende beplanten, met oyck het huys daer op staende, dwelck nu ge­ruyneert is...  dwelck gedaen wordt deur ordonnan(tie) van wylen heeren Wouter van der Meeren in zynen leven heer van Saventhem ende Sterbeke. Ende heeft gehoort ende ver­staen dat het fundament vanden voers. hoff ierst es geleeght geweest deur bevel van wylen  heer Wouters vader, ende dat van den kerrelieden die de eerde tot dyen eynde vuyten borchvyvere gehaelt hebben ende heeft hy moens de mueren rontomme de motte oft hoff sien maken.»

Hiermee geraakt een legende van de baan en de vraag of deze puinen het overblijfsel van het slot der eerste heeren van Zaventem waren, dient ontkennend beantwoord te wor­den. We hernemen deze belangrijke kwestie daarenboven bij de studie van de Borgmolens.

Scherrewerremolen

Na de dood van Willem Rijckewaert wordt de molen eigendom van zijn schoonzoon jan Antoon Cools, licentiaat in de rechten en secretaris van den Souvereinen Raad van Brabant, echtgenoot van Elizabeth Rijckewaert. Hij verandert tevens van naam; men noemt hem voortaan Scherrewerre­molen.

Voor 1646 werd de molen verhuurd aan Jaak van der Cammen. Deze was verplicht het bedrijf te staken met achter­lating  van een grote  schuld. Zijn vader stelde zich echter borg voor hem en beloofde jaarlijks een rente van 12 Rijnsche guldens te betalen aan de weduwe Cools-Rijckewaert. In 1707 behoorde de molen aan een juffrouw Cools, en werd met nog andere goederen aangeslagen op verzoek van Jan-Baptist de Cordes, heer van Attenrode, wegens niet-betaling van schulden. Begin 1713 werden deze schulden betaald.

Omtrent het  jaar 1714 bestond er een betwisting tus­sen de eigenaar van de molen, de heer Cools en de  eigenaar van den Urselenvijver, de heer Jacquet. Deze wilde een nieuwen afloop voor het water van zijn vijver, stroomafwaarts het molenrad, en schaadde dus de belangen van de molenaar. Zo we De Ceuster mogen gelooven, kwam het pleit vóór de Hogen Raad van Brabant, die, bij hand­havingsbrief van 23 november 1714, den moleneigenaar in 't gelijk stelde. De schepengriffie van Zaventem bevat ver­ scheidene getuigenissen nopens dit  geding, o.m. die  van Willem Weernaels en Willem De Molder, die alle het goede recht van de molenbezitter bevestigden. Huurder was toen­maals Hendrik Geens.

In 1741 was de molen verpaoht aan Hendrik de Becker. Deze had 4 koeien en 2 paarden. In 1762 was het zijn naamgenoot (en zoon?) Willem de Becker, die de doening huurde. Deze staat aangetekend met 8 bunder en 75 roeden land, 1 bunder en 1 dagwand weide en 1 bunder bosch.

Op 13 januari 1774 stond Barbara-Jozefina-Isabella Cools haar goederen te Zaventem af aan Petrus-jakobus Meu­lenbergh uit Brussel en zijn echtgenoote Anna-Maria-Jozefa de Nees. In de opsomming dezer goederen treffen we aan: een huis van plaisantie genoemd Urselenhof, de Motvijver, het Baaivijverken en Scherrewerremolen.

Twintig jaar later, in 1792, verkocht Meulenbergh de molen aan notaris Jan-Miehiel Baetens (naar Wauters). De Ceuster vermeldt dezen Baetens niet, maar geeft de vol­gende opsomming: Ignatius Sterckx (1804), Héberlé, Van Haelen en Van den Eynde.

Literatuur

Werken

E. Charels & J. Lauwers, "Zaventem: zijn watermolens, zijn Sint-Martinus, zijn luchthaven", Tielt, 1979.
J. De Ceuster, "Saventhem", in: De Brabantsche Folklore, nr. 47-48, 1929.
F. Maes, "De watermolens van Zaventem", in: Eigen Schoon en de Brabander, XXV, 1942, p. 7-19, 45-51 en 77-84.
Herman Holemans, "Kadastergegevens: 1835-1985. Brabantse wind- en watermolens. Deel 3: arrondissement Halle-Vilvoorde (M-Z)", Kinrooi, Studiekring Ons Molenheem", 1992.
M.A. Duwaerts e.a., "De molens in Brabant", Brussel, Dienst voor Geschiedkundige en Folkloristische Opzoekingen van de Provincie Brabant, 1961.
Jos De Gelas, "Inventaris van de Brabantse papiermolens", in: Tijdschrift industrieel erfgoed, Voortzetting van: Driemaandelijks tijdschrift van de Vlaamse vereniging voor industriele archeologie, Gent, Vlaamse vereniging voor industriële archeologie, nr. 7, 1987, p. 15-25.
Henri Vannoppen, "De geschiedenis van Zaventem, de Industriegemeente van Middenbrabant", Zaventem, Gemeentelijke Culturele Raad, 1981, p. 337 en vervolgens passim, ill.
Mededeling Wim van der Elst, Laken, 09.11.2013.

Mailberichten
Emile Liétar, 16.11.2019.

Overige foto's

<p>Slijpmolen<br>Scherrewerremolen<br>'s Heerenwellemolen<br>'s Heeren Welle Molen<br>Sint-Maartensmolen<br>Moulin St.-Martin</p>

Prentkaart ca. 1900

<p>Slijpmolen<br>Scherrewerremolen<br>'s Heerenwellemolen<br>'s Heeren Welle Molen<br>Sint-Maartensmolen<br>Moulin St.-Martin</p>

Prentkaart SBP, ca. 1900

<p>Slijpmolen<br>Scherrewerremolen<br>'s Heerenwellemolen<br>'s Heeren Welle Molen<br>Sint-Maartensmolen<br>Moulin St.-Martin</p>

Prentkaart ca. 1900

<p>Slijpmolen<br>Scherrewerremolen<br>'s Heerenwellemolen<br>'s Heeren Welle Molen<br>Sint-Maartensmolen<br>Moulin St.-Martin</p>

Prentkaart ca. 1900

<p>Slijpmolen<br>Scherrewerremolen<br>'s Heerenwellemolen<br>'s Heeren Welle Molen<br>Sint-Maartensmolen<br>Moulin St.-Martin</p>

Foto: Touring Club de Belgique, 1924

Stuur uw teksten over deze molen  | 
Stuur uw foto's van deze molen
  
Laatst bijgewerkt: zaterdag 16 november 2019

 

De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.

zoek in database zoek op provincie Stuur een algemene e-mail over molens vorige pagina Home pagina Naar bestaande molens