Molenzorg

Sterrebeek (Zaventem), Vlaams-Brabant


Algemeen
Collectie
Verdwenen Belgische Molens
Naam

Pompmolentje van kasteel Ter Meeren
Hydrofoor van Ter Meeren

Ligging
Mechelsesteenweg 98
1933 Sterrebeek (Zaventem)

Medekensstraat 4
J.M. Derscheidlaan 2
kadasterperceel D293b


toon op kaart
Type
Stenen grondzeiler
Functie
Pompmolen
Gebouwd
begin 19de eeuw
Verdwenen
1890, sloop
Beschrijving / geschiedenis

In het kasteeldomein van Ter Meeren (Mechelsesteenweg 98) stond een stenen pompwindmolentje, type grondzeiler. De stenen romp was 6 meter hoog en de wieken hadden een vlucht van ongeveer 10 meter. De molen was een hydrofoor om water uit de diepe zandsteengroeven te pompen en via een ondergrondse leiding het kasteel van Ter Meeren te voorzien van drinkbaar water.

Het molentje werd in het begin van de 19de eeuw gebouwd, op initiatief van baron Antoon de Fierlant, tegenover zijn park en kasteel van Ter Meeren. Dat kasteel is gebouwd op drassige gronden en was rond 1800 omringd met vijvers. Het molentje staat aangeduid op de topografische kaart van 1875.

Baron Aloys de Fierlant liet het kasteel in 1865 onder leiding van de Antwerpse architect-archeoloog Joseph Schadde (1818-1894) gevoelig liet uitbreiden en restaureren in neo-Vlaamse renaissancestijl

Uit dezelfde periode dateert de aanleg van het romantische park dat verder werd uitgerust met een wagenhuis ter hoogte van de verdwenen kasteelhoeve, een hovenierswoning met ommuurde fruit- en moestuin en tuinhuisje, een heden sterk bouwvallig tuinpaviljoen, een gietijzeren boogbrug over een vijver en een ijskelder.

Het kasteel, de bijgebouwen en het domein bestaan nog steeds, en zijn wettelijk beschermd, maar het pompmolentje werd in 1890 afgebroken. Er bleef een afbeelding van bewaard.

Lieven DENEWET & Herman HOLEMANS

Bijlagen

Greta Paesmans (Agentschap Onroerend Erfgoed)
Nota over het kasteel en kasteeldomein Ter Meeren (opgesteld in 2000)

Het kasteeldomein Ter Meeren ligt ten zuidwesten van het centrum van Sterrebeek te midden van een ruim 8ha groot park, begrensd door de Mechelsesteenweg en een deels bewaarde dreef die voor een rechtstreekse verbinding zorgde met de parochiekerk. Het in 1865 aangelegde romantische park is sinds 11.07.1974 gerangschikt als landschap.

Historiek

Het domein ontleent zijn naam aan de van der Mere, een sinds de 12de eeuw vermeld invloedrijk geslacht van hertogelijke ambtenaren. De naam Ter Meeren zelf zou verband houden met de lokale toponymie. Meer, mere zou verwijzen naar de moerassige gronden langs de Sterrebeek, die eertijds de zuidoostgrens van het domein vormde en tevens de grachten voedde.

Aanvankelijk behoorden de heerlijkheden Sterrebeek en Zaventem tot de bezittingen van de Crainhems die het zelf in leen hadden van de hertogen van Brabant. In 1381 werden beide heerlijkheden aangekocht door Hendrik van der Mere, datum die in verband wordt gebracht met de bouw van de nog bestaande donjon. Deze versterkte woning, strategisch ingeplant ter hoogte van vier belangrijke verbindingswegen, bleef vermoedelijk minstens tot in het begin van de 16de eeuw als dusdanig bewaard. Dit wordt althans gesuggereerd door een archieftekst uit 1530 die spreekt over "het ridderlyckhof vander Meeren, mette poorte ofte vleugel, mette motte, vijver ... groot 3 bunderen". Nadien, in de loop van de 16de of begin 17de eeuw - een exacte datum is niet bekend - verloor de donjon zijn militair karakter en werd hij uitgebreid met een L-vormige woonvleugel met kapel. Aan dit residentieel gedeelte was vanouds een neerhof of hoeve verbonden. Deze lag ten zuiden van het kasteel, ter hoogte van het huidige wagenhuis en verdween bij de aanleg van de Mechelsesteenweg in 1842.

In 1605 wordt de heerlijkheid aangekocht door Ferdinand de Boisschot, kanselier van Brabant, waarna ze in 1621 tot baronie wordt verheven. Daaropvolgende eigenaars waren de Konigsegg-Rohenfels, de familie Maes, heren van Ophem, de Rykewaert (1645), de van den Broeck en de Fierlant (1746).

Het was onder impuls van baron Aloys de Fierlant dat Ter Meeren in 1865 door de Antwerpse architect-archeoloog Joseph Schadde (1818-1894) gevoelig werd uitgebreid en gerestaureerd in neo-Vlaamse renaissancestijl. Een lithografie uit 1846-1847 van Vanden Kerkhoven toont het kasteel vóór de verbouwingen met rechts de donjon, links de tweelaagse L-vormige woonvleugel met in de oksel een kleine traptoren. Een door A. Cosyn in 1926 gepubliceerde plattegrond naar het ontwerp van Schadde uit 1864 geeft door middel van arceringen een goed beeld van de omvang van de uitbreidingen. Deze omvatten een vergroting van de kapel aan de koorzijde en een ontdubbeling van de zuidwestvleugel die werd geaccentueerd door een pittoreske hoektoren als pendant voor de donjon aan de overzijde.

Uit dezelfde periode dateert de aanleg van het romantische park dat verder werd uitgerust met een wagenhuis ter hoogte van de verdwenen kasteelhoeve, een hovenierswoning met ommuurde fruit- en moestuin en tuinhuisje, een heden sterk bouwvallig tuinpaviljoen, een gietijzeren boogbrug over een vijver en een ijskelder.

Twintig jaar later werd het kasteel verkocht aan Auguste Braun, advocaat bij het Hof van Cassatie. Erfgenamen stelden het kasteeldomein in 2000 te koop.

Beschrijving

Het kasteel Ter Meeren ligt middenin het nog grotendeels met een bakstenen en natuurstenen ommuring omsloten park. Weliswaar bereikt het natuurstenen gedeelte langs de Mechelsesteenweg met moeite amper een 0,5 meter hoogte. In bak- en natuursteen uitgewerkte hekpijlers met bolbekroning en hekafsluiting - het toegangshekken zelf is verdwenen - affirmeren de toegang langs de Mechelsesteenweg.

Het kasteel Ter Meeren vormt een pittoresk bak- en natuurstenen ensemble bestaande uit een vermoedelijk 14de-eeuwse donjon die in de loop van de 16de of begin 17de eeuw werd uitgebreid met een traptoren en een L-vormige woonvleugel met kapel, waarna het geheel in 1865 historiserend werd gerestaureerd en vergroot door Joseph Schadde.

De vermoedelijk eind 14de eeuw te dateren donjon is opgetrokken in lokale zandhoudende kalksteen op een vierkante plattegrond (8,5 x 8,5m) en telt drie bouwlagen onder een hoog op een bolspits uitlopend leien tentdak voorzien van vlieggaten voor respectievelijk duiven en spreeuwen. Van de oorspronkelijke muuropeningen bleven enkel twee kleine rechthoekige vensters met afgeschuinde posten en de stijlen en de kraagstenen van de originele deur bewaard. De deur zelf met verticale beschieting op horizontale planken met smeedijzeren beslag en nagels alsook de monolietlatei verhuisde naar de later aangebouwde traptoren. De overige vensters - een kloosterkozijn, steekboog- en spitsboogvensters - wijzen op latere aanpassingen. Dit geldt eveneens voor de cementen oplegvoegen. Het kelderniveau met neogotische schouw is voorzien van een kruisgewelf terwijl de andere niveaus zijn afgedekt met een roostering waarbij de moerbalken rusten op natuurstenen consoles. Een rechthoekige deuropening op de verdieping wijst mogelijk op de toegang tot een verdwenen uitkragende latrine. Sinds de bouw van een traptoren tegen de zuidoostgevel worden de niveaus bedient door een houten spiltrap. De vierkante traptoren met leien zadeldak is opgetrokken in zandhoudende kalksteen, waarbij de bovenbouw wordt verlevendigd met bakstenen banden. Het geheel wordt bekroond met een fraai gedetailleerde trapgevel. Typerend zijn de overhoeks geplaatste hoekpilastertjes op consoles waarbij de dekstenen onderling zijn verbonden door een kordonlijst. Het oorspronkelijke eveneens overhoeks geplaatste topstuk met bolbekroning is verdwenen. Deze karakteristieke trapafwerking pleit alleszins voor een 16de of begin 17de-eeuwse datering. Naast de hogervermelde toegangsdeur met monolietlatei is de toren opengewerkt met kleine vierkante venstertjes met negblokomlijsting. Boven de deur een achthoekige, hard¬stenen gevelplaat met wapenschild van de familie Wambacq, eigenaars van het in 1750 gesloopte kasteel Rollant, eveneens in Sterrebeek.

De op de zuidwestgevel van de donjon aansluitende L-vormige woonvleugel is opgetrokken in bak- en natuursteen en telt twee bouwlagen onder een met diverse dakkapellen en getrapte dakvensters verlevendigd leien zadeldak. De 16de of begin 17de eeuw¬se kern waar¬naar een bewaard muurfragment in de achtergevel en de oude dakstructuur duidelijk verwijzen wordt gemaskeerd door de restauratie in neo-Vlaamse renaissancestijl uit 1865. Een gedenksteen in de zuidoostgevel verwijst naar deze campagne: "J.M.G. Aloy¬sius de Gonzaga/ baro de Fierlant me/ posuit XXII martii MDCCCLXV " met onderaan de naam van de architect, J. Schadde. Karakteristieke stijlelementen zoals weliswaar lichtge-toogde kruisvensters, trapgevels, speklagen, kordonlijsten, geprofileerde dakconsoles en een bakstenen muizentandfries werden rijkelijk aangewend, waarbij het pittoreske effect werd versterkt door onder meer een elegant ingangsportiek in de vorm van een natuurstenen boogarcade met bovenliggend terras, een erkervormige uitbouw en een polygonale hoektoren waarvan de sierlijke boogspits verdween bij een storm in 1883. Typerend is ook het veelvuldig gebruik van smeedijzer onder meer voor borstweringen, deurbeslag, sierankers en als sierlijke bekroning van de diverse schoorstenen.

Voor de huiskapel met zijbeuk en -kapel en driezijdige koorsluiting werd logischerwijze geopteerd voor een neogotische vormgeving.

Zowel de indeling met ruime vestibule, imposante bordestrap, diverse salons en eetkamer als de luxueus-abondante afwerking van het interieur - dat overigens zeer gaaf bleef - getuigen eveneens van de historiserende aanpak van Schadde: monumentale marmeren schouwen, parketvloeren in eik en palissander, fraai bewerkte lambriseringen, met schilderingen en beeldhouwwerk opgehoogde cassetten- en balkenplafonds, imposante dubbele deuren onder sopraportes. Ook de aankleding van de neogotische kapel met haar spitstongewelf, decoratieve tegelvloer, deels bewaarde polychromie, fraaie glasramen en twee altaren bleef intact.

Naast het kasteel vormt de links van de toegang en ter hoogte van de Mechelsesteenweg ingeplante wagenhuis- en stalvleugel het meest omvangrijke volume in het kasteelpark. Deze ecclectisch geïnspireerde vleugel uit 1862 bestaat uit twee haaks op elkaar ingeplante bakstenen volumes en telt twee bouwlagen respectievelijk afgedekt met een schilddak en een zadeldak afgewerkt met trapgevel. De zwaar overkragende leien bedaking rust op forse, geprofileerde consoles. In de oksel een zware vierkante, drie bouwlagen tellende toren met tentdak, op het gelijkvloers opengewerkt met een boogarcade. Op de verdieping een nis met een Sint-Hubertusbeeld. De symmetrisch opgebouwde langsgevels worden horizontaal geritmeerd door respectievelijk korfboogpoorten en- vensters en door een register van gekoppelde lichtgetoogde vensters met glas-loodramen, onderling verbonden door een kordon¬lijst ter hoogte van de onderdorpels. Een alternerend gebruik van bak- en natuursteen voor de boogomlijstingen zorgt voor een levendige toets. Het gelijkvloers is voorzien van bakstenen gewelfjes op metalen liggers, de verdieping van een houten zoldering. Opvallend is de schildering van het schrijnwerk in wit en roodbruine tinten hiermee referent aan de kleuren van het gevelparement.

Alhoewel proportioneel duidelijk van een andere orde is de langs de Medekensstraat ingeplante hovenierswoning (1862) qua karakter en detaillering nauw verwant met het wagenhuis. Het volume van deze relatief bescheiden woning is te herleiden tot twee aan elkaar gekoppelde breedhuizen met roodpannen zadeldaken met trapgevels waarbij de naar het kasteel gerichte gevel wordt verlevendigd met een slanke, ronde traptoren met lichtspleten, duivengaten en een hoge, leien spits. De drie traveeën brede gevel langs de Medekensstraat toont een symmetrische opbouw met lichtgetoogde vensteropeningen, het geheel bekroond met een getrapte dakkapel. Op de rechterzijgevel sluit een lager volume met zadeldak aan waarvan de momenteel grotendeels gedichte rondbogen vermoedelijk verwijzen naar een vroegere functie als wagenberging.

Op de hovenierswoning sluit de hoge bakstenen ommuring aan van de moes- en fruittuin, toegankelijk via een lichtgetoogde poort in een hardstenen omlijsting met uitgeholde hoeken.

Op de noordhoek bevindt zich een tuinhuisje (1862), een eenlaagse bakstenen constructie op vierkante plattegrond afgedekt met een (kunstleien) zwenkend en fors overkragend tentdak op geprofileerde houten consoles en voorzien van klimmende dakkapellen. Het bescheiden volume wordt verlevendigd door een hoekportiek en door grote, beluikte korfboogvensters.

Vlak bij de vijver tenslotte bevinden zich een grotendeels ingestort prieel en een ijskelder met cirkelvormige plattegrond en halfbolvormige, bakstenen koepel.

Over de vijver een gietijzeren boogbrug rustend op overwegend in natuursteen uitgewerkte brughoofden en voorzien van met krulmotieven versierde balustraden. Het houten plankier is verdwenen.

Literatuur

Topografische kaart van 1875.
Paesmans Greta, Beschermingsdossier DB002136, 2000.
Henri Vannoppen & L. Sommereyns-Parent, "De geschiedenis van Sterrebeek, het kastelendorp", Tielt, 1978.
Herman Holemans, "Kadastergegevens: 1835-1985. Brabantse wind- en watermolens. Deel 3: arrondissement Halle-Vilvoorde (M-Z)", Kinrooi, Studiekring Ons Molenheem", 1992.
Braun de ter Meeren, Sterrebeek à travers les âges. "ter Meeren" et son château, s.l., 1949.
Cosyn, Sterrebeek et ses deux châteaux d'aprés une monographie d'Arthur Cosyn, condensée par son petit-fils in Ligue des Amis de la Forêt de Soignes, 1966, p. 2-10.
Doperé F. & Ubregts W., De donjon in Vlaanderen, Brussel - Leuven, 1991.
Maes F., "Oude woningen te Sterrebeek, Eigen Schoon en de Brabander, 1954, p. 3-7.
Meul V., "Joseph Schadde, academicus en historiserend bouwmeester in de tweede helft van de 19de eeuw", Monumenten en Landschappen 13, 1994, 6, p. 8-61.
Meulemans A., "Sterrebeek. Kasteel "Ter Meeren", Mededelingen van de Geschied- en Oudheidkundige Kring voor Leuven en Omgeving, 1969, p. 205-208.
Pierron S., Histoire illustrée de la forêt de Soignes 2, Brussel, s.d. (herdruk 1973), p. 530-531
A. Cosyn, Sterrebeek, Brussel, 1926.
L. Sommereyns-Parent, "De verdwenen Sterrebeekse water- en windmolens", Molenecho’s, jg. 10, 1982, 4, 159-164.
A. Wauters, "Histoire des environs de Bruxelles. De Bruxelles vers Louvain 8-B", Brussel, 1855 (herdruk 1973), p. 352-363.
Mondelinge mededeling door dhr. Maurice Braun de ter Meeren (eigenaar van het kasteel), aan mevr. Lucienne Sommereyns-Parent, Sterrebeek, in 1982.

Stuur uw teksten over deze molen  | 
Stuur uw foto's van deze molen
  
Laatst bijgewerkt: zaterdag 31 oktober 2015

 

De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.

zoek in database zoek op provincie Stuur een algemene e-mail over molens vorige pagina Home pagina Naar bestaande molens