De "Moulin à Vent" van Zétrud-Lumay était un moulin à vent  à farine.

En 1773, Jean-Baptiste De Diest, qui affermait le moulin à eau de Zétrud-Lumay, prétendit que ce moulin est insuffisant et qu'en cas de manque d'eau les villageois devaient conduire leurs grains à une lieue et demi de distance, à Heylissem ou à Hoegaarden. Le gouvernement autrichien l'autorisa à construire à Zétrud-Lumay, un moulin à vent.

Mais cette construction disparut très vite, car en 1780, la concession accordée fut supprimée.

-------------

De "Moulin ) Vent" van Zétrud-Lumay was een korenwindmolen.

Jean Baptist De Diest verkreeg op 16 juni 1773 het octrooi van de Oostenrijkse keizerin Maria-Theresia om in Zétrud-Lumay een korenwindmolen te bouwen. Hij argumenteerde dat de bestaande watermolen niet voldoende was om te malen voor alle inwoners, in het bijzonder in tjiden van grote droogte. Ze waren genoodzaakt om  hun graan elders te laten malen, tot anderhalve mijl verder, in Heylissem of in Hoegaarden.
De standaardmolen verdween reeds rond 1780 en werd niet herbouwd.

Lieven DENEWET

Archieven
Archives générales du Royaume à Bruxelles, n° 1894, 1913 (oprichting)

Ouvrages
M.A. Duwaerts e.a., "De molens in Brabant", Brussel, Dienst voor Geschiedkundige en Folkloristische Opzoekingen van de Provincie Brabant, 1961, p. 130.
J. Tarlier & A. Wauters, "Géographie et histoire des communes belges. La Belgique ancienne et moderne. Province de Brabant, Canton de Jodoigne", Bruxelles, 1872.
Mémorial administratif de 1858