Molenzorg

Waarloos (Kontich), Antwerpen


Prentkaart. Edit. Em. Schrey, Berchem-Antwerpen. Verzameling Ons Molenheem
Collectie
Verdwenen Belgische Molens
Naam

Molen van Waarloos
Waarloosmolen
Molen Spruyt

Ligging
Grote Steenweg 145
2550 Waarloos (Kontich)
oostzijde
ten N v.d. Maalderijstraat
grens met Rumst
kadasterperceel C7
Geo positie
Type
Staakmolen
Functie
Korenmolen
Gebouwd
1767
Verdwenen
1914 - 5 oktober, oorlog
Allemolens
06514 a (Ten Bruggencatenummer)
Beschrijving / geschiedenis

De Molen van Waarloos of Molen Spruyt (naar de laatste molenaars) was een houten korenwindmolen aan de oostzijde van de Grote Steenweg naar Mechelen (nr. 145), ten noorden van de Maalderijstraat, dicht bij de grens met Rumst.

In 1629 deed Waarloos een eerste poging om een eigen molen te verkrijgen, maar door de tegenkanting van de Kontichse Rijckerooiermolen is daar niets van terecht gekomen ("… alsoo hij verstont dat dit zijn eigen molen zou ruineren…"). Maar die molen was tijdens de winter slecht bereikbaar, via een kronkelweg die in werkelijkheid dubbel zo ver was als in vogelvlucht. Tegen 1765 geraakte die weg nog meer in slechte staat en was hij 's winters onberijdbaar.

Hendrik Servaes, in 1765 nog een jonge molenaar uit Willebroek, was kandidaat-molenaar voor Waarloos. Hij richtte een een verzoekschrift aan zijne Majesteit om in Waarloos een molen te mogen oprichten, samen met een attestatie van de dorpelingen en ondertekend door 37 handtekeningen: vijf van de schepenen, twee burgemeesters, de pastoor en nog 29 anderen.

De Kontichse Rijckerooiermolenaar ging onmiddellijk in het verweer. Hijj riep alle omliggende molenaars bijeen en ze richtten samen een tegenverzoek aan de Staten van Brabant. Hun argumentatie bevatte 6 punten:

  1. Waarloos is zeer klein en omringd door molens, een molenaar zou daar niet genoeg verdienen.
  2. De inwoners van Waarloos zijn steeds goed bediend door de omliggende molens.
  3. De plaats van de nieuwe molen is ook ver van het dorp gelegen, en een groot deel van de inwoners zullen dichter tegen de molens van Kontich en Duffel wonen.
  4. De Koningsmolen van Reet zal minder verdienen, omdat de andere molens door het verlies van Waarloos hun cliënteel zullen “verschuiven”.
  5. Zelfs de watermolen van Boom zal schade ondervinden.
  6. Hun taksquote zou moeten worden aangepast als Waarloos voor hen verloren gaat.

Op die reactie van de omliggende molens volgde op 1 oktober 1765 een attestatie vanwege de schepenen van Waarloos. Zij verklaarden dat Waarloos 324,5 bunder groot is en meer dan 400 inwoners telt. Ook werden de opgegeven afstanden en tijden die de molenaars laten uitschijnen weerlegd: zij lieten de paarden naar hun molen lopen tegen 6 tot 8,6 km per uur, maar naar de nog op te richten molen tegen minder dan 3 km per uur! Die berekeningen naar de andere molens zijn dan nog geschat op een afstand in vogelvlucht!

Ook kwam er een attestatie van schepen-pachter Peeter De Vocht: dat hij over ongeveer een maand of 6 weken geleden een zak koren had gevoerd om te malen en enkele dagen later zijn koren nog niet gemalen was; zijn zoon had van ’s morgens tot ’s avonds gewacht maar de maalder maalde altijd voor die van Kontich. Ook de oude smid Piron getuigde dat hij 30 jaar geleden met koren naar de Rijckerooimolen ging en zag dat er nog roggemeel was om te wisselen tegen zijn koren zoals dat dagelijks gebeurde, maar de maalder of zijn knecht zei dat het meel voor die van Kontich bestemd was.

Een half jaar later op 2 mei 1766 verklaarde de Rijckerooimolenaar Frans Jozef Verhaegen op verzoek van eigenaar Gillis Janssens voor de notaris onder eed: “dat het zeer vals en onwaarachtig is dat hij ooit tegen iemand van Waarloos zou gezegd hebben dat het meel voor die van Kontich was, tenzij hetselve verpast was…”. De Kontichse mulders stelden dat hun molens "het praerogatief van wint, soo over Wareloos als Conticq" hadden.

De eigenaar van de Rijckerooimolen bood aan zijn windcijns te verhogen met de winst die men voor Waarloos voorzag. Hij verwees ook naar de akte van zijn octrooi van 1629 en zei dat toendertijd Waarloos aan de Rijckerooimolen werd toebedeeld. Dit werd prompt door de Staten van Brabant weerlegd. De eigenaar van de Rijckerooimolen bood uiteindelijk 2400 gulden aan.

Het pleidooi van Waarloos ging nog verder. De kerk van Waarloos bevindt zich nagenoeg in het midden van het dorp en de kleine molen ligt op een kleine kwart mijl, juist in het midden van de omringende molens, waarvan de dichtstbijzijnde via een wegel die in de winter onberijdbaar is. Het is dus fout wat de omliggende molenaars beweren dat Waarloos zeer klein is.

Dan volgt nog een vurig pleidooi voor vrijemarkteconomie. De verklaringen van de schepenen bewijzen hoeveel kwaads deze molenaars hebben verricht met de voorkeursbehandeling voor die van Kontich en hoeveel verloren tijd dit voor Waarloos betekent. In het vierde en vijfde artikel spreken ze over de belangen van zijne Majesteit. De domaniale molen zou verlies lijden, nochtans ging er nooit iemand van Waarloos. De molens van Reet en Boom hebben niets te vrezen, dat bewijzen de afstanden. Integendeel zelfs, de omliggende molenaars hebben steeds getracht het de molenaars van Reet en Boom moeilijk te maken. Daaruit blijkt dat de ijver die ze nu voorwenden een sluwe list is om hun eigen gewin te beschermen. Het laatste artikel betoogt dat het pijnlijk zal zijn voor hen om even zwaar belast te worden met minder verdienste.

Maar aangezien ze beweerden dat de nieuwe molen nagenoeg geen klanten zal hebben, zijn ze dus nog eens in tegenspraak met zichzelf. Er moet ook op worden gewezen dat de molenbelasting zeer matig is gebleven, terwijl de opbrengsten wegens de groeiende bevolking stegen. Te meer daar de inwoners van Waarloos evenveel recht hebben op een molen, zij betalen even goed de schatting…, enz.

Na nog wat over en weer geschrijf tussen de Staten van Brabant en de Raad van Financiën en na nog ingewonnen inlichtingen over het octrooi van de omliggende molens, volgde op vijf augustus 1766 een brief van Raadsheer Cuylen die betoogt: “Alles wel overwogen kan men Waarloos niet het recht ontzeggen om een eigen molen te bezitten.” Het octrooi van keizerin Maria Theresia werd afgeleverd op 14 juli 1767 aan Willem Servaes en in het jaar 1768 werd de molen opgericht. In 1769 wordt de molen voor het eerst gebruikt, want voor dat jaar betaalde Hendrik Servaes voor de eerste keer belastingen te Waarloos en niet meer te Willebroek.

We zien de molen getekend op de Ferrariskaart van ca. 1775 met het bruin symbool van een standaardmolen.

Zowel op de Atlas der Buurtwegen (ca. 1842), de kaart Vandermaelen en het kadastraal plan van P.C. Popp (beide uit ca. 1850) wordt de molen aangeduid als de "Waerloos Molen".

Kadastrale beschrijvingen:
- ca. 1813: "Un seul moulin à farine mû par le vent se trouve dans la commune de Waarloos; il a sa situation contre la chaussée et est occupé par son propriétaire. L'expert n'a donc pu avoir aucune base certaine pour asseoir l'évaluation de cette usine, que celle à la quelle il a du recourir par comparaison avec les moulins de Contich. Le résultat qui lui a donné cette comparaison et les renseigenments dont il s'est entouré pour déterminer la valeur locative du moulin dont il s'agit, l'a fait le fixer, savoir à un revenu brut de f. 750 et net de f. 500"
- ca. 1830: "in hout gebouwd h eeft eenen omgang en twee paar molensteenen welke niet te gelijkertijd kunnen werken; hij is gelegen bij den steenweg niet ver van de dorpplaets en bevind zich in goeden staet".

Eigenaars na 1830:
- voor 1834, eigenaar: Servaes Petrus Joannes, molenaar te Waarloos
- 03.11.1840, verkoop: Spruyt Jan-Baptist, molenaar te Waarloos (notaris Claessens, "de windmolen met draaiende en staande werken, grond, h of en verdere afhankelijkheden").
- later, erfenis: de erfgenamen
- 19.02.1872, openbare verkoop: Spruyt-De Vos Petrus Victor, molenaar te Lint (notaris Van Camp)
- 27.12.1884, erfenis: de weduwe en kinderen (overlijden van Petrus Victor Spruyt)
- 26.05.1891, deling: Spruyt-De Vocht (Corneille) Joseph, molenaar te Waarloos (notaris Hermans)

De staakmolen met gesloten voet werd vernield op 5 oktober 1914 door de genietroepen van het Belgisch leger. want zowel als waarnemingspost van de Belgen als in functie van herkenningspunt voor de Duitsers moest hij verdwijnen. Er volgde geen heroprichting van de windmolen.

Molenaar Spruyt begon met een stoommaalderij aan de overzijde van de straat. Het was oorspronkelijk een L-vormig gebouw uit het eerste kwart van de 20ste eeuw. Het heeft een oostelijke straatgevel van vijf traveeën en twee bouwlagen onder plat dak, oorspronkelijk zadeldak. Het is een baksteenbouw, met een oostelijke straatgevel met travee-indeling door middel van lisenen, vlak hoofdgestel op klossen. Rechthoekige muuropeningen met ijzeren lateien en ontlastingsbogen.

De maalderij werd gedeeltelijk door brand vernield in 1966, en kort daarop werd het zadeldak vervangen door een plat dak. Ook de puntgevel die de deurtravee bekroonde werd verwijderd. In de gebouwen aan de westzijde was in het begin van de 20ste eeuw nog een hoeve ondergebracht, die in de loop van de 20ste eeuw ingenomen werd door maalderijgebouwen. Deze gebouwen werden eind 1983 - begin 1984 vervangen door een opslagplaats.

Toen de laatste maalder Victor Spruyt, overleden op 15 februari 1987, zijn klanten verloor, omdat er steeds minder boeren overbleven, richtte hij zijn bedrijf in voor een rijstpufferij. De firma bestaat nog steeds onder de naam “Puffex”. Het gebouw van de "Maalderij Spruyt", bestaat nog en is opgenomen in de vastgestelde inventaris van het bouwkundig erfgoed.

Lieven DENEWET, Karel LEMMENS & Herman HOLEMANS

Literatuur

Archieven
Provinciearchief Antwerpen, VI Waarloos, doss. 1, 3, 5.
Gemeentearchief Kontich, Technische dienst, Bouwaanvragen Grote Steenweg nummer 100.

Werken
Karel Lemmens, "Eindelijk kreeg Waarloos zijn molen", Historische Mutsaerts, nr. 2, 1985.
G. Plomteux, R.Steyaert & L. Wylleman, "Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Antwerpen, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 10N2 (Ho-Ra)", Brussel - Gent, 1985.
Herman Holemans, "Wind- en watermolens van de provincie Antwerpen. Kadastergegevens 1835-1990". Deel 3. Gemeenten P-Z", Opwijk, Studiekring Ons Molenheem, 2011.
H. Holemans & P. Lemmens, "Molens van Klein-Brabant, Mechelen en de Rupelstreek", Nieuwkerken, Studiekring "Ons Molenheem", 1987, p. 85.
R. Broes, Bijdrage tot de toponymie van Waarloos, Onuitgegeven licentiaatsverhandeling Germaanse filologie, KUL Leuven, 1976, p. 206-207.
Mededeling van M. Verelst aan H. Holemans over de molanaarsfamilie Verelst, 1970.
Karel Lemmens, "De familie Spruyt", Ons Molenheem (Kinrooi, Studiekring Ons Molenheem, 1997, nr. 2, april-juni, p. 51-53.

Overige foto's

<p>Molen van Waarloos<br>Waarloosmolen<br>Molen Spruyt</p>

Prentkaart. Prenktaart A. Leeman, photo, Tolstraat 1, Antwerpen. Verzameling Ons Molenheem

<p>Molen van Waarloos<br>Waarloosmolen<br>Molen Spruyt</p>

Prentkaart. Verzameling Ons Molenheem

<p>Molen van Waarloos<br>Waarloosmolen<br>Molen Spruyt</p>

Na de vernieling op 5 oktober 1914. Verzameling Ons Molenheem

<p>Molen van Waarloos<br>Waarloosmolen<br>Molen Spruyt</p>

Maalderij Spruyt. Foto: Archief Onroerend Erfgoed, 01.09.1984.

Stuur uw teksten over deze molen  | 
Stuur uw foto's van deze molen
  
Laatst bijgewerkt: zaterdag 26 februari 2022

 

De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.

zoek in database zoek op provincie Stuur een algemene e-mail over molens vorige pagina Home pagina Naar bestaande molens