Molenzorg

Wechelderzande (Lillle), Antwerpen


Collectie
Verdwenen Belgische Molens
Naam

Molen Van Gaubergen - I

Ligging
De Dalen 31
2275 Wechelderzande (Lillle)

ten O v.d. de Vlimmersebaan
Moleneinde, Molenheide
kadasterperceel A163


toon op kaart
Type
Staakmolen
Functie
Korenmolen
Gebouwd
voor 1621
Verdwenen
1862, verplaatst binnen het dorp
Beschrijving / geschiedenis

De (eerste) Molen van Wechelderzande was een houten korenwindmolen op het Moleneinde of Molenheide (oude toponiemen), aan de zuidwestzijde van de huidige De Dalen (nr. 31), aan de oostzijde van de Vlimmersebaan. De standaardmolen stond er voor de woning waar later Fons Geentjens (Fons Sas) woonde. Op oude kadasterkaarten van Wechelderzande is de zandweg die loopt naast de woning van de destijds bekende Meester Van Giel en zo verder naar de Pastorijstraat en Turnhoutsebaan "Molenweg" genoemd. De boeren van het Moereind en het Zand gebruikten die weg om naar hun molen te rijden.

De molen werd er voor 1621 gebouwd. Op een balk stond het jaartal 1656 gegrift.

Het was een banmolen: alle dorpsbewoners moesten er hun graan laten malen. Tot het einde van de 18de eeuw behoorde Welchelderzande tot het Land van Turnhout.

De molen werd om de drie of zes jaar verpacht aan de meestbiedende. Natuurlijk was de pachtprijs van de molen in verhouding met het aantal klanten. Om zo'n molen te kunnen pachten, moest men nogal kapitaal- krachtig zijn en natuurlijk van "het vak". Zo waren er echte molenaarsfamilies. Te Wechelderzande waren het allemaal vreemden die de molen voor enige jaren wisten te pachten.

De pachters op de molen waren achtereenvolgens:
- 1675: Jan Kiebooms (1669-1672: ook op de molen van Gierle)
- 1686: Jan Kiebooms voor 100 gulden in dat jaar.
- 1699: Adriaan Coppens uit Poederlee voor 692 gulden
- 1702: Jan Kiebooms
- 1712: Michiel Lambrechts
- 1712-1717: Lambrecht Lambrechts, zoon van molenaar Cornelius. In 1706-1716 was Lambrecht ook molenaar op de molen van Gierle, alwaar hij schepen was. Hij was afkomstig van de Gasthuismolen te Herentals. In Wechelderzande betaalde in 1716 380 gulden. Later werd hij molenaar in Zoersel.
- 1717-1720: Jan Lambrechts, broer van Lambrecht. Voorheen was hij ook molenaar van de Gasthuismolen in Herentals.
- 1748: Jan Vloeberghs uit Lichtaart voor 460 gulden en "4 hooghen" (verdieren). Een van zijn nakomelingen werd in de 20ste eeuw schoolhoofd te Lichtaart. Jan Vloeberghs was getrouwd met Maria Van Soom (afkomstig van buiten het dorp), en had in Wechelderzande drie dochters.
- 1761: Willem Tielemans van Oostmalle en zijn echtgenote Anna van de Blecken uit Loenhout.
- 1769: Jan-Baptist van Berckhoven voor 520 gulden
- 1772-1799: Martinus De Ruyter, gehuwd met Maria Anna Wuyt uit Wechelderzande. Hij bleek goedkoop in de kost te zijn en bleef lang als maalder. Hij betaalde als pachtprijs: 540 gulden in 1772, 488 gulden in 1778 en  970,82 Franse frank in 1798.

In Wechelderzande volgden de gebroeders Lambrecht en Johannes (Jan) Lambrechts elkaar op, net zoals op de Gasthuismolen van Herentals. Ze werden voorafgegaan door Michiel Lambrechts. Toen Lambrecht Lambrechts de molen in 1712-1717 pachtte, stond Jacobus Vanhemeldonck, een familielid, borg.  Op 28 februari 1722 werd het sterfhuis geakteerd van Jacobus, "met Cornelius Vanhemeldoncq momboir ende Fransus Lambrechts toesiender over de 4 minderiaerige achtergelaeten kinderen, nogh ser jonck ende cleyn, bij de voors. Jacobus Vanhemeldoncq daer moeder aff leeft Theresia Lambrechts." Enkele jaren voordoen had Lambrecht Lambrechts een huis met alle toebehoorten gekocht te Lille, van Peeter van Echepoel, weduwnaar van Gertruy Peeters: "... aen ende ten behoeve van Lambrecht Lambrechts gewesene molder binnen Gierle ... desen 24 january 1715".

Een akte van 22 februari 1753 vermeldt de verkoop van het meubilair van Joannes Lambrechts, die kort voordien overleden was: "Conditie ende voorwaerde volgens de welcke Joanna Kemels wed. wijlen Joannes Lambreghs als geinstitueerden erfgenaem testamentaire sal vercoopen ten hooghsten ende schoonsten de naerbes: meubelen als volght (...) 22 febry 1753".

De molen werd op 1 januari 1799 verkocht als "nationaal goed" en de waarde werd geschat op 40.000 franse frank. Koper was graaf de Pestre, een schatrijk man die zeer veel bezittingen had vanaf Turnhout tot in Vlimmeren-Oostmalle- Wechelderzande. Hij was ook de man die de kerktoren in Vlimmeren liet bouwen en was goed bevriend met de deken van Hoogstraten.

We zien hem aangeduid op de Ferrariskaart (ca. 1775) met het bruin symbool van een standaardmolen op teerlingen en onder de benmaing "Moulin de Wecheldersanden", in de Atlas der Buurtwegen (ca. 1844) en op de topografische kaart van Vandermaelen (ca. 1850).

Molenaar Jan Baptist Van Gaubergen-Janssens ondervond steeds meer hinder van bomen die de wind tegenhielden om de molen goed te laaten draaien. Daarom deed hij bij de gemeente in 1862 een aanvraag om hem te mogen verplaatsen naar de zuidzijde van Kerkepad, zijde Oostmalsebaan, nabij de molenaarswoning waar later Jef Verellen, en nog later Vervecken-Verellen woonden.

De verplaatsing werd nog in 1862 uitgevoerd. Op de oude standplaats werd de molenwal werd later weggevoerd om de straat op te hogen, maar de benamingen "Molenweg" en "Molenheide" bleven nog lange tijd in gebruik. In de oude molenaarswoning woonde later Adriaan Van Tendeloo. 

Jan-Baptist en later zijn zoon Karel Van Gaubergen van Poederlee werden maalder en eigenaar van de molen op de nieuwe plaats. Karels vrouw - "Mie Maalder" - was ook van Poederlee. Het was een echte molenaarsfamilie. Spijtig hadden zij geen zonen om het beroep verder te zetten. Zij hadden slechts een dochter die in het klooster ging en bestuurster werd van de normaalschool te Berchem. Molenaar Van Gaubergen woonde op de plaats waar later timmerman Jos Geentjens woonde. Je kunt er nog de halve molenstenen betreden als dorpel gelegen voor de deuren.

Karel Van Gaubergen verkocht zijn molen in 1903 aan Karel Verellen uit Lille. Deze liet de molen draaien tot 1932-1933. Zoon Jef Verellen, "Jef Maalder", stond zijn vader bij en was de laatste die nog met de wind heeft gewerkt.

Jef Verellen, of beter "Jef Maalder", die in 1980 overleed, kon boeiend vertellen over zijn stiel. De boeren moesten in die jaren zorgen voor bloem voor eigen gebak en voor dierenvoeder. Ze reden zelf wel naar de molen, maar het was ook de gewoonte dat de molenaar met de “molenkar" de ronde deed. De "kardrijver" had gewoonlijk een lijnwadenhuif over de kar gespannen, want het meel moest natuurlijk droog blijven. Als maatgeld werd gewoonlijk niet betaald in geld, maar er werd van het graan wat afgehouden, gewoonlijk één kilo per meuken. Een meuken was een houten kuipje om het graan te schatten. Voor rogge hield het meuken 16 kg in, voor tarwe (zwaarder) 17 kg en voor haver (lichter) 10 kg.

De zak werd gewoonlijk gevuld met vier meukens, dus op een zak van 64 kg rogge hield de mulder 4 kg af. Wanneer de boer te weinig meel volgens zijn oordeel terugkreeg, werd de maalder wel eens als "meeldief" uitgescholden. En natuurlijk was het vee van de molenaar goed in de huid. Wanneer op de markt een vette koe of os verscheen, werd dat dier "brouwerskoe" genoemd, ook al kwam dat dier niet van een brouwer of molenaar. En zegt het spreekwoord niet "molenaarsvarkens zijn rap vet !"? Na 1914-1918 geraakte  het scheppen bij ons in onbruik omdat de boeren stilaan meer geld in hun zak kregen.

Bij goed weer maalden ze dag en nacht. Hij had er toch zijn goed humeur niet door verloren. Zijn dochter Maria, echtgenote Vervecken, woonde later  in het "molenhuis", bewijs dat daar eens onze laatste molen stond.

Dat er wel eens molenaars waren - uiteraard buiten "Wechel" - die te diep in de zak schepten, wist Sint-Pieter al. "Een boer en een molenaar kwamen samen aanbellen aan de hemelpoort. Sint-Pieter kwam opendoen, maar er was maar één plaats vrij,daar was niks aan te doen: éne mocht in de hemel maar de andere moest een tijdje in het vagevuur. "Mulder," zei Sint-Pieter,"Gij hebt nogal eens te diep geschept met een brede schep, ga gij voor deze nacht in het vagevuur!" De mulder hield daar natuurlijk niet van. "Dat ik dat boerken toch eens kon doen gaan ,” zo dacht hij. De boer was in de gang van de hemel toen opeens de mulder riep: "Pachter, pachter, er is bij ons in ’t dorp lijfkoop te drinken !" (het was de gewoonte dat bij een openbare verkoop de koper al de aanwezigen gratis liet jenever drinken). Dat was de boer te erg, hij stormde naar buiten en intussen was de mulder binnen en werd de hemelpoort na hem gesloten." Tot zover een greep uit de vertellingen van de laatste molenaar Jef Verellen alias Jef Maalder.

De Verellens lieten de windmolen draaien tot in 1932-1933. Ondanks enkele reddingspogingen, werd de molen in oktober 1935 afgebroken door Karel Garrousse uit Lille, waarvan de vader molenmaker was.

Het molenaarshuis (Oostmalsebaan 26-28), waar destijds de familie Verellen en later Vervecken-Verellen woonden, bestaat nog en werd op 5 oktober 2009 vastgesteld als bouwkundig erfgoed. Je kunt er nog de halve molenstenen betreden als dorpel gelegen voor de deuren. Oorspronkelijk was het een vrijstaande woning, thans half vrijstaand en gelegen achter een lindenrij. Baksteenbouw van vijf traveeën en één bouwlaag onder zadeldak (Vlaamse pannen), uit het eerste kwart van de 20ste eeuw. Lijstgevel met dubbelhuisopstand en typisch decoratieve verwerking van gele en zwarte baksteen voor onder meer muurbanden en rollagen. Beluikte steekboogvensters met vernieuwde ramen en rechthoekige deur in arduinen entablementomlijsting. Achtergevel met opkamer in tweede travee.

Kadastrale beschrijvingen:
- ca. 1822: "Il existe dans cette commune un moulin à vent, cette propriété est louée y compris deux parcelles de terres, le jardin et la maison pour la somme de fl. 725,62, les constributions montent à fl. 190,32. Ventilation faite, le moulin doit recevoir l'évaluation brute de fl. 825 et net de fl. 550".
- ca. 1830: "houten standermolen, hebbende twee paar steenen welke niet gelijktijdig kunnen gebruikt worden, hij is gunstig bij het dorp gelegen en is bij onderhandsch contract van 21 february 1822 aan Ferdinandus Hendrickx verhuurt geweest. De pachter is Joannes Mermans, molenaar te Wechelderzande".

Eigenaars na 1800:
- tot 1830: Pestré, graaf
- 1830, verkoop: Van Gaubergen Petrus Josephus, molenaar te Gierle
- later, erfenis: a) Van Gaubergen Françoise Louise en b) Van Gaubergen Jan-Baptist, molenaar te Poederlee (overlijden an Petrus Van Gaubergen)
- 15.05.1862, verkoop: (van grond voor nieuwe standplaats van de molen)) door a) Wouters-Leysen Adrien, landbouwer te Wechelderzande en b) Broeckx Jacques, landbouwer te Wechelderzande (notaris Dewolf)
- 1862, opbouw op nieuwe standplaats: Van Gaubergen-Janssens Jan-Baptist, molenaar te Poederlee ("cnstruction d'un moulin sur terrain vierge")
- 06.11.1880, erfenis: de weduwe en kinderen (overlijden van Jan-Baptist Van Gaubergen)
- later, erfenis: de kinderen (overlijden van de weduwe Janssens van Jan-Baptiste Van Gaubergen)
- 22.09.1886, deling: Van Gaubergen-Wouters Karel, molenaar te Poederlee (notaris Caers)
- 09.05.1903, verkoop: Verellen-Goossens Jozef Carolus, molenaar te Wechelderzande (notaris Caeymaex)
- 18.11.1934, erfenis: a) Verellen Jozef Carolus, molenaar te Wechelderzande en b) zoon Verellen Melchior Jozef, molenaar te Wechelderzande (overlijden van vrouw Goossens)

Zie verder: Wechelderzande, Molen Verellen

Jules VAN OLMEN, Lieven DENEWET & Herman HOLEMANS

Bijlagen
Jules Van Olmen, "Windmolens te Wechelderzande (17de eeuw - 1986), Heemkundie kring - Norbert de Vrijter - Lille - Contactblad nr. 13/1986, p. 1-4.   Op 8 en 9 februari laatstleden konden we een interessante tentoonstelling bewonderen over de plaatselijke molens in de gemeenteschool van Lille.
Deze korte schets over de Wechelse windmolens door de eeuwen heen komt dan ook juist gelegen.
In die zalige tijd, toen ge Uw broek op de schoolbanken versleet, vertelde de meester U wel eens over de weldaden van de Romeinse verovering. Wel, een van de vele zaken die de Romeinen onze boeren leerden, was het malen van graan door middel van twee zware molenstenen. Bij de Romeinse molens ware die stenen niet plat. De bovenste was kegelvormig uitgehold terwijl men de onderste steen een zodanige vorm gaf dat hij in deze kegel paste. Bovendien had men in de bovenste steen een opening gemaakt: hierdoor liet men het graan naar binnenglijden; het graan kwam dan vanzelf tussen beide stenen terecht.
Aanvankelijk waren het de mensen die voor de drijfkracht moesten zorgen.
Daarna maakte men gebruik van dieren, waarna men overging tot het aanwenden van waterkracht en pas later van windkracht.   Na deze uitleg bekijken we nu de windmolens ter plaatse!
In de zeventiende eeuw had niemand een windmolen in privaat bezit, althans in ons dorp niet. De molen was eigendom van de heer, evenals de grond en de heide. De eerste windmolen van Wechel is naar alle waarschijnlijkheid gebouwd tussen 1648 en 1675 toen prinses Amalia van Solms vrouwe was van het Land van Turnhout, waartoe Wechelderzande tot het einde van de achttiende eeuw behoorde. Iedereen moest zijn graan in de aangeduide molen laten malen vandaar de naam BANmolen.

In de praktijk werd de molen om de drie of zes jaar verpacht aan de meestbiedende. Natuurlijk was de pachtprijs van de molen in verhouding met het aantal klanten. Om zo'n molen te kunnen pachten, moest men nogal kapitaalkrachtig zijn en natuurlijk van "het vak".
Zo waren er echte molenaarsfamilies. Te Wechelderzande waren het allemaal vreemden die de molen voor enige jaren wisten te pachten.

Zo kennen we:

1686: onze eerstgekende molenaar Jan Kiebooms pachtte de molen voor 100 guldens in dat jaar.
1699: Adriaen Coppens uit Poederlee voor 692 guldens.
1716: Lambrecht Lambrechts, schepene te Gierle, voor 380 guldens. Wellicht waren de woelige tijden de oorzaak voor de lage som.
1748: Jan Vloeberghs uit Lichtaart voor 460 guldens en "4 hooghen" (verdieren). Een van zijn nakomelingen is nu nog rustend schoolhoofd te Lichtaart. Jan Vloeberghs was getrouwd met Maria Van Soom, ook geen Wechelse, en had hier drie dochters.
1761: molenaar Willem Tielemans van Oostmalle en zijn echtgenote was Anna van de Blecken uit Loenhout.
1769: Jan-Baptist van Berckhoven voor 520 guldens.
1772: Martinus de Ruyter. Dat was er ene van ver, die hier een Wechels kind opvrijde (Maria Anna Wuyts) en haar ook trouwde. Hij was zo goedkoop in de kost en bleef hier lang als maalder. Hij betaalde een pachtprijs van 540 guldens.
1778: Martinus de Ruyter: 488 guldens.
1798: Martinus de Ruyter: 970,82 Franse frank.
1/1/1799: We zitten nu in de Franse tijd. De molen werd verkocht als "nationaal goed" en de waarde werd geschat op 40.000 franse frank. De molen was toen in eigendom van graaf de Pestre, een schatrijk man die zeer veel bezittingen had vanaf Turnhout tot in Vlimmeren-Oostmalle- Wechelderzande. Hij was ook de man die de kerktoren in Vlimmeren liet bouwen en hij was goed bevriend met de pastoor aldaar welke tevensdeken was over de dekenij Hoogstraten. Had graaf de Pestre tweehonderdjaar Later geleefd, dan zou hij de toren wel op een andere plaats hebben gezet!!!

Waar stond nu onze eerste windmolen? Wel, voor de woning waar eens Fons Geentjens (Fons Sas) woonde. Op oude kadasterkaarten van Wechel is de zandweg die loopt nevens de woning van Meester Van Giel en zo verder naar de Pastorijstraat en Turnhoutsebaan "Molenweg" genoemd. De boeren van het Moereind en het Zand gebruikten die weg om naar hun molen te rijden. In 1862 werd deze molen afgebroken, de berg is nu weggevoerd om de straat op te hogen, maar de benaming "Molenweg" en "Molenheide" zijn gebleven. De molenaar woonde toen waar nu Adriaan Van Tendeloo woont (molenhuis).

In 1862 werd op het gemeentehuis een aanvraag gedaan om de vorige molen te verplaatsen naar de tegenwoordige "Molenberg" achter de woning van Jef Verellen, nu woning Vervecken-Verellen in de Kerkepad, daar de vorige plaats stilaan te bosrijk werd en al te veel bomen de wind tegenhielden om de windmolen goed te laten draaien. Karel Van Goubergen van Poederlee werd maalder en eigenaar van de molen op de nieuwe plaats. Zijn vrouw - "Mie Maalder" - was ook van Poederlee. Het was een echte molenaarsfamilie. Spijtig hadden zij geen zonen om het beroep verder te zetten. Zij hadden slechts een dochter die in het klooster ging en bestuurster werd van de normaalschool te Berchem. Molenaar Van Goubergen woonde op de plaats waar nu Jos Geentjens, timmerman, huist. Ge kunt daar nog de halve molenstenen betreden als dorpel gelegen voor de deuren.

In 1903 verkocht Van Goubergen zijn molen aan Karel Verellen van Lille, bij wie de molen in werking bleef tot 1932-1933. Karel Garrousse van Lille, waarvan de vader molenmaker was, heeft de molen in 1936 afgebroken. Zo eindigde de geschiedenis van deze bijna 300 jaar oude reus, want op een oude balk was het jaartal 1656 gegrift.

Jef Verellen - "Jef Maalder" -, de zoon van Karel, is de laatste geweest die met de molen heeft gewerkt.

Wechelderzande heeft enige jaren twee windmolens gekend. In 1916 liet Frans Stevens, de vader van Victor, een windmolen bouwen op de plaats waar nu de tuin van onze garde, Vic De Beuckeleer in de Beulk ligt. Deze heeft hier niet veel jaren gedraaid, want in 1924 werd hij overgebracht naar Oosterwijk-Tongerlo. Die "Oosterwijkmolen" aan de steenweg van Olen naar Zoerle-Parwijs werd afgebroken in 1965. Nu stelt men het zonder "zijn grijze kap, zijn lange staart en steile trap en vier grote wieken hoog in de lucht". Men kan het betreuren dat die twee reuzen, zo vertrouwd met het Wechelse landschap, zijn verdwenen, maar de mechanische vooruitgang kent geen romantiek...

De boeren moesten in die jaren zorgen voor bloem voor eigen gebak en voor dierenvoeder. Ze reden zelf wel naar de molen, maar het was ook de gewoonte dat de molenaar met de “molenkar" de ronde deed. De "kardrijver" had gewoonlijk een lijnwadenhuif over de kar gespannen, want het meel moest natuurlijk droog blijven.
Als maatgeld werd gewoonlijk niet betaald in geld, maar er werd van het graan wat afgehouden, gewoonlijk één kilo per meuken.
Wat was een meuken? Een houten kuipje om het graan te schatten.
- voor rogge hield het meuken 16 kg in;
- voor tarwe " " " 17 kg in (zwaarder)
- voor haver " " " 10 kg in (lichter).

De zak werd gewoonlijk gevuld met vier meukens, dus op een zak van 64 kg rogge hield de mulder 4 kg af. Wanneer de boer te weinig meel volgens zijn oordeel terugkreeg, werd de maalder wel eens als "meeldief" uitgescholden. En natuurlijk was het vee van de molenaar goed in de huid. Wanneer op de markt een vette koe of os verscheen, werd dat dier "brouwerskoe" genoemd, ook al kwam dat dier niet van een brouwer of molenaar. En zegt het spreekwoord niet "molenaarsvarkens zijn rap vet!"? Na 1914-1918 is het scheppen bij ons in onbruik geraakt omdat de boeren stilaan meer geld in hun zak kregen.

Jef Verellen.. of beter "Jef Maalder", die in 1980 overleden is, kon zo boeiend vertellen over zijn stiel. Bij goed weer maalden ze dag en nacht. Hij had er toch zijn goed humeur niet door verloren. Zijn dochter Maria, echtgenote Vervecken, woont nu in het "molenhuis", bewijs dat daar eens onze laatste molen stond.
Dat er wel eens molenaars waren - buiten te Wechel natuurlijk - die te diep in de zak schepten, wist Sint-Pieter al. Luister maar eens !
"Een boer en een molenaar kwamen samen aanbellen aan de hemelpoort. Sint- Pieter kwam opendoen, maar er was maar één plaats vrij,daar was niks aan te doen: éne mocht in de hemel maar de andere moest een tijdje in het vagevuur. "Mulder," zei Sint-Pieter,"Gij hebt nogal eens te diep geschept met een brede schep, ga gij voor deze nacht in het vagevuur!" De mulder hield daar natuurlijk niet van. "Dat ik dat boerken toch eens kon doen gaan,” zo dacht hij. De boer was in de gang van de hemel toen opeens de mulder riep: "Pachter, pachter, er is bij ons in ’t dorp lijfkoop te drinken !" (het was de gewoonte dat bij een openbare verkoop de koper al de aanwezigen gratis liet jenever drinken). Dat was de boer te erg, hij stormde naar buiten en intussen was de mulder binnen en werd de hemelpoort na hem gesloten."

Literatuur

Archieven
Rijksarchief Antwerpen, Oud Gemeentearchief Gierle, register 355, f° 259 r° (28 februari 1722)
Rijksarchief Antwerpen, Oud Gemeentearchief Lille, schepenregisters, register 7 (24 januari 1715)
Rijksarchief Antwerpen, Oud Gemeentearchief Lille, register 21, nr. 6 (22 februari 1753).

Werken
Jules Van Olmen, "Windmolens te Wechelderzande (17de eeuw - 1986), Heemkundie kring - Norbert de Vrijter - Lille - Contactblad nr. 13/1986, p. 1-4 (overgenomen in Levende Molens, jg. 8, 5, p. 38 en jg. 16, 1994, 7, p. 54).
Adolf Verdegem, "De oudste molen van Wechelderzande", Jaarboek "Norbert De Vrijter", 1990.
Adolf Verdegem, "De banmolen van Gierel", Jaarboek "Norbert De Vrijter", 1989.
Herman Holemans & P.J. Lemmens, Molens der Noorder- en Oosterkempen, Nieuwerkerken, Ten Bos, Studiekring Ons Molenheem, 1980, p. 115-116.
Hugo Lambrechts-Augustijns, "Molenaars Lambrechts", Wijnegem, Homunculus, 1997, p. 82-84.
Herman Holemans, "Wind- en watermolens van de provincie Antwerpen. Kadastergegegevens 1835-1990. Deel 3. Gemeenten P-Z", Opwijk, Studiekring Ons Molenheem, 2011.
Jules Van Olmen, De Wechelse zangmaatschappij "De Eendracht" 1868-1923, Heemkundige Kring "Norbert de Vrijter", Jaarboek 1990, VIII, p. 129.
Kennes H. & Steyaert R., Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Turnhout, Kanton Herentals, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 16N3, Brussel - Turnhout, 2001.
Karl Lambreghts, "Genealogie familie Lambreghts" Theo Vloebergh, in: Jubileumboek Vloebergh Theo Vloebergh, in: Familietijdschrift Vloebergh

Persberichten
"De oude molen gesloopt te Wechelderzande", in: Gazet van Antwerpen, 18.10.1935.

Informanten
J. Van Olmen, Wechelderzande
W. Van den Branden, Gentbrugge
Hugo Lambrechts-Augustijns, Schoten, 22.05.2013.

Stuur uw teksten over deze molen  | 
Stuur uw foto's van deze molen
  
Laatst bijgewerkt: zondag 23 april 2017

 

De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.

zoek in database zoek op provincie Stuur een algemene e-mail over molens vorige pagina Home pagina Naar bestaande molens