Molenzorg

Bazel (Kruibeke), Oost-Vlaanderen


Collectie
Verdwenen Belgische Molens
Naam

Molen van Bazel
Banmolen van Wissekerke

Ligging
Rupelmondestraat
9150 Bazel (Kruibeke)

hoek met Nieuwe Baan


toon op kaart
Type
Staakmolen
Functie
Korenmolen
Gebouwd
voor 1368
Verdwenen
1452 - 16 juni, oorlog
Beschrijving / geschiedenis

De banmolen van Wissekerke was een houten korenwindmolen die voor 1368 werd gebouwd.

Vermeld in 1368 als "molendinum de Baersele" op de "Molencautere":
tres mensuras vel circiter terre jacentis juxta molendinum de Baersele in cultura dicta Molencautere
Hij stond op de hoek van Rupelmondestraat en Nieuwe Baan.

De windmolen werd vernield door het Bourgondisch leger van Filips de Goede tijdens de Veldslag te Bazel op de Hanewijkkouter op 16 juni 1452  in hun strijd tegen het leger van de Gentenaars, die gesteund werden door Waaslanders en bewoners van de Vier Ambachten (zie bijlage 2).

Volgens een akte in het Antwerps schepenarchief uit 1453 blijkt dat de beschadigde molen toen verder afgebroken ging worden en gerepareerd en heropgebouwd zou worden op een andere locatie, meer bepaald in Saaftinge. Molenbouwer en timmerman Jacob van der Elst kreeg van de tolmeeste van Kallo (in naam van hertog Philips de Goede) de opdracht om hier zo snel mogelijk voor te zorgen. Hij ontving vooraf 12 pond gr. Vlaams voor deze opdracht. De windmolen, die duidelijk niet volledig was afgebrand., werd in Bazel afgebroken en per schip naar Saaftinge vervoerd. We zien hem, samen met een andere houten molen, prijken op een dijk in Saaftinge, vlak aan de Scheldeoever, op kaart uit 1505.

Hierna volgt de tekst van de Antwerpse schepenakte uit 1453: "Jacop van der Elst, tymmerman ende moelenmeester, kende ontfangen hebbende van Laureyse den Maecht, raet myns genedichs heren shertogen, byder hant van Joryse van der Braent, tolneer van Calloe, de somme van xii lb gr vleems, als van der reparatien ende tymmeraege van eenre wyntmoelene, nu ter tyt staende bynnen Baersel in Waes, de welke hy afdoen moet wel ende duechdelic, ende weder rechten bynne der prochien van Saeftingen, ten alre corsten dat hy sal conne ende moegen, ende omme dat alsoe algader wel ende getrouwelic te doen, unde obligavit se ipsum et sua, vii december."

Aldus kreeg de "half" verwoeste molen van Bazel-Wissekerke een tweede leven in Saeftinghe, waar hij door een latere overstroming definitief werd verwoest.

De molenwal bestond nog altijd in de 17de eeuw. De molen en de wal lieten vele sporen na in de toponymie:

Eerste Oude Molenberg
ingesloten door de verlenging van het Nieuwstraatje, Doornstraat, Groenstraat, Oude Kerkstraat, Beestenhoek­straat en Portugezenstraat.

Nr 37 de MOLEN(PUT)AKKER.
- 1572: Dorie Mathijs Smet fs Antonis... een stuck lants genaempt den meulenacker, groot twee ghemeten (Rijksarchief Beveren, Bazel, Oud Archief,nr. 258, 32 r°);
- 1638: Eerste Oude Meulenberchhouck nr 37 es groot 2 gemeten 113 roeden, es den meulenputacker... es genaempt den meulenaeker (Rijksarchief Beveren, Bazel, Oud Archief, nr. 794, 43 r°; Rijksarchief Gent, Fonds Wissekerke-Vilain XlIII, f° 392, 79 r°).

Tweede Oude Molenberg:
ingesloten door Nieuwstraatje, Portugezenstraat, Beestenhoekstraat en Heirstraat.

Nr 8 VERBRANDE HOFSTEDE (HUIS). 1554: een half bunder ... voor verbernde hofstede (Rijksarchief Beveren, Bazel, Oud Archief, nr.137, 24 v°); 1778: Joseph en Mathijs de Rijcke in 't verbrand huys, d' hofstede Tweede Oude Molenberg nr 8, groot 290 roeden (Rijksarchief Beveren, Bazel, Oud Archief,nr.399, 102 r°). - Dit is nu de laatste hofstede in de Beestenhoekstraat bij de brug over de E 17.

MOUTER. 1715 : een stuck landts genaempt den a'chtersten mouter ... in den tweeden ouden meulenbergwijck, groot omtrent de twee gemeten ... ; een stuck landts genaemt den veursten mouter, gheleghen naest de straete en groot omtrent een half bunder ... suyt sheeren straete ... in ije ouden meulenberchwijck (Rijksarchief Beveren, Bazel, Oud Archief, nr. 216, 91 v° en 95 r°). De akte vermeldt nog dat beide stukken volgleen waren onder 't hooftleen van Josyne Blommaert, weduwe Mathijs de Rijcke, 't gone sij te wette draeght onder het hof ende heerlijckheyt van Geelhauts. - De belendingen die in de akten worden aangegeven, wijzen uit dat de achterste mouter in Tweede Oude Molenberg nr 38 lag: 2 gemeten 20 roeden; de veurste mouter' lag in nr 50 en was 458 roeden groot. Tussen de twee in ligt kavel nr 47, die 589 roeden groot is. Was deze kavel de middenste mouter? Dan hebben we hier een litteken van het drieslagstelsel. Mouter betekent o.m. het loon dat de molenaar voor het malen van graan ontving. Hij had dan die akkers van de heer in gebruik als deel van zijn loon. In de omgeving stond eens een molen, die de banmolen van Geelhauts moet geweest zijn.

De Molenkouter:
ingesloten door Nieuwe Baan, Daalstraat, Hoogstraat, Breestraat, Nobeekstraat en Rupelmondestraat. De kouter heet reeds zo in 1368. de hoek die nu gevormd wordt door Nieuwe Baan en Rupelmondestraat, stond toen "de molen van Barsele".

Nr. 2 den MOLENBERG. 1528: vijf ghemeten leens up Pijls eautere... noort den muelenberch op Pijls coutere  (de Schoutheete de Tervarent: Livre des feudataires des comtes de Flandre au Pays de Waes, aux XIVe, XVe et XVle siècles. Sint­-Niklaas, 1872, f° 371). - Die molenberg lag in nr 2 van de Molenkouter, d.i. vooraan links van de Nieuwe Baan. Zie onder: Molen van Baersele.

MOLEN VAN BAERSELE. 1368: tres mensuras... juxta molendinum de Baersele (zie onder ar 183). - De drie gemeten lagen in nr 1 van de Molenkouter, d.i. op de hoek die gevormd wordt door Nieuwe Baan en Rupelmondestraat. De molen stond op ar 2 daarnevens. De molen van Baersele was de banmolen van de heerlijkheid Baersele, die later Wissekerke zal heten

Nr 72, BOOKMOLEN. 1638: groot 225 roeden, es de gront oft bogaert daer den bockmeulen van Jan Lyssens op staet (Rijksarchief Beveren, Bazel, Oud Archief, nr.794,f° 14 r°); 1676: den boeckmeulen, nu een hofstedeken (Rijksarchief Beveren, Bazel, Oud Archief,nr. 390). - Een bookmolen is een stampmolen voor olie

OUDE MOLEN(BERG) STRAAT. Zie onder: Molen(berg)straat.

OUDEMOLENBERGWI]KEN.
- 1638: Eersten en Tweeden Auden Meulenberchwijck (Rijksarchief Beveren, Bazel, Oud Archief, nr. 794, 42v° en 45 r°); 1641: den hoeck genaemt den meulestraethouck ofte auden mntlenberchhouck (Rijksarchief Beveren, Bazel, Kerkarchief, nr. 8, f° 8 r°);
- 1688: Eersten en Tweeden Meulenberchhouck (Rjiksarchief Beveren, Bazel, modern archief, nr. 36, «Caerte van de Prochie van Basele ghemaeckt bij... Baudewijn Speelman 1688). - Hoek en wijk zijn hier synoniem. In strikte zin betekent hoek een omgeving zonder bepaalde grenzen. De benaming, evenals Molenstraat, molenakker en mouter, wijst erop dat daar een molen stond. - De Eerste Oude Molenbergwijk lag ingesloten tussen Oude Kerkstraat, Beestenhoekstraat, Portugezenstraat, de weg naar de Doornstraat, Doornstraat en Groenstraat. De Tweede Oude Molenbergwijk lag tussen Nieuwstraat, Heirstraat, Beestenhoekstraat en Portugezenstraat.

MOLENKOUTER(-WIJK). 1368: tres mensuras vel circiter terre jacentis juxta molendinum de Baersele in cultura dicta Molencautere (F. De Potter & J. Broeckaert, Geschiedenis van Basel, p. 57; Rijksarchief Gent, Fonds Wissekerke-Vilain XlIII, nr. 5991, los stuk); 1638: Meulencauterwijck (Rijksarchief Beveren, Bazel, Oud Archief,nr. 794, 13 r°). - De wijk lag ingesloten tussen Nieuwe Baan, Daalstraat, Hoogstraat, Noenstraat, Breestraat, Nobeekstraat en Rupelmondestraat. Hij werd Molenkouter genaamd wegens de molen (molendinum) die er stond. Zie onder Molen van Barsele .

MOLEN(BERG)STRAAT. 1589: Jan Vergouwen Bouwens een hofstede in de Muelenstraete te Baersel (Rijksarchief Beveren, Bazel, Oud Archief,nr. 139, 97 v°); 1638 : Tweeden Auden Meulenberchwijck nrs 26, 27, 35, 48-50 aen den auden Meulenberchstraete (Rijksarchief Beveren, Bazel, Oud Archief,nr. 794, 45 r° en v°). - De straat heet nu Beestenhoekstraat, lopende van Gauwstraat naar de afgebroken Kraai

Aloïs MARIS & Wim VERELST

Bijlagen

Over de heerlijkheid Wissekerke (A. Maris)

De heerlijkheid Wissekerke, gelegen binnen Bazel, was vóór de 13deeeuw bekend als Barsele. In de 2de helft van de 13de eeuw gaf de graaf van Vlaanderen de heerlijkheid in leen aan ridder Raas van Borselen, uit het roemrij­ke Zeeuwse riddergeslacht, die er de naam Wissekerke aan gaf. In 1630 werd de heerlijkheid verheven tot baro­nie, in 1670 tot graafschap, wanneer de toenmalige heer, Philippe de Recourt de Lens et de Licques de heerlijk­heid van Rupelmonde kocht voor 31.000 pond groten Vlaams. De heerlijkheid verhief van het leenhof van het Land van Waas en had een afzonderlijke schepenbank die de hoge en lage justitie uitoefende (1)

1665 vrouw baron van Wissekerke doet verhef van 7 lenen toekomend aan haar zoon Philip de Licques bij het overlijden van zijn vader (OVL nr 1316)

De heerlijkheid Wissekerke was één van de vier grote in het Land van Waas, samen met Beveren, Cauwerburch en Eksaarde. De heren van die heerlijkheden waren aan de graaf van Vlaanderen ridderlijke dienst verschuldigd, d.w.z. dat ze in tijd van oorlog met twee man, geharnast en te paard, in het leger van de graaf moesten meestrij­den op eigen kosten en zolang de graaf het nodig achtte.

In een document dat omstreeks 1320 werd geschreven, lezen we dat de heerlijkheid Wissekerke 450 bunders of bij de 600 ha groot was. Ze werd toen in leen gehouden door Clarissie, vrouwe van Risinghen, weduwe van Raas van Borselen.

In een ander document van 1365 wordt gezegd dat de heerlijkheid 400 bunders of ongeveer 532 ha groot was. Dezelfde oppervlakte blijft in latere documenten opgegeven tot in 1520.

In 1520 en 1521 werd de toenmalige heer van Wissekerke, Lieven van Pottelsberghe, gemachtigd om aan Wis­sekerke een aantal andere heerlijkheden te hechten, die hij kort tevoren had gekocht. Wissekerke kreeg zo een oppervlakte van 637 bunders of 847 hectaren (Zie in de 5de jaargang blz. 3). Die gronden lagen niet allen op Bazel. In het document van 1365 wordt al gezegd dat ze verspreid lagen over "diversche prochien". uit latere documenten blijkt welke parochies dat waren, nl. Melsele, Rupelmonde en Vrasene. Nadat Lieven van Pot­telsberghe in 1520 en 1521 zijn heerlijkheid had vergroot, kwamen daar nog bij enclaves in Haasdonk, Waas­munster, Lokeren en Daknam.

We doen opmerken dat al die gronden geen eigendom waren van de heer van Wissekerke. Van 1320 tot 1468 had de heer maar 24 bunder of ongeveer 32 ha ervan in eigendom; na 1521 had hij 47 bunder of ongeveer 62 ha in eigendom.

De andere gronden behoorden toe aan vele andere mensen, volgleenhouders en laten. Maar die moesten dan de heer van Wissekerke kennen,en hun denombrement voorleggen voor de schepenbank van de heer. En dat bracht hem geld op.

Alle transacties die hun gronden betroffen, zoals verkoop, erfopvolging, bezetten van renten enz. moesten gere­gistreerd worden. Op alle gronden werden door de heer ook een jaarlijkse cijns en andere inkomsten geheven.

Hoeveel gronden van Bazel lagen op de heerlijkheid Wissekerke? En welke gronden waren dat?.

Het antwoord op de eerste vraag vinden we in een document dat gedateerd is op 12 juni 1626 : "De herelicheden geleghen ende begrepen in de voornomde prochie (Baesel) dewelcke hunne civile justitie appart hebben sijn deze: Wissekercke... groot omtrent 190 bunderen, bestreckende hem deur de geheele prochie" (2).

Dat is duidelijk: het grondgebied van Wissekerke bedroeg op Bazel 190 bunders of 252 hectaren. Het oude Bazel met Steendorp inbegrepen had een oppervlakte van 2.200 ha. Wissekerke had daarvan een klein negende.

Zoals de aangehaalde tekst het zegt, de gronden van Wissekerke lagen zo wat verspreid over de hele parochie. Waar lagen ze ?

1. Er was vooreerst een groot aaneengesloten blok dat volgende oude wijken omvatte: de Bergkouter, de Dorps­wijk, de Beekhoek, de Weyspoel, de Wijnakkerhoek en ongeveer de helft van de Molenkouter. Dat blok werd ten noorden begrensd door de Barbierbeek (van de grens van Haasdonk tot tegenover de Beekdam), ten oosten door de Beekdam en Achter-de-Berg. ten zuiden door de Blauwe Gaanweg, de Nobeekstraat, Breestraat en Noenstraat; verder door de Hoogstraat, Donkerstraat, Oud-Steengelaagstraat en Kerkstraat:

Het deel van de Molenkouter dat aan de Noenstraat ligt (op een breedte van ongeveer de helft van het traject Noenstraat-Daalstraat) lag buiten Wissekerke. Het viel onder de rechtsmacht van de schepenen van Bazel als vertegenwoordigers van de graaf van Vlaanderen.

Ook de gronden tussen de Nobeek en de Nobeekstraat behoorden niet bij Wissekerke. Die beek zelf was de zui­delijke grens van Wissekerke of dat deel van de Molenkouter.

2. Een tweede blok van ruim 50 bunders of 66 ha lag in de Eerste Kraakwijk en het noordelijk deel van het Sotte­gem. Die 50 bunder behoorden vroeger tot de heerlijkheid Ten Dorent. Ze werden in 1511 met de hele heerlijk­heid gekocht door Lieven van Pottelsberghe en in 1520 aan Wissekerke gehecht.

3. In de noordelijke hoek van de Teerling, tussen Oud-Steengelaagstraat en Kinderstraat, lag een blokje van 17 percelen, de nummers 26-42, met een gezamenlijke oppervlakte van 6 1/2 bunder of bijna 9 hectaren.

4. In de Vuilschapraai lag een aaneengesloten blok van bij de 25 bunders of ongeveer 33 ha, bestaande uit 41 percelen: de nummers 40-44, 49-58, 76-101.

Het blok strekte van het tweede perceel vóór  het Sparrenhof tot aan de Gauwstraat en langs de Gauwstraat over vier percelen. Vanaf het vierde perceel liep de noordelijke grens van het blok in een gebroken lijn naar Sint-Pie­tersdoorn op vijf percelen van de Gauwstraat. Aan Sint-Pietersdoorn liep het blok uit op één perceel, dat een oppervlakte had van 2 gemeten 173 roeden. Op het huidige kadaster draagt dat perceel nr. 604 van sectie A.

5. In de omgeving van de Kraai, in de Watermolenwijk en de Haagstraatwijk, lagen drie aaneengesloten volgle­nen van Wissekerke met een gezamenlijke oppervlakte van 22 bunder of ruim 29 ha. Op een van die volglenen lag de aloude herberg sRoecx. En de drie volglenen lagen in sRoecxbos.

6. Bij de zuidelijke grens van de Gemeente, tussen de Portugezenstraat en Sint-Pietersdoorn, lag nog een blokje van 17 percelen met een gezamenlijke oppervlakte van 8 bunder of ruim 10 ha, namelijk de nummers 26-34, 36-43.

7. Tenslotte lagen op de Roomkouter nog 11 percelen met een gezamenlijke oppervlakte van 4 bunder of ruim 5 ha, namelijk de nummers 30-39 en 55-57 (3).

En in de polder? Ook daar lagen gronden die deel uitmaakten van de heerlijkheid Wissekerke. Maar naar het toenmalige recht behoorde de polder niet tot de parochie. De schepenen van Bazel hadden daar geen rechts­macht. Die kwam toe aan de schepenen van de heerlijkheid van de polder.

De poldergronden van de heerlijkheid Wissekerke zijn derhalve niet meegerekend in de 190 bunder die volgens het document van 1626 op de parochie Bazel lagen. We sommen die poldergronden evenwel op. In de Bazelse polder alleen telden we 16 volglenen van Wissekerke, waaronder het Blauwaarsleen, de Pollepels en een deel van Priesteragiedam. Die 16 volglenen hadden een gezamenlijke oppervlakte van 55 bunder of 73 ha (4).

Volgens de meting van 1637 had de Bazelse polder toen een oppervlakte van 278 bunders of 370 ha. De volgle­nen van Wissekerke bedroegen daarvan ruim één vijfde.

Daarbij kwamen nog 7 volglenen schorren waarvan twee in het Fasseyt lagen en twee in Sombeeckxschor. Ze hadden een gezamenlijke oppervlakte van 11 bunder of 14 ha.

Tenslotte had de heer van Wissekerke het recht op de vijfde schoof van al wat gewonnen werd op 84 gemeten polderland. Ze noemden dat recht de heerlijkheid van den Schoove. Het staat ergens beschreven als volgt: 84 gemeten polderland die "subject syn aan het gewasse van den vyfden schoof van alle vruchten ende waes, alsme­de van hout, wymen ende hoygars te leveren op het casteel van Wissekercke, ende indien sy het gars wegen (wei­den, laten afgrazen) soo vermach den heere van den Schoove daerop te leggen de vyfde beeste" (5).

Boven schreven we dat niet alle gronden van de heerlijkheid Wissekerke aan de heer van Wissekerke toebehoor­den. Op verre na niet. Van de 637 bunders die de heerlijkheid na 1521 omvatte, had de heer maar 47 bunders of 62 ha in eigendom.

Hoeveel gronden had hij op Bazel in eigendom?

In het landkohier dat geschreven werd in 1638 vinden we de lijst van de eigen gronden die de heer van Wisse­kerke toen in eigen gebruik had (6). We schrijven die lijst over. De nummers van de kavels verwijzen naar bij­gaande kaarten.

Eerst de gronden om en bij het kasteel – kavel nr 38 is den groten vijver in de Wederberch 373 roeden  (1 roede = 14,85 vierkante meter; 300 roeden = 1 gemet). – kavels 39 en 40 waren geen eigendom van de heer: het waren twee hofsteden, eigendom van de bewoners.

- Kavel nr. 41 es den gront daer eertyts de brouwerye in den Weerberch heeft gestaen 99 roeden.

- Nr. 42 es den Cleenen Vyver daerneffens 40 roeden.

- Nr. 43 es den quequerye van 't abeelen plantsoen 1 gemet 146 r.

- Nr. 44 es den fruytbogaert 4 gemeten 45 roeden.

- Nr. 45 es den hoff oft bogaert... 1 gemet 242 roeden.

- Nr. 46 es de krieckerye neffens de beke loopende naer den wal van 't hof, linie recht deur 't motken 145 roeden.

Nr. 47 es den grooten menagiehoff 2 gemeten 56 roeden

- Nr. 48 es het kasteel met de wallen 1 gemet 141 roeden.

Nr. 49 es den blomhoff 143 roeden (paalde aan de duiventoren).

- Nr. 50 es 't neerhoff met 't pachthuys ende stallen 168 roeden.

- Nr. 51 es den bogaert achter 't pachthuys daer de schuere op staet, metten meloenhoff ende queckerye...tsamen 389 roeden.

- Nr. 25 es den gront daer de hofput en de schuere daerneffens op staen 2 gemeten 229 roeden (nu grotendeels opgenomen in de vijver of de vaart)

- Nr. 26 es de warande (bos) voor het hof daer den ijsput inne staet 2 gemeten 91 roeden.

- Nr. 21 es den Ghenstcauter aen de warande 7 gemeten 232 roeden

- Nr. 20 es 't bos oft warande aen den beecdam 2 g. 137 r. - De dreve op den couter van Maleves 73 roeden.

- De nieuwe dreve op den couter van Crevecoeur 308 roeden. - De wallen van het Authof 200 roeden.

Op de Roomkouter had de heer van Wissekerke in 1637 nog volgende eigendommen in eigen gebruik:

I- De warande aen gelaeghe nr. 34 : 2 gemeten.

- Over ‘t gebruyck van den vyver ende keete metten grond nr. 55 : 398 roeden.

- Den vyver daer de duyvekeete staetop 't gelaeghe nr. 32 : 388 roeden.

- Het huys ende gelaeghe nr. 34 : 8 gemeten 254 roeden.

Zoals gezegd waren die eigendommen in eigen gebruik bij de heer.

Daar kwamen nog enkele gronden en huizen bij - niet veel - die de heer verpachtte. Zo "de Eenhoorn mette de putte daeranne 88 roeden", het Oudhof met de boomgaarden 6 gemeten 16 roeden en het huis op Kallebeek. Waarschijnlijk nog de kouters die hierboven niet staan vermeld. Op de Roomkouter nr. 56 was er nog een hof­stede van 596 roeden.

Volgens een landkohier dat in 1640 werd geschreven, had de baron van Wissekerke dan nog in Bazelpolder 105 kavels eigen land liggen, verspreid over de vijf wijken. Ze hadden een gezamenlijke oppervlakte van ruim 56 bunder of ongeveer 74 ha. Dat was dan één vijfde van de totale oppervlakte van de polder in die tijd. Een deel van die kavels werden verpacht, anderen liet de heer bewerken voor hemzelf.

Zo was Wissekerke op Bazel in 1640 en zo is het gebleven tot aan de Franse Revolutie. De heren van Wisseker­ke hebben na 1640 nog wel nieuwe gronden aangekocht maar het grondgebied van de heerlijkheid bleef onver­anderd.

(1) Bazel, Heerlijkheid Bazel, oud archief Bazel, 1584-1827, Rijksarchief Beveren, GOA (Gemeentelijk oud archief) 6, 205-230; Bazel, Heerlijkheid Wissekerke, 1633-1759, Rijksarchief Beveren, GOA (Gemeentelijk oud archief) 7, 2 en 8 en 25-33 OVL nr 1316 Wisse­­kerke 1778 1790 1890 1891 1990

(2) R.A. Beveren, Bazel nr. 170 f° 9

(3) R.A. Beveren, Bazel nr 239 f°66

(4) Leenboek 1528

(5) W.A. nr. 53, p. 148

(6) R.A. Beveren, Bazel nr. 393

-------------------------

Over de veldslag te Bazel op de Hanewijkkouter in 1452 (A. Maris)

Op16 juni 1452 werd op het Hanewijk een slag geleverd tussen het leger van Filips de Goede en het leger van de Gentenaars, die gesteund werden door Waaslanders en bewoners van de Vier Ambachten. Die slag was één van de vele die de Vlaamse steden en het Vlaamse volk geleverd hebben voor het behoud van hun gemeentevrijheden en rechten tegen de monarchistische centralisatiebeweging.

Filips de Goede, hertog van Bourgondië en graaf van Vlaanderen, stelde in 1449 een zware belasting op zout, tarwe en koren. Op elke zak zout stond een belasting van 18 schellingen. De Gentenaars weigerden die belasting te betalen en zouden desnoods vechten. Velen in het Land van Waas en in de Vier Ambachten waren het eens met hen. Wie de partij van de graaf koos, werd voor een verrader aangezien. Zo werd Godevaert Braem, hoogbaljuw van Waas, gevangen genomen en te Gent op 27 maart 1452 onthoofd.

Filips ging de opstandelingen meedogenloos te lijf. Hij zond een leger naar Lokeren die deze stad plunderden, maar de Gentenaars snelden te hulp en verdreven zijn troepen. Filips liet daarop heel Rupelmonde plat branden door zijn soldaten die in garnizoen op het kasteel lagen. Te Gent werden dan weer twee hoogsche­penen van Waas onthoofd, Jan van Steelandt en Pieter Vaentkin, omdat ze ervan verdacht werden de Waaslanders op te zetten tegen Gent.

Op 18 mei 1452 trok een aanzienlijk leger van Filips, voetvolk en ruiterij, andermaal naar Lokeren vanuit Dendermonde. De Gentenaars die te Lokeren waren gelegerd, moesten eerst wijken. Met de hulp van 3.000 Waaslanders lukte het hun nadien het leger van de hertog te verslaan. Naar de kroniekschrijvers melden, zouden daar vierhonderd Bourgondiërs gesneuveld zijn.

Onder leiding van Wouter Leenknecht trokken de Gentenaars daarop langs de Hoge Heerweg tot bij Antwerpen en zakten langs de Lage Heerweg af tot Bazel. De bedoeling was vanuit het zuiden het leger van de hertog in de richting Gent te dwingen en het meteen af te snijden van Brabant, van waaruit het zijn meeste versterkingen ontving.

Te Bazel werd een legerplaats gezocht op ongeveer twee mijlen van Rupelmonde. Daar werden de tenten opgesteld, het terrein werd omgeven met palissaden en versterkt met 60 tot 80 “ couleuvrinen “ veldslangen of kleine kanonnen.

De ligging van het legerkamp wordt in de kronieken beschreven als volgt: «van de linkere zijde was zij door dorp en de Schelde beschermd; langs achter bevond zich de Cruybeek (Barbierbeek) ... vóór haar had zij de oude Romeinsche heirbaan van tweeden rang, ... en rechts, doch op een zekeren afstand, leunde zij op een deel dier zelfde baan en op de boschachtige streken van Haasdonck ... Niet verre van de verschansing, in de richting der rivier, bevond zich het kasteel van Wissekerke. -Uit die beschrijving kunnen we opmaken dat het legerkamp op de Weyspoel en/of op de Wijnakkers heeft gelegen. Volgens de kronieken waren daar 13.000 Gentenaars en Waaslanders samengetrokken.

Na zijn nederlaag te Lokeren had Filips de Goede een nieuw sterk leger verzameld, dat op meer dan 30.000 man werd geschat. Verse troepen waren aangerukt uit Amiens en Picardië. In dat leger streden heel wat edelen, ridders en schildknapen uit onze gewesten, maar vooral uit Frankrijk en Duitsland. Onder hen vermelden we in 't bijzonder Filips' zoon, de latere Karel de Stoute, zijn bastaardzoon Cornelis, heer van Beveren, zijn neef de hertog van Kleef. Onder de edelen waren verscheidene ridders van het Gulden Vlies zoals de graaf van Saint Pol en Jan van Croy.

In de namiddag van dinsdag 13 juni staken de eerste 300 Bourgondiërs de Schelde over te Rupelmonde en legerden op de markt. Op woensdag 14 juni stak de graaf van Saint Pol de Schelde over met een leger van 1.000 boogschutters en 300 ruiters. Er werd hem gemeld dat meer dan 3.000 Gentenaars op weg waren van Temse naar Bazel om daar hun medestrijders te vervoegen. Saint Pol trok met zijn troepen naar de Rode Hengst en stootte daar op een groep manschappen die Wouter Leenknecht naar die van Temse had gezonden om ze naar Bazel te loodsen. Bij het zien van de Bourgondiërs ijlden de mannen terug naar Bazel. Ze werden achternagezeten, gingen zich verschansen achter een bolwerk dat tevoren op de heirbaan was aangelegd, maar werden vandaar verdreven. Een groep vluchtte in de kerk, een andere in “ een klein huis “ dat rondom in 't water stond (1); ze werden er drie uur lang belegerd.

Het gros van de troepen van Saint Pol was in de omgeving van de Rode Hengst gebleven. Doordat jonge onstuimige ridders vooruit waren getrokken, waren de gelederen verbroken, toen de Gentenaars uit Temse opdaagden. Het leek er even op dat de Bourgondiërs weggeveegd gingen worden. Maar één riddder ging zo geweldig te keer tegen de voorste gelederen van de Gentenaars dat de troepen van Saint Pol de kans zagen hun slagorde te hernemen. Daarop vielen ze de Gentenaars van twee zijden zo verwoed aan dat deze verplicht waren te wijken en te vluchten. Ze lieten tweehonderd doden op het veld en al hun geschut. Heeft Wouter Leenknecht in zijn legerkamp te Bazel niets van dat gevecht geweten ?

Tijdens die botsing kwam hertog Filips zelf over de Schelde te Rupelmonde aan. Hij nam zijn intrek in het kasteel waar hij de overwinnaars van de dag, Saint Pol en Chimay, ontving. Daags daarna, op donderdag 15 juni, kwam het leger van Filips over de Schelde: 9.000 man en meer dan 3.000 paarden. 's Anderendaags, op vrijdag 16 juni, werd de beslissende slag geleverd.

Heel vroeg in de morgen werden de Gentenaars door de bazuin gewekt en iedereen nam zijn eigen plaats in binnen de afdelingen van het leger, dat meer dan 13.000 man sterk was. Het bevel van de leider luidde: «Geen stap voorwaarts! Hier de vijand afwachten ! »

Filips van zijn kant verdeelde zijn leger, meer dan 30.000 man, in drie scharen. De rechtervleugel stond onder het bevel van Saint Pol en andere grote heren. De linkervleugel werd aangevoerd door de graaf van Etampes, de hertog van Kleef en Simon de Lalaing. Filips zelf, gezeten op een hoge hengst, voerde het eigenlijke leger aan. Naast hem reden tal van ridders en schildknapen, onder wie zijn zoon, de latere Karel de Stoute, die pas achttien jaar oud was. Zoals het gebruik wilde, werden vóór de strijd verscheidene schildknapen ridder geslagen.

Omstreeks één uur in de namiddag liet Filips de optocht blazen. Het leger marcheerde richting Bazel. Op de Hanewijkkouter stelden de troepen zich in slagorde. Een vleugel diende ervoor te waken dat de Gentenaars uit Temse niet in de rug zouden aanvallen. Een andere vleugel werd vooruitgeschoven en 't gros van het leger bleef op de Hanewijkkouter. Filips wilde voorkomen dat de Gentenaars van meet af de volle sterkte van zijn leger zouden zien. Zijn opzet was ze uit hun legerkamp te lokken om ze dan met zijn hele leger te overvallen.

Dat opzet lukte. De vooruitgeschoven vleugel marcheerde verder naar het legerkamp van de Gentenaars toe. Dezen meenden het hele Bourgondische leger daar te zien en Wouter Leenknecht verzaakte zijn plan binnen het kamp te wachten. Hij liet zijn troepen uitrukken. De voorhoede van de Bourgondiërs veinsde daarop te vluchten en de Gentenaars zaten ze achterna. Op hun weg, zeggen de kronieken, staken ze een molen in brand (2). Vol geestdrift trokken ze verder. Toen ze de Rapenberg waren genaderd, trad op het Hanewijk het geschut van de Bourgondiërs in werking. De Gentenaars stonden verslagen maar vuurden ook hun veldslangen af. Daarop kwamen de Bourgondische boogschutters in actie en veroorzaakten wanorde in de Gentse gelederen. Daarna werd het een strijd van man tegen man, terwijl ijzeren ballen en stenen over de strijders heen en weer vlogen.

Jonge edellieden kwamen te paard meestrijden naast de schutters. Het hele Bourgondische leger stond weldra als een muur tegenover de Gentenaars.

Er werd verbeten gevochten. In beide kampen vielen doden en gewonden. Maar de overmacht van de Bourgondiërs was zo groot dat de Gentse gelederen totaal ontwricht geraakten. Verder vechten bleek niet meer mogelijk en de Gentenaars sloegen op de vlucht in alle richtingen. Ze werden door Bourgondische ruiters en schutters achternagezeten. Zij die de polder waren ingevlucht trachtten de Schelde over te zwemmen maar verdronken. Een groep geraakte tot in Waasmunster en ging zich verschuilen in het kasteel, dat door de Bourgondiërs in brand werd gestoken. Een andere groep vluchtte in de richting Haasdonk. Ze werden ingehaald in de Groenstraat en afgeslacht. Hun lijken werden begraven op een akker die eeuwen later nog Paradijs zal heten (3).

Onder de Bourgondische ruiters die de vluchtende Gentenaars achtervolgden, was Cornelis, bastaardzoon van Filips de Goede en heer van Beveren. In een enge straat zag hij een groep Gentenaars, hij stormde erop in en sloeg er verscheiden en neer. Toen hij met zijn paard over een gracht sprong om anderen te achtervolgen wendde een Gentenaar zich om, velde. zijn lans en doorboorde de strot van de ridder. De lans was doorgedrongen tot dwars door de schedel. Cornelis bleef op slag dood (4).

Toen zijn vader Filips de Goede dit vernam, maakte de vreugde om de overwinning plaats voor smart en wraakgevoel. Filips liet onmiddellijk de gevangen genomen Wouter Leenknecht en andere Gentse leiders opknopen aan een boom. 's Anderendaags werden alle gevangenen verdronken, opgehangen of onthoofd. De Gentenaars lieten zo meer dan 2.000 mannen op het slagveld.

Daarna trokken de benden van Filips plunderend en brandstichtend door het hele Land van Waas. De kronieken schrijven dat meer dan 4.000 huizen, hoeven, sterkten en kastelen in puin en assen werden gelegd (5).

Mogelijk bleven kasteel en heerlijkheidsbewoners van Wissekerke van die plundering en verwoesting gespaard. De heer van Wissekerke was de graaf van Vlaanderen ridderlijke dienst verschuldigd. Heeft hij met een schildknaap in het Bourgondisch leger meegestreden? Hij schijnt alleszins zijn leenmanstrouw niet te hebben verbroken. In 1437 was de heerlijkheid in het bezit van ridder Anthone van Rotselaer, hoogschepen van Waas; in 1455 was ze dat nog. Dat de Gentenaars de molen van Wissekerke in brand staken, schijnt er ook op te wijzen dat Wissekerke aan de kant van Filips de Goede stond. Dan zal de heer van Wissekerke er wel voor gezorgd hebben dat zijn kasteel niet geplunderd werd. Misschien heeft hij ook zijn onderdanen tegen plundering en brandstichting kunnen beschermen (6).

Noten

(1) In dezelfde kroniek wordt verder gezegd dat het een “ castel” was; zeer waarschijnlijk is daarmee De Eenhoorn bedoeld, die als stenen ge­bouw niet zo groot maar toch omwald was.

(2)We kennen die molen al. Het was de banmolen van Wissekerke, die in 1368 wordt vermeld. Hij stond op de hoek van Rupelmondestraat en Nieuwe Baan. Nu weten we ook hoe en wanneer de malen verdween.

(3) RA Beveren-Waas, Bazel nr. 237 f° 3. - Paradijs als plaatsnaam komt meer voor; het is veelal de naam van een begraafplaats: Ten paradijze geleiden u de engelen! - De juiste ligging van het Bazels Paradijs wordt nergens aangegeven, maar de akker die zo heette, maakte deel uit van het leen Te Billioen. Hij moet derhalve liggen in de omgeving van de nummers 12, 34 en 38 van Gheelhauts die ook tot het leen Te Billioen behoorden. Op een kaart die bewaard wordt in de pastorie, staat in die omgeving een recht­hoek getekend die 'gevuld is met zes kruisjes; daarboven twee gekruiste sabels met het jaartal 1452. Mogelijk werd het Paradijs daar getekend volgens een overlevering

(4) Het lijk van Cornelis werd overgebracht naar Brussel, waar het begraven werd in de kerk van Sinte-Goedele.

(5) Meer bijzonderheden over de slag bij: L. Hoornaert, De slag bij Rupelmonde, in: AOKW., deel 2, blz. 89-139. - Op blz. 126 lezen we dat de gesneuvelden werden begraven in een put op de Wijnakkerwijk. Die put zou lange tijd Martelaars­put genaamd zijn geweest. Thans is die naam in Markelaar overgegaan -. Wij betwijfelen dit alles ten zeerste. In 1528 (dit is 76 jaar na de slag) vinden we in de WJjnakkerwijk "den Merghelputte " vermeld (Leenboek f° 382). In 1676 lezen we Wijnackerwijck nr. 20, groot 437 roeden, es den merckeleer" (RAB., Bazel nr. 390 f°14 v). Nummer 20 ligt achter de villa in de Rupelmondestraat. We vermoeden dat de volksfantasie "merckeleer" 'gemterpreteerd heeft als martelaar". In werkelijkheid is "merckeleer" een personifiëring van "mergelput". We kunnen ons ook moeilijk voorstellen dat 2.000 lijken van bij de Rapenberg overgebracht zouden zijn naar het centrum.(nota door A. Maris)

(6) Overgenomen uit A. Maris. "Bazel in Waas, Land, Volk en Kerk", p. 69-73.

Literatuur

Archieven
Rijksarchief Beveren, Bazel, Oud Archief,nr. 258, 32 r° (vermelding uit 1572)
Rijksarchief Beveren, Bazel, Oud Archief, nr. 794, 43 r° (vermelding uit 1638)
Rijksarchief Gent, Fonds Wissekerke-Vilain XlIII, f° 392, 79 r° (vermelding uit 1638)
Rijksarchief Gent, Fonds Wissekerke-Vilain XlIII, nr. 5991, los stuk (vermelding uit 1368)
de Schoutheete de Tervarent: Livre des feudataires des comtes de Flandre au Pays de Waes, aux XIVe, XVe et XVle siècles. Sint­-Niklaas, 1872, f° 371.
Felixarchief Antwerpen, Schepenregister SR47, f° 334, akte van 07.12.1453.
Stadsarchief Antwerpen, Archief van de Schepenen (akte uit 1453).

Werken
F. De Potter & J. Broeckaert, "Geschiedenis van Bazel", p.57 (vermelding uit 1368)
A. Maris. "Bazel in Waas, Land, Volk en Kerk", p. 69-73 ("De veldslag te Bazel op de Hanewijkkouter in 1452).
L. Hoornaert, "De slag bij Rupelmonde", in: Annalen van de Oudheidkundige Kring van het Land van Waas, deel 2, p. 89-139.
Luc Goeminne, "Onderhoud en herstellingen aan de twee grafelijke windmolens te Saaftinge in 1412", p. 18-33.
A.M.J. De Kraker & Frans Weemaes, "Malen in moeilijke tijden. De geschiedenis van de grafelijke ros-, wind- en watermolens in Noord-Vlaanderen en aangrenzend Zeeland, tussen 1450 en 1610", Kloosterzande, Duerinck, 1995.

 

Stuur uw teksten over deze molen  | 
Stuur uw foto's van deze molen
  
Laatst bijgewerkt: zondag 4 september 2016

 

De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.

zoek in database zoek op provincie Stuur een algemene e-mail over molens vorige pagina Home pagina Naar bestaande molens