Molenzorg

Oppuurs (Puurs-Sint-Amands), Antwerpen


Algemeen
Collectie
Verdwenen Belgische Molens
Naam

Watermolen

Ligging
Meir 78
2890 Oppuurs (Puurs-Sint-Amands)

op de Vliet


toon op kaart
Type
Getijwatermolen
Functie
Korenmolen
Gebouwd
voor 1311
Verdwenen
ca. 1669
Beschrijving / geschiedenis

De Watermolen van Oppuurs was een getijwatermolen op de Vliet, rond het Hof van Calsteren of het Calsterhof aan de Meir 78. Het hof van Calsteren was één van de oudste woonkernen van de streek. Het hof werd  genoemd naar één van de zeven Leuvense Patriciërsgeslachten en kern van de heerlijkheid Oppuurs in de 14de eeuw. Als leengoed van de hertogen, betekende deze vesting met haar toekomende rechten en bevoegdheden hun eerste voet aan de grond in Oppuurs. De ligging van en datering (1360) op de huidige, volledig vernieuwde "Calsterhoef" (Meir nummer 78) refereren nog aan dat oude omwalde herengoed.

In 1311 verkocht Filips II van Vianden zijn voogdij van Puurs aan de Sint-Bernardsabdij voor 400 pond Doorniks. In de archiefbron wordt melding gemaakt van de volgende bezittingen: "Voort al den cheins ende alle rechten die ie hadde 't Oppuurdersa, alle mine mannen ende alle mine laete ende al mine gerechte daer ane, soo in hooghe, soo in nedere metten vijffsten scoeve (vijfde schoof), die ie dan hadde, ende metten rechten in de watermolen ende overdelninghe te sprechene". Het hebben van "rechten" impliceert niet het volledig bezit, zeker als blijkt dat in dezelfde periode ook de heer van Bornem nog steeds rechten int op een molen te Oppuurs.

De titel van heer van Oppuurs was aan het bezit van dit Calsterhof verbonden. De oudst gekende bezitster van dit hof, Margareta van Calsteren (gehuwd rond 1370 met brouwer Hendrik Meerte, overleden rond 1394) duikt pas op het einde van de 14de eeuw op in de geschiedenis van Oppuurs. Zij bezat er een heerlijkheid met meier, schepenen, het recht van erven en onterven, het toezicht op de Klaverbeek en bijlopen, waaraan een bijzonder laathof was verbonden. De schepenbank van Oppuurs ging ten hoofde te Steenhuffel en te Ukkel. Het geheel stond dus onder het hertogelijk domein van Brabant, maar voor het leengoed hoorden de bezitters van het hof ter Clasteren onder het leenhof van Ronse-Sint-Bernards, één van de twee hoofdlenen van de Sint-Bernardusabdij van Bornem. Het geheel hoorde dus onder twee rechtsgebieden, door één persoon samen gehouden. De voorgaande eigenaars van Calsterhof zijn niet gekend. Motelijk waren de heren van Bornem de vroegere heren van Oppuurs. Reeds in 1173 bezat Rogier I van Kortrijk, burggraaf van Gent, een allodium (d.i. een zelfstandige herlijkheid) in "Puderse". Zijn schoonzoon en opvolger was Zeger II, burggraaf van Gent, en heer van Bornem. Waarschijnlijk gaat het hier om het gebied ten noorden van de Vliet (Eikevliet en Klein-Mechelen) dat later door de familie de Gandavo, afstammelingen van de burggraven van Gent, in leen werd gehouden van de abdij van Cornelimunster. Verschillende conflichten (tussen enerzijds de erfgenamen van de heren van Altena en van Grimbergen (de Berthouts, de heren van Rumst) en anderzijds de Vlaamse heren van Bornem lagen geworteld in een verdeling van de machtsverhoudingen in dit grensgebied tussen het graafschap Vlaanderen en het hertogdom Brabant eind 12de-begin 13de eeuw. Zeker is dat in de hoek van Bornem-Hingene de graven van Vlaanderen er zich, langs hun burggraven van Gent en heren van Bornem om, meester hadden gemaakt van een deel van het oud domein Puurs. Het is op zijn minst vreemd te noemen dat deze molenrechten nooit werden teruggevonden die de Vlaamse heren van Bornem in 1292 en later bezaten op de molen in het Brabantse Oppuurs.

In 1318 bestond er nog steeds een dispuut tussen enerzijds Robrecht van Kassel, heer van Bornem en zoon van Robrecht van Bethune, graaf van Vlaanderenn, en anderizijds Filips  II van Vianden, toen ook heer van Rumst (o.m. "Rumst in Hingene") over hun eigendommen en rechten in Hingene en Bornem. Filips II van Vianden had een deel van de erfenis van de heren van Grimbergen geërfd (o.a. Rumst en de voogdij te Puurs en Oppuurs). Toen Filips II van Vianden stierf in 1320, moest zijn dochter Maria van Vianden haar belangen verdedigen tegen deze machtige Vlaamse edelman. De disputen over Hingene zouden nog eeuwen blijven aanslepen. Ook in Oppuurs moet de burgeroorlog in Vlaanderen (1323-1328) zijn weerslag hebben gekend.

Zo zien we in de domeinrekening van Bornem voor het jaar 1324-1325 dat men van "de molen 't Oppuursse" de jaarlijkse 40 schellingen niet meer ontving, maar wel 1 denier van de rente van de molen in Oppuurs. Dit toont wel aan dat de invloed van de heren van Bornem eind 13de eeuw-begin 14de eeuw zich niet beperkte tot het gebied ten noorden van de Vliet (Eikevliet en Klein-Mechelen) maar ook reikte tot in de heerlijkheid Oppuurs, dit Smal-Brabants heidegebied dat geruime tijd de twistappel was tussen de hertogen van Brabant enerzijds en de heren van Grimbergen.

De watermolen werkte nog in 1508.

De watermolen verdween rond 1669. Hij bleef nog een eind voortleven in de toponymie, met de plaatsnamen "Molenveld", "Molenblok" en "Molenakker", allemaal rondom de Calsterhoeve.

Jozef DE KEERSMAECKER & Filip HOOGHE

Literatuur

Archieven
Bornem, Archief Sint-Bernardusabdij, Cartularium, litt. R., brieven nrs. 29a en 29b, 86-94

Werken
Jozef De Keersmaecker, "De watermolen te Oppuurs", Klein-Brabants Molenboek. Jaarboek van de Vereniging voor Heemkunde in Klein-Brabant vzw, 44e jg., 2009, p. 218.
Filip Hooghe, "De watermolen te Oppuurs en de heer van Bornem", Klein-Brabants Molenboek. Jaarboek van de Vereniging voor Heemkunde in Klein-Brabant vzw, 44e jg., 2009, p. 219.
A. Verbruggen, "Genealogie van de baronie Oppuurs onder de adellijke familie Snoy", Jaarboek van de Vereniging voor Heemkunde in Klein-Brabant v.z.w., jg. 20-21, 1985-1986, p. 69-128.
A. Verbruggen en J. Van Stichel, "De Pandgatmolen in Oppuurs; Bijdragen tot de geschiedenis van de molens en het maalderijwezen in Klein-Brabant", in: Heemkundig Jaargboek. Uitgave van de Vereniging voor Heemkunde in Klein-Brabant v.z.w., jg. 13? 1978, p. 53-83.
J. Verbesselt, "Het Domein van de Abdij Cornelimunster in Brabant. Het Ontstaan en de Ontwikkeling van Puurs", Pittem, 1968.
F. Hooghe, W. Verstraeten & L. Rochtus, "Het Kasteel van Bornem. Duizend jaar Europese Geschiedenis. Deel A. Van het ontstaan tot de komst van Pedro I Coloma", Jaarboek van de Vereniging voor Heemkunde in Klein-Brabant v.z.w., jg. 42), Puurs, 2007.

Stuur uw teksten over deze molen  | 
Stuur uw foto's van deze molen
  
Laatst bijgewerkt: zondag 6 oktober 2019

 

De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.

zoek in database zoek op provincie Stuur een algemene e-mail over molens vorige pagina Home pagina Naar bestaande molens