De Molen van Schelle was een houten korenwindmolenn in de Hollestraat.
Hij werd voor 1323 opgericht.

De standerdmolen was in 1323 de banmolen van Schelle, Niel en Hellegat.

Voor 1323 was de molen in het bezit van Jan van Berlaer. Daarna werd hij gekocht door Florent Berthout, heer van Mechelen en Schelle (Jan van Berlaar was een neef van Florent Berthout). Deze Berthout verkocht de "wintmolen (ventimola) met alle dien datter toebehoert staende in onsen dorpe van Scelle mette gracht en de berghe daer se op staet", in 1323 ("saterdaechts na S. Simoens ende Jude") aan Gielis van Rusbroec.

Catherina Daems en haar man Geerd van Coppenbosch verkochten op 1 augustus 1379 een erfrente van vjiftig goudgulden van Florentië en verpandden daarvoorr "de wintmoelen dwelke gestaan es bider vierscare t'Scelel".

De Sint-Bernardsabdij van Hemiksem werd in 1386, door gift van Margriet en Katelijn Van Damme, eigenares van de molen, de wal en het windrecht ("den windt met den berg ende windmolen").

Hertog Karel van Boergondië verleende in 1472 toestemming tot de verplaatsing van de molen naar een Niel op een perceel heide "Cattenberch" genoemd.

Lieven DENEWET & Heman HOLEMANS

J.T. De Raadt & J.B. Stockmans, "Geschiedenis der gemeente Schelle", Lier, (1894).
L. De Schepper, "Oud en Nieuw Hemiksem met de Sint-Bernardusabdij", Antwerpen, 1957.
P. Pittoors, "Provincie Antwerpen. Windmolens verhuisden wel eens... soms meer dan eens", in: Heemkundig Handboekje, XX, 1972, nr. 2, p. 25-31.
V. Van Dijck & H. Rombout, "Nielse Straatnamen, Molenstraat", in: Rupelbrug, januari-februari 1984, p. 19-23.
J.B. Vervliet, "Schelle, geschiedkundige aantekening", s.l., s.d.
E. Lehembre, "Schelle", in: Toerisme, VIII, nr. 9, 1 mei 1929, p. 194-197.
J. Schobbens, "Dans la province d'Anvers", dl. 11, Brussel, 1930, p. 1-4.
L. Wachters, "Schelle in oude prentkaarten", Zaltbommel, 1972.
F. De Keyser, "Wandelend door Schelle", Schelle, 1975.
H. Holemans & P.J. Lemmens, "Molens van Klein-Brabant, Mechelen en de Rupelstreek", Nieuwkerken, Ten Bos - Sudiekring Ons Molenheem, 1987, p. 80.