Molenzorg

Adegem (Maldegem), Oost-Vlaanderen


Algemeen
Collectie
Verdwenen Belgische Molens
Naam

Rosmolen van Raveschoot

Ligging

9991 Adegem (Maldegem)
toon op kaart
Type
Binnenrosmolen
Functie
Moutmolen
Bijlagen

Daniël Verstraete, "Een industrieel uit de zeventiende eeuw", Appeltjes van het Meetjesland, jg. 3, 1951, p. 71-76.

Op het platleland gebeurt het dikwijls dat de burgemeester of de schepenen van een dorp rijke boeren en handelaars zijn. Hun ambt komt hen goed van pas voor de handel en die handel bezorgt hun geld en daardoor gezag.

Onze dorpsburgemeesteres en schepenen blijven in de lijn van hun voorgangers. Wij zouden zo tientallen voorbeelden kunnen aanhalen maar wij gaan ons beperken tot één treffend geval: Gillis de Smet. schepen van het ambacht Maldegem in het midden der 17de eeuw. Over zijn bedrijvigheid als schepen zullen wij niet spreken. Slechts zijn leven als nijveraar boezemt ons belang in. (1) .

Gillis de Smet woonde te Raveschoot op Adegem, op de oude hoeve die wij daar nog kunnen bezichtigen en die waarschijnlijk op dezelfde plaats staat waar eens de burcht stond waar Galbert over spreekt.

Hij huwde driemaal en had veertien kinderen. Zes van Tanneken Matthijs, één van Janneken de Zutter en zeven van Martijnken Wouters. Sommige van zijn kinderen en kleinkinderen zouden later belangrijke ambten bekleden in de administratie.

Zo werd zijn zoon, Lieven, burgemeester van het ambacht van Maldegem op het einde van de 17de eeuw. Een andere zoon, Pieter, werd baljuw te Oostwinkel. Onder de kleinkinderen van deze Pieter vinden wij, in het midden van de 18de eeuw, een baljuw van Maldegem (Pieter-Jacobus), een jezuïet (Jacobus) en een pastoor te Assebroek (Filips)(2).

In 1614 kocht Gillis de Smet de grote hoeve te Raveschoot en hij ging daar wonen met zijn eerste vrouw. Hij herbouwde het woonhuis en maakte er een grote herenwoning van met een grote poort aan de heerweg. Op die hoeve was al vroeger gebrouwd maar Gillis moderniseerde die brouwerij en hij bouwde ook een mouterij en een rosmolen. Hij had daar alle gerief om te brouwen: "ketels. haeckers, braukuipen, coelbakken, tonnen, gistvaten, enz." Op een stuk heide, dat aan de Gentse Lieve paalde, had Gillis de Smet een oliemolen of een stampkot doen oprichten. Heden ten dage zou Raveschoot de geschikte plaats niet zijn om een brouwerij op te richten. En wie zou er daar op die afgelegen plaats bij de grens Adegem-Eeklo, een handel durven beginnen? Maar in de 17de eeuw was de toestand anders. Raveschoot lag op de Antwerpse Heerweg en die weg werd nog steeds gebruikt om van Brugge over Maldegem naar Eeklo te reizen en verder naar Gent of naar Antwerpen.

En daarbij, de Lieve ligt daar dichtbij al was ze in die tijd niet altijd bevaarbaar. Gillis de Smet had zijn woning dus niet op een verlaten plaats gebouwd. Rond de hoeve lag het land dat hij deed bewerken : "de Berlaers", "de Calfhaeckers", waar vroeger een steenoven stond, "het Velt", "de hoove", "den Bulsmeersch", "de Jonasmeersch", "den Hoppien" , enz. Op de "hoppier" plantte Gillis de Smet de hop die hij nodig had om te brouwen (3). Een zeer grote boer was Gillis niet, maar hij bezaaide jaarlijks toch  ongeveer vier gemeten land met koren (vooral rogge ). vier gemeten met haver, een paar gemeten met boekweit, dan won hij nog yitsen op een stukje land dat "de Schoone" werd genoemd, hij zaaide ook wat vlas en zijn hooi.

Dat deed hij op in de meersen te Kleemputtebroek. Hij bezat "een rooblaerde koe", "een bleeke roo koe", "een bruyne grimmele koe", "een rooblaerde veesse", "een bonte veesse" , en "een rooblaerde osse". Dan had hij nog een "zeuge" en vier "viggens".

En eindelijk moeten wij nog twee "bayde ruinpeerden" vermelden maar die werden vooral gebruikt om de wagen te trekken waarmede het bier werd rondgevoerd of de zakken graan en meel.

Zoals men ziet was deze schepen van het ambacht van Maldegem geen grote boer maar hij was terzelvertijd molenaar en vooral brouwer. Hij bezat heel wat herbergen waar hij bier kon leveren. Ofwel waren die herbergen zijn eigendom ofwel bezat hij er renten en kon op die manier ook druk uitoefenen op de herbergiers voor de keuze van hun biedeverancier.

Te Eeklo bezat hij "de Galeye" op de Markt (met de westzijde op het straatje dat van de markt naar het Hondekot loopt en met het noord ende op de graanmarkt). "de Sterre" (met de noordzijde op de Pottemarkt), de zuidzijde van de markt ) en "de Gouden Leeuw" ("met westende aen verkensmarkt en met zuudzijde aen de groote straete").

Te Adegem bezat Gillis de Smet de herberg "In Veldekensdamme" aan Veldekensbrug "op denh ouck van de brugghe met oostzijde aen de Live en met zuidende aen Veldekensdamstraete>.

Op het gehucht Hoeke te Adegem bezat hij de herberg 'Ten Houcke' en twee kleine herbergen langs de weg die van Adegem over de Appelboom naar de Kruipuit loopt. Die twee kleine herbergen had hijzelf gebouwd op cijnsgrond, t.t.z. op smalle stroken grond die van de weg waren af genomen.

Te Maldegem bezat hij "het Moorjaenshooft" op het dorp ten noorden van de Voorstraat en twee herbergen te Eelvelde (waarvan de herberg in de noordwesthoek van de kruising Kleitkalseide-Krommeweg de "Eelvelde" heette ). Te Oostwinkel bezat hij de herberg 'St. Huibrecht', bij het kerkhof en te Balgerhoeke, noordoost van de brug bij de grens Eeklo-Adegem, was hij eigenaar van de herberg de Gouden Croone" (op Adegems grondgebied). En dan bezat hij nog de herberg "In de Keere' op de Keere te Waarschoot. Hij was dus eigenaar van twaalf herbergen en de twee herbergen op cijnsgrond te Adegem waren ook zijn eigendom maar de grond behoorde hem niet toe.
En dan  bezat hij nog renten op een brandewijnhuis te Eeklo (langs het Hondekotstraatje ) en op een herberg te Ronsele ( Daalmen).

Gillis de Smet leverde dus bier in 16 herbergen. En dan waren er natuurlijk nog vrije klienten die bij Gillis de Smet hun bier kochten omdat het altijd goed was met een schepen bevriend te zijn. Dat bier werd te Raveschoot gebrouwd maar ook te Oostwinkel want Gillis bezat daar ook een brouwerij 'zuid bij de kercke met een hof stede en bewalde mote', waar zijn oudste zoon Cornelis woonde.

Een ton bier kostte in die tijd 22 schellingen. De herbergen op de markt te Eeklo en de herberg aan de brug te  Balgerhoeke hadden he grootste bierverbruik. Bij de dood van Gillis de Smet in 1655, stond Antheunis Baes, de waard uit de Galei te Eeklo, voor 239 pond 12 schellingen en 8 groten in het krijt voor levering van bier. Dat vertegenwoordigt .78 tonnen bier. Bijna alle herbergiers hadden schuld bij Gillis de Smet. Dat bewijst ons dat de brouwer van Raveschoot gemakkelijk krediet verleende en dat de verbmikers in de herbergen niet altijd contant betaalden.

De ondernemingen van Gillis de Smet in het maalderijbedrijf waren nog belangrijker dan zijn bierhandel. Hij was niet alleen zelf molenaar maar hij bezat nog verscheidene molens in de streek. Zo was hij eigenaar van de molen bij Malekote te Adegem. Die molen, "een coornewintmeulen", stond op een molenwal die aan de heer van Maldegem behoorde. Gillis de Smet betaalde jaarlijks zijn pacht voor die molenberg en ook voor de wind. Op dezelfde molenberg had Gillis de Smet nog een rosmolen doen bouwen. De windmolen te Malekote werd op 132 pond 10 schellingen 4 groten gepresen. In 1683, tijdens de Franse oorlog, brandde hij af. Hij werd later echter terug gebouwd want we kunnen hem nog zien op de kaart van Ferraris.

Heden ten dage staat daar echter geen molen meer.

Verder bezat Gillis de Smet een "coornewintmeulen" op de Kruipuit te Adegem met de noordzijde aan de straat die van de Kruipuit naar Veldekensdamme loopt (er is daar nu een mechanieke maalderij). Die molen, samen met de molenberg, had Gillis in 1628 gekocht van Joos Blanckaert. Het draaiende werk was daar geprezen op 89 pond 4 schellingen 5 groten.
Dan bezat Gillis de Smet nog een "coornewintmeulen" te Adegem-Balgerhoeke. aan de oostzijde van de Lieve, op cijnsgrond van de stad Gent. Gillis had die molen daar in 1652 doen oprichten met toestemming van de stad Gent. Hij had maar een kort bestaan, want in het begin van de 18de eeuw waaide hij om geurende een storm en werd nooit meer terug opgetrokken (4). Gillis had daar ook een rosmolen bijgebouwd.
Te Maldegem was de Smet eigenaar van twee molens: een "coornewintmeulen" ten noorden van het dorp op het gehucht Molentje, op een wal die aan de heer van Maldegem behoorde.

Die molen had hij gekocht van Pieter de Vulder en Lucas Braet en bij had daar ook een rosmolen bij gebouwd. En dan bezat hij een "coomewintmeulen" nog meer naar het noorden toe, over de Gentse Lieve, dus niet ver van de Hollandse grens. Die molen had bij daar zelf doen bouwen en de wal was ook zijn eigendom.

Ten oosten paalde bij aan de Oude Ede en ten westen aan de Nieuwe Ede die daar dichtbij onder de Lieve liep. ln die molen werd het graan gemaald van de bewoners van het gehucht Ede dat gevormd werd rond de kmising van de weg naar Aardenburg en de Brieversweg.

Eindelijk bezat de Smet nog twee molens te Eeklo langs de Molenstraat. ln totaal was bij dus eigenaar van zeven windmolens en vier rosmolens. Zoals boven gezegd had hij dichtbij de Lieve te Ravescboot dan nog een stampkot of oliemolen opgericht.
Wij moeten dus aannemen dat Gillis de SMet een belangrijke nijveraar was. En bet is nog niet alles. De pachters van de molens moesten de herstellingen aan hun molens zelf bekostigen maar ze vonden het nodige materiaal. zeilen, enz". bij Gillis de Smet. Onze schepen van het ambacht van Maldegem dreef geen handel in onderdelen van molens maar kon toch alles bezorgen

wat men nodig had en bij streek natuurlijk een commissieloon op.
En dreef Gillis de Smet nog een graanhandel. Dat was hem niet zeer moeilijk dank zij zijn betrekkingen met al die molenaars. Bij zijn dood, in 1655, had hij volgende stock in granen: 7 zakken rogge, 114,5 zakken tarwe, 11 zakken boekweit, 21 zakken witte haver en 11 zakken zwarte haver en dan nog 134 zakken koolzaad.
In zijn mouterij had hij 322 zakken mout en in zijn brouwerij 400 pond hoppe.

Om te eindigen moeten wij nog zeggen dat Gillis de Smet eigenaar was van een paar hoeven en veel stukken land. Die brachten natuurlijk ook hun pacht op. En dan bezat hij nog veel bossen vooral rond Kraailo te Adegem en in Onderdijke. Het hout dat van die bossen kwam verkocht hij ook regelmatig. Het ontbrak onze schepen van het ambacht van Maldegem dus niet aan inkomsten. Het moet ons dan ook niet verwonderen dat hij in zijn testament bepaald had dat er 200 missen moesten gelezen worden voor zijn zielezaligheid en dat hij de kerken van Adegem en Oostwinkel begiftigde. Bij zijn uitvaart droegen de kinderen vaantjes en flambouwen en ze kregen dan koeken (kinderfeeste). De geburen werden getracteerd op bier en dan greep de maaltijd plaats. Het was een begrafenis een rijk man waardig.

---------------- 

(1) Rijksarchief Brugge, Aanwinsten, 4548: staat van goed van Gillis de Smet.
(2) De familie De Smet is nu nog een zeer belangrijke fnmilie te Adegem en te Oostwinkel. Het zou van groot belang zijn moest de stamboom van die familie kunnen opgemaakt worden, niet alleen voor die familie zelf maar ook voor de geschiedenis van het Meetjesland want we vinden die naam bestendig in oude papieren die in verband staan met onze streek. Er zijn nog enkele families die een stamboom waardig zijn o.a: Soetaert, de Zutter, Matthijs, Lambrecht en Rijckaert.
(3) Er zijn nog hoptelers te vinden in onze streek, wat ons bewijst dat er hier ook hop geplant werd.
(4) Brugge, Rijksarchief, Aanwinsten, nr. 4551.

Literatuur

Archieven
Rijksarchief Brugge, Aanwinsten, 4548: staat van goed van Gillis de Smet.
Brugge, Rijksarchief, Aanwinsten, nr. 4551.

Werken
Daniël Verstraete, "Een industrieel uit de zeventiende eeuw", Appeltjes van het Meetjesland, jg. 3, 1951, p. 71-76.

Stuur uw teksten over deze molen  | 
Stuur uw foto's van deze molen
  
Laatst bijgewerkt: vrijdag 3 februari 2017

 

De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.

zoek in database zoek op provincie Stuur een algemene e-mail over molens vorige pagina Home pagina Naar bestaande molens