Molenzorg

Walhorn (Lontzen), Luik


Algemeen
Collectie
Verdwenen Belgische Molens
Naam

Goriusmühle
Kupfermühle Boon

Ligging

4711 Walhorn (Lontzen)

op de Hohnbach of Lontzenerbach


toon op kaart
Type
Bovenslag watermolen
Functie
Kopermolen
Gebouwd
voor 1496 / 1596
Verdwenen
na 1867
Beschrijving / geschiedenis

Im Jahre 1596 baute Franz Boon die Goriusmühle zwischen Walhorn und Astenet zur Kupfermühle um.

Rudolf Arthur PELTZER

Le moulin Gorius était établi comme moulin à eau à farine avant 1496.

C'est un des trois anciens moulins entre les villages de Walhorn et d'Astenet actionnés par le Horn qui avaient été transformés vers 1600 pour servir à battre le cuivre qui étaient exploités par le comte de Bruay, Gaston de Spinola, gouverneur espagnol du Limbourg.

Mention dans un plan dessiné entre 1626 et 1676: "Molins de Cuivre du Comte de Bruay".

Fonctionnait encore en 1867 comme moulin à farine.

Lucien SIMON

Bijlagen

De Hohnbach of Lontzenerbach

De Hohn is één van de grotere zijbeken van de Geul. In de regel wordt deze beek aangeduid als Hohn of Hohnbach, maar andere gangbare benamingen zijn Lontzenerbach, Hornbach, Haarbach, Grötbach, Widbach, Bürbach of Walhornerbach. De naam Hohn is te prefereren aangezien reeds in de 15e en 18e eeuw dergelijke korte, niet samengestelde namen bestonden. Deze luidden: Horn, Haire, Horne, Horen en Hoern. In de 19e en 20e eeuw werd de beek Honn, Hohn en Hoon, maar ook wel Hornbach of Hohnbach genoemd.

De beek ontspringt uit een aantal bronnen op de westelijke helling van het plateau van Merols, gemeente Kettenis. Dit plateau, op een hoogte van 320 meter, vormt de waterscheiding van drie stroomgebieden, dat van de Rur, de Vesdre en de Geul. Op de Tranchotkaart is reeds te zien dat zowel de bronnen ten noordwesten en ten zuidwesten van Merols een aantal vijvers hebben gevormd. Uit deze vijvers ontsprongen twee waterloopjes, die aan de voet van de helling bij elkaar kwamen en de Hornbach lieten ontstaan. De vijvers zijn er niet meer, hoewel de contouren nog in het terrein te zien zijn. Na circa 400 meter stroomt de beek verder ondergronds en lijkt hier door karstverschijnselen ondergronds te gaan. De ondergrond wisselt hier ook van Devonische naar Onder- Carbonische afzettingen en bestaat met name uit kolenkalk.

De ondergrondse loop is moeilijk te volgen, maar 1 kilometer verderop duikt de beek weer op. Ze is hier breder en vervoert meer water dan in het begin. Ze stroomt dan ten zuiden van het dorpje Walhorn. Hier voegt zich de Grötbach (grote beek) bij de Hohn en aangezien deze veel meer water draagt dan de Hohn zelf, verandert haar naam hier ook in Grötbach.

De beek passeert de eeuwenoude Preismühle, een watermolen die diende om graan te malen. Iets verderop ligt de ontmantelde Goriusmühle. Als de beek Astenet binnenstroomt, wordt ze Walhornerbach genoemd, omdat ze vanuit Walhorn komt. Hier staat ze echter ook bekend als Widbach en Burbach. In Astenet wordt de beek gestuwd ten behoeve van de Crummelsmühle. Dat hier zoveel watermolens liggen, hangt samen met het hoge verval, maar liefst 55 meter op een rivierlengte van 4 kilometer.

Even buiten Astenet stroomt de beek van noordwest naar zuidwest en komt in de gemeente Lontzen. Doordat het verval hier minder is begint de beek te meanderen. In deze beek verandert haar naam andermaal en wordt ze Lontzenerbach genoemd, een naam die ook wel voor de hele beek genomen wordt. In Lontzen stroomt de Fontenesbach in de Hohn. Na het opnemen van de Herbestalerbach neemt de Hohn eerst een bocht naar noordoost en vervolgens naar noordwest. Kort daarna stroomt de Grepbach in de Hohn. Nu wendt de Hohn zich naar het noorden en komt in het fraaie bosgebied van haar benedenloop. In dit deel van de beek zijn in het verleden een aantal ertsmijnen actief geweest. De sporen hiervan zijn echter grotendeels verdwenen, alleen bij een open stuk in het bos is de ingang van de Oskar- Stollen nog te zien. Deze Oskar- Stollen diende voor de waterafvoer van de ertsmijn Schmalgraf.

Uit deze gang komt nog steeds water naar buiten. De beek passeert de Kelmisermühle, een oude textielmolen en neemt dan de Grünstrasserbach op. Bij de samenvloeiing van de Hohn en de Grünstraterbach staat de Rochuskapel uit 1646 in de schaduw van een eeuwenoude Linde. Onder deze boom zou ten tijde van het ontstaan van de plaats Kelmis de rechtspraak plaats hebben gevonden. Ongeveer vijftig meter verderop voegt de Hohnbach zich bij de Geul. De monding van de beek ligt op een hoogte van 175 meter boven de waterspiegel. Ze is dus over een lengte van 12 kilometer 120 meter gedaald, hetgeen neerkomt op een verhang van gemiddeld 10 centimeter.

 

Literatuur

Archieven
Algemeen Rijksarchief Brussel, Rekenkamer, register 2565. f° 145 v°.

Werken
Rud. Arthur Peltzer, "Geschichte der Messingindustrie und der künstlerischen Arbeiten in Messing (Dinanderies) in Aachen und den Ländern zwischen Maas und Rhein von der Römerzeit bis zur Gegenwart",
Zeitschrift des Aachener Geschichtsvereins, Band 30, 1908, S. 235 ff (p. 347).
Lucien Simon, "Moulins de chez nous", Dison, Fondation Adolphe Hardy, 1992, p. 210.
Hervé Hasquin e.a., "Commnunes de Belgique: dictionnaire d'histoire et de géographie administrative. Wallonie", 2 vol., Bruxelles, La Renaissance du livre, 1980-1983.
Herman Holemans, "Enquète auprès des communes de la Province de Liège", 1984.

Stuur uw teksten over deze molen  | 
Stuur uw foto's van deze molen
  
Laatst bijgewerkt: zondag 22 januari 2017

 

De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.

zoek in database zoek op provincie Stuur een algemene e-mail over molens vorige pagina Home pagina Naar bestaande molens