Molenechos's Homepage Molenechos.org

Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek (Roosdaal), Vlaanderen - Vlaams-Brabant

Bestaande molen

Karakteristiek

Naam
Hertboommolen, Tragische Molen, Zepposmolen, Molen van Lombeek
Ligging
Molenkauter 9
1760 Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek (Roosdaal)
hoek met Molenstraat 20
Vlaanderen - Vlaams-Brabant
Geo positie
50.822945, 4.094387 (Google Streetview)
Eigenaar
Cofic n.v., Roosdaal
Gebouwd
voor 1345 / 1727 / 1760 / 2002
Type
Staakmolen met open voet
Functie
Korenmolen
Kenmerken
Buik op de windweeg
Gevlucht/Rad
Gerestaureerde gelaste roeden, 24 m
Inrichting
Drie steenkoppels
Toestand
Maalvaardig
Bescherming
M: monument, DSG: dorps- en stadsgezicht,
04.04.1944 / 10.12.2003
Molenaar
Leden van de vzw Windmolen Hertboom
Openingstijden
Enkel op afspraak, via info@windmolen.be
Database nummer
188
Ten Bruggencatenummer
50188  
© Foto: Rob Simons, Sint-Huibrechts-Lille

Beschrijving / geschiedenis

De Hertboommolen (huidige officiële naam), Molen van Lombeek (andere historische naam), Tragische Molen of Zepposmolen (bijnamen) is een houten korenwindmolen op de hoek van de Molenkauter (nr. 9) en de Molenstraat (nr. 20) in Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek.

De standaardmolen draagt thans opnieuw zijn oorspronkelijke naam "Hertboommolen". In de 20ste eeuw drongen twee bijnamen (de Tragische Molen en de Zepposmolen) de oorspronkelijke naam naar de achtergrond. Met de laatste grote restauratie (rond 2000) werd de historische naam in eer hersteld.

De oorspronkelijke naam voor de molen is Hertboommolen. De naam verwijst naar het grote open weiland waaraan de molen grenst. Meteen duidt de naam ook de afgelegen ligging van de molen, in de open velden, aan de kruising van vier wegen: de huidige Molenkauter (vroeger Hertboem!), Windmolenstraat, Vossenbunderstraat en de huidige Hertboomstraat. Op de beroemde Ferrariskaart van de Oostenrijkse Nederlanden, circa 1775, zijn duidelijk de molen, molenhuis en stallingen getekend. De aanduiding erbij: 'Le Moulin Herdt Boom'.

De oudste aantekeningen over de molen komen voor in een cijnsboek van 1391. Het betreft een vercijnsd stuk grond, rechtover de molen. We citeren: "Item heere dieric oer van walcourt van 1 bunre op hertboem biden wyntmolen…. tenet jans wijf van den stalle". De vroegere eigenaar was Diederik van Walcourt, heer van Lombeek, Lennik en Anderlecht. Later kwam het perceel in het bezit van zijn erfgenamen en nog later van Jan van Stalle en zijn vrouw Ida van Gaasbeek.

Bovenstaande archieftekst laat blijken dat de molen al bestond toen de Lombeekse leenheer Diederik van Walcourt nog leefde, Aldus mogen we de oprichting situeren vóór 1345.

In 1381 kwam de heerlijkheid Lombeek, en dus ook de windmolen, in het bezit van de heren van Gaasbeek.

In het cijnsboek van 1491 werd hetzelfde perceel op Hertboom vermeld als precies 100 jaar eerder: "Tcloester van cleynen bigaerden over de wede van stalle, over dierick oer van waelcourt van 1 bunre lant op hertboem bijden wintmolen". Het stuk grond bij de molen behoorde dan toe, door een schenking van Jan van Stalle en zijn vrouw, aan het nonnenklooster van Klein-Bijgaarden te Sint-Pieters-Leeuw.

Daarna zijn we het spoor bijster. Het is niet ondenkbaar dat de Hertboommolen, net zoals zovele andere molens, zijn ondergang vond tijdens de godsdiensttroebelen op het einde van de 16de eeuw.

In 1655 liet Alexander de Renesse, graaf van Warfusée en baron van Gaasbeek, een nieuwe windmolen bouwen. Om de grote schuldenlast van zijn onbesuisde vader in te lossen, was hij verplicht zijn pas opgerichte molen slechts enkele maanden later, op 2 augustus 1655, te verkopen aan ridder Gabriël le Febvre, heer van Tiercelet.

De nieuwe eigenaar blijkt er geen geluk mee gehad te hebben, want volgens een inventaris van het Land van Gaasbeek liet hij een nieuwe molen bouwen: "Item alsoo onder de voorschreven Heerlyckheidt sedert den jaere 1657 onbegrepen, bij den heer Gabriël Le Febvre is opgerecht sekeren windt-molen". Dit gebeurde dus (kort?) na 1657.

In 1658 werd gemeld dat de molen een banmolen ("Bantmolen") was. Dit werd angehaald in de huercedulle van 1762 (zie in bijlage). De huurder van 1762 was evenwel niet gehouden de molen "voor eenen Bantmolen te moeten doen volghen".

In 1689 werd procureur Jan Dors de nieuwe eigenaar.

In 1690 maakten Franse troepen de streek onveilig. De "regeerders" te Lombeek konden de steeds wederkerende contributien niet meer betalen. Ter vergelding werd op 14 december 1690 "den wintmolen des supl(ean)ts met het molenhuijs en(de) noch een ander huijsken daer ontrent wesende" door de troepen van Louis XIV afgebrand.

Lombeek kon de door de Fransen opgelegde "contributien" niet betalen Jan Dors eiste nu van deze regeerders te Lombeek dat zij de wederopbouw van de verbrande molen financierden en bracht de hele zaak voor het hoogste gerechtsorgaan, de Raad van Brabant. Tussen beide partijen gingen menigvuldige processen door die bijna 35 jaar lang gevoerd werden. De uitbetaling van de vergoedingen sleepte jaren aan. Ook het verjaarde molenpuin bleef, overgeleverd aan de grillen van regen en wind, tientallen jaren onaangeroerd op de molenberg achter.

Na het overlijden van de procureur zetten diens erfgenamen in 1714 de procedures verder. Er werd op de inwoners van Lombeek zelfs een bijzondere belasting geheven om de heropbouw van de molen mogelijk te maken. Uiteindelijk werd op 10 juli 1725 de laatste van de vijf gelijke schijven afbetaald. De moeilijkheden hadden precies 35 jaar aangesleept.

Op 18 juni 1716 verkochten de erfgenamen Dors (de dochters Barbara, Josepha en Maria-Anna) "den affgebranden wintmolen met alle de gerechtigheden daer toe behoorende" aan de Brusselaar Egidius De Mesmaecker, "gesworen Meeder deser Stadt" (gezworen schatter bij de stad Brussel voor 4000 gulden. De schepenbank bekrachtigde officieel deze aankoop op 16 mei 1720.Deze transactie werd door de schepenbank van Lombeek slechts 4 jaar later, op 16 mei 1720 ten goede gemaakt. We vernemen eveneens dat het verbrande molenpuin nog steeds niet was opgeruimd, dat regen en wind er al 31 jaar hun vernietigend werk botvierden.

Teneinde een zicht te krijgen op de situatie van de molenberg in de periode na 1720 kunnen wij ons enkel steunen op de toenmalige heffing der beden, aides of subsides.

Het ontvangstboek over de jaren 1722 en ‘23 is bewaard gebleven: de molenberg bleef aanvankelijk met puin bezaaid en er werden om die reden geen bijdragen geheven! In het fragmentarisch archief van O.-L.-V.-Lombeek vonden wij voor het jaar 1724 geen gegevens.

Na het plotse overlijden (ab intestato) in 1721 van de gezworen schatter Egidius De Mesmaecker liet zijn zoon Andreas omstreeks 1725-‘27 een nieuwe windreus bouwen. In de loop van 1727 werd Peeter Van Lierde (jr.) er molenaar. Wanneer de eerder genoemde erfgenaam Andreas de molen in 1732 verkocht aan Henricus De Bruyn bleek de eerste huurovereenkomst van molenaar Peeter Van Lierde (jr.) reeds spoorloos.

Peeter Van Lierde (jr.), in 1704 te Gooik geboren, de jongste zoon uit het gezin van Peeter (sr)2 en Anna De Neve, was de eerste molenaar. Peeter Van Lierde (sr.) was meester stampmeulder op de slagmolen Ten Berg onder Meerbeke.Wanneer de jonge Peeter Van Lierde (jr.) te Lombeek verscheen was hij reeds een ervaren molenaar die de stiel met de moedermelk had meegekregen en … vier van zijn vijf oudere broers waren – op Adriaen na – allen molenaars: Jan, te Dilbeek; Francis, op de watermolen te Voorde onder Sint-Martens-Bodegem; Michiel, op de watermolen van Opalfene onder Ternat en Nicolaes, te Meerbeke.

Alhoewel Peeter Van Lierde jr. in de zijweeg “P.V.L. 1727” kerfde, blijft elke bewijsvoering achterwege:
- De huurcedulle tussen Egidius De Mesmaecker en de molenaar werd niet teruggevonden.
- In de verkoopakte van 1732 weet Peeter Van Lierde zelfs niet meer te vertellen door wie en waar de huurbrief verleden werd.

Vóór 1740 had de Lombeekse molen slechts één steenkoppel: de Franse witte steenen tot het malen van graan. In 1740 liet het begijntje Anna Margareta De Bruyn een tweede steenkoppel bijplaatsen: een coppel grouw steenen tot het maelen van bouckweyde. In 1762, na de brand, had de molen nog altijd twee maalstoelen (zie de huercedulle van Petrus Vanden Bossche, in bijlage). Pas in de 19de eeuw kwam er een derde steenkoppel en kreeg de molen een “buik” op de windweeg.

Op nieuwjaarsdag 1745, tegen de achtergrond van de Oostenrijkse Successieoorlog, overvielen latere leden van de bende van Jan De Lichte het molenhuis. Molenaar Peeter van Lierde werd vermoord. Door de connectie met de legendarische figuur van Jan De Lichte bleef de roofmoord generaties lang herinnerd.

De zettingen van de 20e-penningen uit de periode 1749-1773 geeft ons een beeld van het belang van de werken, die op de molenberg tussen 1758 en 1760 werden uitgevoerd. De belastingen die molenaar Peeter Van Den Bossche (1745-1777) jaarlijks voor synen wintmolen moest betalen, laten ons toe de situatie jaar na jaar nauwkeurig te volgen.

De beden die omstreeks 1758-‘59 nog enkel 42 gulden 3 stuivers bedroegen, werden in 1760 her- zien en klommen naar een ongeziene hoogte van 51 gulden 18 stuivers: dit was een plotse toename van 22 %. (Het bedrag van de beden voor de zaailanden bleef onveranderd. Het is ons zondermeer duidelijk dat er niet alleen de nodige herstellingen, maar ook andere belangrijke molenwerken uitgevoerd waren, die de uitzonderlijke toename der beden rechtvaardigden.

De oorzaak van al deze werken is ons minder duidelijk. Wij kunnen alleen de omvang raden van een catastrofe die zich in 1758 afspeelde. Waaide de molen omver of brak er brand uit? De aanwijzingen – “P.V.L. 1727” en brandsporen op enkele hergebruikte onderdelen van de molen uit 1727 – die wij terugvonden bij de herbouwde windreus van 1760, bevestigen ons een ernstige brand.

Overzicht van de belastingen die molenaar Peeter Van Den Bossche betaalde, 1751-1764:

1752  1753  1754  1755  1756  1757  1758  1759  1760  1761  1762  1763
  32      33      35     36      38      40       42     42     51       51     51     51

Bemerk de grote stijging tussen 1759 en 1760: een indicatie van uitgevoerde grote molenwerken.
Bron: Rijksarchief Beveren, Oud gemeentearchief O.L.Vr.-Lombeek en Strijtem, nr. 47. Zettingen.

Een onderzoek van de vroegere talrijke houtinscripties in de molen leidde in 1982 tot de volgende vaststellingen:

1) Op de zijweeg vonden wij in rode bolusverf de verbrande aanduiding “P.V.L. 1727”. Onmiskenbaar ging het hier om Peeter Van Lierde die in 1727 molenaar werd. Boven deze inkerving tekende Peeter een vrouwenfiguur met hoepelrok en met de armen in de heupen. Logischerwijze kraste de jonge man zijn initialen in één van de beste balken van de zijweeg, zeker niet in een verbrand stuk: alle brandsporen moeten derhalve van een later tijdstip dateren.

2) Op de steenbalk stonden de initialen “M.D.M. 1760”, wat stond voor “Meester De Man 1760” of nog voor “Molen De Man 1760”. Molenbouwer De Man voltooide in 1760 de volledige heropbouw. Men weet dat de steenbalk rust op de standaard, die de gehele molen draagt.

3) Op een zijbalk stond “F.V.L.D. 1760”. Het ging hier wellicht over Francis Van Lierde, die van 1750 tot 1782 molenaar was op de watermolen te Voorde onder St.-Martens-Bodegem.

4) Nog op een zijbalk “P.D.M. 1793” (?)

5) Trap naar de steenzolder: “J.B. JACOBS 1840 – 1850”, “JACOBUS DE LEEUW 1862”, “WASTIELS”, “J.W.D.”.

6) In een dwarsbalk stond “J. VAN DE VELDE”, molenaar vanaf 1828/1829.

7) In een zijbalk stond “THEO EN EMIEL WALRAVENS”, de laatste molenaars.

8) Op de noordelijke teerling staat het jaartal 1785.

Wij merken op dat er tussen 1727 en 1760 geen enkele inkerving werd teruggevonden. In een tijdsverloop van 33 jaren werden nergens inscripties aangebracht! Merkwaardig, niet?

Bij de eigendomswissel van 1720 was het molenpuin nog altijd op de molenberg aanwezig en dat bleef zo minstens tot en met 1723-‘24. Het complex werd nog niet heropgebouwd en er werd geen bewoning vastgesteld. De erfgenamen van Egidius De Mesmaecker lieten genoemd puin uiterlijk in 1724-‘25 ruimen.

Wanneer Peeter Van Lierde (jr.) voor het eerst in 1727 als molenaar verscheen kon de windreus bezwaarlijk in 1723 gebouwd zijn:

- een nieuwe molen verkwijnt geen 4 jaar lang

- Van Lierde kan als eerste molenaar – in geen enkele akte bestaat daarover enige twijfel - onmogelijk in 1722-‘23 als dusdanig fungeren: hij was dan een jongeling van 17-18 jaar.

Op de verbrande aanduiding “P.V.L. 1727” na, dateerden alle inkervingen ten vroegste van 1760. Het is voorbarig zich aan één enkele aanduiding vast te klampen en zonder enig bewijs te beweren dat de Tragische Molen uit 1723 dateerde: zowel het archief- als het bouwkundig onderzoek waren in contradictie met deze stelling.

De windreus uit 1725-‘27 werd als gevolg van brand, minstens grotendeels of in zijn geheel herbouwd: de steenbalk, de steenkuipen, een groot deel van het molenkot, het balkon, de molentrap, enz. werden nieuw aangebracht.

Het is de herbouwde molen van 1758-’60 die vanaf 1917 de trieste bijnaam de Tragische Molen kreeg en die in 2001 geheel werd gedemonteerd als voorbereiding van een maalvaardige restauratie.

Het is onjuist te beweren dat er van 1758 tot 1760 aan de molen slechts kleine werken werden doorgevoerd omdat de totale bede – op grond van de bovenstaande criteria – niet volledig werd ingetrokken. De toenmalige reglementering – of beter de toepassing ervan, de repartisie (verdelen, naar verhouding omslaan) – is daar zeker niet vreemd aan. De sterke discontinuïteit van de ordinaire bede kan alleen een gevolg zijn van de ingrijpende en vernieuwende molenwerken, die door de brand van 1758 veroorzaakt waren!

Slechts twee jaar later was de herbouw van de windmolen te Lombeek volledig voltooid: aanduiding van het jaartal 1760 op de steenbalk.

We zien de molen aangeduid op:
- Villaretkaart (1745-1748) met het symbool van een staakmolen en met de benaming "Moulin de N.D. de Lombeek".
- Ferrariskaart (ca. 1775) met het bruin symbool van een staakmolen en met de benmaing "Moulin Herdt Boom".
- Atlas der Buurtwegen (ca. 1844) met het grondvlak van een staakmolen op teerlingen, met de benaming "Moulin à Vent"
- Topografische kaart van Ph. Vandermaelen (ca. 1850), zonder benaming
- Kadastrale kaart van P.C. Popp (ca. 1855) 

Rond 1830 was de molen in het bezit van Ernest Deman-de Lennick en compagnie te Brussel. Bij akte verleden voor notaris Van den Eeckhoudt werd de molen op 16 januari 1835 verkocht aan Jan-Baptist Vandevelde (°Sint-Martens-Lierde 1789 - + O.L.Vrouw-Lombeek 1859), gehuwd te Vollezele in 1819 met Petronelle Claes (Vollezele, 1795 - +O.L.Vrouw-Lombeek 1870). Beiden waren telgen van molenaarsfamilies: de man van de Molen te Vele te Nederbrakel, de vrouw te Vollezele.
Een dochter (+1900) huwde met Jan-Baptist Walravens (+1909), landbouwer te O.L.Vr.-Lombeek, die in 1870 de nieuwe eigenaar werd (akte notaris Hap, 21.04.1870). Na hun overlijden kwam de molen toe aan hun kinderen: Celestine (+1929), Leonia, Constant Theophiel (+1950) en Cyriel Emiel.

Begin 20ste eeuw kreeg de windmolen een lugubere bijnaam door een reeks van inderdaad tragische gebeurtenissen, met vooral de twee roofmoorden van 1745 (zie hoger) en van 1917. Sindsdien sprak men in de volksmond van "Tragische Molen"; een benaming die vaak in de literatuur en moleninventarissen terug te vinden is. 

Tijdens de eerste wereldoorlog bewoonden zes ongehuwde personen het molenhuis: Clementine, Leonie, Theofiel en Emiel Walravens, de jonge neef Jozef Wastiels en knecht Emiel Vervenne.

Op zondag 22 mei 1917 waren twee onder hen waren gaan 'ontsteken', Jozef Wastiels op het Negenbunder en Emiel Walravens in Borchtlombeek. De overige vier bleven thuis. De vrouwen zijn aan de wafelbak. Theofiel Walravens, molenaar, zit achterovergeleund op zijn stoel onder de Vlaamse schouw.

Bij valavond, om zeven uur kwamen vier, vijf ongekende kerels  binnen en vroegen naar meel. Dat kon niet en al vlug wordt hun eigenlijke bedoeling duidelijk, ze waren gekomen om een grote slag te slaan en voor niks terug te deinzen.
Op het ogenblik dat Theofiel wilde rechtstaan, sloegen ze toe... Knecht Emiel Vervenne en molenaarszus Leonie Walravens werden brutaal de keel overgesneden.
Een nog jonge overvaller sprong op Theofiel toe, fluisterde hem toe zich voor dood te houden, zoniet zou hij hetzelfde lot ondergaan. Hij werd vastgebonden aan een tafelpoot. De oudste zus Clementine werd gedwongen voor te gaan naar de kelder, waar vlees en spek lag, en verder van kamer tot kamer, om geld en kostbaarheden aan te wijzen.
Op een bepaald moment zag ze de kans een slaapkamer binnen te springen, de deur toe te slaan, op slot te doen en te barricaderen. Aan het venster schreeuwde ze om hulp, om dan met panische angst onder bed te kruipen.
De daders gingen op de loop, maar het duurde nog een hele tijd, vooraleer de twee overlevenden naar elkaar toe durfden gaan. Buren werden op de hoogte gebracht en een kwartier later kende het hele dorp de vreselijke geschiedenis. Tientallen mensen liepen naar het molenhuis. Ze zagen er alleen twee lijken, veel bloed, en twee doorschokte mensen.

De vermoorde vrouw was de 60-jarige Leonie-Petronella Walravens. Zij was de kleindochter van Jean-Baptist Vandevelde. Haar ouders Jean-Baptist Walravens (+1909) en Catherine Vandevelde, alsook haar broer Theophile Walravens waren er molenaar. Emiel Vervenne was er de molenaarsknecht.

Zo vertelde men in Lombeek de tweede moordhistorie. Lang zouden de daders niet op vrije voeten lopen.
Dank zij de speurzin van de "Kommandant van gendarmerie" Liedekerke en de Lombeekse schepen Jozef Appelmans werden ze na enkelen dagen ingerekend. Vier kregen levenslang, twee anderen 20 jaar. Deze mildere straffen waren voor de man die buiten op wacht had gestaan en voor hem die Theofiel spaarde. Onder alle ziekelijke nevenverschijnselen waartoe een te lange oorlogsperiode in de streek aanleiding gaf, was de roofmoord te Lombeek een schandelijk hoogtepunt.
Ze deed gruwelen door de driestheid en onmenselijkheid waarmee ze was voltrokken. Niet alleen het dorp werd erdoor beroerd, de hele omgeving was opgeschrikt.
En zoals het toen de mode was, droegen liedjeszangers het verhaal uit van kerk tot kerk en verkochten hun vliegende blaadjes in de kring van toehoorders.

Na zoveel jaren zijn er in Lombeek nog mensen die het moordlied kennen, misschien niet helemaal vrij van onjuistheden, maar toch geldend als typisch voorbeeld van toenmalige volkse vertel - en rijmtrant.

Ten teken van rouw waren de stormplanken aan de molenwieken zwart geschilderd.

Tot in 1940 hield molenaar Constant Theophiel Walravens de molen in gebruik. Op 4 april 1944, dus tijdens de tweede wereldoorlog, werd de standaardmolen beschermd als monument bij besluit van secretaris-generaal Marcel Nyns, maar het verval greep steeds verder om zich heen.

Bij akte verleden voor notaris Cosyns op 31 mei 1954 werd Leopold Rooselaers (+1965), gehuwd met mevr. Heremans (+1998), bediende te Anderlecht, de nieuwe eigenaar. Ze lieten de molen in 1957 herstellen, waarbij vrij veel ijzerwerk ter versteviging werd gebruikt, zoals aan de middenlijsten. Voorlopig werd hij evenwel niet meer in werking gebracht.

De bijnaam "Zepposmolen" roept meer aangename herinneringen op. In de jaren 1960 worden de meeste scènes van het klassieke jeugdfeuilleton van de toenmalige BRT (Belgische Radio en Televisie) Kapitein Zeppos gedraaid op en rond de molen. Kapitein Zeppos, het alter ego van acteur Senne Rouffaer, is de intrigerende bewoner van Molenhoeve. Niet verwonderlijk droeg de populariteit van de tv-reeks bij tot de bekendheid van de molen. De jongere generaties zegt het label "Molen van Kapitein Zeppos" nog weinig.

Na de restauratie van 1975 werd de molen opnieuw in werking gesteld door Henri Van Nuffel  (1910-1999) uit Meerbeke. Voorheen was hij molenaar te Liedekerke (staakmolen) en later in Neigem-Ninove (elektrische maalderij).

Alhoewel Henri Van Nuffel de molen tot in 1999 de molen liet draaien, werd duidelijk dat er zich structurele werken opdrongen: de molenkast was doorheen de eeuwen helemaal verwrongen geraakt, de steenbalk diende door ijzeren U-profielen ondersteund te worden, de standaard splijtte en werd door metalen banden samengehouden, een teerling zakte weg waardoor de molen lichtelijk overhelde, er lagen I-profielen op de middenlijsten... Eind juni-begin juli 2000 werd de molen volledig gedemonteerd.

De huidige eigenaar, de n.v. Cofic uit Roosdaal met de heer Jozef Van Waeyenberge, liet de molen in 2001-2002 maalvaardig herstellen door molenbouwer Wieme Roland & Kris bvba uit Machelen (Zulte). Een hoogtepunt vormde het intrekken van het gerestaureerd gelast gevlucht op 9 oktober 2002. Op 1 december 2002 werd de molen onder massale belangstelling ingehuldigd. De molen prijkt sinds 2002 ook op een Belgische en Portugese postzegel. In 2003 werd de prijs "Europa Nostra Award" overhandigd door Zijne Koninklijke Hoogheid de Prins Gemaal van de Koningin van Denemarken in zijn hoedanigheid van voorzitter van Europa Nostra samen met de Europese Commissaris de heer Jan Figel. In hetzelfde jaar was het molenproject de uitverkorene van de Provincie Vlaams-Brabant voor de prijs van de beste restauraties. We wensen hier uitdrukkelijk de private eigenaar te feliciteren voor zijn initiatief. Op 10.12.2003 werd de ruime omgeving, een prachtig golvend agrarisch landschap, beschermd als dorpsgezicht.

In het najaar 2007 werd in de schuur van het Molenhof het Hertboommolenmuseum en een onthaalruimte voor bezoekers geopend.
In 2011 verleende Vlaams minister Geert Bourgeois een restauratiepremie van exact 111.000 euro voor de restauratie van de voormalige molenaarswoning. Daarnaast komen er drie kleine vakantiewoningen.

Tijdens het hoogseizoen, van 1 mei tot en met 30 september is de Hertboomwindmolen ook toegankelijk voor het publiek op alle officiële feestdagen van 11 uur tot 17 uur.
Informatie: Jozef Van Waeyenberge, Molenkauter 9, B 1760 Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek, tel.: 054/51 87 07, fax: 054/51 87 17, e-mail: info @windmolen.be

Op zaterdag 27 april 2013 kreeg de molen in het Provinciehuis Boeverbos te Brugge het kenteken “Actieve Molen 2013” uitgereikt uit handen van Vlaams minister van Onroerend Erfgoed Geert Bourgeois (of zijn kabinetschef bij verlet). Deze nominatie gebeurde door het Molenforum Vlaanderen vzw (www. molenforumvlaanderen.be)  op basis van de volgende criteria: de molen als gebouw (uitzicht, toestand), de werking als molen (draaien en malen) & de inzet van de molenaar, de toeristische ontsluiting en de gelegenheidsactiviteiten.

De Hertboomwindmolen is enkel afspraak toegankelijk via info@windmolen.be

Herman HERPELINCK, Lieven DENEWET & Herman HOLEMANS

Aanvullende informatie

Intekendatum: juni 2000
Molen: O.-L.-Vrouw-Lombeek  (Roosdaal, Vl.-Brab.), Hertboommolen, Tragische Molen - standaardmolen met buik op de windweeg
Bouwheer: Cofic nv, Roosdaal (Jozef Van Waeyenberge)
Ontwerper: Archictectenburo Ro Berteloot, Gent (projectleiding: ir. arch. Sabine Okkerse)
Opdracht: Molentechnische ontmanteling met het oog op een maalvaardige restauratie
Toewijzing: Molenbouw De Jongh bv, Veldhoven

Intekendatum: voorjaar 2001
Molen: O.-L.-Vrouw-Lombeek (Roosdaal, Vl.-Brab.), Hertboommolen, Tragische Molen - standaardmolen met buik op de windweeg
Bouwheer: Cofic nv, Roosdaal (Jozef Van Waeyenberge
Ontwerper: Archictectenburo Ro Berteloot, Gent (projectleiding: ir. arch. Sabine Okkerse); Styfhals Ingenieursbureau nv, Vilvoorde
Opdracht: Heropbouw en maalvaardige restauratie; raming: 14.000.000 BEF
Toewijzing: Molenbouw Wieme R. & K., Zulte

Intekendatum: voorjaar 2006
Molen: O.-L.-Vrouw-Lombeek (Roosdaal, Vl.-Brab.), Hertboommolen, Tragische Molen - standaardmolen met buik op de windweeg
Bouwheer: Cofic nv, Roosdaal (Jozef Van Waeyenberge
Ontwerper: Berteloot Ro archictectenburo, Gent
Opdracht: Restauratie/renovatie van de molenschuur, met het oog op de inrichting van het Hertboommolenmuseum met polyvalente onthaalruimte
Toewijzing: Nijs P. nv, Deinze

------------------------

De “huercedulle” van Petrus Vanden Bossche, 19 juli 1762.

Op heden den Negenthienden Julij seventhien hondert tweent’sestigh compareerden voor mij onderges(chre-v)en als openbaer notaris ettc. ende in de presentie van de getuijghen naergenoempt Sieur Jo(s)e(phu)s Philippus Vanden Brande ende Jouffvrouwe Theresia Marchant gehuijsschen ende innegesetenen deser stadt, dewelcke hebben verclaert verhuert te hebben soo sij doen bij desen aen Petrus Vanden Bosch ende Theresia van Houdenrode, insgelijcks gehuijsschen ende innegesetenen der Prochie van onse Lieve Vrouwe Lombeeck beijde alhier present mede comparerende ende de naer beschreven huere accepterende.

Dats te weten sekeren Wintmolen wesende eenen Bantmolen volghens den inhout van seker vercrijgh gepasseert voor Schepenen der Prochie van onse Lieve Vrouwe Lombeeck de date vier april sesthien hondert acht en vijftigh geteeckent G. De Doncker, sonder nochtans dat de verhuerders sullen gehouden sijn den selven voor eenen Bantmolen te moeten doen volghen, metten huijse, kelderinge ende hof daeraen gelegen appendentien ende dependentien dijer emmers soo ende gelijck allen hetselve tegenwoordigh gestaen ende gelegen is in de voors(chrev)en Prochie van onse Lieve Vrouwe Lombeeck, aen hun huerlingen genogh bekent ende bewesen alsoo sij deselve goederen tegenwoordigh noch in huere sijn gebruijckende, ende dat voor eenen nieuwen termijn van neghen toecommende achtereenvolgende jaeren, om ende mits aen de verhuerders t’hunnen huijse te betaelen de somme van tweehondert vijfent’seventigh guldens t’jaers courant geldt ende dat van vier tot vier maenden ofte uijtterlijck sesse weeken naer elcken vervaldaeghe, op pene van huerbraecke indijen het de verhuerders gelieft ende andersinsts niet, welcke huere haeren inganck genomen heeft den tweeden Junij van desen jaere seventhien hondert twee en sestigh, ende waer van de vier eerste maenden van betaelinghe vallen ende verscheijnen sullen den tweeden october daernaer, ende soo voors(chrev)en de selve betaelinghe alle vier maenden te continueren den voors(chrev)en termijn geduerende op pene van huerbraecke als voren ende op de naer volgende conditien.

Ierst sullen de voors(chrev)en huerlingen jaerelijck hunnen termijn geduerende alleen moeten betaelen alle Coninckx ende Prochie Lasten soo ordinair als extraordinair t’zij Xe, XXe, XLe, Ce, meerdere ofte mindere penningen, beden, contributien als alle andere soo wel, mixte als personeel ende hoedanigh die souden moghen wesen geene gereserveert, alles sonder te moghen corten aen de huerpenningen niettegensteinde de placcaerten ende acten van uijtsendingen daer op geëmaneert ende alnoch remaneren hier aen contrarierende waeraen sij huerlingen sijn derogerende bij desen ende dat alles door dien daer voren minderen huerprijs is gestipuleert.

Item sullen de huerlingen de straeten, heymen ende beken jaerelijck hunnen termijn geduerende soodanigh t’hunnen coste moeten onderhouden dat daerover gheene beleijden en connen vallen nochte geschieden op pene dat alle de beleijden daer over voor te vallen sullen staen t’hunnen coste alleen, sonder te mogen corten als voren.

Item sullen de huerlingen sonder cortinge als voren den voors(chrev)en molen moeten onderhouden van alle roerende wercken den voors(chrev)en molen raeckende ofte aengaende, soo van binnen als van buijten wercken den geseyden negenjaerigen termijn geduerende.

Item sullen de voors(chrev)en huerlinghen ten eijnde van hunnen termijn, ofte afscheijden van den voor-s(chrev)en molen, allen het houtwerck ende eijserwerck vanden selven molen soo van buijten als van binnen bestaenden in den molenasch, steenen, borsten, roijen, scheen soomen, vierheijl, laeckens, coorden, twee camraeders, twee gestellen, de cuijpen om de steenen mette schelen, tremel, ende treusschel, de rinckhouten, de prangh met haere toebehoorten, het winthaes met de seelen ende toebehoorten, den steenreep, cammen, dessel, de balans mette gewichten ende het eijserwerck van de twee molens als andersints bedragende volgens taxaet ter somme van elf hondert ende vijftigh guldens wisselgeldt moeten laeten in staet gelijck sij allen de selve t’hunnen aencomen hebben gevonden.

Item sijn de grouw molen steenen dick bevonden negen en twintigh duymen waer van eenen duijm voor de rouwigheijt buijten de metinghe soo datter moet blijven achtentwintigh duijmen a rato van vijfthien guldens wisselgeldt voor iederen duijm sulcx dat de gemelde roerende wercken met de voors(chreven) grouw molensteenen t’saemen comen te bedraegen ter somme van vijfthien hondert t’seventigh guldens wisselgeldt, het welcke tusschen hun sal blijven voor een stilstaende taxaet, ende welck taxaet de voorn(oemd)e huerlinghen t’hunnen uijtscheijden aldaer sullen moeten laeten ten profijte van de voors(chrev)en verhuerders, ende sal alsdan tusschen hun huerlinghen ende den aencomenden huerlinck gedaen worden een taxaet tot hunnen coste om malcanderen daer over te guarranderen ende op te leggen volghens gebruijck.

Item is geconditioneert dat ter expiratie van den voor-s(chrev)en negenjaerigen termijn ofte ten uijtscheijden van den voors(chrev)en molen alsdan sal worden gedaen ende gemaeckt een diergelijck taxaet door de geswoorne taxeerders ten coste, ende laste van hun huerlinghen, waer van de rekeninghe ende liquidatie tusschen hun sal worden gemaeckt ter presentie van de voorn(oemd)e verhuerders ofte imant bij hun te commiteren om te sien ende te weten ofte het selve taxaet minder ofte meerder sal bevonden worden als het voor-s(eide) stilstaende taxaet van vijfthienhondert seventigh guldens wisselgeldt wesende den voet om de vermindernisse aen de voorn(oemd)e verhuerders te worden goet gedaen, ende de vermeerderinge ofte beternisse tusschen de huerlingen te worden gegarrandeert.

Item is conditien dat den sleet der fransche witte stee-nen bij de aencomende huerlingen aen de afgaende huerlingen volgens de metinge daervan te doen sal moeten goet gedaen worden a rato van twintigh guldens wisselgeldt iederen duijm behoudelijck datter twee duijmen van de selve sullen blijven buyten de metinghe ende afgetrocken worden voor de rouwigheijt ende putten die niet en can worden gesleten.

Item alsoo de voors(chrev)en huerlinghen int’ aencomen vanden voors(chrev)en meulen hebben betaelt tweehondert guldens courant geldt voor den slete soo sal hetselve hun goet gedaen worden t’hunnen uijt-scheijden door den alsdan aencomenden huerlinck.

Item alsoo de voors(chreven) huerlinghen met consent van den voorsaet van wijlen Jouffvrouwe Anna Margareta De Bruyn, in haer leven Beggijntie op den grooten Beggijnhove alhier, op den derthienden Julij seventhienhondert veertigh hebben gestelt een coppel grouw steenen met alle hunne toebehoorten op hunnen eijghen coste tot het maelen van bouckweijde soo verclaeren de verhuerders dat het selve aen de voorn(oemd)e huerlingen sal worden goet gedaen in het uijtscheijden van hunne huere volghens taxaet ende slete dijer.

Item sullen de voorn(oemd)e huerlinghen van den voors(chrev)en molen gehouden sijn altoos te stellen in den wint om alle ongelucken te verhoeden, bij faute van het welcke de huerlinghen sullen geobligeert sijn alle costen, schaeden ende intresten daer van door hunne negligentie te veroorsaecken aen de voors(chreven) verhuerders promptelijck goet te doen ende te betaelen, ende ofte het gebeurde dat sij den voors(chreven) molen quamen in brant te maelen sullen insgelijck moeten goet doen allen de costen, schaeden ende intresten.

Item ofte het gebeurde dat er aen den voorschreven molen eenighe reparatien van liggende ofte stilstaende wercken quamen te manqueren, sullen de voorn(oemde) verhuerders verobligeert sijn naer gehadt te hebben behoorelijcke advertentie de selve in behoorelijcken staet te stellen, waer vooren de voors(chrev)en huerlinghen voor het stille staen van den selven molen niet en sullen vermogen te pretenderen eenige vergoedenisse ofte moderatie.

Item sullen de huerlinghen gehouden sijn altoos te weghen het graen ende meel met de balance ende met goet Brussels gewichte om bij hun daervan te profiteren volghens s’Lants rechten van Gaesbeecke.

Item sullen de voorn(oemde) huerlinghen sonder corten aen hunne huerpenningen oock verobligeert sijn de huijsinghe t’hunnen coste te onderhouden in behoore-lijcken staet tot den derden richel.

Item en sullen de voorm(elde) huerlingen de voorschreve goederen ende molen van hunder handt aen niemant moghen voorts verhueren nochte overlaeten sonder consent der voorn(oemde) verhuerders maer die selver moeten gebruijcken ende bewoonen.

Item en sal gheene tacite reconductie ofte nieuwen inganck van huere naer desen negenjaerighen termijn van huer stadt grijpen.

Item sullen de voorn(oemd)e huerlinghen alleen moeten betaelen de costen soo over het passeren deser, segels als het dobbel dijer aen de verhuerders te leveren sonder corten als vooren.

Naer alle welcke voors(chrev)en conditien partijen contractanten hun wederseijts hebben geloeft punctuelijck te sullen reguleren onder verbeint, obligatie ende renuntiatia als naer rechten, verbindende daer voren hunne respective persoonen ende goederen present ende toecomende, Constituerende voorts de voor-n(oemd)e comparanten ende acceptanten oversulcx on-wederroepelijck mits desen N… ende alle thoonders desen om in hunnen naem ende van hunnen t’weghen te gaen ende te compareren voorden souvereijnen Raede van Brabant, Heeren Wethouderen deser Stadt Brussele, Schepenen der Prochie van onse Lieve Vrouwe Lom-beeck ende alomme elders daer het d’een ofte d’ander van hun best goetduncken ende gelieven sal, ende aldaer den gebreckelijcken van hun in t’voldoen, volbrengen, presteren ende achtervolgen vant’ghene voor-s(chrev)en staet gewillighlijckx te doene ende laeten condemneren met costen gelovende ende verbindende ettc.

Aldus gedaen ende gepasseert binnen Brussele ten daege, maende ende jaere voors(chrev)en ter presentie van Sieurs Egidius Doremans ende Daniel Beekmans als getuijgen hiertoe aengesoght.

(s) Peeter Van Den Bossche (s) Et me quod attestor

Th. Van Audenrode J.B. De Launoij, Not
J. V.D. Brande
Tresia Marchant
Aegidius Doremans
Daniel Beekmans

-----------------------

De heffing der beden

In de periode van 1758 tot 1760 werd de windmolen van Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek grotendeels of volledig herbouwd. De ononderbroken heffing van de beden staat blijkbaar contradictorisch op deze vaststelling. Jan Struyf schrijft: “Nergens laten de fiscale bronnen voor de periode rond 1760 enige discontinuïteit vermoeden: Peeter Vanden Bossche betaalde gedurende zijn loopbaan als molenaar de jaarlijkse belastingen”.

Beden (aides) waren een verzamelnaam voor meerdere ingewilligde34 belastingen van uiteenlopende aard qua manier van opbrengst. De ordinaire bede werd door de wateringen opgelegd aan alle bedrijven zoals landbouwbedrijven, maalderijen, brouwerijen e.a.

De criteria van deze belasting was drievoudig:

1. Het juridisch statuut van de persoon

In het algemeen waren de adel en de geestelijkheid vrijgesteld. Het was dus “de derde stand” die voor dit gedeelte in aanmerking kwam.

2. Woonplaats van de eigenaar was beslissend

Alle eigendommen werden belast waarbij rekening werd gehouden met de woonplaats van de eigenaar (stad of platteland). Dit gold ook voor de molen die buiten de woonplaats was gelegen.

Het onroerend goed werd als zodanig belast. In de geest van de wetgever werd de belasting geheven op het bezit van eigendom, b.v. een huis met één of meerdere schouwen, de soort molen (wind-, water-, rosmolen, enz.).

3. De opbrengst van de molen

Maddens is over de pachtopbrengst heel duidelijk: “Sommige dorpsbewoners werden in verhouding tot hun winsten aangeslagen. In aanmerking kwamen uiteraard vooral kleine neringdoeners en ambachtslieden zoals bakkers, molenaars, e.d. Van die zettingen zijn er weinig sporen te vinden. Zij schijnt nogal onbelangrijk te zijn geweest. Dit was alleszins het geval in de 17de en de 18de  eeuw.”

-------

Verklaring van de brandstichting van de molen door de Fransen op 14 december 1690

Maer oock bij d’acte ofte declaratie vanden meijer der res(tri)buten ten selver daer van bij de verbaele redenen visie gedaen is voor soo veele daer bij onder andere oock blijkt dat de Franschen op den 14en Xber 1690 gecomen sijnde naer de voors(eij)de prochie om voor de contributien te branden de res(tri)bute den selven hunnen meijer instantel(ijck) gebeden hebben dat hij hun soude willen bijstaen en(de) behulpsaem wesen en(de) dat de selve Fransche partije alsdan gevallen is tot de voors(eij)de prochie om de selve te branden en(de) dat sij in brandt gestecken hebben den wintmolen des supl(ean)ts met het molenhuijs en(de) noch een ander huijsken daer ontrent wesende.
Bron: Rijksarchief Beveren, Oud gemeente- en griffiearchief van O.L.Vr.-Lombeek en Strijtem, nr. 13

---------

Afsluit van alle vergoedingen voor de afgebrande windmolen, 10 juli 1725

Aldus gedaen wel ende wettelijcken gerekent en(de) gesloten onder allen, ettca, binnen Lombeke ten huijse vande wed(uw)e Joos Tservrancx, desen 10en July 1725, coram ende ten overstaen van d’heer Petrus de Weert, Balliu, Borghenere schepenen en(de) bedesetters dese onderteeckent hebbende.

(s) Jacobus Walckiers; P. De Weert, 1725; A. De Weert, 1725; Andries Rooseleer;Martinus Eijlenbosch; Jan de Ridder; Peeter Moeremans.

Bron: Rijksarchief Beveren, Oud gemeente- en griffiearchief van O.L.Vr.-Lombeek en Strijtem, nr. 129. Rekeningen van de onkostboeken. Afbetaling laatste schijf van de verschuldigde 2600 gulden.

---------------------------

Fragment uit de verkoopsakte, 1732 (Andreas De Mesmaecker aan Henricus De Bruyn)

Item dat den vercooper sal proffiteren de prisije vanden voor(eijd)e molen die den molder verobligeert is aenden voors(eijd)e vercooper op te legghen volghens de huercedulle daer over gepasseert voor den Notaris Mr. …… in date …… hetwelcke hij vercooper t’sijnewaerts is reserverende.
Algemeen Rijksarchief Brussel, Notariaat van Brabant, nr. 4102

-------------

H.J. Herpelinck, "De bouw van de Hertboommolen: literair, archivalisch en epigrafisch onderzoek", Molenecho's, XXXVII, 2009, 2, p. 95-104.

Het raadsel naar het bouwjaar van de Hertboommolen te Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek (Roosdaal) heeft in de loop der jaren heel wat inkt doen vloeien. De menigvuldige artikels in dag- en weekbladen, brochures en molentijdschriften doen ons dromen.

In deze bijdrage zal ik trachten een realistisch beeld op te hangen omtrent het bouwjaar van de Tragische molen, later ook Zepposmolen en thans (opnieuw) Hertboommolen genoemd.

1. In de literatuur

In het boekje De Molens in Brabant[1], uitgegeven in 1961 door de “Dienst voor geschiedkundige en folkloristische opzoekingen van de provincie Brabant”, lezen we: “Men beweert dat deze molen meer dan 300 jaar oud is, nochtans wijst zijn algemeen uitzicht en in het bijzonder de vorm van zijn dak op een bouwwerk uit de XVIIIe eeuw. Op een der voetstukken staat, in fraaie letters, het jaartal 1785 gegrift. Op een der binnendeuren kan men het jaartal 1760 lezen.”

Gerard Van Herreweghen schreef in 1982 dat op grond van vijf jaartallen die in de molen staan “mag met zekerheid worden aanvaard, dat de binnenbouw van de molen uit de 18e eeuw dateert”[2].

In Roosdaal/Pajottenland lezen wij nagenoeg hetzelfde verhaal: “Het bouwjaar van deze standaardmolen is twijfelachtig… en doet veel meer denken aan een bouwwerk uit de jaren 1700 (op één der voetstukken staat 1785 en op een binnendeur 1760)” [3].

In 1983 schreef ondergetekende in Molenecho’s dat de molen in 1727 door Egidius De Mes-maecker (en erfgenamen) uit zijn puin werd herrezen en in 1760 andermaal werd herbouwd” 4.

Molenaar Henri Van Nuffel (1910-1999) vertelde in 1984 aan Het Laatste Nieuws dat er over de oprichting van de molen weinig bekend was5.

In 1998 gaf John Verpaalen, voorzitter van de “Stichting Levende Molens Nederland” een prentkaart uit van de windmolen te Lombeek met vermelding: “Standerdmolen anno 1760”.

Jan Struyf beklemtoont in zijn studie uit 1999 dat het molencomplex niet vroeger dan 1722/1723 werd heropgebouwd en “dat het voorbarig is om aan één inscriptie (M.D.M. 1760) de quasi integrale heropbouw van de molen te verbinden” 6.

Op 1 december 2002 werd een nieuwe gerestaureerde molen feestelijk ingehuldigd. De toelichting op een prentkaart vermeldt: “Windmolen Hertboom 1727”. De dagafstempeling daarentegen vermeldt als bouwjaar 1760.

Op de website van de Hertboommolen vernemen wij nog de volgende zienswijze: “Een exact jaartal is moeilijk te bepalen, maar wellicht in 1723 en zeker in 1727 is de nieuwe molen een feit. (…) Nu wordt algemeen aangenomen dat deze molen uit 1723/1727 de huidige molen is. Lange tijd bleef in de literatuur 1760 als geboortejaar vermeld, op basis van de inscriptie "M.d.M. 1760" in de steenbalk. M.d.M. zou verwijzen naar Molen of Meester de Man, de illustere heer van Lennik die meerdere molens liet bouwen. Maar zoals auteurs Van Herreweghen en, recenter, Struyf aantonen, is het voorbarig om uit die ene inscriptie en enkele brandsporen te besluiten dat de molen in 1760 vernield en integraal heropgebouwd werd” 7.

Werd de Tragische Molen in de 17e eeuw gebouwd? Dateert hij uit 1723, 1727, 1760, 1785 of …? In de literatuur vinden wij op deze vraag geen afdoend antwoord.

2. Archiefonderzoek

Voor een beter begrip lijkt het mij onontbeerlijk voorafgaand enkele elementen te verduidelijken, die de vorming van het oude Lombeeks archief nadelig hebben beïnvloed:

1) Sporen van oorlog en ellende in de 17de eeuw

Lombeek heeft deze droeve toestand van zeer nabij meegemaakt: brandstichtingen, muitende soldaten die de streek beroven en vernielen, grote armoede (de bevolking kan de belastingen niet meer betalen en de Fransen branden de molen af), enz.

2) Trieste omgang met het oude archief8

In 1964 bevond er zich op het gemeentehuis van Lombeek alleen een kerkregister. In 1965 bleek het kerkarchief heel wat oude documenten te bevatten. Later wenste de conservator van het kasteel te Gaasbeek het archief “in bewaring te nemen”. Een deel verdween plots spoorloos en werd slechts in 1974 “teruggevonden”. Zowel de gemeente Roosdaal als de kerkfabriek werden toen uiteindelijk bereid gevonden om de archiefstukken op het Algemeen Rijksarchief te Brussel neer te leggen.

Dat "teruggevonden" archief biedt allerminst een toverformule voor onze talrijke vragen.

a. Gebouwd vóór 1345

De oudste aantekeningen over de molen troffen we aan in een cijnsboek van 1391. Het betreft een vercijnsd stuk grond, rechtover de molen. We citeren: Item heere dieric oer van walcourt van 1 bunre op hertboem biden wyntmolen…. tenet jans wijf van den stalle9 De vroegere eigenaar was Diederik van Walcourt, heer van Lombeek, Lennik en Anderlecht. Later kwam het perceel in het bezit van zijn erfgenamen en nog later van Jan van Stalle en zijn vrouw Ida van Gaasbeek.

Bovenstaande archieftekst laat blijken dat de molen al bestond toen de Lombeekse leenheer Diederik van Walcourt nog leefde, Aldus mogen we de oprichting situeren vóór 1345.

In 1381 kwam de heerlijkheid Lombeek, en dus ook de windmolen, in het bezit van de heren van Gaasbeek.

In het cijnsboek van 1491 werd hetzelfde perceel op Hertboom vermeld als precies 100 jaar eerder: Tcloester van cleynen bigaerden over de wede van stalle, over dierick oer van waelcourt van 1 bunre lant op hertboem bijden wintmolen10. Het stuk grond bij de molen behoorde dan toe, door een schenking van Jan van Stalle en zijn vrouw, aan het nonnenklooster van Klein-Bijgaarden te Sint-Pieters-Leeuw.

Daarna zijn we het spoor bijster. Het is niet ondenkbaar dat de Hertboommolen, net zoals zovele andere molens, zijn ondergang vond tijdens de godsdiensttroebelen op het einde van de 16de eeuw.

b. Herbouwd in 1655, na 1657 en vernield in 1690

In 1655 liet Alexander de Renesse, graaf van Warfusée en baron van Gaasbeek, een nieuwe windmolen bouwen. Om de grote schuldenlast van zijn onbesuisde vader in te lossen, was hij verplicht zijn pas opgerichte molen slechts enkele maanden later, op 2 augustus 1655, te verkopen aan ridder Gabriël le Febvre, heer van Tiercelet11.

De nieuwe eigenaar blijkt er geen geluk mee gehad te hebben, want volgens een inventaris van het Land van Gaasbeek liet hij een nieuwe molen bouwen: Item alsoo onder de voorschreven Heerlyckheidt sedert den jaere 1657 onbegrepen, bij den heer Gabriël Le Febvre is opgerecht sekeren windt-molen12. Dit gebeurde dus (kort?) na 1657.

In 1658 werd gemeld dat de molen een banmolen (Bantmolen) was13. In 1689 werd procureur Jan Dors de nieuwe eigenaar.

In 1690 maakten Franse troepen de streek onveilig. De regeerders te Lombeek konden de steeds wederkerende contributien niet meer betalen. Ter vergelding werd op 14 december 1690 den wintmolen des supl(ean)ts met het molenhuijs en(de) noch een ander huijsken daer ontrent wesende door de troepen van Louis XIV afgebrand14. Jan Dors eiste nu van deze regeerders te Lombeek dat zij de wederopbouw van de verbrande molen financierden en bracht de hele zaak voor het hoogste gerechtsorgaan, de Raad van Brabant15. Maar de uitbetaling van de vergoedingen sleepte jaren aan16. Ook het verjaarde molenpuin bleef, overgeleverd aan de grillen van regen en wind, tientallen jaren onaangeroerd op de molenberg achter.

Na het overlijden van de procureur zetten diens erfgenamen in 1714 de procedures verder. Er werd op de inwoners van Lombeek zelfs een bijzondere belasting geheven om de heropbouw van de molen mogelijk te maken17. Uiteindelijk werd op 10 juli 1725 de laatste van de vijf gelijke schijven afbetaald18. De moeilijkheden hadden precies 35 jaar aangesleept.

c. Pas in 1725-‘27 heropgericht

Op 18 juni 1716 verkochten de erfgenamen Dors (de dochters Barbara, Josepha en Maria-Anna) den affgebranden wintmolen met alle de gerechtigheden daer toe behoorende aan de Brusselaar Egidius De Mesmaecker, gesworen Meeder19 deser Stadt voor 4000 gulden20. Deze transactie werd door de schepenbank van Lombeek slechts 4 jaar later, op 16 mei 1720 ten goede gemaakt. We vernemen eveneens dat het verbrande molenpuin nog steeds niet was opgeruimd, dat regen en wind er al 31 jaar hun vernietigend werk botvierden.

Teneinde een zicht te krijgen op de situatie van de molenberg in de periode na 1720 kunnen wij ons enkel steunen op de toenmalige heffing der beden, aides of subsides.

Het ontvangstboek over de jaren 1722 en ‘23 is bewaard gebleven21: de molenberg bleef aanvankelijk met puin bezaaid en er werden om die reden geen bijdragen geheven! In het fragmentarisch archief van O.-L.-V.-Lombeek vonden wij voor het jaar 1724 geen gegevens.

Na het plotse overlijden (ab intestato) in 1721 van de gezworen schatter Egidius De Mesmaecker liet zijn zoon Andreas omstreeks 1725-‘27 een nieuwe windreus bouwen. In de loop van 1727 werd Peeter Van Lierde (jr.) er molenaar22. Wanneer de eerder genoemde erfgenaam Andreas de molen in 1732 verkocht aan Henricus De Bruyn bleek de eerste huurovereenkomst van molenaar Peeter Van Lierde (jr.) reeds spoorloos.

Peeter Van Lierde (jr.), in 1704 te Gooik geboren22, de jongste zoon uit het gezin van Peeter (sr)23 en Anna De Neve, was de eerste molenaar. Wanneer de jonge Peeter Van Lierde (jr.) te Lombeek verscheen was hij reeds een ervaren molenaar die de stiel met de moedermelk had meegekregen en … vier van zijn vijf oudere broers waren – op Adriaen na – allen molenaars23: Jan, te Dilbeek; Francis, op de watermolen te Voorde onder Sint-Martens-Bodegem24; Michiel, op de watermolen van Opalfene onder Ternat25 en Nicolaes, te Meerbeke.

d. Heropbouw in 1758-‘60

De zettingen van de 20e-penningen uit de periode 1749-1773 geeft ons een beeld van het belang van de werken, die op de molenberg tussen 1758 en 1760 werden uitgevoerd26. De belastingen die molenaar Peeter Van Den Bossche (1745-1777) jaarlijks voor synen wintmolen moest betalen, laten ons toe de situatie jaar na jaar nauwkeurig te volgen.

De beden die omstreeks 1758-‘59 nog enkel 42 gulden 3 stuivers bedroegen, werden in 1760 her- zien en klommen naar een ongeziene hoogte van 51 gulden 18 stuivers: dit was een plotse toename van 22 %. (Het bedrag van de beden voor de zaailanden bleef onveranderd27). Het is ons zondermeer duidelijk dat er niet alleen de nodige herstellingen, maar ook andere belangrijke molenwerken uitgevoerd waren, die de uitzonderlijke toename der beden rechtvaardigden28.

De oorzaak van al deze werken is ons minder duidelijk. Wij kunnen alleen de omvang raden van een catastrofe die zich in 1758 afspeelde. Waaide de molen omver of brak er brand uit? De aanwijzingen – “P.V.L. 1727” en brandsporen op enkele hergebruikte onderdelen van de molen uit 1727 – die wij terugvonden bij de herbouwde windreus van 1760, bevestigen ons een ernstige brand.

1752  1753  1754  1755  1756  1757  1758  1759  1760  1761  1762  1763
  32      33      35     36      38      40       42       42      51       51      51       51

Overzicht van de belastingen die molenaar Peeter Van Den Bossche betaalde, 1751-1764.

Bemerk de grote stijging tussen 1759 en 1760: een indicatie van uitgevoerde grote molenwerken.
Bron: Rijksarchief Beveren, Oud gemeentearchief O.L.Vr.-Lombeek en Strijtem, nr. 47. Zettingen.

3. Epigrafisch onderzoek

Een onderzoek van de vroegere talrijke hout-inscripties in de molen leidde in 1982 tot de volgende vaststellingen29:

1) Op de zijweeg vonden wij in rode bolusverf de verbrande aanduiding “P.V.L. 1727”. Onmiskenbaar ging het hier om Peeter Van Lierde die in 1727 molenaar werd. Boven deze inkerving tekende Peeter een vrouwenfiguur met hoepelrok en met de armen in de heupen. Logischerwijze kraste de jonge man zijn initialen in één van de beste balken van de zijweeg, zeker niet in een verbrand stuk: alle brandsporen moeten derhalve van een later tijdstip dateren.

2) Op de steenbalk stonden de initialen “M.D.M. 1760”, wat stond voor “Meester De Man 1760” of nog voor “Molen De Man 1760”. Molenbouwer De Man voltooide in 1760 de volledige heropbouw. Men weet dat de steenbalk rust op de standaard, die de gehele molen draagt.

3) Op een zijbalk stond “F.V.L.D. 1760”. Het ging hier wellicht over Francis Van Lierde, die van 1750 tot 1782 molenaar was op de watermolen te Voorde onder St.-Martens-Bodegem.

4) Nog op een zijbalk “P.D.M. 1793” (?)

5) Trap naar de steenzolder: “J.B. JACOBS 1840 – 1850”, “JACOBUS DE LEEUW 1862”, “WASTIELS”, “J.W.D.”.

6) In een dwarsbalk stond “J. VAN DE VELDE”, molenaar vanaf 1828/1829.

7) In een zijbalk stond “THEO EN EMIEL WALRAVENS”, de laatste molenaars.

8) Op de noordelijke teerling staat het jaartal 1785.

Wij merken op dat er tussen 1727 en 1760 geen enkele inkerving werd teruggevonden. In een tijdsverloop van 33 jaren werden nergens inscripties aangebracht! Merkwaardig, niet?

BESLUITEN

Bij de eigendomswissel van 1720 was het molenpuin nog altijd op de molenberg aanwezig en dat bleef zo minstens tot en met 1723-‘2430. Het complex werd nog niet heropgebouwd en er werd geen bewoning vastgesteld. De erfgenamen van Egidius De Mesmaecker lieten genoemd puin uiterlijk in 1724-‘25 ruimen.

Wanneer Peeter Van Lierde (jr.) voor het eerst in 1727 als molenaar verscheen kon de windreus bezwaarlijk in 1723 gebouwd zijn:

- een nieuwe molen verkwijnt geen 4 jaar lang

- Van Lierde kan als eerste molenaar – in geen enkele akte bestaat daarover enige twijfel – onmogelijk in 1722-‘23 als dusdanig fungeren: hij was dan een jongeling van 17-18 jaar.

Op de verbrande aanduiding “P.V.L. 1727” na, dateerden alle inkervingen ten vroegste van 1760. Het is voorbarig zich aan één enkele aanduiding vast te klampen en zonder enig bewijs te beweren dat de Tragische Molen uit 1723 dateerde: zowel het archief- als het bouwkundig onderzoek waren in contradictie met deze stelling.

De windreus uit 1725-‘27 werd als gevolg van brand, minstens grotendeels of in zijn geheel herbouwd31: de steenbalk, de steenkuipen, een groot deel van het molenkot, het balkon, de molentrap, enz. werden nieuw aangebracht32.

Het is de herbouwde molen van 1758-’60 die vanaf 1917 de trieste bijnaam de Tragische Molen33 kreeg en die in 2001 geheel werd gedemonteerd als voorbereiding van een maalvaardige restauratie34

Het is onjuist te beweren dat er van 1758 tot 1760 aan de molen slechts kleine werken werden doorgevoerd omdat de totale bede – op grond van de bovenstaande criteria – niet volledig werd ingetrokken. De toenmalige reglementering – of beter de toepassing ervan, de repartisie (verdelen, naar verhouding omslaan) – is daar zeker niet vreemd aan. De sterke discontinuïteit van de ordinaire bede kan alleen een gevolg zijn van de ingrijpende en vernieuwende molenwerken, die door de brand van 1758 veroorzaakt waren!

Slechts twee jaar later was de herbouw van de windmolen te Lombeek volledig voltooid: aanduiding van het jaartal 1760 op de steenbalk.

* Afbeeldingen bij deze tekst

- Prentkaart vóór 1940
- Steenbalk met brandmerk en inkerving “MDM 1760”. Foto H. Herpelinck, 1983
- Fragment van de “huercedulle” van Petrus Vanden Bossche, 19 juli 1762
- Henri Van Nuffel (1910-1999) aan het kruihaspel van de Tragische molen (foto 1982)
- De Tragische Molen van Theo en Emiel Walravens, vóór 1940. (Prentkaart Uitgeverij “In de Kroon”, O.L.V. Lombeek

Voetnoten

[1] M.A. Duwaerts e.a., De molens in Brabant, Brussel, 1961, p. 29-32.
[2] Gerard Van Herreweghen, De Tragische molen van Lombeek, DF-Klokje (Davidsfonds Roosdaal), 1982, extranummer, p. 12.
[3] L. Derideaux, Streekgebonden, Roosdaal/Pajottenland, 2.19 of p. 132.
4 H.J. Herpelinck, De historische molen van O.-L.-V.-Lombeek,, Molenecho’s, XI, 1983, 6, p. 286-300 (299).
5 N.B., De Tragische molen van Lombeek, Het Laatste Nieuws, 17 april 1984.
6 J. Struyf, Archivalisch, bibliografisch en kadastraal onderzoek van het windmolencomplex te Onze–Lieve–Vrouw–Lombeek: Verkenningen, Heverlee, 1999, p. 18 (onuitgegeven)
7 http://www.windmolen.be/historiek/geschiedenis/html
8 W. Buntinx, voormalig assistent bij het Rijksarchief, beklaagde zich over de eigenzinnige manier waarop te O.L.Vr.-Lombeek met het Oud Archief is omgegaan. Wat werd uiteindelijk – na een onwil van 10 jaar – aan het Rijk afgegeven?
9 Algemeen Rijksarchief Brussel, Archief de Merode, nr. Ca. 2265, p. 2.
10 Algemeen Rijksarchief Brussel, Archief de Merode, nr. Ca. 2771, p. 18 e.v.
11 Rijksarchief Beveren, Oud gemeente- en griffiearchief van Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek en Strijtem, nr. 236 (voorheen Schepengriffies arr. Brussel, nr. 8942).
12 G. Renson, Pertinente Beschrijvinge, Gasebeca, 1971, p.50.
13 Aangehaald in de huercedulle van 1762 (bijlage 1). De huurder van 1762 was evenwel niet gehouden de molen voor eenen Bantmolen te moeten doen volghen.
14 R.A. Beveren, Ibid., nr. 13; F. Vennekens, La Seigneurie de Gaesbeek, Affligem, 1935, p. 112. Lombeek kon de door de Fransen opgelegde « contributien » niet betalen.
15 In het kader van deze studie gaan wij voorbij aan de menigvuldige processen tussen de beide partijen die bijna 35 jaar lang gevoerd werden.
16 R.A. Beveren, Oud gemeente- en griffiearchief van Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek en Strijtem, nr. 13. Onkosten, schaden en lasten. Processen 1691-1697.
17 R.A. Beveren, Ibid., nr. 14. Onkosten, schade en lasten. Processen van de regeerders van O.L.Vr.-Lombeek tegen Dors, 1710-’14.
18 R.A. Beveren, Ibid., nr. 129. Rekeningen van de onkostboeken. Afbetaling laatste schijf van de verschuldigde 2600 gulden.
19 gesworen Meeder: gezworen schatter bij de stad Brussel.
20 R.A. Beveren, Ibid., nr. 13, 14 en 129. De schepenbank bekrachtigde officieel deze aankoop op 16 mei 1720.
21 R.A. Beveren, Ibid., nr. 87. Belastingsrekeningen tot het vinden van de somme van 178 gulden 16 stuyvers op de prochie ende heerlijkheyd van Onse Lieve Vrauwe Lombeke.
22 Alhoewel Peeter Van Lierde jr. in de zijweeg “P.V.L. 1727” kerfde, blijft elke bewijsvoering achterwege:
1) De huurcedulle tussen Egidius De Mesmaecker en de molenaar werd niet teruggevonden.
2) In de verkoopakte van 1732 weet Peeter Van Lierde zelfs niet meer te vertellen door wie en waar de huurbrief verleden werd (Algemeen Rijksarchief Brussel, Notariaat van Brabant, nr. 4102).
22 R.A. Beveren, Parochiearchief Gooik. Volledige afstamming. Microfilm nr. 0286511.
23 Peeter Van Lierde, meester stampmeulder op de slagmolen Ten Berg onder Meerbeke.
23 Dr. P. Lindemans, Oude Brabantse geslachten: Van Lierde, Brussel 1952, p. 2 e.v.
H.J. Herpelinck, De historische molen van O.L.V.-Lombeek, Molenecho’s, XI, 1983, 6, p. 286-300.
24 J. Vrancken, De watermolen van Sint-Martens-Bodegem, Eigen Schoon en de Brabander, LII, 1969, p. 424-443 en LIII, 1970, p. 136-160.
25 H.J. Herpelinck, De watermolen van Opalfene in Ternat (voor 1378-heden), Molenecho's, XXV, 1997, 1, p. 36-46.
26 R.A. Beveren, Oud gemeente- en griffiearchief van Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek en Strijtem, nr. 47. Zettingen.
27 De belasting op de zaailanden beliep over de beschouwde periode ongeveer 2,5 gulden per jaar.
28 J. Struyf (a.w.) denkt dat er in 1760 slechts enkele ondergeschikte werken zijn uitgevoerd ingevolge het plaatsen van de nieuwe steenbalk.
29 In 1982 noteerde G. Van Herreweghen meerdere inscripties en publiceerde deze in zijn monografie over de Tragische Molen (zie noot 2). Een jaar later voerden mevr. Rooselaers (eigenares), molenaar Henri Van Nuffel en ondergetekende een onderzoek uit dat tot gelijkaardige conclusies leidde.
30 Rijksarchief Beveren, Oud gemeente- en griffiearchief van Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek en Strijtem, nr. 87. Beden.
31 H.J. Herpelinck, De historische molen van O.-L.-V.-Lombeek, Molenecho’s, XI, 1983, 6, p. 286-300.
32 Vóór 1740 had de Lombeekse molen slechts één steenkoppel: de Franse witte steenen tot het malen van graan. In 1740 liet het begijntje Anna Margareta De Bruyn een tweede steenkoppel bijplaatsen: een coppel grouw steenen tot het maelen van bouckweyde. In 1762, na de brand, had de molen nog altijd twee maalstoelen (zie de huercedulle van Petrus Vanden Bossche, bijlage 1). Pas in de 19de eeuw kwam er een derde steenkoppel en kreeg de molen een “buik” op de windweeg.
33 22 april 1917: bloedige roofmoord waarbij dochter Leonie Walravens en knecht Emiel Vervenne de keel werden overgesneden.

34 Het onderzoek naar een sterkere technische onderbouw van onze gegevens dient nog te gebeuren. Intens speurwerk in het notariaat en de griffies van O.L.Vr.-Lombeek hebben ons al op weg gezet. Zal de Tragische Molen ooit al zijn geheimen prijs geven?
33 J. Struyf, a.w., p. 17.
34 Vrijwillig door het gezamenlijk college van de “Vier Leden” (de volksvertegenwoordiging) aan de Vorst - op zijn verzoek – toegestaan.
35 Dit gedeelte van de belasting was niet afhankelijk gesteld van allerlei wisselende factoren zoals de weersomstandigheden , de hoeveelheid gemalen graan, de tijd dat de molen stil stond, e.a.. Zelfs de eigenaar aanvaardde in de bovengenoemde omstandigheden niet de minste aansprakelijkheid en de molenaar moest alle belastingen zelf dragen (zie de huer-cedulle).
36 N. Maddens, De beden in het graafschap Vlaanderen tijdens de regering van Keizer Karel V (1515-1550), Heule, 1978, p. 183-184.

--------------------------------

J.-F. Vincx, "De Molens van 't Payottenland"; P. Van Stalle, "Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek: de Tragische Molen", Eigen Schoon en De Brabander, XIII, 1930-1931, pp. 300-303. Inleiding p. 199 gedateerd St.-Kwintens-Lennik 24 augustus 1929)

Ginder wijd staat hij, in het Westen, op een heuvelrug, die bij helder weder een prachtig en eenig panorama aanbiedt. Als uiterste punten van het vergezicht ontwaren wij, in ’t Oosten Tuitenberg en ’t Nelleken (onder Eiseringen-Lennik), Brussel; in ’t Zuiden, de Heide van Kester, Halle, Lembeek; in ’t Westen, Geeraardsbergen, Nederbrakel (den molen en daar achter den “Kluisberg”), St.-Antelinks, de baan op Oudenaarde; in ’t Noorden, het mooie zicht op Ledeberg (Pamel), Denderleeuw, Aalst. Tusschenin de vallei van den Dender, van Geeraardsbergen tot Aalst, met onze heerlijke Vlaamsche gouwen.

Hoe oud die molen is? Op den draagbalk lezen wij het jaartal 1760; op den teerling 1785 en op het huis 1784. De dikke balk draagt dit opschrift: M. D. M. 1760, waardoor wij weten, dat Mijnheer de Man den molen gebouwd heeft. Uit hetgeen wij verder zien, kunnen wij afleiden, dat er voor 1745 reeds een molen stond.

De huidige eigenaars zijn de kinderen Walravens, wier ouders er ten jare 1871 opgekomen zijn; voor dien tijd was het Joh. Van de Velde, een oudstrijder van Waterloo, herkomstig van St.-Martens-Lierde; zijn dochter Katharina (+ 7 April 1900, 74 jaar) trouwde met Jan-Baptist Walravens (O.-L.-V.-Lombeek, 11 Februari 1828 + 12 April 1909); nog vroeger was het Van den Bossche, en tevoren Van Audenrode en Van Lierde.

Lombeek-molen geniet een treurige vermaardheid: in 1745 op Nieuwjaarsdag, zijn er eenige leden der beruchte dievenbende van Jan de Lichte ingebroken en hebben den molenaar Pieter Van Lierde laf vermoord. In de kerkregisters lezen wij: 1745 3 Januari – begraven Petrus Van Lierde, 1781 21 Januari mane obiit Maria Theresia Van Audenrode (nata in hac 21 martii 1702) vidua petri van Lierde (molinaris et in propria domo a turba Latronum crudeliter occisi 1 Jan. 1745) et uxor petri van den Bosch sepulta in hoc 22 Januarii. J. B. Vonck, past. de Lombeke B. M. V.

1781. Den 21 Januari is overleden Maria-Theresia Van Audenrode (geboren te O.-L.-V.-Lombeek den 21 Maart 1702), weduwe van Pieter Van Lierde (molenaar en in zijn eigen huis door een bende dieven wreedaardig vermoord den 1 Januari 1745) en echtgenoote van Pieter Van den Bosch, begraven den 22 Januari 1781. J.-B. Vonck, Pastoor van O.-L.-V.-Lombeek.

Ir. Paul Lindemans geeft over de Van Lierde’s volgende merkwaardige bijzonderheden: Peter Van Lierde, maalder te O.-L.-V.-Lombeek, die vermoord werd, was getrouwd met Theresia Van Audenrode; deze hertrouwde met Peter Van den Bosch. De vermoorde liet vijf kinderen na.         Peter Van Lierde behoorde tot een oud maaldersgeslacht. Hij was zoon van Peter, “Meester stampmeulder te Meerbeek” en van Anna De Neve. Hij had vier broeders, die ook maalders waren: Jan, op den molen te Dilbeek, Michiel te Ternat, Francis te Bodegem en Nikolaas te Meerbeek.         Jan (x J. Marie Steppe) op zijn beurt was stamvader van maalders: Joos, te St.-Anna-Pede (watermolen), Frans op den molen van Drie-Fonteinen te Vilvoorde, Peter op den korenwindmolen te Borcht-Lombeek.

Op Zondag 22 April 1917, was het molenhuis andermaal getuige van een ontzettend drama. Omstreeks 7 uren ’s avonds drongen vier gemaskerde bandieten in de keuken. Leonia Walravens (58 jaar) en den knecht, Emiel Vervenne (56 jaar, geboren te O.-L.-V.-Lombeek) sneden zij met een mes de keel over. Theofiel, Leonia’s broeder, werd vastgebonden door een bandiet die hem toefluisterde: “Zwijg, houd u stil, of ik moet u vermoorden…”. De andere zuster, Celestina (geboren 24 April 1852 + 2 October 1929) moest met de inbrekers rondgaan en al wat waarde had aanwijzen; zij werd erg mishandeld. Bij het verlaten van een kamer gingen de dieven voorop, zij bleef de laatste in de kamer, sloeg de deur toe, schoof den grendel voor en riep door het venster om hulp. Verwarring onder de boosdoeners, die vluchtten… Dank aan den fijnen speurzin van schepen Jozef Appelmans en den politiecommissaris van Liedekerke werden de moordenaars eenige dagen later in hechtenis genomen; hun straf: gevangenis, één voor het leven, de anderen voor twintig jaren.

Destijds leefden nog vijf gebroeders Walravens: Jozef die molenaar te Kester geworden is; Hippolyte (geb. 22 Juli 1867 + 7 December 1929), wonende op den “Tap” (plaatsnaam, gegeven aan het begin der Langebroek- en Molenstraat) en getrouwd met Mathilda Van Schepdael; Jan, die vele jaren mulder was op den watermolen te Neigem en die sedert drie jaren te Meerbeek op rust woont; stamvader van maalders: Joos, te St.-Anna-Pede (watermolen), Frans op den molen van Drie-Fonteinen te Vilvoorde, Peter op den korenwindmolen te Borcht-Lombeek.

Op Zondag 22 April 1917, was het molenhuis andermaal getuige van een ontzettend drama. Omstreeks 7 uren ’s avonds drongen vier gemaskerde bandieten in de keuken. Leonia Walravens (58 jaar) en den knecht, Emiel Vervenne (56 jaar, geboren te O.-L.-V.-Lombeek) sneden zij met een mes de keel over. Theofiel, Leonia’s broeder, werd vastgebonden door een bandiet die hem toefluisterde: “Zwijg, houd u stil, of ik moet u vermoorden…”. De andere zuster, Celestina (geboren 24 April 1852 + 2 October 1929) moest met de inbrekers rondgaan en al wat waarde had aanwijzen; zij werd erg mishandeld. Bij het verlaten van een kamer gingen de dieven voorop, zij bleef de laatste in de kamer, sloeg de deur toe, schoof den grendel voor en riep door het venster om hulp. Verwarring onder de boosdoeners, die vluchtten… Dank aan den fijnen speurzin van schepen Jozef Appelmans en den politiecommissaris van Liedekerke werden de moordenaars eenige dagen later in hechtenis genomen; hun straf: gevangenis, één voor het leven, de anderen voor twintig jaren.

Destijds leefden nog vijf gebroeders Walravens: Jozef die molenaar te Kester geworden is; Hippolyte (geb. 22 Juli 1867 + 7 December 1929), wonende op den “Tap” (plaatsnaam, gegeven aan het begin der Langebroek- en Molenstraat) en getrouwd met Mathilda Van Schepdael; Jan, die vele jaren mulder was op den watermolen te Neigem en die sedert drie jaren te Meerbeek op rust woont; Theofiel (geb. 18 April 1869) en Emiel (geb. 28 December 1871), die op den avond der misdaad afwezig was. Beide laatsten zijn heden nog op den molen.                 P. Van Stalle  

Afbeelding: De Tragische Molen van O.-L.-V.-Lombeek, pentekening Paul Lindemans

-------------

Molenliederen Lombeek 2007.
"In het spoor van Zeppos". Bij het bezoek van de KWB van Gooik aan de molen werden molenliederen gezongen.

Laliestsjoelala de molen staat hier
In een grote vlakte wijd en bloot
Zijt dus allemaal maar stil en braafkes
Want ze doen hier rap enen dood

Mensen allemaal welgekommen
Rond de molen, 't is hier niet pluis
Wat da g'hier meebeleeft gedomme
Kunt ge zelfs niet zien in "Thuis"

T'is al tweehonderd jaar geleden
T'was met nieuwejaar met sneeuw en vorst
Piet van Lierde werd hier doodgestoken
Met een mes plat in zijn borst

Zijne moordenaar was Jan de Lichte
Ne zware gast van kop tot gat
Met een spleet tussen zijn tanden
T'was precies Gie Verhofstadt

In den oorlog van 14-18
Sloegen ze op de moljer zijn toot
En omdat n hem zo verweerde
Sneden z'hem midden in zijn stroot

Vier man verscheen bij Fiel Walravens
Met een gezicht lijk Sadam Hoessein
Fiel dacht voor Gooik zijn die toch te schoon
Die moeten zeker van Loemek zijn

De wrede moord was nog maar bedreven
Of de gendarmen waren in de weir
Gelijk bij Witze ging k et van 't zelves
Ze waren slecht van karakteir

De vier mannen wieren opgesloten
Achter grendel en in 't slot
En 't was niet gelijk Dendermonde
Ze kwamen nooit ne meer uit 't kot

Laat ons die wrede zaak vergeten
T is te zot en 't is te dwaas
Laat ons liever iets gaan drinken
In den Tap of in Den Haas

-------

Daarbij die molen die mooie molen
Daar zingen wij met de molenwieken mee
Daarbij die molen die mooie molen
De beste moljers zijn bij de KWB

T is spijtig maar ne mo'len in Gooik die hebben wijle niet
En voor ne nieuwe op te bouwen krijg'we geen krediet
Misschien kan er voor Gooik wel rap een schoon remedie zijn
We trekken die van Loemek ewa voesj naar de vastijn

In Loemek zijn ze toch bekoest als bokken en als geit'en
Daarom moeten we rond de mo'len niet te neig staan te bleiten
Wat da g'hier ziet als monument is werkelijk fameus
Maar wijlen hemmen toch in Guuk veel beter bier en geus

----------------

Getuigenis van de vroegere molenaar Henri Van Nuffel (mailbericht Lieven Denewet, 13.12.2002).
Onder de druk van enkele boeren, die rond 1980 met de kruiwagen nog een beetje graan brachten, vroeg mevr. Heremans mij dat ik enkele zakken zou malen. Onder het malen begon de molen plots te kraken, te schudden en te beven: ik dacht dat mijn laatste ogenblik gekomen was. Toch slaagde ik er nog in de draaiende wieken tot stilstand te brengen. Sindsdien mocht ik nooit meer malen, enkel nog los draaien". Moraal van het verhaal. Al is de prachtig gerestaureerde molen er nu veel beter aan toe dan in 1980, toch blijft waakzaamheid steeds geboden! Geluiden van de zoevende wieken en de ronkende molenstenen zijn dé parameters voor een zorgzame molenaar.

 

Literatuur

Archieven

- Algemeen Rijksarchief Brussel, Archief de Merode, nr. Ca. 2265, p. 2 (cijnsboek, 1391)
- Algemeen Rijksarchief Brussel, Archief de Merode, nr. Ca. 2771, p. 18 e.v. (cijnsboek, 1491)- Algemeen Rijksarchief Brussel, Notariaat van Brabant, nr. 4102 (verkoopakte van 1732; Andreas De Mesmaecker aan Henricus De Bruyn)
- Rijksarchief Beveren, Oud gemeente- en griffiearchief van Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek en Strijtem, nr. 236 (voorheen Schepengriffies arr. Brussel, nr. 8942) (verkoopakte, 02.08.1655)
- Rijksarchief Beveren, Oud gemeente- en griffiearchief van Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek en Strijtem, nr. 13. Onkosten, schaden en lasten. Processen 1691-1697 (met melding brandstichting op 14.12.1690).
- Rijksarchief Beveren, Oud gemeente- en griffiearchief van Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek en Strijtem, nr. 14. Onkosten, schade en lasten. Processen van de regeerders van O.L.Vr.-Lombeek tegen Dors, 1710-’14 (met: belasting inwoners O.L.Vr.-Lombeek voor de heropbouw van de molen, 1714).
- Rijkarchief Beveren, Oud gemeente- en griffiearchief van Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek en Strijtem, nr. 47. Zettingen (belastingen, 1749-1773).
- Rijksarchief Beveren, Oud gemeente- en griffiearchief van Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek en Strijtem, nr. 129. Rekeningen van de onkostboeken (met: verkoopsakte, 18.06.1716 en met Afsluit van alle vergoedingen voor de afgebrande windmolen: afbetaling laatste schijf van de verschuldigde 2600 gulden, 10 juli 1725).
- Rijkarchief Beveren, Oud gemeente- en griffiearchief van Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek en Strijtem, nr. 87. Beden, Belastingsrekeningen 1723-1724 (o.m.  tot het vinden van de somme van 178 gulden 16 stuyvers op de prochie ende heerlijkheyd van Onse Lieve Vrauwe Lombeke).
- Rijkarchief Beveren, Parochiearchief Gooik. Volledige afstamming. Microfilm nr. 0286511 (met: geboorte van Pieter van Lierde jr. in Gooik in 1704).

Landkaarten
- Villaretkaart (1745-1748) 
- Ferrariskaart (ca. 1775) 
- Atlas der Buurtwegen (ca. 1844) 
- Topografische kaart van Ph. Vandermaelen (ca. 1850)
- Kadastrale kaart van P.C. Popp (ca. 1855) 

Werken

- Carlier B., Opening Hertboommolenmuseum te Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek, Molenecho's, XXXV, 2007, 2, p. 321.
- Derideaux L., Streekgebonden, Roosdaal/Pajottenland, 2.19 of p. 132
- De Roeck R., De molen van O.L.V. Lombeek, in: Brabant, VIII, 1956, p. 8-9.
- De Stercke Bruno, Notities over "De molen te Vele" te Nederbrakel, Triverius, XL, 2010, 4, p. 8-12.
- De Stercke Bruno, Omtrent "De molen te Vele" en zijn molenaar Francies Vandevelde te Nederbrakel, in: Triverius, XLI, 2011, nr. 2.
- De 'tragische molen' te O.-L.-Vrouw-Lombeek, in: Het Pajottenland - Landschap en Monument, Culturele Kring "Andreas Masius", 1971, p. 24-25.
- De Vuyst H., Hout werkt, in: M&L, Monumenten, Landschappen & archeologie, tweemaandelijks tijdschrift van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, Brussel jg. 24, nr. 4, p.-8-21.
- dewindmolen.be, Kapitein Zeppos op DVD en VHS bij de molen van O.-L.-Vr.-Lombeek, Molenecho's, XXXI, 2003, 4, p. 322.
- Duwaerts M.A. e.a., De molens in Brabant, Brussel, Dienst voor Geschiedkundige en Folkloristische Opzoekingen van de Provincie Brabant, 1961, p. 29-32.
- DVD, Poort op het Pajottenland - Breedbeeld, productie: Centrum Agrarische Geschiedenis VZW - Provincie Vlaams-Brabant.
- Herpelinck H.J., De historische molen van O.-L.-Vrouw-Lombeek, in: Molenecho's, XI, 1983, 6, p. 286-300.
- Herpelinck H.J., "De bouw van de Hertboommolen: literair, archivalisch en epigrafisch onderzoek", Molenecho's, XXXVII, 2009, 2, p. 95-104.
- Herpelinck H.J., Op bezoek bij Henri Van Nuffel: mulder op de "Molen van Kapitein Zeppos, in: Molenecho's, XXVI, 1998, nr. 1, p. 7.
- Herpelinck H.J., Historische molen van O.L.Vrouw-Lombeek openbaar verkocht, in: Molenecho's, XXVII, 1999, nr. 1, p. 17.
- Herpelinck H.J., Restauratie van de "Tragische Molen" te O.L.Vr.-Lombeek, in: Molenecho's, XXVIII, 2000, nr. 3, p. 131-132.
- Herpelinck H.J., In memoriam Mevr. Heremans, Molenecho's XXVI, 1998, p. 174.
- Herpelinck H.J., De "Hertboommolen" verdringt de "Tragische Molen" te Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek, in: Molenecho's, XXX, 2002, nr. 4, p. 186-195.
- Holemans Herman, Kadastergegevens: 1835-1985. Brabantse wind- en watermolens. Deel 3: arrondissement Halle-Vilvoorde (M-Z), Kinrooi, Studiekring Ons Molenheem, 1992.
- Lindemans P., Oude Brabantse geslachten: Van Lierde, Brussel 1952, p. 2 e.v.
- Molenzorg vzw, Windmolenaar Henri Van Nuffel (°1910) overleden, in: Molenecho's, XXVII, 1999, nr. 4, p. 174.
- Peetermans Frans, "Liedjes op de actualiteit van toen", Heemkundige Kring Gooik, nr. 43, 14de jg., maart 1999 (met op p. 28-29 over "De moord op de molen te Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek in 1917")
- Renson G., Pertinente Beschrijvinge, Gasebeca, 1971, p. 50.
- Roose W., De tragische demontage van de "Tragische Molen" in O.L.Vr.-Lombeek, in: Molenecho's, XXVIII, 2000, nr. 3, p. 133-138.
- (Smet L.), De Tragische Molen van Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek, in: Molenecho's, III, 1975, p. 83.
- Struyf Jan, Archivalisch, bibliografisch en kadastraal onderzoek van het windmolencomplex te Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek: Verkenningen", Heverlee, 1999 (onuitgegeven).
- Van Herreweghen Gerard, De Tragische molen van Lombeek, in: DF-Klokje (Davidsfonds Roosdaal), jg. 1982, extranummer,95 p. (www. vanherreweghen. be)
- Van Stalle P., "Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek: de Tragische Molen", Eigen Schoon en De Brabander, XIII, 1930-1931, p. 300-303. (Inleiding p. 199 gedateerd St.-Kwintens-Lennik 24 augustus 1929).
- Van Stappen A., Portret van een draaiende molen: de tragische molen van O.-L.-V.-Lombeek, in: Natuur- en Stedenschoon, Antwerpen, 63, 1994, nr. 3, p. 34-35.
- Vennekens F., La Seigneurie de Gaesbeek, Affligem, 1935, p. 112.
- Vinckx J., De molen van O.L.Vrouw-Lombeek, in: Eigen Schoon en de Brabander, XIII, 1930, p. 300-303, overgenomen in: J.F. Vincx, De molens van 't Payottenland, Merchtem, 1931.

Persberichten

N.B., De Tragische molen van Lombeek, Het Laatste Nieuws, 17 april 1984.
Rudy De Sadeleir, "Roosdaal - Zepposmolen heeft fraai museum", Het Nieuwsblad, 09.11.2007.
RDS, "Windmolen", in: Het Nieuwsblad, 09.02.2008.
RDS, "Molen", in: Het Nieuwsblad, 28.03.2007.
Jos Huwaert, "Molenkot op Zepposmolen. Feestelijke opening Lombeekse molen in december", in: Het Nieuwsblad, 14.06.2002.
"Monumentenprijs voor Zepposmolen", in: Het Belang van Limburg, 25.02.2004.
"Zepposmolen heeft brasserie", Het Nieuwsblad, 22.11.2008.
RDS, "Windmolen", in: Het Nieuwsblad, 19.01.2009.
RDS, "Molenaars gezocht", in: Het Nieuwsblad, 23.07.2009
Sarah Vankersschaever, "Betoverende locaties. De helden van het dorp", De Standaard, 28.07.2009, p. 29.
RDS, "Rosmolen", in: Het Nieuwsblad, 16.06.2009.
Rudy De Saedeleir, "Nederlandse molenkenner bezoekt Zepposmolen", Het Nieuwsblad, 27.07.2010.
Rudy De Saedeleir, "Etienne van Ginderdeuren verbreekt stilte met novelle", in: Het Nieuwsnblad, 18.09.2010.
"Molen in Lombeek maalt voortaan elk weekend. Zestien voor Zepposmolen", Het Nieuwsblad, 07.04.2004.
Luc Schoonjans, "Wrede geschiedenis krijgt Zepposmolen niet klein", Het Nieuwsblad, 14.07.2011.
Luc Schoonjans, "Minister Geert Bourgeois wil historisch karakter bewaren. Geld voor restauratie molen Kapitein Zeppos", Het Nieuwsblad, 06.08.2011.
"Molenaarswoning 'Kapitein Zeppos' krijgt restauratiepremie", Gazet van Antwerpen/Het Belang van Limburg, 05.08.2011.
LSG, "Radioamateurs activeren Zepposmolen", Het Nieuwsblad, 08.09.2012.
DBS, "Windmolen krijgt nieuwe zeilen", Het Nieuwsblad, 26.06.2013.
DBS, "Molen krijgt geel-zwart kleurtje", Het Nieuwsblad, 16.07.2013.
LSG, "Pajottenlandpas voor drie musea", Het Nieuwsblad, 19.07.2013.
DBS, "Rommelmarkt aan windmolen", Het Nieuwsblad, 13.09.2013.
Sanne De Backer, "Foto. Pajottenlandse radioamateurs activeerden Zepposmolen", Het Nieuwsblad (dig.), 18.09.2013.
DBH, PUT, VRT, "Gebroeders Devos openen café in Hertboommolen in Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek. Kapitein Zeppos schenkt pintjes in zijn molen", Het Nieuwsblad, 16.01.2015.
Michiel Elinckx, "Nachtje slapen in schaduw van Zepposmolen. B&B opent eind 2017 in molenaarswoning", Het Laatste Nieuws, 26.08.2016.
Dieter Hautman, "Logeren aan molen van Kapitein Zeppos? Binnenkort kan het!", Het Nieuwsblad, 05.05.2017.

Websites
www. windmolen.be

Mailberichten
Stefaan Denewet, 12.12.2002 (getuigenis van Henri Van Nuffel uit 1980)

Overige foto's

Hertboommolen, Tragische Molen, Zepposmolen, Molen van Lombeek, Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek (Roosdaal), Foto Donald Vandenbulcke, Staden, 05.09.2010 | Database Belgische molens
© Foto Donald Vandenbulcke, Staden, 05.09.2010
Hertboommolen, Tragische Molen, Zepposmolen, Molen van Lombeek, Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek (Roosdaal), Tijdens de heropbouw in 2002. Foto Lieven Denewet, Hooglede | Database Belgische molens
© Tijdens de heropbouw in 2002. Foto Lieven Denewet, Hooglede
Hertboommolen, Tragische Molen, Zepposmolen, Molen van Lombeek, Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek (Roosdaal), Prentkaart Stichting Levende Molens Roosendaal, jaren 1980 | Database Belgische molens
© Prentkaart Stichting Levende Molens Roosendaal, jaren 1980
Hertboommolen, Tragische Molen, Zepposmolen, Molen van Lombeek, Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek (Roosdaal), Prentkaart uitg. De Kroon, O.L.Vr.-Lombeek, kort voor 1940 (Coll. H.J. Herpelinck, Ternat) | Database Belgische molens
© Prentkaart uitg. De Kroon, O.L.Vr.-Lombeek, kort voor 1940 (Coll. H.J. Herpelinck, Ternat)
Hertboommolen, Tragische Molen, Zepposmolen, Molen van Lombeek, Onze-Lieve-Vrouw-Lombeek (Roosdaal), Foto ca. 1900. Coll. Stichting Levende Molens, Roosendaal | Database Belgische molens
© Foto ca. 1900. Coll. Stichting Levende Molens, Roosendaal