Aantal asomwentelingen 1992: 0
Intekendatum: juni 2009 Molen: Brugge (W.-Vl.), De Nieuwe Papegaai - staakmolen op teerlingkot Bouwheer & ontwerper: Stad Brugge, Dienst Infrastructuur - Gebouwen Opdracht: Onderhoud: o.m. schilderen molenkast; onderhandelingsprocedure; ± €30.000 onderhoudspremie van de Vlaamse Overheid Toewijzing: Nijs P.. nv, Deinze
"Brugge. Restauratie 'Nieuwe Papegaai'-molen gestart", in: De Streekkrant, 06.11.2009. Brugge - Op de Kruisvest in Brugge is gestart met de restauratie van de Nieuwe Papegaai. Deze molen werd in 1790 in Beveren-aan-de-IJzer gebouwd onder de naam Hoge Seinemolen. De molen werd in 1969 door het Brugse stadsbestuur aangekocht en als derde molen op de Kruisvest geplaatst. Daar stond voorheen ‘De Papegaai' maar die werd afgebroken. Aanvankelijk was de Hoge Seinemolen een olieslagmolen. Pas begin twintigste eeuw werd hij omgebouwd tot graanmolen. Het mechanisme om graan te malen, werd destijds niet mee verhuisd. Ook bij de huidige restauratie zal de molen niet maalvaardig worden gemaakt. De restauratie zal ongeveer een jaar duren.
-------------
G. van Nieuwenhuyse, De windmolens van de Kruisvest te Brugge 1580-1650, Biekorf, jg, 71, 1970, p. 210-214.
De twee windmolens bij de Kruispoort te Brugge zijn goede bekenden. Vooral de "Sint-Janshuusmolen" die draait en maalt gedurende de vier maanden van het seizoen (1 mei-31 aug.) en dan door veel toeristen wordt bezocht. Deze actieve molen is een oude Brugse, in 1770 ter plaatse gebouwde molen Zijn stille gezel, die dichter bij de Kruispoort staat, is daar (overgevoerd uit Olsene) in 1911 een gevelde voorganger, de "Bonnne Chiere" komen vervangen (1). En nummer drie is al op komst, zo zien we nu gebeuren: de houten windmolen van Beveren aan de IJzer werd door het stadsbestuur aangeworven om ter hoogte van de Oliebaan op de Kruisvest te worden heropgericht. Een mooie aanwinst voor het stadsbeeld in die énige ‘gezichtshoek’ van de Kruispoort. En een gelegenheid om de geschiedenis van de oude molens uit de oorkonden boven te halen.
De negen windmolens van de Kruisvest
Het kadaster van Brugge, in 1580 opgemaakt, vermeldt negen windmolens tussen de Spey- en Kruispoort (2). Ze volgen hierna in de aldaar opgegeven orde, uitgaande van de Speypoort. Het register van Carmerszestendeel vermeldt:
"De Speymolen" - Eigenaar: Olivier Vlamync. In 1593 was deze molen reeds verdwenen: "... vande rechte helfscheede vande walle daer wylen een muelen up ghestaen heeft die ghenaempt was de Speye daer jeghenwoordich een stake up staet’.
"De Coele Wey". - Is eigendom geweest van Ghysebrecht Martens. In 1585 zijn eigenaars: Pieter Maertins fs. Ghysebrecht, Jooris van Nooreweghe, Aernout Plasschaert en Jan Coolman, molenaars, elk voor een vierde. In 1588 is deze molen eigendom van Olivier Vlaeminc, die in 1593 er de helft van verkoopt aan Joos Oulterman. Het molenaarshuis stond op de Potterierei. Huis en molen waren belast ‘met een hey tsiaers van de cheyns dat men ter date van dese niet en wiste te nomeren wye nochte wanneer men dat ghelt’.
"Het Dracken Hooft". - Was een oliewindmolen. Beneden de wal stond een 'couchuyseken'. Deze eigendom was zeer verdeeld; sommige eigenaars bezaten maar een veertiende part. Tussen deze laatste vinden wij de Wwe. van Berthelmeeus Lippens, Philippus Reingout, Joos van Okerhout, Jan Vereecke e.a.
"De Papegaey". - Was nog een oliewindmolen. Hij behoorde aan Herman Goossens. Later werd deze eigendom ook verbrokkeld. Tussen de participerende eigenaars vinden wij Jan Vleis, Jan de Wulf, Jan Vereecke, Maerten Crabbe (van de bekende goudsmedenfamilie), Jacques van Ockerhout e.a.
"Helpt Uuyter Noodt". - Was de derde oliemolen, soms ook genoemd "Ryckwynmeulen". Hij stond op 't einde van de Corte Oliestraat en het molenhuis aan de oostzijde van de Peter Cellestraat. Eigenaar was Pieter Nollet. De tijden waren slecht en onzeker en de verpande molen ging bij decreet van 6 juli 1588 over aan de kinderen van Herman Goossens. In 1592 gaat de eigendom in handen van Pieter Rielandt en Leenaert Cobri. Na verscheidene verhandelingen is deze molen, in 1618, eigendom van Joos Spillebeen.
"'t Groote Werck". - Is weer een korenwindmolen. Hij is gelegen op 't einde van de Carmersstraat. Het molenhuis aan de noordzijde van die straat paalde aan het klooster van Bethanië maar was in 1589 reeds in vervallen staat: ‘... eene plaetse van lande metten toebehoorten daer wylen een huus ende peertstal up ghestaen heeft’. Eigenaars in 1580: Steven Vlamync en Frans Hane. In 1589 is Inghel Meeuws eigenaar van de helft. In 1641 vinden wij de verkoop, door Guillaume Mys, van een vierde van deze molen aan Pieter Mys.
De drie laatste molens staan vermeld in het register van het Sint Janszestendeel anno 1580:
"De Schelmuelen". - Staat op de vesten op 't einde van de Carmersstraat. Het molenhuis, zijnde het hoekhuis aan de zuidzijde van deze straat, strekte met zijn erve tot aan de Gilde van de Archiers (Schuttershof). Deze molen was eigendom van Jooris van Nooreweghe. In 1591 verkocht diens zoon, Leonard, de gehele eigendom aan Pieter van Aesbrouck. Vanaf 1614 wordt Pieter Robyn vermeld als eigenaar van de helft van die molen.
"De Sint Janshuysmuelen." - Wordt beschreven als zijnde de tweede molen gaande van de Kruis- naar de Speypoort en gelegen op 't einde van de Lange Rolleweg, jegens over het Schottershof van de Handboge, het molenhuis staande aan de noordzijde van de Lange Rolleweg. Van Pieter van Zeebrouck d'oude, die eigenaar was, ging de molen, in 1594, over naar Pieter van Zeebrouck de jonge. Bij deze overgang wordt de molen beschreven als zijnde ‘onlangs vernieuwd’. In 1628 is de eigendom voor de helft aan Jacques Hanecaert, voor de andere helft aan Lieven Devenyn.
"De Bonne Chiere. - De eerste molen staande noordelijk nevens de Kruispoort gelegen op 't einde van de Corte Rolleweg. Was in 1580 eigendom van Lieven Oste.
In 1597 werd hij eigendom van Pieter Bariseel. In een akte van 26 november 1620, vóór Redenaars van het Proossche, bij de verkoop van die molen door de weduwe en kinders van Pieter Bariseel, wordt vermeld dat het woonhuis ‘ten Brugsen’ stond.
Onder welke jurisdictie stonden deze molens
In zijn boek over Koudekerke-Heist, zegt M. Coornaert dat vijf molens, staande op de wallen tussen de Kruispoort en de Speypoort, oudtijds afhingen van het Hof te Heist (3). Gedurende de periode die we behandelen, hebben we daar geen spoor meer van gevonden. Wellicht was dit leenrecht toen reeds lang afgekocht. Wel wordt vermeld het recht dat het Proossche eiste op zeven van de molens die in voornoemde vestingssector waren opgesteld.
Te dien tijde immers telde men, gelegen te Brugge binnen de wallen, twaalf belopen, d.i. twaalf afgebakende partijen grond die, met al wat erop gebouwd stond, onder de jurisdictie ofwel van het Kanunnikse, ofwel van het Proossche lagen. Daar er nu en dan twist ontstond nopens de grenslijnen van die belopen, werd er meer dan eens overgegaan, na onderhandelingen tussen de stad en de beide heerlijkheden, tot het opstellen van een concordaat tussen de partijen. Een van die concordaten werd op 22 maart 1541 (n.s.) te Mechelen afgesloten tussen ‘Myn Heeren van Brugghe ende den Heeren van den Prosschenn en Kanonikschen' (4). Naar aanleiding van dit concordaat werd een Grondboek (5) opgemaakt: 'Registre inhoudende verclaers ende bewys van alle de huusynghen gronden ende erfachtigheden toebehoorende ende sorteerende onder de jurisdictie ende heerelickheede van myn Eerw. Heere den Buscop van Brugghe, erfachtich cancelier van Vlaendren ter cause vande Proostie van Sinte Donaes zoo wel ten Proosschen, als ten Canoninckschen staende ende ligghende binnen het beloken vande voorseyde stadt van Brugghe... achtervolghende de limiten ende paelen vande voorschreven heerelickhede, verkent byde wets der voornoemde stede van Brugghe in zeker appoinctement ende transactie besloten tusschen de zelve stadt ende de voornoemde heerelickhede opden 22. maerte 1541 (n.s.)’. In dit Grondboek worden volgende molens van de Kruisvest vermeld als liggende onder de jurisdictie van het Proossche:
In het derde beloop: den Meulene..."de Schelle" (f. 21); den muelen noort daerby ghenaemt "Helpt Uuytter Noot (f. 21v; den Muelen... "de Draecke" (f. 22°); een muelen ghenaemt "den Papeghaei (f. 22v); den Muelen... den Coelen Wey" (f. 23); eenen anderen muelen ghenaempt "de Speuwe" (f. 23v). In het negende beloop: den Muelen... ghenaempt "de Boone" (f. 60v).
Alhoewel de stad Brugge zich met dit concordaat akkoord verklaarde, toch blijft de indruk dat, voor wat de molens betreft, dit met tegenzin geschiedde. Deze stellingname van de stad is gemakkelijk te verstaan. Molens, allen binnen Brugge gelegen, waarvan sommige onder jurisdictie van de stad en andere onder deze van het Proossche, moesten alleszins aanleiding geven tot economische en juridische moeilijkheden. Reeds vóór 1600 moet de stad Brugge onderhandelingen hebben gevoerd om te bekomen dat deze molens aan de jurisdictie van het Proossche zouden worden onttrokken. Hoe anders te verklaren dat in die periode, voor al de bedoelde molens, verkopingen of verpandingen geschieden voor de schepenen van Brugge? (6). Ook het hiervoren besproken Grondboek, aangelegd in 1656 en bijgehouden tot 1689, pleit ten voordele van deze veronderstelling. In dit boek is voor elke eigendom een bladzijde voorbehouden waarop alle transporten of renten in verband met de eigendom opgetekend werden. Waar deze bladzijden, voor de andere eigendommen, voor de helft of meer beschreven zijn, zijn de bladzijden waarop de molens vermeld staan, op drie uitzonderingen na (den Papeghaey, den Coelen Wey en de Boone), volledig blanco gebleven. Bij al de molens staat de vermelding: 'per nieuw registre niet geboekt' (7).
In 1676 kreeg de Stad Brugge officieel voldoening. Door beide partijen werd een nieuw concordaat ondertekend (8) waarin uitdrukkelijk wordt verklaard dat al de windmolens 'ten Brugschen' liggen (9). Hier volgt de tekst die betrekking heeft op de molens. 'Thienste beloop:... door het boomgaerdeken behoordende d'Heer Jacques de Gheldere oostwaert over de gracht alwaer een blauwe paele gestelt is op de thee van de meulewal genaemt de Schelle, op den oostoever van de zelve gracht en vandaer krom en aldraeyende noord en noordwestwaert, opkeerende ter noordoostzvde langs de gracht liggende nevens den barm van de veste van zuydwesten, alle de meulewallen, van de muelens genaemt Helpt Uyter Nood, den Papegaey, de Draecke en den Koelen Wey, al staende ten Brugschen’.
Het 'Twaelfste beloop: ... tot zeker blauwe paele aldaer gestelt ter zuydwesthoeke van den muelenwal daer wylent den huvetters meulen opstont, alsnu eenen kooren-wind-meulen behoorende Jan Roose en Adriaen Gevaert geheel liggende en staende ten Brugschen’.
In een volgende mededeling hopen we de juiste volgorde van de negen molens te kunnen bepalen.
De Brugse stadsmolens op de Kruisvest vóór 1904 Foto A.C.L
Noten
(1) Dr. Chr. Devyt, Westvlaamse Windmolens, Brugge 1966. Blz. 68.
(2) De gegevens met betrekking tot deze molens zijn getrokken uit: S.A.B., Reg. Carmerszestendeel f. 813/818, St. Jansz. f. 699, 700, 720. - Wett. Pass., Clercq N. Phlippet: Reg. 10K, 1585, f. 151v, reg. 11L, 1586, f. 27. Reg. 13N, 1588, f. 66 en 87. 1589, f. 114. Reg. 14D, 1591, f. 39v en 52v. Reg. 15P 1593, f. 185, 1594 f. 188. Reg. 17R 1595 f. 73 en 154v. Reg. 19T, 1597 f. 20v en 50. Clercq F. vande Voorde, Reg. 7/9, 1627 f. 151. Reg. L3, 1641 f. 35v. Clercq A. vander Meere, Reg. 9J, 1647, f. 179. Clercq Joos vande Walle, Reg. 1615-1616, f. 46v. Staat v. Goed IS. 1563. R.A.B. Proosdij nr. 1261, 1620, f. 3v.
(3) M. Coornaert, Koudekerke-Heist, blz. 62 en volgende.
(4) P. Beaucourt de Noortvelde, Beschrijving der Heerlijkhede en Lande van den Proossche, Brugge 1764.
(5) R.A.B. Proosdij nr. 209.
(6) Benevens deze akten verleden vóór schepenen van Brugge, waarvan enige vermeld onder voetnoot 2, vonden wij nog, tussen 1553 en 1647, volgende akten verleden vóór Redenaars van het Proossche: R.A.B. Proosdij, 'Bonne Chiere', n. 1246 f. 13 en 24v; 1249 f. 281; 1257 f. 203v; 1261 f. 3v en 192; 1265 f. 15 en 119v; 1266 f. 175; - 'de Coele Wey': 1261 f. 136v. - 'Speymolen': 1252 f. 20 en 55v; 1253 456v en 461; 1254 f. 52v.
(7) Volgens een aantekening op f. 2 van dit Grondboek dagtekent dit Nieuw Register van 1689.
(8) Beaucourt de Noortvelde, o.c.
(9) Benevens de zeven molens op de Kruisvest, lag nog een ander molen ten Proossche: de ‘Zeepziege’, tussen Kruis- en Gentpoort in 1676 kwam hij insgelijks onder Brugge.
Literatuur
Archieven Rijksarchief Brugge, Charters met blauwe nummers, nr. 4715 (1395). Rijksarchief Brugge, Proosdij, nr. 209 (Grondboek, 1541), f° 22 v°. Rijksarchief Brugge, Provnicaal Bestuur, III, nr 437 (toestemming oprichting stenen molen, 1827) Stadsarchief Brugge, nr. 138. Registers van de Zestendelen. Carmerszestendeel, 33e cirkel, f° 816 (1580-1796). Stadsarchief Brugge, Biens Communaux, 1879-1880.
Uitgegeven bronnen L. Gilliodts-Van Severen, "Les registres des "Zestendeelen" ou la cadastre de la ville de Bruges de l'année 1580". Brugge 1894, p. 326.
Werken Lieven Denewet, "Geschiedenis van de Hoge Seinemolen te Beveren-aan-de-IJzer en van zijn verplaatsing naar Brugge", in: Molenecho's, XVIII, 1990, p. 154-159. P. Beaucourt de Noortvelde, "Beschrijving der Heerlijkhede en Lande van den Proossche", Brugge 1764. G. van Nieuwenhuyse, De windmolens van de Kruisvest te Brugge 1580-1650, Biekorf, jg, 71, 1970, p. 210-214. Bulletin van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, nr. 25, 1939, p. 281. Bulletin van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen, nr. 32, oktober 1941, p. 372. K. De Flou, Woordenboek der Toponymie van westelijk Vlaanderen, Vlaamsch Artesië, het Land van den Hoek, de graafschappen Guînes en Boulogne, en een gedeelte van het graafschap Ponthieu, Brugge, 1914-1938. Herman Holemans, Westvlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 1. Gemeenten A-B, Kinrooi, Studiekring Ons Molenheem, 1993. Guillaume Michiels, Iconografie der stad Brugge, III, Brugge, 1968. Jaak A. Rau & Jan D'hondt, Een eeuw Brugge. Deel 1: 1800-1900, Brugge, Marc Vande Wiele, 2001 (hoofdstuk De windmolens in het 19de eeuws Brugge, p. 207-219). Marc Ryckaert, Historische Stedenatlas van België, Brussel, 1991. J.A. Rau & J. D’hondt, "De Brugse parochies. 2. Het leven in Sint-Salvator, Sint-Jacobs, Sint-Gillis", Brugge, 1988, p. 9, 18. Alfred Ronse, "De Windmolens", Brugge, 1934, p. 21 (foto met de wiekenloze stenen molen) Chr. Devyt, "Westvlaamse windmolens. Inventaris volgens de toestand op 1 januari 1965", Brugge, 1966; Luc Devliegher, "De molens in West-Vlaanderen", Tielt/Weesp, 1984 (Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen, 9); Jeroen Cornilly, "Monumentaal West-Vlaanderen. Beschermde monumenten en landschappen in de provincie West-Vlaanderen. Deel II. De fusiegemeente Brugge", Brugge, 2003; Chr. Devyt, "De Sint-Janshuismolen op de Kruisvest te Brugge, 1770-1970", Brugge, 1970; A. Vandewalle, "De molens te Brugge in 1778", in: Biekorf, LXXVI, 1975-1976, p. 90-92; Lieven Denewet, "Brugge (wordt) Vlaamse molenstad bij uitstek!", in: Molenecho's, XXV, 1997, nr. 2, p. 65; "De molen van de Beverenkalsijde", in: 't Schrijverke (Sint-Anna), VI, nr. 9, p. 7. C. Devyt, "De Kruisvest-molenschans", in: Brugge die Scone, XIX, 1998, nr. 1, p. 4-5; I.J. de Kramer, "Beschrijving en plannen voor de herinrichting" (als oliemolen van de Nieuwe Papegaai te Brugge), in: Molenecho's, XVIII, 1990, p. 162-182: Jozef De Waele, "Technische gegevens over de 3 stadsmolens te Brugge", in: Molenecho's, X, 1982, p. 169-172; Christian Devyt, "De Kruisvest molenschans", Bruge die Scone, 1998, 1, p. 4. Frans Debrabandere, "Niet de Nieuwe Papegaai maar wel de Bonne Chiere als oliemolen?", Brugge die Scone, 2000, 3, p. 43-44. "Kroniek. Nieuwe molen te Brugge", Handelingen van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge, jg. 1970, p. 319. R.A. Blondeau, "Molen De Nieuwe Papegaai", 't Schrijverke, nr. 6/8, p. 7.
Persberichten "Houten molen van Beveren-IJzer zal verhuizen naar Brugge. Toeristisch patrimonium van de streek weer wat armer", Het Wekelijks Nieuws, 30 november 1969. "Brugge. Restauratie 'Nieuwe Papegaai'-molen gestart", in: Brugsch Handelsblad, 06.11.2009. VBJB, "Brugge. Restauratie van 220 jaar oude oliemolen gestart", in: Het Laatste Nieuws, 06.11.2009, p. 19.
--------------------------
Over de periode te Beveren-aan-de-IJzer
Archieven Algemeen Rijksarchief Brussel, Financiële Raad, nr. 1931 (oprichtingsbundel 1791) Archief Kadasterbestuur Brugge, Alveringem - Beveren-IJzer, nrs. 208 (oorspronkelijke aanwijzende tafels) en 212 (kadastrale leggers).
Werken Lieven Denewet, "Geschiedenis van de Hoge Seinemolen te Beveren-aan-de-IJzer en van zijn verplaatsing naar Brugge", in: Molenecho's, XVIII, 1990, p. 154-159. "De molen van de Beverenkalsijde", in: 't Schrijverke (Sint-Anna), VI, nr. 9, p. 7. Annoot Roland, "De Molens in het Westland", Ieper, 1950 (onuitgegeven studie), p. 9-10. Devliegher Luc, "De molens in West-Vlaanderen", Tielt/Weesp, 1984, p. 102-105 (Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen, 9), p. 149. Jozef Ameeuw, "Molens van Veurne-Ambacht", Koksijde, De Klaproos, 2004, p. 43-48. "De Hoge Seinemolen te Beveren aan de Yzer", in: Curiosa, dec. 2001, p. 9-13. R.A. B(londeau), "De molen van de Beverenkalsijde staat nu als 'De nieuwe Papegaai' op de Brugse stadswallen", in: De IJzerbode, Roesbrugge, jg. 7, 1977, nr. 1, jan., p. 1-2, ill.; ook verschenen in " 't Schrijverke", jg. 6, 1976-1977, nr. 8, jan. 1977, p.7-9; nr. 9, febr. 1977, p. 7-10. Chr. Devyt, "Westvlaamse windmolens. Inventaris volgens de toestand op 1 januari 1965", Brugge, 1966, p. 65. L. Smet, "Dammes molenaar gaat met rust", Molenecho's, X, 1982, 1, p. 11. P. Callebert & N. Huyghebaert, "Abbaye Notre-Dame de la Nouvelle Plante à Roesbrugge, puis à Ypres". Monasticon belge. Tome III. Province de Flandre occidentale. IV. Liège, 1978, p. 1067-1094. R. Lansweert, "Beveren en Stavele tijdens de Franse omwentelingsoorlogen", De IJzerbode, V, 1975, 10, p. 4-5; 11, p. 4-5; 12, p. 4-5; VI, 1976, 1, p. 4; 2, p. 4; 3, p. 4-5; 4, p. 4-5. R. Annoot, "Inschriften in molens van de Westhoek en van Frans-Vlaanderen", Molenecho's, XVI, 1988, 1, p. 14. R.A. Blondeau, "Volksdichter en socio-kulturele werker uit de 19e eeuw. Drukker Désiré Allaert van Roesbrugge (1828-1905). Kontaktman voor Vlaamsbewuste Frans-Vlamingen", De IJzerbode, XI, 1981, 4, p. 1-2. R. Annoot, "De molens van het Westland", Ieper, 1950 (onuitgegeven studie, bekroond in de Erfwachtwedstrijd van de V.V.K.S., 1950), p. 10-11. Herman Holemans, "West-Vlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 1. Gemeenten A-B", Kinrooi, Studiekring Ons Molenheem, 1993, p. 52. Robert Lepée, "Gemeente Beveren aan de IJzer", onuitgeg. studie, Beveren, 1952, p. 19. Jeroen Cornilly, "Monumentaal West-Vlaanderen. Beschermde monumenten en landschappen in de provincie West-Vlaanderen. Deel II. De fusiegemeente Brugge", Brugge, 2003. Chr. Devyt, "De Sint-Janshuismolen op de Kruisvest te Brugge, 1770-1970", Brugge, 1970. I.J. de Kramer, "Beschrijving en plannen voor de herinrichting" (als oliemolen van de Nieuwe Papegaai te Brugge), in: Molenecho's, XVIII, 1990, p. 162-182. Jozef De Waele, "Technische gegevens over de 3 stadsmolens te Brugge", in: Molenecho's, X, 1982, p. 169-172. "De Hoge Seinemolen te Beveren aan de Yzer", in: Curiosa, dec. 2001, p. 9-13. Els De Kinderen: "Praten met Maurice Vienne over zijn ervaringen: over molens en hun restauraties", in: Levende Molens, jg. 2 (1979), nr. 18 (22 september), p. 235-237. R.A. B(londeau), "De molen van de Beverenkalsijde staat nu als 'De nieuwe Papegaai' op de Brugse stadswallen", in: De IJzerbode, Roesbrugge, jg. 7, 1977, nr. 1, jan., p. 1-2; ook verschenen in " 't Schrijverke", jg. 6, 1976-1977, nr. 8, jan. 1977, p.7-9; nr. 9, febr. 1977, p. 7-10. Jacques Lorthiois, "Flandre Occidentale. Meuniers et moulins de West-Flandre", L'Intermédiaire des Généalogistes, n° 170, XXIX, 1974, 2, p. 116-126 (118). K. De Flou, Woordenboek der Toponymie van westelijk Vlaanderen, Vlaamsch Artesië, het Land van den Hoek, de graafschappen Guînes en Boulogne, en een gedeelte van het graafschap Ponthieu, Brugge, 1914-1938.
Persberichten - "Gemeente Beveren-IJzer. Openbare aanbesteding", Het Wekelijks Nieuws, 28.05.1952. - G. Candaele, "Bij het herstel van de "Oude Molen" te Beveren a.d. Ijzer. Mijmeringnen en... een beetje historiek", Het Wekelijks Nieuws, 20.06.1952. - "Houten molen van Beveren-IJzer zal verhuizen naar Brugge. Toeristisch patrimonium van de streek weer wat armer", Het Wekelijks Nieuws, 30 november 1969. - Chris Weymeis, "Aanleg van Kruisvest in 1915 vormde het sluitsuk van de huidige stadsvestingen. Over Brugse en 'aangespoelde' molens...", Brugsch Handelsblad, 05.07.2013.
|