Molenzorg
navigatie Wakken (Dentergem), West-Vlaanderen
Foto van Goethalsmolen<br />Molen De Borchgrave<br />Molen D'Hondt, Wakken (Dentergem), Foto: Donald Vandenbulcke, Staden, 08.12.2012 | Database Belgische molens © Foto: Donald Vandenbulcke, Staden, 08.12.2012

Goethalsmolen
Molen De Borchgrave
Molen D'Hondt
Molenstraat 20
8720 Wakken (Dentergem)
kadasterperceel B44
50.929306, 3.400706 (Google Maps)
Hubert Goethals, Wakken
1787 (hout) / voor 1810 (steen)
Stenen stellingmolen
Koren- en oliemolen
Boven elkaar geplaatste vensters, granieten kollergang
Geklinknagelde roeden
Nog 1 kollergang; oliekelder
Maalvaardig
M: monument,
29.04.2002
Leden van de vzw Goethals Koren- en Oliewindmolen
Op afspraak
50901 (allemolens.nl)

Beschrijving / geschiedenis

De Goethalsmolen te Wakken is een stenen koren- en oliewindmolen, type stellingmolen, aan de noordoostzijde van de Molenstraat, achter het huis met nr. 20.

Hij werd in 1787 gebouwd als een staakmolen om boekweit te malen door Joseph Françis De Borchgraeve, geboren te Wakken in 1748. Hij vroeg daartoe de toestemming van de graaf van Wakken, die een eigen banmolen bezat. Eerder, in 1782, had P.F. Van Reckem al een aanvraag ingediend bij de Financiële Raad in Brussel om in Wakken een graanwindmolen te bouwen, maar dat bleef zonder gevolg.

In de volkstelling van 1814 zien we Joseph Francis de Borchgraeve als mecanicien en meunier vernoemd. Hij was toen 66 jaar en woonde in zijn eigen huis in de Marktstraat nr. 21 (in 1816: Kerkstraat) of de huidige Molenstraat te Wakken. Zijn vader Lieven De Borchgrave woonde dan in een nabijgelegen huis (Marktstraat nr. 24). Ondanks zijn respectabele leeftijd van 87 jaar werd hij nog vernoemd als kruidenier. Een familielid Jan Baptist De Borchgrave (Markegemstraat nr. 135) werd in 1814 opgegeven als charpentier de moulins of molenmaker.

Een ander familielid was Pieter Joost De Borchgrave (1758-1819). Tot ca. 1794 was hij bakker en tot aan zijn overlijden was hij belastingsontvanger van Wakken. Hij stond evenwel tot ver buiten de dorpsgrenzen bekend als dichter, rederijker en toneelschrijver. In de volkstelling van 1814 staat hij ingeschreven in de Markegemstraat nr. 255.

De eerste stenen molen

Het betrof aanvankelijk een stenen grondzeiler of lage bergmolen opgetrokken in rood-paarse baksteen. Vermoedelijk had de molen al van in het begin de dubbele functie als graan- en oliemolen.

Na het overlijden van bouwheer Joseph Francis De Borchgrave in 1834, werd zijn zoon Albert nieuwe eigenaar en olieslager. De molen werd toen geschat als een Wind-Koorn-Oliemolen van de eerste klas, wat neerkwam op 438 frank, de hoogste som voor een Wakkense molen. Albert bezat in 1834 niet minder dan 7 huizen te Wakken!

Op een kadasterplan van Wakken (ca. 1830) zien we een symbool van een stenen windmolen afgebeeld. We zien hem ook aangeduid in de Atlas der Buurtwegen (ca. 1842) met een rond grondoppervlak van een stenen molen en op de topografische kaart van Ph. Vandermaelen (ca. 1850).

Naar de huidige stenen stellingmolen

Vermoedelijk nog vóór 1834 werd de stenen grondzeiler of lage bergmolen - zoals dat ook nog op andere plaatsen het geval was - verhoogd tot een stellingmolen met 7 verdiepingen (een gelijkvloerse verdieping en 6 zolderverdiepingen). De lichte knik ter hoogte van de meelzolder, het gebruik van een zekere baksteen met een lichtere rode kleur en grotere afmetingen, evenals de dichtgemetselde segmentbogige vensters op de gelijkvloerse verdieping geven dit immers duidelijk aan.

De molenverhoging hield zeker verband met de verminderde windvang, vanwege de huizenrij aan weerszijden van de Molenstraat, aan de westzijde van de molen. Dank zij die verhoging zou de molen ook in de huidige context van voldoende windvang verzekerd zijn.

De molen had - althans zeker op het laatst - een ijzeren gaanderij. De verticale ijzeren stijlen van de galerijleuning werden met de verwijdering van de molenkap en het wiekenkruis omstreeks 1881 - zoals een prentkaart van 1905 nog laat zien - verwerkt in de reling bovenop de molenromp.

Na het overlijden van Albert De Borchgrave (die eerst gehuwd was met Françoise Goossens en later met Marie Anne Thérèse Van Belleghem) in 1856, kwam de molen in handen van Pauline De Borchgrave die gehuwd was met mécanicien Felix Bonte uit Roeselare. In 1863 werd de molen verkocht aan Johannes Joseph Van Den Poel-Roelandts, die begin 1882 overleed.

Van wind naar stoom

Kort voordien, op 20 oktober 1881, had Van Den Poel nog een stoommachine in gebruik genomen. Voortaan was er sprake van een graan- en oliestoommolen. De windmolen werd vervolgens ontdaan van zijn wieken.

Victor D’Hondt, gehuwd met een dochter van Johannes Joseph Van Den Poel, kocht de molen-site aan in 1901. Ze breidden het molenbedrijf in 1908 uit en plaatsten dan ook een nieuwe stoommachine.

Van D’Hondt naar Goethals

In 1922 verkocht Victor D’Hondt de molen aan de gebroeders Adiel (1891-1967) en Marcel Goethals (1899-1932), afkomstig van de nog bestaande Plaatsmolen te Pittem. In 1928 deed Marcel afstand van de molen ten voordele van zijn broer Adiel. In 1933 pachtte de jongste broer Julien Goethals (1907-1993) de maalderij met de molenromp aan Adiel. In 1939 kocht Julien de eigendom aan voor 68.000 frank: hij was de laatste molenaar. Zijn zoon Hubert Goethals-Vanzieleghem is de huidige eigenaar.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog liep het baksteenparament van de molen - zoals de romp-herstellingen nog duidelijk aangeven - op diverse plaatsen door obusinslagen niet onbelangrijke schade op. De muurschade werd hersteld en nog in de jaren 1950 werd graan gemalen met een elektromotor.

De zogenaamde Goethalsmolen is momenteel nog de enige molen die de fusiegemeente Dentergem telt. In de 19de eeuw daarentegen stonden in Wakken drie “grote” houten staakmolens, namelijk in de Markegemstraat een graan- en oliewindmolen (molen Devolder), op de Molenkouter (nu Molenstraat) een oliewindmolen (molen Van Hessche) en een graanwindmolen (de Molen Van Maldegem of Vanschoebeke) en vervolgens – maar heel kortstondig – vier kleine houten vlaswindmolentjes.

De redding van de Goethalsmolen begon met de oprichting van de vzw Goethals-Wind-Koren-Oliemolen op 15.11.1994 en de consolidatie-werken die de Molenwacht Vlaanderen uitvoerde in 1994-’95 in het kader van het Jeugdwerkgarantieplan van de Vlaamse Regering. Een ploeg van vijf jongeren, onder de bezielende leiding van Roeland De Grande, maakte de molen weer veilig toegankelijk tot boven.

Een volgende belangrijke stap was de bescherming van de Goethalsmolen op 29 april 2002. als monument met inbegrip van de gehele inrichting “onroerend door aard en/of bestemming”.

De eigenaar gaf opdracht aan Monument in Ontwikkeling bvba uit Nieuwpoort een bestek te maken voor een completering tot windmolen en een maalvaardige restauratie als koren- en oliemolen. Een aanpalend gebouw, dat trouwens al opgeknapt werd, zal worden ingericht als informatie- en tentoonstellingsruimte.

Op 5 juni 2008 verklaarde Vlaams minister Dirk Van Mechelen het restauratiedossier voor loten 1 en 2 ontvankelijk, met een voorziene restauratiepremie van 576.818,51 euro van het Vlaamse Gewest. Spijtig genoeg weigerde de gemeente Dentergem een verhoging van haar bijdrage in het aandeel (15 %) van de restauratiepremie. Hierop diende de Bestendige Deputatie van West-Vlaanderen op 10 september 2009 haar beslissing tot verhoging van het provinciaal aandeel (15 %) te herroepen.

In februari 2010 ging de aanbesteding door. De bouwwerken werden toegewezen aan Aquastra bvba uit Lauwe, terwijl het molentechnische werk wordt uitgevoerd door Wieme Molenbouw bvba uit Machelen (Zulte). De metalen gaanderij wordt uitgevoerd door nv Levrau uit Wakken.
Eind juni 2011 zijn de restauratiewerken aan de molenkuip gestart. De kapconstructie werd geplaatst op 15 maart 2012 en op 29 november 2012 volgde de plaatsing van de 24 meter lange geklinknagelde roeden. De molenzeilen zijn van het fabrikaat Sipke Koning (NL).

Lieven DENEWET (Hooglede) & Frank BECUWE (Keiem)

Aanvullende informatie

Restauratie van de Goethalsmolen Lot 1 - Restauratie van de molenromp en de stelling Lot 2 - Kapconstructie en molentechnische uitrusting
Intekendatum: 07.09.2009, 17 u.
Molen: Wakken (Dentergem, W.-Vl.), Goethalsmolen - stenen stellingmolen met ijzeren gaanderij
Bouwheer: Hubert Goethals, Wakken
Ontwerper: Multiprofessionele architectenvennootschap Monument in ontwikkeling bvba,  Nieuwpoort
Aard van de opdracht: Restauratie 
Lot 1: restauratie van de molenromp en de stelling;
De restauratiewerken omvatten:
- het metselwerk van de molenromp
- het buitenschrijnwerk
- de stelling in metaal
o/cat. D24, kl. 3, cat. 00 of 10 of 11;
Lot 2: kapconstructie en molentechnische uitrusting
De restauratiewerken omvatten:
- het timmerwerk (moerbalken, plankenvloeren, binnentrappen)
- de kapconstructie
- het draaiend werk van de stellingmolen.
o/cat. D23 of D24, kl. 3, cat. 20
Plaats aanbesteding: Hubert Goethals, Kaaistraat 16, 8720 Dentergem-Wakken
Toewijzing: Lot 1: Aquastra bvba, Lauwe; lot 2: Wieme R. & K. Molenbouw bvba, Zulte



Lijst besluiten van de Deputatie van de Provincie West-Vlaanderen van 10/09/2009.
27. - Cultuur
813/4-004/001 - kennis nemen weigering gemeente Dentergem tot verhoging bijdrage aandeel restauratiepremie Goethalsmolen, Wakken en ergo herroepen beslissing verhoging provinciaal aandeel.
Beslissing: goedgekeurd

---------------------------------------------------------------

BOUWHISTORISCHE NOTA, opgemaakt door Frank Becuwe, Monument in Ontwikkeling (Nieuwpoort), als voorstudie voor de maalvaardige restauratie

Van grondzeiler of lage bergmolen tot stellingmolen

De rompindeling en het metselwerk

De voormalige stellingmolen met zijn zes zolderverdiepingen vertoonde voor de regio Tielt-Deinze typische kenmerken zoals de rondboog-vensters en de uitgemetselde raamomlijstingen die destijds rood geverfd waren.

Oorspronkelijk was deze stenen windmolen een grondzeiler of lage bergmolen. Naar deze eerste situatie verwijzen ondermeer nog de dicht-gemetselde vensteropeningen die van een segment-boog zijn voorzien, de breuklijn tussen de derde en vierde zolder en de boven elkaar staande schikking van de toegangsdeur op de gelijkvloerse verdie-ping, de ramen van de eerste en tweede zolder en de galerijdeur. Vanaf de huidige meelzolder (dit is de derde zolder) zijn de rondboogvensters immers asymmetrisch geplaatst om de molenromp zijn stevigheid te laten behouden.

De bakstenen waarin de romp van de eerste stenen molen werd opgetrokken, zijn handgevormd en rood van kleur en meten 20 x 11 x 5 cm (10 lagen = 60 cm).

De voormalige grondzeiler of lage bergmolen telde drie zolders en een kapzolder. Met de uitbreiding tot stellingmolen maakte de oor-spronkelijke kapzolder plaats voor de bouw van twee extra zolderverdiepingen en een nieuwe kapzolder. De galerij werd ter hoogte van de derde zolder (of meelzolder) voorzien.

Een uitdikking van de buitenmuur van de grondzeiler of lage bergmolen vanaf de gelijk-vloerse verdieping (muurdikte aldaar 0,60 m) tot en met de derde zolder met een nieuw baksteen-parament van rood-paarse baksteen van 22 x 11 x 5 cm moest de stellingmolen met een romphoogte van 18,25 m hierbij extra stevigheid en meer conisch uitzicht geven. Aan de basis betrof deze uitdikking één baksteen om ter hoogte van de derde zolder – zoals duidelijk kan vastgesteld worden ter hoogte van de rondboog van de galerijdeuren – tot een halve baksteen herleid zijn. De muurdikte onderaan (gemeten bij de toegangsdeur op de binnenkoer) bedraagt bijgevolg 0,85 m, bovenaan (met inbegrip van de verdikte kroonlijst) bedraagt die 0,55 m. Binnenin heeft de stelling-molen beneden een diameter van 8,40 m en boven één van 3,45 m. Buitenom bedraagt de diameter helemaal bovenaan, met inbegrip dus van de verdikte kroonlijst, 4,65 m.

De gelijkvloerse verdieping, ingericht als olieslagerij

De gelijkvloerse verdieping werd voorbehouden voor een olieslagerij. Tot op vandaag is deze bestemming nog zeer goed af te lezen. door de nog aanwezige kollergang en zijn aandrijving, vele materiële relicten en sporen

Kollergangen en hun aandrijving

De olieslagerij van de windmolen telde op de gelijkvloerse verdieping twee kollergangen. Maar dit is niet steeds zo geweest. De stenen molen werd oorspronkelijk als (lage?) bergmolen of grondzeiler opgericht met de voor die tijd normale dorpseconomische functie met twee maalgangen en een klassieke dubbele olieslagerij (voor- en naslag) met enkele indeling, dus met 1 kollergang, 1 persblok (met voor- en naslag) en 2 fornuizen (vuringen, vuisters). Bij de verhoging van de molen tot stellingmolen werd deze indeling wellicht behouden.

De plaatsing van de tweede kollergang gebeurde, vanuit bedrijfseconomische overwegingen, vermoedelijk pas bij de overschakeling naar het stoomgemaal rond 1881 (waarbij de molen van kap en wieken werd ontdaan). Het uitbreken van het voor- en naslagblok maakte dan de ruimte vrij voor dat tweede koppel binnen de molenromp.27 Het is de nu nog aanwezige kollergang (uit granit de calvados en met ijzeren aandrijfwerk) en heeft wellicht nooit met de wind gedraaid.

Na de invoering van de stoommachine kwam er nog een derde koppel pletstenen bij in de aanbouw aan de noordoostzijde. Het werd wellicht geplaatst op het moment dat de handel in lijnkoeken (USA en Canada) rond 1890-1900) lucratief werd. Het kon (eventueel ingevoerde) lijnkoeken breken tot lijnmeel dat vermengd werd tot samengestelde veevoeders.

De tweede geplaatste kollergang is nog volledig werkklaar. De twee verticale granieten pletstenen hebben een diameter van 2 m. De liggende steen is eveneens van graniet en heeft een diameter van 1,65 m.

De gietijzeren koning (d.i. de verticale aandrijfas, ook koningsspil genoemd) en het centrale spoorwiel of steenwiel met beukenhouten kammen dreven de twee lopers aan. Deze lopers liepen elk in een eigen baan op de ligger. Van de genoemde kammen zijn nog talrijke reservekammen bewaard. Het centrale spoorwiel heeft een diameter van 250 cm en telt 112 houten kammen. Het werd op zijn beurt aangedreven door het giet-ijzeren kamwiel dat op de centrale overbrengingsas steekt. Dit kamwiel met zijn 32 kammen heeft door zijn conische vorm een diameter van respec-tievelijk 50 en 70 cm en een breedte van 19 cm. De ijzeren centrale overbrengingsas, die deels gedemonteerd is, werd vervolgens aangedreven door een (inmiddels verdwenen) stoommachine uit 1881. De bewuste as was gelinkt aan het groot vliegwiel van die stoommachine. Later werd die as aangedreven door een (eveneens verdwenen) armgasmotor en – vanaf het interbellum – door een nog bewaarde maar gedemonteerde elektro-motor van 18 pk. De stoommachine, de armgasmotor evenals de elektromotor stonden achtereenvolgens opgesteld in het in 1881 speciaal voor de stoomketel gebouwde bijgebouw dat aan de zuidwestzijde tegen de molenromp was aangebouwd. Dat gebouw werd in 1993 gesloopt in functie van een uitbreiding van de koer van een aanpalende woning. Het parament van de molen laat er nog de daklijn aflezen.

Het kippen van het lijnzaad in de bak, gevormd door de opstaande rand van het loopvlak, gebeurde door middel van een verdwenen luisysteem. Een nog bewaarde houten poulie die van randen is voorzien om te vermijden dat de riem afschoof, met een diameter van 80 cm en een breedte van 37 cm, die op de centrale overbrengingsas zat, dreef het luisysteem aan. Behalve deze poulie is ook nog de tussensteunbalk met ronde uitsparing voor de poulie-as bewaard. Merken we op dat die uitsparing niet voor de vroegere wentelas bedoeld was.

De tweede en derde kollergang stonden in één as met de eerste kollergang. Zij werden eveneens elk aangedreven door middel van een kamwiel dat op de centrale transmissieas stond. Beide kamwielen werden omstreeks 1955 van de hand gedaan omwille van de hoge ijzerprijzen. Van beide kollergangen zijn de gemetselde funderingen nog bewaard. De fundering van de tweede kollergang op de gelijkvloerse molen-verdieping heeft een diameter van 170 cm. Van de derde kollergang, die in het aanleunende bijgebouw opgesteld stond, bedraagt de diameter 160 cm.

De ligger (met zijn ijzeren beslag) van de tweede kollergang is in de muur van de molenromp ingemetseld en vertoont – zoals die van de eerste kollergang – een diameter van 165 cm. De arduinen lopers werden volgens de eigenaar omstreeks 1960 verkocht. Van de derde kollergang verhuisde de arduinen ligger omstreeks 1960 naar Zonnebeke. De ardui-nen lopers zijn op de binnenkoer ondergedolven.

Buil

Op de gelijkvloerse molenverdieping bevindt zich tevens de houten buil voor het zeven van het lijnmeel of geplette lijnzaad. Het te builen lijnmeel of lijnzaad werd van de kollergang door middel van een vijzel geleid naar een jacobsladder die in een in de muur uitgekapte holte staat opgesteld. Via een houten meelgoot kwam de te zeven grondstof in de buil terecht. Eenmaal gezeefd werd het opgevangen in jutezakken. Een houten poulie op de centrale overbrengingsas die door middel van een riem in verbinding stond met de ijzeren poulie op een parallelle over-brengingsas, dreef de jacobsladder aan. Een tweede ijzeren poulie van deze overbrengingsas was met een riem verbonden met de houten poulie van de buil en dreef aldus de buil aan.

Fornuizen en rookkanalen

Om de olie bij het “slaan” gemakkelijker uit het geplette zaad te laten ontsnappen, warmde men dit eerst op fornuizen (vuringen, vuisters) op. Van de twee fornuizen is momenteel niets meer bewaard. Wel is aan de oostzijde in de muur nog duidelijk een rookkanaal waarneembaar. Een tweede schouw bevindt zich nog deels ter hoogte van de in de muur ingekapte jacobsladder.

Slagbank of persblok

Ongeveer op de plaats van de huidige kollergang stond de slagbank met de slag- en losheien, waarmee de olie uit het geplette zaad werd geperst (voor- en naslag). Hiervan is evenmin nog iets bewaard. De slagbank werd later vervangen door hydraulische persen, die nu ook verdwenen zijn.

Oliereservoir

De olie werd destijds opgepompt naar het geklinknagelde oliereservoir dat zich onder de nok bevindt boven de inrijpoort in het tegen de molenromp aan de noordoostzijde aangebouwde bijgebouw. Het in drie compartimenten verdeelde reservoir heeft een inhoud van 20,7 m3. Mogelijk gaat aan de oliereservoir een oliekelder vooraf. Archologisch onderzoek zal moeten uitwijzen of de deels vrijgelegde onderaardse gang onder het noordoostelijke bijgebouw al dan niet naar een dergelijke kelder leidt.

Lessenaar

De authentieke lessenaar waarop de olieslager/molenaar al zijn aantekeningen maakte in verband met zijn maalactiviteiten, is eveneens nog aanwezig.

Andere sporen van de olieslagerij

Voorts vertoont de gelijkvloerse verdieping ook allerlei sporen van de olieslagerij in de zin van nissen en balkuitsparingen.

De eerste (later geliquideerde) zolder

Ten tijde van de grondzeiler of lage bergmolen deed de eerste zolder vermoedelijk dienst als meelzolder. Bij de verhoging tot stellingmolen mag de liquidatie van deze zolderverdieping en de ruimtelijke integratie bij de gelijkvloerse verdieping verondersteld worden. De gietijzeren koning met een diameter van 12 cm, die – zoals gesteld – de eerste kollergang vóór 1881 met windkracht aandreef, is nog aanwezig en reikt tot op de bovenliggende graanzolder.

De tweede zolder: graanzolder

Op de tweede zolder bevonden zich oorspronkelijk de molenstenen. In de stellingmolen werd deze steenzolder ontmanteld om als graanzolder gebruikt te worden. Op deze zolder staat momenteel allerlei materieel dat al dan niet deel uitmaakt van het molengerei. Op 169 cm van de plankenvloer gaat de gietijzeren koning op deze zolder over in een eikenhouten standaard; Van de vier ramen zijn de ramen aan de noordoost-, zuidwest- en noordwestzijde dicht-gemetseld.

De derde zolder: meelzolder

De derde zolder deed initieel dienst als luizolder. In de stellingmolen werd op deze verdieping de meelzolder ingericht. Doorheen deze zolder-verdieping tot aan de kapzolder steekt de eikenhouten vierkante standaard, staande as of koningspil, met zijden van ongeveer 37 cm en een behakte wankant.

Aan de zuidoost- en noordwestzijde geven twee recht tegenover elkaar staande deuropeningen toegang tot de ijzeren stelling (galerij, gaanderij), die zich op een hoogte van 7,55 meter bevond. Vóór de verbouwing tot stellingmolen staken op de plaats van deze deuropeningen vensteropeningen die vergelijkbaar waren met de onderliggende. De verticale ijzeren stijlen van de galerijleuning worden met de verwijdering van de molenkap en het wiekenkruis omstreeks 1881 – zoals een foto van 1905 nog laat zien – verwerkt in de reling bovenop de molenromp. Meelgoten zijn er niet meer terug te vinden. De houten halve steenkuip met graantremel die op deze zolder staat opgesteld, hoort op de bovenliggende verdieping. Op deze zolder bemerken we bovenaan geen sporen van de berriebalken die de vroegere molenkap (ten tijde van de grondzeiler) droegen, Nochtans zou men ze hier verwachten. Meer dan waarschijnlijk werd het bovenste gedeelte eerst wat verlaagd bij de verhoging tot stellingmolen.

Vanaf de meelzolder zijn de rondboogvensters asymmetrisch geplaatst, waardoor de molenromp – zoals hoger vermeld – zijn stevigheid behoudt. Aan de buitenzijde van de molenromp vertoont het baksteenparament, ter hoogte van deze zolder, een lichte knik. Vanaf deze breuklijn vertoont de romp een minder steil conisch verloop.

De vierde zolder: steenzolder

De met de stellingmolen toegevoegde vierde zolder werd de (nieuwe) steenzolder. Van de twee koppels kleine molenstenen met een diameter van 134 cm en een dikte van 20 cm, waarover de maalderij destijds beschikte, is nog één ligger (met zwaaipandscherpsel) in donkere Duitse lavasteen bewaard op de gelijkvloerse verdieping. De galg, waarmee de loper werd gelicht en gedraaid voor het scherpen, is eveneens nog bewaard, evenals de (gedemonteerde) steenbeugels.

De gegalvaniseerde steenkuip (of –kist) die men er aantreft, is afkomstig van de tot 1959 werkzame mechanische maalderij die destijds ten zuidwesten van de molen stond. Het oorspronkelijke houten bovendeksel van de kuip is evenwel verdwenen. De op deze steenzolder horende steenkuip staat – zoals reeds vermeld – momenteel op de onderliggende meelzolder. Dit gebeurde uit louter conserverende overwegingen in het kader van de onderhoudswerken van de Molenwacht in 1994-’95. De tweede steenkuip is inmiddels verdwenen.

Verder bestaat de uitrusting van de steenzolder nog uit het volledig gesloten houten spoorwiel dat door middel van twee schijflopen (lantaarns) de twee steenkoppels aandreef. Het spoorwiel, dat (wars van de kammen) een diameter van 160 cm en een breedte van 24 cm heeft, telt 53 kammen. Van de twee schijflopen staat nog steeds één in relatie met het spoorwiel. Deze schijfloop van 20 staven heeft een diameter van 72 cm en een breedte van 33 cm. Van deze schijfloop is tevens het in- en uitschakelsysteem nog bewaard. De tweede, destijds aan de tweede steenkuip gelieerde schijfloop met een diameter van 60 cm en een breedte van 31 cm telt 16 staven. Fraai is de aan de binnenzijde van deze schijfloop ingebeitelde inscriptie, met name het jaartal “1916” en daaronder de initialen “+ W.T.*”.

Van het lichtwerk (waarmee de afstand tussen de loper en de ligger geregeld werd) die zich op deze zolder bevond, bevindt de nog bewaarde pasbalk of pasbrug zich op de vijfde verdieping. Voorts treffen we op deze zolder nog een graanbak en talrijke katrollen.

De vijfde zolder: luizolder

De vijfde zolder werd vervolgens ingericht als (nieuwe) luizolder. Van de twee luiwerken die er vroeger voorhanden waren, is van één nog de luias, het klauw- of gaffelwiel en de klauwreep bewaard. Het klauwwiel is voorzien van klinknagels en gesmede vierkanten schroeven en heeft een diameter van 100 cm en een breedte van 7 cm. Van het tweede luiwerk is de luias nog bewaard.

Van de twee balken die binnenwerks deels uit de muur steken, wordt vermoed dat ze deel uitmaakten van de vang. De steen met het jaartal “1700” die op één van de balken ligt, heeft met de molen zelf evenwel niets te maken.

Van de vier vensteropeningen op deze verdieping zijn er twee, meer bepaald die in het noorden en die in het noordoosten, dichtgemetseld.

De zesde zolder: kapzolder

De zesde zolder was de (nieuwe) kapzolder. Met het afnemen van de molenkap omstreeks 1881 werd de kapzolder vlak afgedekt. De nissen van de voormalige onderzetelbalken zijn nog duidelijk zichtbaar. Onder de bovenrand zijn zowel binnen- als buitenwerks stelling- of maasgaten voorzien.

Balkwerk

Met betrekking tot alle zolders van de stellingmolen kan nog aangegeven worden dat het originele balkwerk evenals de houten binnen-trappen bewaard gebleven zijn. Een aantal moer- en kinderbalken zijn evenwel aan restauratie en/of vervanging toe. De oorspronkelijke planken-vloeren zijn daarentegen niet meer aanwezig, maar tijdens de onderhoudswerkzaamheden door de Molenwacht (1994-‘05) in functie van de toegankelijkheid door een voorlopige houten vloer vervangen.

Roerend molenaars- en olieslagers-materieel

Het roerend molenaars- en olieslagersmaterieel, zoals riemen voor de aandrijving via de elektromotor, een ijzeren schop met klinknagels voor het opscheppen binnenin de molen van lijnzaad of oliekoek (gedroogde pulp van het zaad die na het persen uit het haar wordt verwijderd), bascules (vroeger drie weegtoestellen in de molen), talrijke katrollen, wanmolens, zolder-wagentjes,… maken maar deels deel uit van het oorspronkelijke, bij de molen horende gerei. Diverse artefacten, zoals de galg op de gelijk-vloerse verdieping, drie bascules,… werden door eigenaar Hubert Goethals als verzamelobjecten toegevoegd. Dit geldt trouwens ook voor één van de twee steenkoppels die zich in open hangar ten noordwesten van de molen bevinden. Terwijl de twee molenstenen in kunststeen met rechtpand-scherpsel uit de voormalige mechanische maalderij afkomstig zijn, is het koppel molenstenen samengesteld uit vele stukken zoetwaterkwarts, doorgaans afkomstig van de steengroeven van La Ferté-sous-Jouarre, aangekocht uit de romp van de Stenen Molen van Ingooigem.

Vergelijkingsobjecten

In West-Vlaanderen waren haast alle stenen stellingmolens opgericht als gecombineerde graan- en oliemolens. Van deze stellingmolens die als olie- en graanmolens werden ingericht, vertonen de volgende West-Vlaamse exemplaren nog duidelijk sporen van het oliewerk (zoals de kollergang):
ï‚· de molen Ter Geest en Ter Zande te Deerlijk
ï‚· de Vannestes- of Glorieuxmolen te Marke (Kortrijk)
ï‚· De Grote Macht te Moorsele (Wevelgem)
ï‚· de Zandwegemolen te Sint-Pieters (Brugge)
ï‚· de Goethalsmolen te Wakken (Dentergem)
ï‚· de Briekenmolen te Wervik

Geraadpleegde bronnen
Zie vooreerst de werken aangehaald in de voetnoten van het inleidend hoofdstuk “historie”.
V. DE TIER & J. VAN KEYMEULEN e.a., Woordenboek van de Vlaamse dialecten. Deel 2. Niet-agrarische vaktalen. Aflevering 2. De Molenaar, Seminarie voor Nederlandse Taalkunde en Vlaamse Dialektologie, Rijksuniversiteit Gent, Drukkerij G. Michiels, Tongeren, 1990, 476 p.
L. DEVLIEGHER, De molens in West-Vlaanderen, Tielt-Weesp, Lannoo, 1994, pp. 196-197 (Kunst-patrimonium van West-Vlaanderen, 9),
Ph. VANDER MAELEN, Dictionnaire Géographique de la Flandre Occidentale, Bruxelles, 1836.
H. VANHOUTTE, Goethals’ molen te Wakken: niet zomaar een romp, in: Mededelingenblad Werkgroep West-Vlaamse Molens, XI, 1995, nr. 1 (januari-maart), pp. 3-9.
Gegevens uit het kadaster (Gewestelijke Directie te Brugge), opgezocht door Herman Holemans en Lieven Denewet.
Persoonlijke mededelingen van:
ï‚· Hubert GOETHALS (Wakken), huidige eigenaar
ï‚· Lieven DENEWET (Hooglede), molendeskundige
ï‚· Herman VANHOUTTE (Wevelgem), oliemolenspecialist

Gunstig advies beschermen Goethalsmolen te Wakken Vlaanderen. Provincie West-Vlaanderen. Persberichten. De Goethalsmolen te Wakken. Brugge, 12/10/2001.
De bestendige deputatie van West-Vlaanderen heeft een gunstig advies uitgebracht over de voorgenomen bescherming van de Goethalsmolen te Wakken als monument. De Goethalsmolen, ook wel bekend als de Molen D Hondt-Goethals, is momenteel een bakstenen molenromp zonder wieken. Ondanks (herstelde) oorlogsbeschadigingen op verschillende plaatsen, verkeert de romp in goede staat. Bovenaan biedt het platte dak een mooi uitzicht op het dorp en de ruime omgeving. Het authentieke binnenwerk is vrij volledig bewaard. Het gaat onder meer om één maalstoel en een indrukwekkende kollergang met een koppel pletstenen van graniet.

----------------

Geert Vandamme, "Leven uit het verleden, de toekomst in", mei 2013.
Wakken – Een lichte waas van sneeuw doet ons beseffen dat de winter nog lang niet over is, terwijl wij naar onze afspraak rijden op het plein van een Vlaamse Geschiedschrijver. Dat Jules Desmet, op het Sanderusplein zijn thuis heeft, kan geen toeval zijn.  Jules Desmet, waar wij verwacht worden, schrijft geschiedenis, over kapellen, over heiligen, over mensen aan rang, noch stand gebonden. Jules ontvangt ons met een innemende hartelijkheid, die ons verrast, ook al hadden we onze komst aangekondigd. De aanleiding van onze komst is een eerder gesprek rond de redding van enkele  Dentergemse Kapellen die in verval zijn. We konden allerminst vermoeden dat we kennis zouden maken met een ongemeen boeiend manuscript over de geschiedenis van de Molens in het Mandelgat.
De echtgenote van Jules biedt ons als een volleerde gastvrouw een welkome kop koffie aan op deze koude morgen. Het interieur zet meteen de toon van een boeiende ontmoeting, waaruit blijkt dat wij meerdere interesses delen; naast kunst als een uitlaatklep van emoties blijkt dat wij ook de voorliefde voor de boeken van André Demedts delen. Het werk van Demedts geeft op een unieke manier zicht op de geschiedenis van het laatste dorp op de Mandel. We veranderen het onderwerp, waarvoor we zijn gekomen, en brengen het gesprek op de redding van de Dentergemse Kapellen. Om correct te zijn, zegt Jules, van een redding van de Dentergemse kapellen is er, na de oproep in 2011 niet veel in huis gekomen. Ik ben  in deze dingen slechts een klokkenluider. Iemand heeft zich aangeboden om de kapel aan ‘ de Papegaai ‘, gelegen aan de Boerderijstraat te herstellen, maar dit kon niet door één iemand gebeuren.  Het vervolg laat op zich wachten en de kapel  staat er nog steeds verloederd bij. Toch heeft dit zoekwerk ook een link gehad naar een studie rond de verering van de Heilige Katharina in Wakken, een stuk dat verschenen is in de Roede van Tielt, het heemkundige tijdschrift van de vereniging waar Jules ondervoorzitter van is.
Het vorsen in de geschiedenis brengt ons bij het laatste werk waar Jules de laatste hand aan legt waarvan de titel luidt ‘ Molens aan het ‘ Mandelgat ‘ & kroniek van de familie Goethals en de Goethalsmolen van Wakken ‘. Jules verduidelijkt dat hij met dit werk niet enkel het verhaal wil brengen van de Goethalsmolen, hoewel de erkenning in 2002 en het opnieuw maalvaardig maken van deze molen in 2012 de aanleiding is geweest van de huidige studie. Met de Goethalsmolen heeft Wakken er, naast de brouwerij Roelandts, het voormalige gemeentehuis, de kerk, de schandpaal en de pastorie er een nieuw stuk geklasseerd erfgoed bij. Maar daarnaast zegt Jules, wilde ik met dit werk een historisch beeld schetsen van het historische molenbestand in Wakken. Het werk is een 160-tal pagina’s lang geworden en schetst een boeiend stuk molengeschiedenis van rosmolens, vlaswindmolens en stampkoten.  Het woord Mandelgat, verduidelijkt Jules, verwijst naar de plaats waar de Mandel in de Leie uitmondt, aan de Molenkouter, een gehucht in de meest zuidelijke hoek van Wakken. In het feodale systeem van de zeventiende eeuw, was de Graaf van Wedergraet veruit de grootste grondbezitter op de Molenkouter. Hij bezat, in hedendaagse termen, gaat Jules verder het hele perceel dat zich voor je uitstrekt wanneer je op het einde van de Molenstraat gekomen bent. Op het punt waar de huidige Molenstraat zich verbindt met de Vijvestraat stond vroeger rechts café ‘ Het Steengat ‘, en ten Oosten van het Goed ten Berghe lag een hofstede. Die hoeve werd vanaf de 18° eeuw het ‘ Goed ter Linden ‘ genaamd. Het vervolg van het zoekwerk van Jules Desmet leert dat er een zestal windmolens aanwezig waren in Wakken naast een tiental  rosmolens. Rosmolens werden,  aangedreven door paardenkracht. Een viertal vlaswindmolens vervolledigden het Wakkense molenbestand. We laten ons nog een tijdje verder drijven op de gedrevenheid en de kennis van Jules, die ons, in een uitgebreid fotoverslag laat kennismaken met de redding van de Goethalsmolen en het Wakkense molenaarsgeslacht Goethals. De tijd drijft, en doet ons het gesprek met een gemeend dankwoord afronden. (GVDO, Geert Vandamme)
Het boek is te koop aan 12.5 euro + eventuele verzendkosten bij de vzw Goethalsmolen, Kraaistraat 16 of bij jules.desmet @ telenet.be

Archieven
Algemeen Rijksarchief Brussel, Financiële Raad,nr. 1915. Aanvraag door P.F. Van Reckem om in Wakken een graanwindmolen te bouwen - niet gevolgd door een octrooi, 1782.
Algemeen Rijksarchief Brussel, Financiële Raad. Octrooi aan Joseph Francis De Borghgraeve voor de oprichting van een graanwindmolen in Wakken, 1787.

Kaarten

Cartografisch Instituut (Militaire stafkaart, 1862, herzien in 1884 en 1910).
Lieven Denewet, "De Goethalsmolen van Wakken opnieuw als complete koren- en oliewindmolen", /West-/Vlaams Molenblad, XXXVII, 2012, 2, p. 69-74.
Juul Desmet, Molens aan ’t Mandelgat. Kroniek van de familie Goethals en de Goethalsmolen van Wakken, Tielt, Heemkundige Kring De Roede van Tielt, 2013, 160 p.
J. Desmet, De roede van Tielt. Als straten gaan...praten, 2005, p. 261-262.
J. Desmet, Over café’s gesproken. Een overzicht van Wakkense aubergen, herbergen, taveernen, café-huysen, geneverhuysen, kantijnen, kroegen door de eeuwen heen, Wakken, 1982, p. 86-101.
Herman Holemans, "West-Vlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 8. Gemeenten V-Z", Opwijk, Studiekring Ons Molenheem, 2005.
P. Van Vlaenderen & M. Vranckx, Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Dentergem, Deelgemeenten Markegem, Oeselgem en Wakken, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen, 2007.
Luc Devliegher, "De molens in West-Vlaanderen", Tielt/Weesp, 1984, p. 196-197 (Kunstpatrimonium van West-Vlaanderen, 9);
Lieven Denewet, "Bescherming van Vlaamse molens & maalderijen in 2001" (Wakken, Lichtervelde, Oudenburg, Melsen, Wellen, Waregem), in: Molenecho's, XXX, 2002, nr. 1, p. 10-18;
Lieven Denewet, "Rapport. Dertig jaar molenzorg in het Tieltse Molenland", in: Molenecho's, XXXI, 2003, nr. 1, p. 120-145;
(H. Goethals), "Bodem- & funderingsonderzoek in en rond de Goethalsmolen te Werken: voorbereiding tot restauratie", in: West-Vlaams Molenblad, XX, 2004, nr. 4, p. 184;
H. Vanhoutte, "Goethals’ molen te Wakken: niet zomaar een romp", in: Mededelingenblad Werkgroep West-Vlaamse Molens, XI, 1995, nr. 1 (januari-maart), pp. 3-9;
F. Becuwe, "Bouwhistorische nota van de Goethalsmolen te Wakken", Molenecho's, XXXIV, 2006, 3, p. 195-206 en in: West-Vlaams Molenblad, XIX, 2006, 3, p. 120-131.
Lieven Denewet, "West-Vlaams molennieuws, zomer 2011", in: /West-/Vlaams Molenblad, 27ste jg., 2011, 2, p. 60-64.

Persberichten
"Lieven Denewet onderhandelt tussen molenars en Molenwacht Vlaanderen", Het Nieuwsblad, 17.02.1995, p. 19;
"Molenwacht Vlaanderen redt familiestuk", Het Nieuwsblad, 17.02.1995, p. 19;
KVW, "Goethalsmolen bijna zeker beschermd monument", in: Het Nieuwsblad, 19.10.2001.
KVW, "Bescherming molen Goethals- D'Hondt is definitief", in: Het Nieuwsblad, 12.06.2002.
GVDO, "Redding van Goethalsmolen is eindelijk een feit. "Ik droom al van een museum", Krant van West-Vlaanderen, ed. Tielt, 27.08.2010.
Edith Van Wuytswinkel, “Historisch gebouw zal elektriciteit kunnen opwekken. Gerestaureerde molen krijgt kapconstructie”, Het Nieuwsblad, 16.03.2012.
RDH, “Inbrekers Goethalsmolen verjaagd met zaklamp”, Het Nieuwsblad, 20.03.2012.
EVD, “Wakkense ‘Kunstzomer’ toont werk van eigen bodem”, Het Nieuwsblad, 17.07.2012.
EVD, "Na 130 jaar weer wieken aan Goethalsmolen", Het Nieuwsblad, 30.11.2012.
"Geboeid door geschiedenis", De Weekbode, 26.04.2013.
EVD, "Wakkenaar schrijft over molens in zijn dorp", Het Nieuwsblad, 11.05.2013.
Geert Vandamme, "Goethalsmolen torent uit boven Mandeldorp", De Weekbode, 31.05.2013.
Geert Vandamme, "Leven uit het verleden, de toekomst in", mei 2013.
EVD (Edith Van Wuytswinkel), "Heemkundige kring vergadert in de Goethalsmolen", Het Nieuwsblad, 11.06.2013.
GVDO, "Vergaderen op de molen", De Weekbode, 14.06.2013.
EVWD, "Op bezoek bij de molen", De Weekbode, 28.06.2013.
EVWD, Hubert Goethals Wakken "Graag elektriciteit produceren voor Wakkense huishoudens", Het Nieuwsblad, 06.12.2013.
EVD, "Nieuwe molenaarscursus gaat van start", Het Nieuwsblad, 04.11.2014.
EVD, "Drie nieuwe molenaars voor Goethalsmolen", Het Nieuwsblad, 30.07.2015.
"Drie nieuwe molenaars voor de Goethalsmolen", De Weekbode, editie Tielt, 14.08.2015.
"Mijn molen is een passie geworden", De Weekbode, editie Tielt, 28.10.2016.
Valentijn Dumoulein, "Drie generaties aan roer Goethalsmolen. Erfgoed van 230 jaar oud zondag gratis te bezoeken", Het Laatste Nieuws, 28.04.2018.
Valentijn Dumoulein, "Wieken van de Goethalsmolen in Wakken wenken op Vlaamse Molendag", Krant van West-Vlaanderen, editie Tielt, 28.04.2018.

Mailberichten
Erik Reynaert, 29.07.2023.

Overige foto's

transparant

Goethalsmolen<br />Molen De Borchgrave<br />Molen D'Hondt

Intrekken van de roeden. Foto: Donald Vandenbulcke, 29.11.2012

Goethalsmolen<br />Molen De Borchgrave<br />Molen D'Hondt

Foto: Donald Vandenbulcke, 22.02.2011

Goethalsmolen<br />Molen De Borchgrave<br />Molen D'Hondt

Voor de restauratie. Foto: Donald Vandenbulcke

Goethalsmolen<br />Molen De Borchgrave<br />Molen D'Hondt

Foto: Denis Van Cronenburg, 08.05.2010

Goethalsmolen<br />Molen De Borchgrave<br />Molen D'Hondt

Prentkaart 1905. Verzameling Ons Molenheem


Laatst bijgewerkt: zaterdag 29 juli 2023
Stuur uw teksten over deze molen
Stuur uw foto's van deze molen
  

 

De inhoud van deze pagina's is niet printbaar.

zoek in databasezoek op provincieStuur een e-mail over molen Goethalsmolen<br />Molen De Borchgrave<br />Molen D'Hondt, Wakken (Dentergem)homevorige paginaNaar Verdwenen Molens