Hingene (Bornem), Vlaanderen - Antwerpen
- Naam
- Watermolen van Eikevliet, Getijmolen
- Ligging
- Désiré Van Hoomissenstraat 46
2880 Hingene (Bornem)
Eikevliet
kadasterperceel C174
Vlaanderen - Antwerpen
- Geo positie
- 51.090595, 4.307276 (Google Streetview)
- Eigenaar
- Strydot & Compagny
- Gebouwd
- 1450 / 1701
- Type
- Onderslag watermolen
- Functie
- Korenmolen, schorsmolen
- Kenmerken
- Getijdenmolen
- Gevlucht/Rad
- Houten onderslagrad (verwijderd)
- Inrichting
- Verwijderd
- Toestand
- Gerenoveerd tot woning
- Bescherming
- niet,
Niet beschermd, wel op vastgestelde inventaris bouwkundig erfgoed - Molenaar
- Geen
- Openingstijden
- Niet toegankelijk
- Database nummer
- 1396
- Ten Bruggencatenummer
- 51396
Karakteristiek
Beschrijving / geschiedenis
Deze getijdenmolen werd in 1450 opgericht op de Vliet in Eikevliet, in de huidige Desiré Van Hoomissenstraat.
Tijdens de troebelen rond 1580 werd de watermolen in brand gestoken.
Gillis van Eynde was in 1600 molenaar van de watermolen. Aangezien de watermolen door een brand in zeer slechte staat was, ging eigenares Margaretha de Cant op 26 juli 1612 een verbintenis aan met Willem van Sant een betaalde een som van 5600 gulden: "ende dat tot restauratie ende melioratie vande selve goeden namentlyck tot opgraevinge van alle de oude grachten ofte meulenwaeteren mitsgaeders oock over tleggen van eenige nieuwe grachten ende diversche gevult die te seere verlant waeren, tot afkerren van gegraeven eerde die opt lant es gevoert tot verbeteringe ofte melioratie vande selve lande, alsmede tot beplantinge van beyde boomgaerden, dycken ende wegen, tot optimmeringe van het verbrant huis, restauratie vanden vervallen schorsmeulen, in welcke plaetse gemaeckt es eenen slachmeulen, ende oock tot satisfactie ende voldoeninge van diversche achterstellen van rentten, reparatie van huysinghe, brugge ende dependentien van dien, mitsgaeders noch zeker nieuwe stallinge dienende nootelyck tot de voorseyde huysingen ende watermeulen tot Eycke, bovendien nog tot maecken van diversche gelentten, hooffden ende bermen ende welcke voersyde partyen van temmeringe, gravinge, metserye, plantingen, kerren ende vullen van grachten als anderssins hier vooren gespecifieert de voornoemde comparant verclaert tselve alles met synen last, wille ende consent geschiet te zyne, belovene hy comparant ter consten van de voerseyde verschoten pennningen aen de voers. Margaretha De Cant en haere naercomelingen te betaelen jaerlycksche rentte naer advenante den penninck zestiene te quytten 't zynder belieften in dry soo vier reysen naer rate van tyden daer van d'eerste jaer rentten verschynen sal den 2 januari 1614."
Rond 1615 werd de watermolen "gebruikt en gepossedeerd" door Gijsbrecht de Cant. Hij was baljuw van Hingene van 1622 tot 1623. De watermolen, de brug met haar rechten, huizen, boomgaarden, Spuiveld en Bommels werden door de familie De Cant verpacht aan Anthony Behaeghel, schepen van Antwerpen.
Molenaar Gijzelbrecht de Cant was in 1625-1627 betrokken in een proces voor de Raad van Vlaanderen te Gent, die tegen hem was aangespannen door de baljuw, schepenen en gemeente van Hingene, over de verwijdering en vernieling van dijk, spui en afvoergoten.
Op 26 oktober 1639 verpachtte Anthony Behaegel op zijn beurt deze goederen aan Cornelis Coecke, schepen van de heerlijkheid Hingene van 1640-1652 en van 1666-1667, lid van het laathof van Eikevliet en aan Jan de Keersmaecker, beiden woonachtig te Eikevliet, voor de som van jaarlijks 900 gulden en dit negen jaar lang. De huurders waren Hans Blommaert, Jan de Clercq, Betteken van Barel (weduwe Steven de Clercq), die allen met Kerstmis 1639 hun gebruikte goederen aan de nieuwe pachters moesten overlaten. De nieuwe pachters hadden het recht van onderverhuring, waarvan zij weldra gebruik maakten. Zo verhuurden ze aan Peeter Beeckmans de watermolen, Lieven Machiels werd brughouder, Frans Hoewerts werd onderpachter van een huis en labeurland en Valentijn Eyckens werd onderpachter van het klein Spuiveld. Aan deze verpachting waren volgende voorwaarden verbonden: "Het fruit groeiende in den hof achter het groot huis, neffens de "slachmolens", behield de eigenaar voor zich. De twee pachters waren gezamenlijk en afzonderlijk verantwoordelijk voor de gansche pachtsom. De eigenaar verbond zich binnen een tijdverloop van twee jaar op zijne kosten den "ketel van het molenwater te doen ruimen." De aarde of slib daaruit komende, zal door de pachters mogen gebruikt worden om hunne landen te vetten, evenals het slijk, die toen op de kanten der boomgaarden lag, en uit het molenwater was geschoten. De pachters hadden den kap van de tronken staande op het Spuiveld. Zij waren gehouden de beemden te bedijken. De pachters moesten de molengrachten doen graven te hunne koste, tijdens den eerstkomende zomer. Het klein Spuiveld, dat Valentijn Eyckens onlangs in pacht had verkregen voor eenen termijn van 5 1/4 jaar, voor de som van 7 gulden, mocht hem niet ontnomen worden. Al de fruitboomen, welke gedurende den pachttijd zouden verdorren, waren voor de pachters, mits andere in de plaats te planten. Zij mochten, volgens goeddunken, hunne pachtlanden onderverhuren."
Huybrecht de Munter "meulder op den meulen van Hingene" stelde zich borg voor zijn schoonbroer Nicolaes van Deusselaer, eerst molenaar te Waalhem, later op de Pandgatmolen te Oppuurs (eigendom familie Snoy), Huybrecht de Munter vernoemen we hier als voorzaat van laterere pachters op de watermolen. Hij tekende met een molenijzer tussen zijn naam, zoals gebruikelijk bij molenaars. In 1645 werd Huybrecht de Munter pachter op de watermolen.
Margaretha de Cant had het niet getroffen met Anthony Behegel. Sedert dertien jaar had hij nog niets betaald en besloot Margarethde Cant langs rechterlijke weg haar geld terug te krijgen. De eigendommen waren belast met een jaarlijkse rente van 350 gulden ten voordele van Margaretha de Cant. Aangezien hij 13 jaar niets had betaald stond hij 4550 gulden in het krijt. Op 21 december 1641 was hij al door de Grote Raad van Mechelen veroordeeld tot het terugbetalen van deze som. Anthony bleef hardnekkig en weigerde ook maar ennige voldoening te geven aan zijn schuldeiser. Het kwam tot een openbare veiling waarbij Margaretha de Cant deurwaarder Couplet onder de arm nam om haar rechten te doen gelden. Deurwaarder Couplet trok samen met notaris Jacob Medina op 26 maart 1642 op pad om op 28 maart in Mechelen een eerste openbare afkondiging van bekendmaking te doen die in het portaal van Sint-Rombouts werd aangeplakt: "De eerste afkondigingen van den koopdag geschiedden op de markt te Mechelen, op zaterdag 29 maart, en te Eikevliet, Hingene en Puurs daags daarna aan de kerkdeuren, na den dienst der mis. Dit noemde men de markt- en kerkgeboden, welke driemaal gedaan wierden op de volgende wijze. Nadat de deurwaarder 's zaterdags het marktgebod had gedaan, kwam hij dezelfden avond nog te Eikevliet aan, en overnachtte aldaar. Des anderdaags deed hij de afkondiging na de vroegmis en stuurde onzen officier Cornelis Verelst met een afschrift naar Puurs, hetwelk daar door den meier, an de hoogmis, werd afgelezen. Van Eikevliet ging de duerwaarder naar Hingene en deed er de afkondiging na de hoogmis. Telkens na elk kerkgebod werd een afschrift in de portalen der kerken aangeplakt. Behalve deze bekendmakingen werd de officier Verelst gelast in de omstreken van Eikevliet: te Bornhem, Rupelmonde, Tolhuis, Ruisbroek, Willebroek, Haasdonk, Blaasveld en Heffen kleine aankondnigingsbriefjes aan te plakken, die den dag, het uur en de plaats van de koopdag aanduidden. Hetzelfde wierd gedaan te Mechelen in de portalen der kerken en op de muren der huizen. De instel had plaats den 20 mei 1642, te 11 uren, in het hotel De Craene, gezegd "La Grue" en de palmslag werd, methet uitbrandenn der kaars, toegewezen als volgt: Het Spuiveld met de twee boomgaarden, hebbende eene groote van omtrent vier bunder, aan Peeter Boureyck, koopman te Antwerpen, voor de som van 3050 gulden. De Bommels, groot omtrent zes bunder, aan Cornelis Verelst, voor de som van 6300 gulden. Een leengoed, wezende een gemet labeurland, gelegen op Eikerveld, aan Peeter De Keersmaaecker voor 100 gulden.
Op 30 juni 1701 brandde de molen af door de zelfontbranding van het verhitte schorsmeel. De gemalen schors of run of "eek" kwam bij deze molens zeer verwarmd uit de stenen en was daardoor zeer droog en ontvlambaar. Al de brandbare stoffen van het gebouw werden vernield, uitgenomen veertig zakken schorsmeel dat, wonder genoeg, te midden van het vuur ongedeerd gebleven was.
Hier volgt de verklaring van pachter Anthony De Munter. Eigenaar was Willem Van Can, advocaat te Antwerpen: "Dat op den 20 der maent Juny 1701, synde by ongeluck commen te gebeuren dat den schorsmeulen alhier in brandt geraeckt ende door den brand geheel is geconsumeert het huys, dack ende het houtwerck, vuytgenomen aleenlyck het waterradt, asse ende camwiele, in welcken meulen hebben geleghen 40 sacken gemalen schorsmeil, ende niettegenstaende de sacken waerinne het selve schorsmeil was, voor het meestendeel door den brandt niet seer en is geconsumeert ende in hun selven is verdooft, maer daer is henen gestort ende gevallen vuyt de verbrande sacken, soodaenichlyck dat de voorse quantiteyt schorsse voor het meeste paert al is gesalveert (gered), niets anders daer anne te cort gebleven synde als tgene in soo groote confusien is gevallen in het waeter, onder den voet ofte is vertrappelt".
De adellijke familie d'Ursel werd eigenaar in 1765 en bleef dit tot in de 20ste eeuw.
Kadasterbeschrijvingen:
- kort na 1819: "Le moulin à eau appartenant au même propriétaire (Mr le duc d'Ursel), est situé S(ect)ion C n 174. Il est affermé avec une maison et bâtiment, 2 jardins, un pré et un réservoir par bail sous seing privé, en date du 3 nivôse an 13 (= 24 décembre 1804) à Philippe Vanhoomissen, pour un terme de 6 ans, moyennant la somme annuelle de 800 florins et les contributions, montant pour l'année 1819 à f. 79,86. Ventilation faite de ces propriétés, le revenu brut du moulin a été reconnu s'élever à f. 1309,91 dont, déduisant un tiers, reste net f. 973,28.
- 1832: "dezen graen- en schorswatermolen is ingerigt in twee afzonderlijke gebouwen op de rivier de Vliet geplaetst; in het een gebouw bevind men twee paer molensteenen dienende voor graen te maelen, en in het andere lokael een paer molensteenen dienende voor het maelen van schors. Deze molen kan met iedere waetertij drij of vier uren werken. Nogtans kan de schorsmolen niet gebezigd worden zonder dat een paer steenen van den graenmolen in beweging is. De pachter is Van Hoomissen".
In 1834 was hertog Carolus d'Ursel eigenaar van de molen. Pachter was Jan Victor Van Hoomissen (°14.11.1815 - +30.07.1874), gehuwd met Maria Flora Erix (°1822), die de molen verliet voor de windmolen van Puurs-dorp. Volgens de familieoverlevering kon hij niet tegen het ruisen van het molenrad. In 1851 pachtte Guilielmus Vergaelen (°23.09.1818 - + 11.08.1875), gehuwd met Maria Emerance Maes (°12.09.18 17 - +26.07.1872) de watermolen, waar hij vlasbollen maalde. Onder de pachting van Guilielmus Vergaelen deed de molen ook dienst als watergraanmolen, boekweitmolen, moutmolen en schoormolen. Op 11 augustus 1875 verdronk hij in de Vliet. Zijn zonen, Joannes, Carolus Josephus en Carolus Richardus namen een tijdje de taak over van hun vader. Op 7 april 1859 schonk Carolus hertog d'Ursel het kasteel met aanhorigheden, hoeven, huizen, molens en andere gebouwen aan Jan Charles graaf d'Ursel. Bij verdeling op 23 december 1878 kwam de molen toe aan de minderjarige Caroline Chantal gravin d'Ursel. Rond 1883 pachtte Carolus Van Ranst (°08.01.1848 - +28.01.1918), gehuwd met Theresia Van Kerckhoven (°25.05.1851 - + 13.11.1940), als laatste molenaar de watermolen die hij vier jaar later verliet om zich te vestigen naast de vroegere glasblazerij, waar hij een stoommaalderij oprichtte.
Op maandag 11 april 1892 werd door notaris Adolf Verbelen, in naam van Caroline Chantal gravin d'Ursel de watermolen verkocht: "Vier koppelen steenen met hulpsteenen, 4 staakijzers met 4 geloopen, 4 onderijzers, 4 rijnen met alle toebehoorten, staande as met sterrewiel, lardas en alle toebehoorten, bakken, kuipen, rinkhouten van 4 molens met toebehoorten, schorslaad, galg, vijzen en toebehoorten, sleutel, eene beel, waag en kleinen trap, 4 vondels, 4 pasbruggen, 3 goten, 3 meelbakken, 4 lichtijzers met lichtboomen, wateras, waterwiel, drie zeer schoone ijzeren stoomakken, 2 baansteenen, groot kamwwiel en gareel,. Balans en gewichten en schorsbalans. De verkooping geschiedt comptant mits 10% verhooging voor onkosten, dit alles dadelijk na de verkooping te betalen".
Dit was het einde van de watermolen die eeuwenlang zijn knarsend geluid had doen weerklinken over Eikevliet: "Het molenwiel, dat eertijds al klotsend het bruisende en schuimende water de rivier indreef, is verdwenen, de molengrachten, waarin vroeger zoo kronkelend bevallig het water op- en afliep, zijn in de jaren 1889 en 1890 gevuld. De molenkil is blijven bestaan, thans dient zij nog alleenlijk om het water der Vliet eenen breeden doortocht te verschaffen, om alzo den Boomgaard en de Bommels met slib te vetten, waardoor deze beemden soms het uitzicht van meren opleveren". Heden is de Vliet eb en vloed ontnomen, toen men na de waterramp van 1976 te Ruisbroek, haar voor eeuwig de adem en deining heeft afgenomen.
Carolus Van Ranst vroeg op 24 januari 1900 een vergunning aan voor het plaatsen van een stoomkorenmolen. Pas in zitting van de gemeenteraad van 31 augustus 1900 werd deze toegestaan. Buiten deze stoommaaldeirj bezat hij o ok een kolenhandel en dreef handel in zand en grind. H ij hield een mestpacht vor schipmest, aangevoerd door de mestschepen langs de Vliet.
Op 29 september 1920 diende Sophia Van Hoomissen (°20.04.1859 - +19.07.1934), brouwster, weduwe van Jan Verstraeten (°04.07.1868 - +01.05.1910) klacht in bij de gouverneur van Antwerpen in verbannd met het lossen van schipmest op de kaai van Theresia Van Kerckhoven, weduwe Carolus Van Ranst. Zij meende dat het schipmest in het grondwater zou dringen, waardoor het water dat zijn gebruikten voro de brouweirj onbruikbaar was.
Joseph Van Praet nam in 1922 de handelszaken over van Theresia Van Kerckhoven.: "Vanaf heden zal ik mij gelasten met het maken van alle granen, zaden, boonen, enz. Tevens zal er bij mij steeds bekomen zijn: roggen, tarwe, haver, gerst, boonen, lijnkoeken, gemalen of gepletterd, bloem, kortmeel, kriel van den molen bij Drie Fonteinen".
Joseph Van Praet verkocht de maalderij in 1929.
Eigenaars na 1820:
- 1820 en 1832, eigenaar: d'Ursel Carolus Josephus, te Brussel; huurder-molenaar sinds 24.12.1804 is Vanhoomissen Philippe
- 07.04.1859, gift: d'Ursel Jean Charles Maire Leon, eigenaar te Hingene (notaris Bourdin)
- later, erfenis: de erfgenamen (overlijden van Jean Charles d'Ursel)
- 23.12.1878, deling: d'Ursel Caroline Chantal Leonia Noëlle, minderjarige te Hingene (notaris Van Bevere)
- 2004, verkoop: Strydot & Company
De getijmolen was in gebruik tot in 1889 en werd rond 1891 (of 1910) uitgebroken en omgevormd in een landgebouw en later in een luxueuze woning. Deze werd in 2004 (samen met de tuin) via makelaar Quest verkocht aan Strydot & Company.
Danny POLFLIET & Herman HOLEMANS
Bouwkundige beschrijving (Agentschap Onroerend Erfgoed)
Meermaals aangepast breedhuis met bakstenen lijstgevel van vier traveeën en één bouwlaag onder zadeldak (nok parallel aan straat, Vlaamse pannen), in kern vermoedelijk opklimmend tot de 17de- of 18de eeuw. Karakteristiek zijn nog de zeer lange muurankers, de zandstenen hoekblokken en de geprofileerde en bepleisterde daklijst.
Literatuur
Archieen
Rijksarchief Gent, 008 - Raad van Vlaanderen, nr. 10135. Baljuw, schepenen en gemeente van Hingene contra Gijzelbrecht de Cant, over de verwijdering en vernieling van dijk, spui en afvoergoten van de molen, 1625-1627.
Werken
Danny Polfliet, "Molens van Eikevliet", "Klein-Brabants Molenboek". Jaarboek van de Vereniging voor Heemkunde in Klein-Brabant vzw, 44e jg., 2009, p. 78-86.
G.K. Kockelberg, "De Molens van Hingene", in: Ons Molenheem, Opwijk, jg. 31, 2006, nr. 3, juli-september, p. 51-53, ill.
Vereniging voor Heemkunde in Klein-Brabant. Heemkundig Jaarboek, 1972-1973, nr. 6;
L. Mees, "Geschiedenis der gemeente Hingene, (Hingene), 1979, anastatische herdruk van de uitgave van 1894, p. 291.
Danny Polfliet, "Molens van Eikevliet. Watermolen", in: Klein-Brabants Molenboek. Jaarboek van de Vereniging voor Heemkunde in Klein-Brabant vzw, 44e jg., 2009, p. 78-84.
S. De Sadeleer, H. Kennes, G. Plomteux & R. Steyaert, Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Mechelen, Kanton Puurs, Klein Brabant, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 13N3, Brussel - Turnhout, 1995.
Herman Holemans & P.J. Lemmens, Molens van Klein-Brabant, Mechelen en de Rupelstreek, Nieuwkerken, 1987, p. 81
Karel Van den Bossche, Ontdek de molen, Sint-Amands, 1980.