Anderlecht, Brussels Hoofdstedelijk Gewest - Brussels Hoofdstedelijk Gewest
- Naam
- Paepsemmolen, Poxcatmolen, Molen van het eiland Sint-Helena, Volmolen / Voldersmolen, Voetenmolen
- Ligging
- Paepsem
1070 Anderlecht
Paapsem
Poxcat
op de Zenne (rechterarm, rechter- en tijdelijk ook linkeroever) - aldaar gedempt
kadasterperceel C6
Brussels Hoofdstedelijk Gewest - Brussels Hoofdstedelijk Gewest
- Gebouwd
- voor 1356 / voor 1537 (op de andere oever) / 1615
- Verdwenen
- ca. 1580, oorlog / 1944, oorlog
- Type
- Onderslag watermolen
- Functie
- Korenmolen, later volmolen
- Database nummer
- 2377
Karakteristiek
Beschrijving / geschiedenis
De Paapsemmolen (hoofdbenaming) was een watermolen met onderslagrad in het gehucht Paapsem, op de rechteroever van de rechterarm van de Zenne, die thans ter plaats gedempt is.
Hij werd voor 1356 opgericht en kende in zijn langdurig bestaan vele bestemmingen (zie onder A)
Voor 1537 werd op de linkeroever van de rechterarm van de Zenne ook een graanwatermolen opgericht zodat een dubbelmolen ontstond (zie onder B).
A. Watermolen op de rechteroever van de rechterarm van de Zenne (ter plaatse gedempt)
Opeenvolgende bestemmingen:
- voor 1356-na 1443: graanmolen
- na 1443 - tussen 1500 en 1531: slijp- of oliemolen
- tussen 1500 en 1531 - tussen 1566 en 1585 (afgebrand): volmolen
- 1615 (heroprichting) - ca. 1818: volmolen
- ca. 1750 - na 1787: ook slijpmolen
- 1818 - 1944 (gebombardeerd): graanmolen, met o.a. molenaar Voeten
- na W.O. II (heropbouw) - 1983 (sloop): eerst als herberg (niet als molen), later leegstand tot de sloping.
De volmolen werkte met vohamers. In 1537 besliste het Brusselse stadsbestuur het aantal volkommen tot vier te verminderen, dit om tegemoet te komen aan de klachten van de voetvolders. In 1705 waren er 10 volhamers en 5 volkommen. In 1760 kwam er een nieuw komblok met 6 kommen en 12 hamers (dit tot in 1787). Uit de nijverheidstelling van 1762-'64 werden alle wollen manufacturen geroduceerd. De jaarlijkse omzet bedroeg 4000 à 5000 gulden. Er waren drie werknemers.
De stad Brussel was reeds in 1443 eigenaar van de toenmalige watermolen. De stad Brussel richtte hem tussen 1500 en 1531 in als volmolen "tot voirderingen vander neeringen vander drapperyen"; "om dieswille dat de drappiers voermaels clachtich gevallen hebben over de volders om dat zy lakenen langer onderhilden dan dat behoirt" (getuigenis uit 1540). De beslssing werd ook ingegeven door de verspreiding van volmolens in andere Brabantse steden in deze periode.
De Brusselse voetvolders tekenden verzet aan tegen deze oprichting. Volgens hen waren de stedelijke volmolens van Paapsem en Sint-Gillis "tot (hun) grooter prejuditien achterdeele, ende verliese". Ze beklaagden o.m. dat deze molens "henluden callanten ontrect vuyt dien dat de pachtere (van de volmolen) betercoop werct dan de volders cunnen gedoen". Daarom verzochten ze het Brussels stadsbestuur om deze molens "aff ende te nyeuwte" (sic) (te) doen, ende die wedero(m)me stellen ende employeren tot huerer ierster neringen (= hun vroegere bestemmingen) oft enige andere tot proffyte vander stadt". De lakenmakers verdedigden zich door o.m. te stellen dat de molens vooral de grote lakens beter volden dan de voetvolders. Na advies ingewonnen te hebben van "zekere co(m)missarysen vuyter weth", besliste het stadsbestuur op 3 september 1537 om zijn andere volmolen te Sint-Gillis af te schaffen, het aantal volkommen van de Paapsemmolen tot vier te beperken, dat de pachter op dezelfde prijs zou werken als de voetvolders.
Na de vernieling tussen de troebelen rond 1580 ("duer dese voergaende troubelen affgebrant"), volgde in 1615 de heropbouw. J. Regals, commissaris van de draperie en van de ambachten van lakenmakers en droogscheerders in Brussel, getuigde kort voor 1600 dat de volmolen van Sint-Gillis na zijn herstel ontoereikend zou zijn "soo overmits het cleijn water als de cleijnheijt van dien". De economische heropleving tijdens het Twaalfjarig Bestand heeft vooral in het centraal gelegen Brussel, waarvan de draperij tijdens de troebelen haast volledig teniet ging zijn vruchten afgeworpen.
B. Watermolen op de linkeroever van de rechterarm van de Zenne (ter plaatse gedempt)
- voor 1537: graanmolen
- tussen 1537 en 1553 - tussen 1566 en 1585: volmolen
De stad Brussel had al eerder de tegenover gelegen molen als vollerij ingericht (zie A). De Brusselse magistraat had in 1537 in een soort compromis tegenover de voetvolders beslist om het aantal volkommen van de andere Paapsemmolen tot vier te beperken. Maar dit belette dus niet de oprichting, kort nadien, van een volmolen er juist tegenover!
Deze molen (B) brandde af tijdens de godsdienstoorlogen (rond 1580) en, werd in tegenstelling tot het gebouw op de andere oever, niet herbouwd.
Eigenaars vanaf 1830:
a) molengebouw op kadasterperceel C 11
- voor 1834, eigenaar: Broederschap van de Huidevetters, vertegenwoordigd door De Cuyper André Joseph, huidevetter te Brussel
- 02.07.1839, verkoop: De Ridder Pierre, rentenier te Brussel (notaris Coppijn)
- 11.07.1844, erfenis: De Ridder Jan Judocus en co, rentenier te Sint-Gillis (overlijden van Pierre De Ridder)
- 30.10.1847, verkoop: Van Baerlem Josephus Jerome, huidevetter te Brussel (notaris Van Bevere)
- later, erfenis: de kinderen (overlijden van Josephus Van Baerlem)
- 04.02.1857, verkoop: Vanderhaegen Joannes Baptista, handelaar te Sint-Gillis (notaris Portaels)
- 02.12.1873, verkoop: De Potter-Claes Henricus Josephus, molenaar te Anderlecht (notaris Toussaint)
- 08.09.1909, verkoop: Gemeente Anderlecht
b) molengebouw op kadasterperdeel C6
- voor 1834, eigenaar: De Ridder Petrus, rentenier te Brussel
- 1843, verkoop: a) Hiernaux Henricus en zus, molenaar te Anderlecht en b) De Keyser Jan Baptist, molenaar te Anderlecht
- 1878, erfenis: de weduwe en kinderen van Henri Hiernaux-Devogleer
- 23.10.1883, erfenis: a) de weduwe Hiernaux-De Vogeleer Henri, molenarin te Anderlecht en b) Hiernaux-Van Grimbergen François, molenaar te Anderlehct
- 1922, verkoop: a) Hiernaux Guillaume, bierhandelaar te Anderlecht en b) Voeten-D'Hossche Antoine Joseph, zonder beroep te Anderlecht
- 16.07.1945, verkoop: Gemeente Anderlecht (notaris Beeckman)
Het molengebouw werd in 1944 gebombardeerd. Na de tweede wereldoorlog volgde nog een heropbouw, maar niet meer als molen. Eerst was er een herberg, later leegstand tot bij de sloping in 1983. Het gebouw bezat tot dan de steen met het heroprichtingsjaar "1615". Deze steen is nu in privaat bezit. Aldus zijn alle sporen van de molen uitgewist: zelfs de straat en waterloop zijn er niet meer te herkennen.
Lieven DENEWET
Hoofdbron: Lieven Denewet, Volmolens in Vlaanderen en Waals-Brabant. Deel 1. Geografische en chronologische inventaris, in: Molenecho's, jg. 1988 (themanummer).
Literatuur
Lieven Denewet, "Volmolens voor wol en zeemleder in Vlaanderen en Waals-Brabant. Deel 1. Geografische en chronologische inventaris", Molenecho's, jg. 15, 1987, nrs. 2-3, 158 p. (themanummer).
De Beul Joris, Bijdrage tot de geschiedenis van de molens in het Land van Gaasbeek: de watermolens van Aa en Veeweyde (14de-18de eeuw), in: Eeckhout Godelieve, Liber amicorum Dr. Herman Vandormael. Lennik, J. Verhoeven, 2003, 247 p.
Jean Van Audenhove, Les Moulins d'Anderlecht, Anderlecht, Anderlectensia, 2001, 190 p.;
G. Van den Berghe, Anderlecht door de tijden heen, Brussel, 1938;
G. Abeels, Anderlecht in oude prentkaarten, Zaltbommel, 1972;
J. Van Overstraeten, De molens van Anderlecht, in: Toerisme, XXIII, 1944, p. 122-123;
M.A. Duwaerts e.a., De molens in Brabant, Brussel, Dienst voor Geschiedkundige en Folkloristische Opzoekingen van de Provincie Brabant, 1961;
Herman Holemans, Kadastergegevens: 1835-1980. Brabantse wind- en watermolens. Deel 1: arrondissement Brussel-Hoofdstad, Kinrooi, Studiekring 'Ons Molenheem", 1989;
Jan Lanckmans, "Anderlecht - Beelden van weleer, s.l., Het Streekboek, 1993, 96 p., geïll. + kaart
Paul Bauters & Marc Villeirs, Les moulins à eau et à vent de Woluwe-Saint-Lambert et de la région bruxelloise. Histoire et technologie / Water- en windmolens van Sint-Lambrechts-Woluwe en van het Brussels gewest. Geschiedenis en techniek, Woluwe-Saint-Lambert/Sint-Lambrechts-Woluwe, 1996 (Musée communal de Woluwe-Saint-Lambert, cahier n° 2 / Gemeentelijk museum van Sint-Lambrechts-Woluwe, tijdingen n° 2)