Brugge, Vlaanderen - West-Vlaanderen
- Naam
- De Engel, De Inghele
- Ligging
- Guido Gezellelaan
8000 Brugge
verlengde van de Greinschuurstraat
vroegere Smedenvest
nabij Smedenpoort, richting Ezelpoort
kadasterperceel D1091
Vlaanderen - West-Vlaanderen
- Gebouwd
- voor 1562 (hout) / 1781 (steen)
- Verdwenen
- voor 1710 / 1894, sloop
- Type
- Staakmolen, later stenen bergmolen
- Functie
- Oliemolen
- Bescherming
- niet,
- Database nummer
- 2898
Karakteristiek
Beschrijving / geschiedenis
De Engelmolen stond op de Smedenvest, dicht bij de Smedenpoort (richting Ezelpoort), in het verlengde van de Greinschuurstraat, aan de huidige Guido Gezellelaan.
De Engelmolen werd oorspronkelijk opgericht als een houten oliewindmolen door Jan Putman voor 1562, aldus een akte van de Klerken van de Vierschaar.
We zien hem aangeduid op de kaart van Marcus Gerards (1562) en van Jacob van Deventer (1558-1575) als de zesde molen tussen de Ezelpoort en de Smedenpoort.
In het Sint-Jacobszestendeel van 1580 lezen we "Een olijemuelen daer neffens ghenaemt Den Inghele", in het bezit van Joos Van Okerhoudt. Deze bezat tevens de nabije "De Marie" of "Den Torremuelene" op de Smedenvest (zie aldaar).
Blijkens een akte van 29 oktober 1710 was de molen reeds verdwenen, want de toenmalige eigenaars Jan Gloribus, de kinderen van Niklaas De Meestere en Pieter Clarysse verkochten al wat nog overbleef aan Antonius Van Steenlant. Op de Ferrariskaart (ca. 1775) zien we enkel een molenwal aangeduid.
De molenmote bleef vele jaren zonder molen tot op 2 juni 1781 Frans Ghuysse de wal kocht aan de erfgenamen van Coppieters en van Zuylen de Nievelt. In 1781-1782 werd een nieuwe stenen oliemolen gebouwd, type bergmolen, voor rekening van deze Frans Ghuysse. Deze behield de naam van zijn houten voorganger.
Na zijn dood verkochten zijn zonen Frans jr. en Gaspard Ghuysse "Den Engel" op 20 januari 1817 aan Benoit Van Damme en Jérome Dumortier. Na het overlijden van beide eigenaars greep de openbare verkoping van "De Engel" plaats in de herberg "Den Gouden Arend" aan het Muntplein.
Eigenaars:
- voor 1562, opbouw: Putman Jan
- 1580, eigenaar: Van Ockerhout Joos
- tot 1710, eigenaar (van het restant): Gloribus Jan, De Meestere Niklaas - de kinderen, Clarysse Pieter
- 1710, verkoop (van het restant): Van Steenlant Antonius
- tot 1781, eigenaar (van de wal): Coppieters, de erfgenamen en van Zuylen de Nievelt
- 02.06.1781, verkoop (van de wal): Ghuysse Frans (bouwheer van de stenen molen)
- tot 1817, eigenaar: Ghuysse Frans jr. en Ghuysse Gaspard, zonen van Ghuysse Frans sr. (overleden)
- 20.01.1817, verkoop: a) Van Damme-Decloedt Benedictus (Benoit), olieslager te Brugge en b) Dumortier Hiëronimus (Jérome), olieslager te Brugge
- later, erfenis: de weduwe en anderen
- 22.08.1846, verkoop: de weduwe en kinderen van Van Damme Benedictus (kinderen: a) Van Damme Colette, echtgenote Timmerman François, kruidenier te Brugge en b) Van Damme Rosalie, echtgenote Vanoothegem August, secretaris te Ingelmusnter (notaris Bultynck)
- 17.08.1849, deling: Timmerman-Van Damme Franciscus, kruidenier te Brugge (onderhandse akte - "oliemolen geheel gebouwd in steen").
- tot 01.09.1894: Timmerman-Van Damme Frans, de erfgenamen
- 01.09.1894, verkoop: Boussy Edouard, meester-donderschermmaker en werktuigkundige te Brugge (voor afbraak)
Op 26 mei 1894 kregen de erfgenamen van Franciscus Timmerman die aan de Langestraat te Brugge woonden, een brief van het stadsbestuur, waarin ze het bevel kregen hun molen af te breken en de wal kosteloos terug te geven aan de stad, zich beroepend om haar eigendomsrechten, om de heraanleg van de vestingen tot wandelroute mogelijk te maken, samen met de aanleg van een nieuwe straat die de Guido Gezellelaan zou worden.
De Engel werd in september 1894 gesloopt, als laatste Brugse oliewindmolen en stenen molen op de vestingen, voor de herinrichting van de Smedenvest tussen de Smedenpoort en Hoefijzerlaan tot wandel- en groenzone door H. Van Hulle (goedgekeurd door de Brugse gemeenteraad op 25 november 1893).
Tegen de afbraak van De Engel werd niet enkel geprotesteerd door de eigenaars. Verenigingen zoals "Kunstgenegen" (met zetel in de herberg "Vlissinghe" aan de Blekersstraat), het liberale "Willemsfonds" en het liberale "Takjes worden Boompjes" verzetten er zich tegen. Naast de esthetische en educatieve waarde werd er gewezen op de ouderdom van deze molen ("één van de oudste stenen molens die nog restte in België"). Als overblijfsel van pre-industriële activiteit diende deze molen, aldus het "Willemsfonds", ingericht te worden als museum.
Het stadsbestuur voerde in haar antwoord aan dat ze de verplichtingen door de Staat opgelegd in verband met de aanleg van een nieuwe straat diende te volgen. Bijgevolg werden alle argumenten pro behoud van de molen van tafel geveegd. Een ultimatum werd gesteld: voor 26 augustus 1894 moest de wal vrijgemaakt worden. In paniek verkochten de eigenaars de molen op 1 september aan Edouard Boussy, meester-donderschermmaker en werktuigkundige in stadsdienst, die aan de Violierstraat woonde. Boussy liet de stad nog tot 30 september 1894 wachten vooraleer de sloop voltooid was en de wal volledig vrij was.
Lieven DENEWET, Jaak A. RAU & Herman HOLEMANS
Literatuur
Archieven
Stadsarchief Brugge, Registers van de Zestendelen, Sint-Jacobszestendeel, 19e cirkel, f° 1808 (1580-1796).
Stadsarchief Brugge, "Biens Communaux", 1890-1895.
Uitgegeven bronnen
L. Gilliodts-Van Severen, "Les registres des "Zestendeelen" ou la cadastre de la ville de Bruges de l'année 1580". Brugge 1894, p. 252.
Werken
K. De Flou, Woordenboek der Toponymie van westelijk Vlaanderen, ..."
Herman Holemans, "Westvlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 1. Gemeenten A-B", Kinrooi, Studiekring Ons Molenheem, 1993.
Jaak A. Rau & Jan D'hondt, "Een eeuw Brugge. Deel 1: 1800-1900", Brugge, Marc Vande Wiele, 2001.
Guillaume Michiels, Iconografie der stad Brugge, III, Brugge, 1968.
Marc Ryckaert, "Historische Stedenatlas van België", Brussel, 1991.
Lucien Bols, "De Engel: een verdwenen windmolen op de Smedenvest", Brugge die scone, XI, 1990, 3, p. 4-5.
J.A. Rau & J. D’hondt, De Brugse parochies. 2. Het leven in Sint-Salvator, Sint-Jacobs, Sint-Gillis,Brugge, 1988, p. 12-13, 18.