Sint-Amands (Puurs-Sint-Amands), Vlaanderen - Antwerpen
- Naam
- Koutermolen, Scheldemolen
- Ligging
- Molendreef 35
2890 Sint-Amands (Puurs-Sint-Amands)
zuidzijde
Kouter, Molenkouter
kadasterperceel B435
Vlaanderen - Antwerpen
- Gebouwd
- voor 1266 / voor 1473 / voor 1609
- Verdwenen
- 1903, sloop
- Type
- Staakmolen
- Functie
- Korenmolen
- Bescherming
- niet,
- Database nummer
- 2955
Karakteristiek
Beschrijving / geschiedenis
De Koutermolen was een houten korenwindmolen op de Kouter (vroeger "Molenkouter") aan de zuidzijde van de Molendreef (nr. 35) , de vroegere Patrijsstraat die in het verlengde ligt van “De Dam” en het centrum van Sint-Amands verbond met De Steenovens, waar ook de overzet was.
De standaardmolen werd oorspronkelijk de Scheldemolen genoemd, later de Koutermolen, om verwarring met de industriële Scheldemolens te voorkomen. Achter de molen stond het nog bestaande molenaarshuis.
Op het schilderij La Rivière Lescault van ca. 1609, dat in de Albums de Croÿ verscheen, vinden we langs de Schelde, voor het centrum van Sint-Amands, een mooie in aquarelkleuren weergegeven houten staakmolen terug.
Ook staat deze molen zeer fraai afgebeeld op de kaart van 1629 die uitgebreid werd in het boek "Geschiedenis van de Steenovens te Sint-Amands". Deze kaart werd opgemaakt naar aanleiding van een geschil rond de indijking van de meersen tussen de Steenoven - toen nog het "Schaliën Huis" genaamd - en de kerk van Sint-Amands. Let ook even hoe dat deze kerk tweemaal zonder toren wordt afgebeeld.
Zo dit de oudste molenafbeeldingen zijn, dan verwijzen de oudste ons bekende molenvermeldingen naar de vrijheid van Sint-Amands.
In de keure van 1266 en de beschrijving van de twee lenen, wordt reeds uitdrukkelijk verwezen naar de houten windmolen. Ook in de rekening van Baasrode en Sint-Amands uit 1473 vinden we de molen op de Kouter terug. We bespreken deze rekening trouwens uitgebreid in ons reeds vermeld boek over de Steenovens.
Ontvanger Joos Boon maakte in 1473 de rekening op van de heerlijkheden Baasrode en Sint-Amands voor de toenmalige heer van Baasrode, jonker Fransoys van Halewine, zoon van Lodewijk van Halewijn en zijn echtgenote Jeanne van Gistel, dame van Esclebecque en Ledinghin. Jonker Fransoys werd heer van Sint-Amands en Baasrode, nadat zijn vader in dienst trad van de Franse koning.
Dit had in de Bourgondische Nederlanden de verbeurdverklaring van zijn goederen door de hertog
als gevolg. Blijkbaar werden deze goederen overgedragen aan de jonge zoon Fransoys. De ontvanger noteerde onder andere het volgende:
"… Dit es de rekeninghe ende den ontfanc vander heerlicheyt van Sente Amants Basero toehoeren Joncker Fransoys van Halewine bi my Joos Boon ontfanghen over jaer LXXIII.
In den eersten vanden erfceyns ende obstal .XXV. s. gr.
Item over twee stoepe oliën die smout muelen jaerlicx sculdich es den heere van Sente Amans VIII. gr.
Item de muelen van Sente Amants ghelt XXXI. sacke coerens waer af de mueleneere scheet ane IIII. sacke 1. ½ vat met van dat de muelen stille stont omme dat men daer inne dede een nieuwe camwiel ende een spilleghetouwe .XV.s. V.d. 1/2 gr. 1.d. 1/2
aldus heeft de mueleneere gheappoenteert met Fransoys welke IIII. sacke 1. ½ vat met draghen in ghelde te IIII.s. III.d. elcken sac compt (geschrapt: XV s.) Dus so comt Fransoys vanden halven jare te weten van den XV. sacken enden eenen halve maer XI. sacke ende IIII. ½ vate den sac te IIII.s. III.d. gr. Comt tsamen in ghelde over thalf jaer .II.lb. VIII.s. IIII. d."
We leren uit deze rekening dat Willem Govaerts pachter was van "den hove te Sente Amans" en tevens de tienden van Sint-Amands inde.
Bovendien waren er in 1473 twee molens te Sint-Amands. Vooreerst is er de "smout muelen", een ros- of paardenoliemolen voor het stampen van lijn- en raapzaad. Deze moest twee stopen olie leveren. Vervolgens is er de "muelen van Sente Amants", de houten korenwindmolen die 31 zakken koren diende te leveren.
In de windmolen werd in 1473 een nieuw kamwiel en spillengetouw geplaatst. Dat bewijst dat de staakmolen al ruime tijd voordien bestond.
Een eeuw later vormen de XXste penningkohieren van Sint-Amands uit 1571 een rijke bron aan informatie. We krijgen een duidelijk beeld van de 72 hofsteden en landen in Sint-Amands waarop de aanslag van toepassing was.
We noteren bovendien dat Diderick Van Liesvelt stilaan vaste voet aan de grond kreeg. In 1564 werd hij al vermeld als heer van Sint-Ursmaar Baasrode en pachtte hij de heerlijke pachthoeve “hof van Peene” van Karel van Halewijn. Uit de Penningkohieren blijkt dat hij ook de heerlijkheid Sint-Amands pachtte van Karel van Halewijn:
"Diederick van Liesvelde houdt in pachte van mijnheer van Peenis, heer van Sint-Amands, Baesrode de heerlijckheyt der zelfder parochie met ene pachthoeve, groot onder landt, heyden, weyden, slobberie, visscherye omtrent de 64 Bunder, met alle het recht dat de heer van Peenen binnen der zelver parochie es compiterende als chynsen, boeten, keuren, breucken, mortimeubelen ende andersinjs met eenen windtmeulen ende de twee deelen van den thienden binnen der voorseide parochie, tsiaers om de somme van vijf en veertich ponden sesthien schellingen ende acht grooten, compt over den XXe penning van een jaar, de som van 2 pond, 5 schellingen en 10 groten".
Het gaat hier duidelijk om het Reyseghemhof. De beschrijving stemt overeen met het tweede leen van Sint-Amands dat door de heer van Peene in leen werd gehouden van de abt van de Sint-Amandusabdij in Pevele. Als onderleenman oefende Van Liesvelt dus het heerlijke gezag uit te Sint-Amands.
Er bestonden in 1571 nog steeds een korenwindmolen en een olierosmolen (oliemolen of slachmolen) op de Kouter. Volgens de penningkohieren van Baasrode - Sint-Amands in 1571 was de toenmalige eigenaar van Peenis, Heer van Baasrode. Pachter (gebruiker) was Dierick van Lieffelt 45 - 0 - 0 LB. De molen maakte deel uit van de heerlijkheid van Sint-Amands: "....de heerlijckheyt der zelver prochie met een pachthoeve, groot onder landt, heyden, weyden, slobberie, visscherije omtrent 64 bunder, met alle het recht dat den heere van Peenen binnen der zelver prochie es competerende, als chynsen, boeten, cueren, bruecken, mortimeubelen ende andersins met eenen windtmuelen ende twee deelen vanden thienden binnen der voorseide prochie ...".
In het "register of cohier nopende de taxatie van de twee en zeventig goeden die in pacht of huur worden verbruikt in de parochie van Baasrode-Sint-Amands uit 1572", lezen we:
"eerst heer en meester Dierick van Liesfelt, houdt in pacht van mijn heer van Peenis (Peene) heer van Baasrode-Sint-Amands, de heerlijkheid derzelve prochie, met een pachthoeve groot over land, heiden, weiden, slobberijen en visserijen, omtrent vier en zestig bunder, en de pacht die dezelfde van Peene toekomt, zoals cijnzen, boeten, keuren en breuken, mortmeubelen, en des meer, een windmolen en twee delen van tienden binnen de voorgeschreven parochie, voor de som van vijf en veertig ponden groot, zestien schellingen en acht grooten: komt de 20ste penning van een jaar de som van 2 penningen en 5 schellingen 10 grooten". Dat totaal verschilt enigszins van de hogergenoemde som. Vermoedelijk heeft men de som van de ros- of bookmolen erbij geteld. Ook de naam wordt anders gespeld.
Jan Hallez (Bijdragen tot de Geschiedenis van Sint-Amands-op-Schelde, Sint-Amands, 1937) maakte de bedenking dat de heer van Halewijn (Peene) al zijn bezittingen, hofstede met molen, landen en al zijn rechten en boeten en tienden in huur gaf voor amper 270 gulden. Hij wijt dit aan de abnormale tijd van beroering, opstand en beeldenstorm. Tevens nam Hallez de vertaling op van het denombrement van 1612, dat zich in het gemeentearchief bevindt en telkens werd opgemaakt wanneer een nieu-we heer wordt aangesteld. We lezen:
"- item aan genoemde heerlijkheid behoort eene hoogte met water omringd, en een bewoonbaar huis, schuur, poort, stallen, duiventil of toren met veel hovingen, fruitboomen, dreven en plantingen omtrent 30 à 35 bunders groot.
Welke hoeve thans nog voor 5 jaar in pacht is bij weduwe Gillis Daelemans, samen met gemelde tienden, voor de som van 350 guldens, en de verplichtingen hieronder vermeld…
- item aan vermelde heerlijkheid hoort toe eene groote heide en weideland;
- item, een windmolen tegenwoordig in pacht bij Marten Meerts, tegen de somme van 200 guldens en meer…"
Verder was er sprake van de verpachte visvangst op de Schelde en de valkenjacht.
Hallez merkte op dat wanneer we de pacht vergelijken tussen 1571 en 1612, de huurprijs merkelijk
gestegen is. Zonder de windmolen, verhuurd tegen 200 guldens en zonder visvangst op de Schelde, goed voor 30 guldens, was de huurprijs met meer dan 100 guldens gestegen, terwijl de oppervlakte bijna gehalveerd werd en terugviel van 64 naar maximum 35 bunders.
Vergeten we niet dat de abt van Elnone te Sint-Amands steeds zijn soevereine rechten behield, waaronder twee derden van de tienden. Deze tienden werden door de heer in leen gehouden via het leenhof Capelle buiten Roeselare. Het andere derde bezat de curie zelf. In 1466 kwam Sint-Amands onder het kapittel van St. Jacobs te Leuven dat het tienden- en het benoemingsrecht van de pastoors bezat. Het ka-pittel verpachtte haar tienden aan de pastoor die moest toezien op de verhuring en de inning van de tienden.
In de lijst van de pastorale tienden van 1711, waarbij Sint-Amands in 19 wijken werd inge-deeld, vinden we als wijk 2: de Molencouter, 14 bunders en 2 dagwand groot, gehuurd door Geeraert Hiel en met een opbrengst van 47 guldens.
Ook in de kerkrekening van 1725 is er sprake van de Koutermolen: "in den eersten ontvangen van de weduwe Jan Wildericx en Maria De Bock, vier Brabantse veertelkens en een slijke koren, over een jaar rente gaande uit op een stuk land, gelegen op de kouter, genaamd Sommersfort, palende westwaarts de molen van alhier, zuid de hoirije van Pieter van de Moortele en Oost de weg of straat".
Wellicht kon de standaardmolen in de loop van de 18de eeuw niet meer aan de behoeften voldoen, zodat Pieter Joannes Rollier, inwoner van Sint-Amands, op 17 mei 1774 een aanvraag indiende bij de Rekenkamer voor de bouw van een tweede windmolen te Sint-Amands, met name op de "Kuer". Rollier was baljuw geweest. Hij was in 1772 "grote gelande" geworden en van 1779 tot de Franse Republiek was hij een aantal keren burgemeester. Hij was tevens de vader van Emmanuel Rollier en Petronella Rosalinda Rollier, latere echtgenote van Daniël Servaes, de zoon van Engelbertus Servaes, molenaar op de Koutermolen.
De heer van Sint-Amands, hertog Duras, prins van Bournonville, tekende verzet aan op grond dat het windrecht hem toebehoorde. Vervolgens werd de hertog verzocht te bewijzen dat dit windrecht hem toebehoorde. De hertog beriep zich op de veertigjarige verjaring, nadat gebleken was dat de door hem voorgelegde stukken geen bewijs aanbrachten en geen titel uitmaakten. Het windrecht behoorde de hertog niet toe.
Wat de verkrijging door verjaring betreft. Gezien het windrecht een regaliarecht is, in het bijzonder een regalia minora, behoorde dit tot het staatsrecht en derhalve niet vatbaar voor verjaring. Pieter-Jan Rollier heeft de inspanningen tot het bekomen van het octrooi niet verder gezet. De aanvraag werd hernomen door de nieuwe heer van Sint-Amands, burggraaf Adriaan de Walckiers. Opvallend is:
1. De nieuwe heer richtte zijn aanvraag langs de bevoegde administratieve kanalen aan de Oostenrijkse keizerin Maria-Theresia, als zijnde gravin van Vlaanderen. Met andere woorden, de nieuwe heer maakte geen aanspraak op het bezit van het windrecht, dat blijkbaar geen deel uitmaakte en geen deel kon uitmaken van zjin aankoop, alhoewel de al bestaande Koutermolen wel besloten is in de aankoop van de heerlijkheid met haar twee loten.
2. Voor de oprichting en uitbating van de nieuwe Kuermolen dient burggraaf de Walckiers jaarlijks twee hoeden (=374 liter) tarwe te betalen aan de Rekenkamer. Dit toont nogmaals aan dat de heer van Sint-Amands betaling verschuldigd is voor de uitbating van het windrecht dat hijzelf niet bezat.
In deze bundel van 71 bladzijden met uitzetting van de standpunten van beide partijen, komt o.m. een belangwekkend getuigenis voor. De leden van de Wet van Sint-Amands, ondervraagd door raadsheer procureur-generaal van Hare Majesteit in Vlaanderen, de Causmaeker, over het nut een nieuwe molen op te richten op de Kuer, delen mee dat er bij de grenzen van het dorp twee molens waren, waar de bevolking van Sint-Amands kon gaan malen. Het betrof de molen van Mariekerke, Land van Bornem en de molen van Oppuurs, Brabant.
In dezelfde bundel verklaarde burggraaf de Walckiers, heer van Sint-Amands, niet over het banrecht te beschikken, maar wel over recht van vrije maalderij, d.w.z. dat niemand in zijn molens mocht malen dan de molenaar of diegenen die van de heer de nodige toelating hadden verkregen. Als bewijsstuk werd gewoon een cijnsboek voorgelegd: de aldaar voorkomende namen zijn pachters van het maalrecht verpacht door de heer in de 18de eeuw. Genoemde procureur-generaal stede vast dat voor deze bewering geen enkele titel kon worden voorgelegd, maar weerhield wel de verkregen verjaring. Het windrecht daarentegen was een onverjaarbaar regaliarecht van de graaf van Vlaanderen.
De nieuwe stenen stelllingmolen, gebouwd circa 1780, kreeg de naam "Scheldemolen". Hij werd opgetrokken aan de "steenweg van Bornhem naar Sint-Amands" nabij de Ham, een beschutte los- en laadplaats, waar geen kaaigeld moest worden betaald. Het wapenschild van burggraaf Walckiers, ingemetseld in de voorgevel van het huidige gebouw, herinnert aan de plaatselijke heer van toen. In 1792 ging deze molen over in handen van de familie Servaes.
We zien de houten molen aangeduid op de Frickxkaart (1712), de Ferrariskaart (ca. 1775) met het bruin symbool van een standaardmolen onder de benaming "Den schelde Molen"), op de Atlas der Buurtwegen (ca. 1844) als "Kauter Molen, Moulin", op de topografische kaart van Vandermaelen (ca. 1850) als "Kauter Molen" en zonder benaming op de kadastrale kaart van P.C. Popp (ca. 1860).
Kadastrale beschrijvingen:
- 1821: "Il existe dans la commune deux moulins à vent non loués que servent à moudre des grains, le premier qui est construit en briques et situé au centre de la commune est le plus achalandé, il recevra l'évaluation brute de f. 900 et net de f. 600. Celui situé B435 est totalement construit en bois et se trouve en bon état, son évaluation sera fixée à fr. 675 et net à fr. 450."
- 1832: "in hout gebouwd, is wel bij het dorp gelegen heeft twee paar steenen welke niet gelijktijdig kunnen gebruikt worden". Dat beide koppels niet gelijktijdig gebruikt konden worden, werd vooral om fiscale redenen gemeld.
De houten molen was in het bezit van de familie Servaes van circa 1750 tot 1886. De eigenaars
van vader op zoon waren achtereenvolgens Engelbertus Servaes, Petrus Joannes en Daniël Emmanuel Servaes, samen met zijn zuster Isabella Rosa Servaes. Zij overleed op 21 april 1886 en al haar bezittingen, waaronder de molen, werden eigendom van de kinderen van Pieter Servaes en van molenaar Jozef Van Aken-Pauwels. Als laatste eigenaar kennen we J. Van Steen.
De eerste ons bekende molenaar uit de familie Servaes is Engelbertus Servaes, afkomstig uit Willebroek. Hij was er geboren rond 1712 aangezien hij te Sint-Amands overleed op maandag 20 februari 1792 op 80-jarige leeftijd. Hij huwde te Lebbeke met Anna Catharina Staes, geboren te Lebbeke rond 1726 en overleden te Sint-Amands op 19 maart 1810.
Uit hun huwelijk werden 6 kinderen geboren:
1. Servaes Barbara, geboren te Sint-Amands op 3 november 1751. Zij huwde in 1789 in Sint-Amands voor de kerk met Carolus Heyvaert en ze hadden 2 kinderen in Opwijk. Ze overleed te Opwijk op 10 februari 1803 op 51-jarige leeftijd.
2. Servaes Petrus Joannes, geboren te Sint-Amands op maandag 26 november 1753 en er overleden op 1 januari 1835 op 81-jarige leeftijd. Hij huwde voor de kerk op 50-jarige leeftijd te Sint-Amands op 6 februari 1804 met De Clercq Anna Philippina die op dat ogenblik 39 jaar oud was. Uit hun huwelijk werden twee kinderen geboren. Dit echtpaar was molenaar op de Koutermolen te Sint-Amands.
3. Servaes Joannes Josephus, geboren te Sint-Amands op 10 november 1755. Bij zijn doop trad Joannes Sarens op als peter en Maria Catharina Isabella d'Helft als meter. Dit laat vermoeden dat er familiebanden waren tussen de vader Engelbertus Servaes enerzijds en Maria Catherina Isabelle d'Helft anderzijds die de echtgenote was van burgemeester Petrus Livinus Servaes (zie hierna).
4. Servaes Daniël was geboren te Sint-Amands op 12 maart 1758. Hij nam in 1792 de Scheldemolen over van burggraaaf de Walckiers, waardoor de beide molens te Sint-Amands uitgebaat werden door de gebroeders Servaes. Hij huwde een eerste maal met Eeman Maria Josina, dochter van Eeman Ange en Staes Joanna Catharina. Zijn eerste echtgenote overleed te Meire. Daniël Servaes hertrouwde op 48-jarige leeftijd te Sint-Amands op 26 januari 1807 met Rollier Petronelle Rosalinda, op dat ogenblik 35 jaar oud. Uit het tweede huweljik werden 4 kinderen geboren. Daniël Servaes overleed te Sint-Amands op woensdag 26 april 1820 op 62-jarige leeftijd.
5. Servaes Joanna, geboren te Sint-Amands op 3 maart 1760 en er overleden op 20 oktober 1846 op 86-jarige leeftijd. Zij was gehuwd voor de kerk op 40-jarige leeftijd te Sint-Amands op 13 januari 1801 met Van Dalem Josephus.
6. Servaes Benedictus, geboren te Sint-Amands op 11 december 1762.
Bestaat er een familieband tussen de molenaarsfamilie van Engelbertus Servaes en de familie van burgemeester Petrus Livinus Servaes? Deze laatste was geboren in Idegem bij Aalst als zoon van Philippus Servaes en Maria Anna Ooghe. Hij was burgemeester van Sint-Amands van 1768 tot 1779 en overleed te Sint-Amands in 1784. Hij huwde in Harelbeke met Maria Catharina d'Helft, die als doopmeter optrad bij de derde geboorte in het gezin van molenaar Engelbertus Servaes. Een vermoeden ontstaat dus dat Engelbertus Servaes een broer kon zijn van Petrus Livinus. Dit wordt echter tegengesproken door de staat van goederen, bij het overlijden van Maria Anna Ooghe, in Idegem op 5 december 1729. De staat van goederen werd opgemaakt op 19 juni 1730 en er werden 8 kinderen vermeld: Marianna (°Vloerzegem 1710), Gielis (°08.05.1715), Livinus (°05.06.1717) op dat ogenblik dus 13 jaar, David (°01.10.1719), Petronelle (°24.12.1721), Frans (°26.12.1724), Joanna (°27.12.1726) en in Idegem overleden na haar moeder op 03.06.1730, Joannes (°05.03.1729), op dat ogenblik 15 maanden oud. De voogdij werd opgenomen door Jan Ooghe, grootvader van de wezen. Er is hier echter geen sprake van Engelbertus, ook al zou het op basis van zijn geboortejaar 1712 mogelijk geweest zijn tussen het eerste en tweede kind van Philippus Servaes.
Toch blijft het vermoeden dat er een familieband is, misschien in een hogere graad. Petrus Livinus Servaes huwde met Maria Catharina Delft (d'Helft). Zij was geboren in Harelbeke in 1714 en overleed te Sint-Amands op 12 maart 1768. Hun eerste kind, Isabella Catharina werd geboren te Idegem op 22.05.1743 en overleed te Sint-Amands op 23.08.1822. In eerste huwelijk was ze getrouwd met Carolus J.A. Mortgat uit Dendermonde, in tweede huwelijk trouwde ze met J.B. Van Campenhoudt, tevens burgemeester te Sint-Amands. Ondertussen was Petrus Livinus Servaes naar Sint-Amands verhuisd en werd hun tweede kind, Maria Josepha, aldaar geboren op 01.12.1745. Zij overleed daar op 18.01.1829. Op 06.02.1747 werd Joannes Constantinus Livinus geboren. Hij huwde te Sint-Amands op 29.06.1774 met Joanna Van Damme en overleed aldaar op 07.02.1818. Te Sint-Amands zullen we hem nog tegenkomen als Kapitein van de burgerwacht. Op 28.05.1748 werd Petrus geboren, maar hij overleed al 's anderendaags. Op 14.01.1751 werd Josephus Servaes geboren te Sint-Amands. Hij huwde daar met Anne Marie Torfs op 29.11.1800 en overleed er op 28.10.1833. Nadien volgden er nog twee kinderen die kort na hun geboorte stierven: Egidius Antonius in 1752 en Maria Theresia Angelina in 1755.
Dit is ook de periode waarin de Oostenrijkse vorst Jozef II (1741-1790) zijn radicale maatregelen in versneld tempo oplegde. Ook de Sint-Amandse vrijheden kwamen hierdoor geregeld onder druk te staan. Religieuze repressie en centralistische bestuurlijke hervormingen zorgden voor verzet in de leidende klasse. Tegen het weinig dipolomatieke optreden van deze verlichte despoot brak in juli 1789 de Brabantse Omwenteling uit, indirect een reactie op het afschaffen van de Staten en het herroepen van de Blijde Inkomst. De opstand werd vooral gedragen door de conservatieve Statisten met Hendrik Van der Noot en Johannes Van Eupen en vond steun binnen de clerus, de adel en de ambachten. Voor een hardere lijn kozen de progressieve Vonckisten van Jan Frans Vonck en Jan-Baptist Verlooy (1746-1797), een vooruitstrevende jurist en politicus op dat ogenblik. Gewapende Vonckisten verenigden zich zelfs in het geheime genootschap "Pro Aris et Focis". Toen een patriottisch legertje van 2800 man onder leiding van generaal Jan Andries Van der Meersch op 27 oktober 1789 te Turnhout een bescheiden overwinning op de Oostenrijkse troepen behaalde, laaide de nationale solidariteit hoog op. Op 11 januari 1790 werd, naar Amerikaans voorbeeld, de "Vereenigde Nederlandse Staeten" of de "Etats-belgiques-unis" uitgeroepen, met Hendrik Van der Noot als eerste-minister. De meningsverschillen met de progressisten kregen echter opnieuw de overhand en de "Democraten" van Jan Frans Vonck moesten zelfs het land uitvluchten. In februari 1790 werd Leopold II keizer na de dood van zijn broer Jozef. In november van dat jaar werden zowel de Oostenrijkse Nederlanden als het Prinsbisdom Luik door de Oostenrijkers heroverd. De Statisten, inclusief hun leider Van der Noot, vluchtten grotendeels naar Noord-Brabant en de Vonckisten maakte gebruik van een amnestieregeling.
Op 26 april 1794 versloeg het Franse leger de Oostenrijkers bij Boussu-lez-Walcourt en op 26 juni in de Slag bij Fleuris verloor Oostenrijk definitief van Frankrijk, dat de gehele Zuidelijke Nederlanden bezette. Ten tijde van de Brabantse Omwenteling was Joseph Servaes een overtuigde Vonckist. Tijdens de Franse bezetting werd hij echter aangesteld als "Agent Municipale" te Sint-Amands.
Om de band tussen Servaes en Torfs aan te tonen, dienen we terug te gaan tot de fundatie van Jacobus Van Wemmel, waarbij Jacobus Van Wemmel, de juffrouwen Susanna en Catharina Van Wemmel en consoorten, mede-erfgenamen van de heer Philippus Mortgat, licentiaat in de beide rechten en advocaat in de soevereine Raad van Brabant, een fundatie stichtten in de kerk en parochie van Sint-Amands. De goederen van deze fundatie lagen te Merchtem. In het jaar X onder het Frans bewind ontstond een geschil over het betalen van de onroerende voorheffing op deze gronden. Hier kwam advocaat Torfs te voorschijn. Het gebeurde allemaal in "bezette gebieden" en zo moest Joseph Servaes dikwijls kennis nemen van bepaalde stukken die de advocaat naar Burgemeester en Schepenen zond ter ondertekeninng. Dit diende te gebeuren door Joseph Servaes die "agent municiple" was van Sint-Amands. Het pleit werd niet gewonnen omdat een deel van de eigendommen door de "Régie des domaines" als geconfisceerd kerkgoed was verkocht.
Servaes was dus nog vrijgezel en had al een en ander meegemaakt in de politiek van gemeente tot arrondissement, in de Boerenkrijg en de administratie onder het Frans revolutionair bewind. Bovendien was hij duidelijk al vroeg bevriend met advocaat J.J. Torfs en ook met J.B.C. Verlooy. Het is dan ook niet te verwonderen dat Joseph Servaes ook de weduwe van Verlooy, Anne Marie Torfs en zus van de advocaat goed kende. De families waren blijkbaar goed bevriend. Josephus Servaes huwde te Sint-Amands met Anne Marie Torfs op 29.11.1800 en overleed er op 28.10.1833. In zijn huwelijksarkte - hij was dan 49 jaar - werd hij handelaar genoemd. Anne Marie Torfs was afkomstig uit Brussel en was op dat ogenblik 43 jaar. Ze gingen wonen in Sint-Amands in wijk A nr. 46.
We kennen Joseph Servaes niet alleen als "agent municpale", hij was tevens diegene die de handbooggilde te Sint-Amands oprichtte in 1830. Het Frans revolutionair Bewind had immers alle verenigingen ontbonden, zowel de ambachtelijke als de socio-culturele. Het zou ons dus stellig verbazen mocht er geen band bestaan tusssen deze beide families grootgrondbezitters te Sint-Amands die quasi tegelijkertijd ten tonele verschenen.
Komen we terug op onze molenaar Engelbertus Servaes. Twee van zijn zonen zetten dus het beroep van molenaar verder: Petrus Joannes Servaes, gehuwd met Anna Philippina De Clercq op de Koutermolen enerzijds en Daniël Servaes, die in 1792 de Scheldemolen overnam van Burggraf de Walckiers anderzijds. Daniël Servaes was gehuwd met Petronella Rosalinda Rollier, de zus van Emmanuel Rollier.
Op de Koutermolen werden twee kinderen geboren: Daniël Emmanuel Servaes, geboren te Sint-Amands op 13 juni 1805 en Isabella Rosa, geboren te Sint-Amands op 8 feburari 1807. Zij werden door erfenis in 1843 eigenaars van de molen. In het register van de kaart van Popp van 1860 zijn ze beiden terug te vinden als de molenaars op de Koutermolen. Het is duidleijk dat zij tot de belangrijkste grootgrondbezitters van Sint-Amands behoorden met in totaal meer dan 27 hectaren eigendommen waaronder diverse huizen en de houten graanwindmolen.
Bij het overlijden van Daniël Servaes op 7 augustus 1884 werden genoemde Isabella Servaes en de kinderen van Pieter Servaes de nieuwe eigenaars. Isabella Servaes overleed op 21 april 1886 en al haar bezittingen, waaronder de windmolen, werden nu eigendom van de kinderen van de genoemde Pieter Servaes en van Jozef Van Aken-Pauwels, molenaar te Sint-Amands.
Eigenaars na 1830:
- voor 1834, eigenaar: Servaes Joannes, de kinderen, molenaar te Sint-Amands
- 1843, erfenis: a) Servaes Daniël Emmanuel, molenaar te Sint-Amands en b) Servaes Isabelle Rose, molenarin te Sint-Amands
- 07.08.1884, erfenis: a) Servaes Isabelle Rose (voor vruchtgebruik), eigenares te Sint-Amands en b) Servaes Petrus Désiré, de kinderen (voor naakte eigendom) (overlijden van Daniël Emmanuel Servaes)
- 21.04.1886, erfenis: a) Servaes Pieter Désiré, de kinderen (voor naakte eigendom) en b) Van Aken-Pauwels Joseph ('voor vruchtgebruik), molenaar te Sint-Amands (overlijden van Isabelle Rose)
Sinds 1899 was de molen niet meer in gebruik en werd uiteindelijk gesloopt in 1903. De molenaarswoning, gelegen achter de windmolen, bestaat nog steeds (Molendreef nr. 37).
De molen werd in de loop der tijden ook dikwijls door kunstenaars vereeuwigd: Isidoor Meyers, Baron Franz Courtens, Romain Steppe, Herman Broeckaert, Leon Spanoghe, Pieter Gorus, Albert De Clercq, Franz De Vadder, Staf Schoeters, om er een aantal te noemen. Het meest bekende zicht op de Koutermolen zijn een tweetal prentkaarten.
Op 15 november 2015 werd in opdracht van KVNS door ingenieur en architectenbureau Bru-no Callaert bvba uit Puurs de bouwaanvraag ingediend om op een steenworp van de oor-spronkelijke site van de Scheldemolen op de Kouter de Gansakkermolen uit Geel te mogen heroprichten. Het voorwerp van de aanvraag vermeldt:
Heropbouw van de Gansakkermolen uit Geel, eigendom van de KVNS (thans gedemonteerd en
tijdelijk opgeslagen):
- Deze molen benadert zeer sterk de lokale historische Scheldemolen
- In het kader van het herstel van het kouterlandschap.
De oorspronkelijke plaats is niet meer beschikbaar, maar wel een gelijkaardige inplantingsplaats, iets verder in dezelfde Molendreef. Vanuit de landschapsvisie van KVNS is het dus duidelijk de bedoeling om aldaar het historische landschap terug op te waarderen. De heroprichting van de molen maakt hier dus onlosmakelijk deel van uit. In het kader van het beheerplan zal dan ook de windvang moeten gegarandeerd worden. De compensatie van de te kappen bomen maakt dan ook dat ook de meersen terug kunnen opgewaardeerd worden.
Het Vlaamse Centrum voor Molinologie
De molen wordt heropgericht op een terrein in landbouwzone, in eigendom van Natuurpunt vzw die hiertoe recht van opstal verleent aan KVNS.
Omdat dus in landbouwzone geen verdere bebouwing mogelijk is (een molen is een landbouwwerktuig en kan dus wel opgetrokken worden in landbouwzone) werd voorgesteld om in de molenberg een ondergrondse ruimte te voorzien met bergingen voor onderhoud van de molen en het terrein, sanitair voor de gebruikers en een educatieve ruimte over het gebouw en het landschap. Op deze wijze kan de molen functioneren (noodzakelijk voor het in stand houden van de molen) en kan publiek op bescheiden wijze ontvangen worden, zonder het landschap te ontwrichten door een bijkomend gebouw.
De bestaande samenwerking tussen KVNS en Dr. Iur. Karel Van Den Bossche en het Vlaamse Centrum voor Molinologie was dan ook het uitgangspunt om de diverse puzzelstukken te laten samenvallen. Het Centrum, ook wel Molenmuseum genoemd, is gehuisvest in een gemeentelijk gebouw in de Kerkstraat te Sint-Amands en sloot in december 2015 na 40 jaar werking zijn deuren.
In overleg met Karel werd dan ook snel beslist om de juridische structuur rond het Centrum te behouden en deze via een gebruiksovereenkomst te verbinden met KVNS. De ruimte in de molenberg, met een panoramisch zich op het landschap, zal dan ook de nieuwe locatie wor-den voor het nieuwe Vlaamse Centrum voor Molinologie. Samen met het gemeentebestuur werd de bereikbaarheid en mobiliteit bekeken.
De opening van het vernieuwd Vlaams Centrum voor Molinologie ging door op 11 juni 2016.
Het Agentschap Onroerend Erfgoed-Antwerpen verleende op 4 maart 2016 de toelating, onder bepaalde voorwaarden, om de kast van de Gansakkermolen naar Sint-Amands te verplaatsen.
Marc PEELMAN
Literatuur
Archieven
- Rijksarchief Kortrijk, Familiearchief d’Ennetières, nr. 1429 bis: Rekening van de heerlijkheden Baasrode en Sint-Amands-aan-de-Schelde, 1473, f° 2 r° en v°.
- Stadsarchief Gent, Kohieren XXste penning, jaar 1571, Sint-Amands, bundel nr. 63/262
Universiteit Gent, microfilm MF 335, doos nr. 128 (penningkohieren Sint-Amands)
- Algemeen Rijksarchief Brussel, Kaarten en plattegronden, nr. 2663. Kaart van “den Groenen innegedijckten mersch” uit 1629 met de molen en het molenhuis.
- Algemeen Rijksarchief Brussel, Financiële Raad, nr. 1904 (oprichting Stenen Molen te Sint-Amands, 1774).
- Gemeentearchief Sint-Amands, resolutieboek Schepencollege 1874-1903, zitting van 8 februari 1900. Resolutieboek Schepencollege 1903-1926, zitting van 4 februari 1904.
- Privaat archief Karel Van den Bossche, Sint-Amands
Archief van de Vereniging voor Heemkunde in Vlaams-Brabant vzw (o.m. molendocumentatie van Jozef De Keersmaecker)
Werken
Marc Peelman, "De molens te Sint-Amands", in: "Klein-Brabants Molenboek". Jaarboek van de Vereniging voor Heemkunde in Klein-Brabant vzw, 44e jg., 2009, p. 221-232.
Karel Van den Bossche, "De twee Sint-Amandse windmolens", in: "Klein-Brabants Molenboek". Jaarboek van de Vereniging voor Heemkunde in Klein-Brabant vzw, 44e jg., 2009, p. 244-247.
Karel Van den Bossche & Marc Peelman, "Sint-Amands als Vlaams molencentrum. 1. Het Vlaams Centrum voor Molinologie - Molenmuseum 1975-2015 / 2016-; 2. De Gansakkermolen van Geel wordt de Scheldemolen van Sint-Amands", Molenecho's, jg. 44, 2016, 1, p. 21-35.
G. Asaert e.a. "Albums de Croy. Valleien van Schelde en Scarpe", p. 212: reproductie “La Rivière Lescault” van ca 1609 door hofschilder Adriaan De Montigny.
J. Hallez, Bijdragen tot de Geschiedenis van Sint-Amands-op-Schelde, Sint-Amands, 1937.
Y. Hertsens, Geschiedenis van Sint-Amands,St.-Amands, 1987.
Stanny Van Grasdorff, "De 20ste cohierpenning te Sint-Amands in 1570/1571", uitgave in eigen beheer.
M. Peelman, Sint-Amands 1775-1800. Situering van het laatste kwartaal van de 18e eeuw. (Heemkundig Jaarboek. Uitgave van de Vereniging voor Heemkunde in Klein-Brabant V.Z.W., jg. XXVIII-IXXX, 1993-1994, p. 112-140).
"Geschiedenis van de Steenovens te Sint-Amands”, VVH Klein-Brabant, p. 84 e.v.
J. Verbesselt, Het Parochiewezen in Brabant tot het einde van de 13e eeuw. Dl. 8, Tussen Zenne, Schelde en Rupel, Pittem, 1968.
S. De Sadeleer, H. Kennes, G. Plomteux & R. Steyaert, Inventaris van het cultuurbezit in België, Architectuur, Provincie Antwerpen, Arrondissement Mechelen, Kanton Puurs, Klein Brabant, Bouwen door de eeuwen heen in Vlaanderen 13N3, Brussel - Turnhout, 1995.
Lieven Denewet, Het Molenmuseum van Sint-Amands: na brand opnieuw opengesteld, Molenecho's, XIX, nr. 4, okt.-dec. 1991, p. 176-178).
Herman Holemans & P.J. Lemmens, Molens van Klein-Brabant, Mechelen en de Rupelstreek, Nieuwkerken, 1987.
H. Holemans, "Wind- en watermolens van de provincie Antwerpen. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 3. Gemeenten P-Z", Opwijk, Studiekring Ons Molenheem, 2011, p. 32.
Karel Van den Bossche, Ontdek de molen, Sint-Amands, 1980.
"Klein-Brabants Molenboek". Jaarboek van de Vereniging voor Heemkunde in Klein-Brabant vzw, 44e jg., 2009.
P. Lemmens, "Molenoverzicht uit het arrondissement Mechelen van 1830 tot heden", Borgerhout, 1963.
Leo Pée, in: Gedenkschriften Oudheidkundige Kring Dendermonde, p 85.
Mahauden A., Rens J.L. Pater Kerckhoven, Indices op de staten van goed van de baronie Boelare, VVF Gouw Oost-Vlaanderen. Deel 8 : Staat van goed Schendelbeke-Vloerzegem 1723-38, boek nr 464 – f° 552 v°. Staat van 19/06/1730 : Ooghe Marianna, etc.
Dr. Jan Van De Broeck, "J.B.C. Verlooy, vooruitstrevend jurist en politicus in de 18de eeuw", 1980, p. 307, voetnoot 200: “de plaats waar haar tweede huwelijk werd gesloten “Saint-Amand-Les-Malines”.
Schilderijen van de Koutermolen te Sint-Amands
Franz De Vadder (Brugge, 1862-1936) die vele jaren in Sint-Amands verbleef (coll. familie De Kinder-Stassyns)
Romain Steppe (Antwerpen, 1859-1927)
Staf Schoeters