Moerkerke (Damme), Vlaanderen, West-Vlaanderen
- Naam
- Molen van Schuts, Molen Schutyser, Molen Serruys, Grote Molen, Hoofdmolen, het Hoofd, Westleimolen, Hofmolen, Oliemolen
- Ligging
- Vissersstraat 2A
8340 Moerkerke (Damme)
ter hoogte van de Lieve
kadasterperceel D48
Vlaanderen - West-Vlaanderen
- Gebouwd
- voor 1387 / voor 1642 / 1700 (hout) / 1858 (steen)
- Verdwenen
- 1928, wieken afgenomen/ 1944 - 12 september, oorlog / 1957, sloop romp
- Type
- Staakmolen, later stenen windmolen
- Functie
- Oliemolen, later koren- en oliemolen
- Bescherming
- niet,
- Database nummer
- 2956
Karakteristiek
Beschrijving / geschiedenis
De Hoofdmolen, het Hoofd, Hofmolen, Molen van Schuts, Molen Schutyser, Molen Serruys, Grote Molen, Westleimolen of Oliemolen was eerst een houten en later een stenen windmolen aan de oostzijde van de Vissersstraat (nr. 2A), aan de zuidzijde van de Lieve, nabij de hoek met de Lieveberm.
In de 14de-eeuwse rekeningen van de Wateringen van Moerkerke vinden we een oliewindmolen vermeld. Deze verdween evenwel voor 1387. Op de oude molenwal werd een nieuwe houten graanwindmolen opgericht, o.m. vermeld in de gemeentelijke rekeningen van rond 1500. Deze bestond niet meer in 1571: hij wordt niet aangeduid op de kaart van Pieter Pourbus van het Brugse Vrije. In 1642 spreekt men van de “grote meulen” nabij de Lieve. In 1778 was deze molen eigendom van sieur Serruys.
Rougier Vandenbroele, gehuwd met Cornelia Anecaert, was er molenaar rond 1700. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Laureins. Diens broer Rougier jr. verongelukte op de molen van Vivenkapelle in 1719. Hij was van vaderszijde "voor een vierde part gherecht in eenen coorenmijntmeulen, staende binnen de warrande van Sijsseele' en vanwege zijn eerste vrouw (Joanna-Maria Sabboth) in de helft vande gherechte helftscheede van eenen coorenwijntmeulen, met alle sijn roerende ende onroerende wercken, staende binnen de prochie van Moerkercke, op de suijtsijde vande Lieve, ghenaempt het Hooft".
De molen Het Hoofd werd voor 250 ponden grooten courant verkocht aan Pieter Charlet (de schoonbroer van Rougier)
We zien hem aangeduid op:
- Ferrariskaart (ca. 1775) met het bruin symbool van een staakmolen en met de benaming "t'hooft Meulen"
- Atlas der Buurtwegen (ca. 1844) met het grondvlak van een staakmolen op teerlingen en met de naam "Hoofdmolen, Moulin"
- de topograische kaart van Ph. Vandermaelen als "t'Hof Molen"
- op de kadastrale kaart van P.C. Popp (ca. 1855), nog steeds met het grondvlak van een staakmolen.
Enkele namen van gebruikers in de 18de eeuw:
- ca. 1700: Roegier Vandenbroele
- 1719: zoon Laureins Vandenbroele
- 1729: Pieter Charlet
- 1731: Lieven Stockman
- 1735: Pieter Charlet de oude
- 1756: Pieter Charlet de jonge
- Claes de Love
- 1760: Jacob de Love
- 1778: Joannes Serruys.
Eigenaars-molenaars in de 19de-20ste eeuw:
- rond 1830: Franciscus Serruys, molenaar te Moerkerke
- rond 1840: a) Schutyzer-Serruys, bakker te Middelberg en b) Serruys Pierre, molenaar te Middelburg
- 21.11.1855, verkoop: a) Serruys Jacob, molenaar te Moerkerke, b) Leopold Serruys, (+1881), molenaar te Moerkerke, c) Maria Serruys en d) Serrys Coleta (notaris Wallyn)
- 05.09.1881, erfenis: a) Serruys Jacobus, molenaar te Moerkerke, b) Serruys Maria, te Moerkerke en c) Serruys Coleta, te MOerkerke (overlijden van Leopold Serruys)
- 30.03.1892, verkoop: Schutyzer-Sonnaert Leopold, molenaar te Moerkerke (notaris Devestele - graan- en oliewindmoeln)
- 30.10.1905, erfenis: de weduwe en de kinderen (overlijden van Leopold Schutyzer)
- 24.01.1906, verkoop: Schutyzer-Deprest Emile, molenaar te Moerkerke (notaris Devestele)
- 13.10.1929, erfenis: en de kinderen (overlijden van vrouw Deprest)
Franciscus Serruys verkreeg op 25 oktober 1837 de toestemming van de bestendige deputatie van de provincie West-Vlaanderen om in zijn graanwindmolen ook een olieslagerij aan te brengen.
De gebroeders Jacob en Leopold Serruys lieten de Grote Molen in 1858 herbouwen als een stenen stellingmolen om graan te malen en olie te slaan. Hij stond slechts tachtig cm in de molenterp. De romp was 19 meter hoog.
Op zaterdagmorgen 9 januari 1909 om 7 uur werd een pestel en een molenwiek afgerukt. Hierdoor werd ook veel andere schade binnen in de molen aangericht.
In 1928 liet molenaar Emiel Schutyzer-Deprest de wieken en de gaanderij, die in slechte toestand verkeerden, verwijderen. Hij maalde verder met een armgasmotor, in de volksmond - naar het Frans - "gaz pauvre" genoemd.
Op 12 september 1944 werd de Molen van Schuts door Canadese tanks in brand geschoten bij de zgn. Slag om 't Molentje, omdat hij een uitkijkpost van de Duitsers zou geweest zijn. De molen brandde totaal uit. Enkel de stenen muren bleven nog staan. In 1957 werd wat er nog restte gesloopt. De molenwal werd afgevoerd.
Lieven DENEWET & Annemie SNAUWAERT
Literatuur
Gedrukte bronnen
Gazette van Brugge en van de provincie West-Vlaanderen, 13 januari 1909 (jg. 116, nr. 6), p. 1, kol. 2 (pestel en wiek afgerukt).
Werken
M. Coornaert, Een overzicht van de molens in het Noordvrije, in: Liber Amicorum René De Keyser, Speciale uitgave, Geschied- en Heemkundige Kring Sint-Guthago, 1985, p. 43-78.
Johan Ballegeer, "Molens in de Zwinstreek", in: Rond de Poldertorens, 47ste jg., 2005, nr. 2, p. 39-75.
René De Keyser, "Vroegere olie- en watermolens te noorden van Brugge", Rond de Poldertorens, III, 1961, 4, p. 140-146.
Firmin Roose, "Rougier Vandenbroele, molenaar te Vijve-Kapelle 1719", Rond de Poldertorens, XI, 1969, 4, p. 144-147.
Herman Holemans, West-Vlaamse wind- en watermolens. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 5. Gemeenten M-O, Rotem, Ons Molenheem, 1999.
De Zwinstreek in oude prentkaarten deel 2
Tekening van Pierre Van Meenen, 1943
Opzoekingen over Moerkerke door onderpastoor R. Passchier (1920-1924).
Mailberichten
Annemie Snauwaert, 12.02.2012.
Frank Vanhyfte, 23.03.2012