Essen, Vlaanderen - Antwerpen
- Naam
- Abdijmolen, Molen van het Molenheike
- Ligging
- Molenstraat 28
2910 Essen
westzijde
zijde Molenheide
tussen de Stationsstraat en de Molenakkerstraat
Molenheike, Molenakkers
kadasterperceel E759
Vlaanderen - Antwerpen
- Geo positie
- 51.464214, 4.461589 (Google Streetview)
- Gebouwd
- voor 1362 / 1567 / 1602 / 1738
- Verdwenen
- 1567, oorlog / 1583, oorlog / 1738 / 1922, sloop
- Type
- Staakmolen
- Functie
- Korenmolen
- Bescherming
- ---,
- Database nummer
- 3193
- Ten Bruggencatenummer
- 05931 A
Karakteristiek
Beschrijving / geschiedenis
De Abdijmolen of de Molen van het Molenheike was een houten korenwindmolen aan de westzijde van de Molenstraat (nr. 28), zijde Molenheide, tussen de Stationsstraat en de Molenakkerstraat.
Het recht van wind en water was een van de belangrijkste voorrechten in een heerlijke monopolie. In combinatie met het maalrecht betekende dit een belangrijke bron van inkomsten voor de grondheer. Door deze maatregel werd de plaatselijke bevolking immers verplicht haar graan te malen in een van de heerlijke molens. Om dit voorrecht optimaal te benutten gingen veel lokale heren over tot de oprichting van nieuwe molens. Anderen zouden bestaande molens aankopen of gewoonweg in bezit nemen.
De abdij van Tongerlo gold als de grootste van Brabant. Tal van bronnen gaven immers een overzicht van het uitgebreide goederenbezit van deze abdij. De eigendommen van Tongerlo strekten zich dan ook uit over heel het vroegere hertogdom Brabant. Sinds het midden van de twaalfde eeuw speelden de Norbertijnen ook in de heerlijkheid Essen-Kalmthout een belangrijke rol. Mede dankzij de inspanningen van de kloosterlingen van Tongerlo werden grote oppervlakten heidegrond in de loop der eeuwen omgezet tot cultuurland. Daarnaast hadden ze een belangrijk aandeel in de opkomst van de turfnijverheid. Tot de achttiende eeuw was deze turf de brandstof bij uitstek voor de lokale bevolking. Daarnaast werden grote hoeveelheden, via de markt Roosendaal, uitgevoerd naar onder meer Vlaanderen en Holland.
De kern van het goederenbezit van Tongerlo lag echter bij de pachthoeven. Binnen de grenzen van de heerlijkheid Essen-Kalmthout alleen al bezat de abdij, vlak voor haar sluiting, meer dan twintig boerderijen. In de loop van de Nieuwe Tijd werden deze hoeven, aanvankelijk uitgebaat door lekenbroeders, steeds vaker aan een pachter in huur gegeven. In ruil voor een bepaalde pachtsom mocht de pachter de hoeve en de aansluitende gronden bewerken en bewonen. Beide partijen waren verbonden aan een aantal rechten en plichten, die nauwkeurig werden neergeschreven in het pachtcontract.
De standaardmolen van Essen werd vermoedelijk in het begin van de 14de eeuw gebouwd. Hij werd voor het eerst vermeld in 1362. Paulus, Wilhelmus en Martinus worden dan als molenaars vermeld. De windmolen werd in 1401 verkocht aan Petrus Spronc. In 1506 was de abdij opnieuw in het bezit van de molen. In opdracht van abt Tsgrooten Antonis werd de molen dan hersteld door timmerman Jan Denis. Wilhelmus Ysermans was de pachter in 1565, zowel van de wind- als van de watermolen van Essen.
De abdij besloot in 1567 de versleten windmolen te vervangen door een nieuw. In dat jaar werd er een overeenkomst gemaakt met Jan Lemmens, Willem Ysermans (de pachter), Jacob Bielens en Joos Tieras voor de heropbouw van de molen.
Nicolaas Jacob van Hilvarenbeek pachtte in 1582 zowel de wind- als de watermolen. Rond 1587 werd de molen door oorlogsgeweld vernield. Het duurde tot 1602 vooraleer hij werd herbouwd. Een molen werd door mlenaar Adriaen Rigouts "gedemonteerd tot Antwerpen en gestelt tot Esschen".
Net als de meeste grootgrondbezitters haalde ook de abdij van Tongerlo grote winsten uit het molenrecht. Een goederenstaat uit 1780 toont dat de Norbertijnen de twee windmolens van Essen-Kalmthout in handen hadden (1) Hoewel ze allebei werden gebouwd in het begin van de veertiende eeuw, waren het niet de oudste molens uit de heerlijkheid. Tot in de zestiende eeuw trof men op de Kleine Aa nog een watermolen aan. Een eerste vermelding daarvan vinden we in een document uit 1164. Aangezien de Witheren pas in het midden van de twaalfde eeuw in het bezit kwamen van hun goederen in Essen en Kalmthout, is het weinig waarschijnlijk dat deze watermolen door de abdij zelf werd opgericht (2). Vermoedelijk bestond die molen reeds voor de komst van de Norbertijnen en is ze door giften overgegaan in handen van de abdij. Of de molen aanvankelijk door de kloosterlingen zelf werd uitgebaat is niet gekend. De eerste gekende pachter verschijnt pas in het begin van de veertiende eeuw (3).
Tijdens de Tachtigjarige Oorlog werden Essen en Kalmthout zodanig zwaar getroffen dat bijna de volledige bevolking was uitgemoord of gevlucht. Geen enkel gebouw bleef gespaard. Tal van huizen en hoeven, waaronder de watermolen, werden nooit meer heropgebouwd.
Bij de bouw van de twee windmolens speelde de abdij wel een belangrijkere rol. Onmiddellijk na de oprichting werden beide molens in pacht uitgegeven. Het kwam in die beginperiode zelfs voor dat de verschillende molens aan dezelfde persoon werden verpacht. Zowel de molen van Essen als die van Kalmthout werden meermaals getroffen door plundering en brand. Zo werd de molen van Kalmthout in 1587 platgebrand door soldaten. Ook de molen van Essen bleef niet gespaard, waardoor de lokale bevolking het lange tijd moest stellen zonder molen (4). Pas in 1610 zou men in Kalmthout de basis leggen voor de bouw van een nieuwe molen. De nood was zelfs zo groot dat de inwoners van Kalmthout de abdij het voorstel deden om zelf een deel van de transportkosten voor hout en andere materialen te dragen. Indien de prelaat zou overgaan tot de heropbouw, beloofde het dorpsbestuur de molen en het gebruik ervan vrij te laten van alle dorpslasten en zettingen (5).
Net als voor de hoeven werd de pachttermijn vastgesteld op zes jaar. Ieder half jaar was de pachter verplicht de helft van zijn pachtprijs af te lossen. Het onderhoud van de molen viel grotendeels ten laste van de pachter. Enkel in geval van overmacht had de molenaar het recht de schade aan zijn molen af te schrijven. De vergoeding voor het malen werd aanvankelijk niet in klinkende munt betaald. Op elke zak gemalen graan hield de molenaar een bepaalde hoeveelheid meel af. Bovendien bezat elke molen een lapje grond dat door de pachter kon bewerkt worden om in het levensonderhoud van zijn gezin te kunnen voorzien. In onderstaande tabel wordt een vergelijking gemaakt tussen de molens van Essen en Kalmthout wat betreft grootte en pachtprijs (6). We merken een verband tussen de oppervlakte van de bijhorende grond en de pachtprijs. De hoeveelheid land had duidelijk een belangrijk aandeel in de bepaling van de pachtprijs.
Tabel: grootte en pachtprijs van de molens van Essen en Kalmthout (1780)
molen grootte pachtprijs (in gulden)
Essen 6,5 hectaren 935-00-0
Kalmthout 3,25 hectaren 525-00-0
Zoals elders waren ook deze molens in oorsprong ‘banmolens’ zodat iedereen verplicht werd hiervan gebruik te maken. Deze verplichting was niet verbonden aan een persoon, maar wel aan een goed. In feite waren dus enkel de pachters van abdijgoederen aan deze ban onderworpen. Om haar inkomsten te beschermen heeft de abdij de oprichting van andere molens steeds tegengehouden. Door het gebrek aan andere maalgelegenheden liet in principe de hele bevolking haar graan malen door de abdijmolens (7). Pas in de loop van de achttiende eeuw zou hierin verandering komen. De opkomst van de handmolen tastte het monopolie van de abdijmolens ernstig aan. Een lijst van handmolens uit 1738 toont dat Essen 62 en Kalmthout 37 of samen 99 handmolens telden (8). Opmerkelijk is wel dat in deze opsomming slechts weinig hoevepachters voorkomen. Waarschijnlijk handhaafde de abdij ten opzichte van haar eigen pachters een strengere maalpolitiek, waardoor het voor hen bijna onmogelijk was zich een handmolen aan te schaffen. Om haar verlies enigszins te compenseren, legde de abdij de bezitters van een handmolen een kleine belasting op. De opbrengst van deze taxatie werd dan gedeeld met de molenaar. Ook hij zag immers zijn inkomsten verminderen door een teveel aan privé-molens. Dat aantal zou in de volgende decennia nog toenemen. Bepaalde burgers konden zelf hun inkomen verhogen door tegen lagere prijzen graan te malen.
Tot het einde van het Ancien Regime bleven de molens het bezit van de abdij. In 1794 legden de Fransen echter een zodanig zware oorlogsbelasting op, dat de abdij gedwongen werd een deel van haar goederen, waaronder haar twee windmolens (Essen, Kalmthout) van de hand, te verkopen. De verkoopprijs bedroeg voor de beide molens samen 13.000 gulden (9).
De molen staat aangeduid op de Ferrariskaart (ca. 1775) met het bruin symbool van een standaardmolen en met de benaming "Moulin d'Esschen" en op de topografische kaart van Ph. Vandermaelen (ca. 1855).
Een kadasterdocument uit 1827 beschrijft: "houten standaartmolen met twee paar steenen welke niet gelijktijdig malen. Deselve is in het dorp gelegen en wordt door de eigenaar zelf bemalen".
Eigenaars en molenaars:
- 1362, eigenaar: Abdij van Tongerlo; molenaars: Paulus, Wilhelmus en Martinus
- 1401, verkoop: Petrus Spronc
- 1506, verkoop: (opnieuw) Abdij van Tongerlo
- 1565, pachter: Wilhelmus Ysermans (ook van de Watermolen van Essen)
- 1582, pachter: Nicolaas Jacob van Hilvarenbeek (ook van de Watermolen van Essen)
- 1602, pachter: Cornelis Adriaan Joris Becker
- 1612, pachter: Cornelis Peter Theunis
- 1632, pachter: Peter Cornelis van Sundert
- 1644, pachter: Cornelis Peeters
- 1665, pachter: Adriaen Denijs de Lede
- 1679, pachter: Cathelijn Cornelissen
- 1717, pachter: Jan van der Lee
- 1731, pachter: Sebastiaan de Bruyn
- 1776, pachter: Dymphna Heestermans, weduwe van Sebastiaan de Bruyn
- 1794, confiscatie: door de Franse Republiek
- 1794, verkoop als nationaal goed: Petrus De Bruyn-Hermans voor 5000 gulden.
- 1795, pachter: Petrus Soffers
- 1832, pachter: Jan Frans Verbist-Van Agtmael (richtte in 1841 de stenen windmolen in de Stationsstraat te Essen op)
- voor 1834, eigenaar: a) De Bruyn Petrus Sebastiaan, molenaar te Essen, b) De Bruyn Jean Louis, c) De Bruyn Maria Angelina en d) De Bruyn Norbert, de kinderen
- 31.08.1836, verkoop: De Bruyn Joannes Lodewijk, zonder beroep te Essen (notaris Van Beeck)
- 06.03.1838, verkoop: a) Ceusters Josephus Constantinus, molenaar te Essen en b) Ceusters Maria Catherina Adrienne, echtgenote Van Meel Petrus Josephus, winkelierster te Essen (notaris Desart)
- 04.04.1870, verkoop: Denissen-Van den Eynde Petrus, herbergier en later molenaar te Essen (notaris Desart)
- 26.09.1906, erfenis: a) de weduwe en de kinderen en b) Denissen-Neomagus Victor (overlijden van Petrus Denissen)
- 23.11.1907, verkoop: Denissen Victor Cornelius, molenaar te Essen (notaris Pelgrims - eigendom ter plaatse Molenakkers tegen de Statiestraat bestaande in stoom- en windmolen met alle staande en draaiende werken, stoomtuigen,...)
- 05.10.1921, verkoop: Naamloze Vennootschap "Alfons Van Fraeyenhoven", te Antwerpen.
In 1907 was er naast de windmolen een stoommaalderij in werking.
Na de verkoop in oktober 1921 aan de nv Alfons Van Fraeyenhoven uit Antwerpen, volgde de sloop in 1922.
De Sint-Antoniuskerk van Essen-Statie werd gebouwd op een stuk grond van de molenhoeve en de lambrizering en omlijsting (kaders) van de kruisweg werden gemaakt van het hout van de molen (10).
Het schilderachtige molenhuis werd in 1960 afgebroken.
De Molenstraat, de Molenheide en de Molenakkerstraat herinneren nog aan het bestaan van de eeuwenoude Abdijmolen.
Noten
(1) Abdijarchief Tongerlo, sectie IV (losse bundels), bundel 25/1, nr. 13 (goederenstaat 1780), p. 63
(2) G. Meeuwen, "De verdwenen Watermolen te Essen", in: De Spycker, XII, 1955, p. 85.
(3) Idem, a.w. 98.
(4) G. Meeusen, In de Molenstraat te Essen: De Windmolen van de Abdij, in: De Spycker, XXII, 1966, p. 51.
(5) Abdijarchief Tongerlo, sectie IV (losse bundels), bundel 312/2, nr. 455/1 (aanvraag voor de bouw van een molen te Kalmthout, 1610).
(6) Abdijarchief Tongerlo, sectie IV (losse bundels), bundel 25/1, nr. 13 (goederenstaat 1780), p. 64, 65.
(7) G. Meeusen, De Abdijmolens te Kalmthout, in: Gedenkschriften betreffende de aloude heerlijkheid Esschen-Calmpthout-Huybergen, X, 1943-1950, p. 29, 30.
(8) R. De Groodt, De Molens van Calmpthout en Esschen, in: Oudheid en kunst, XX, 1929, p. 19, 20.
(9) G. Meeusen, Verkoop van Zwart Goed te Esschen-Kalmthout, in: Gedenkschriften betreffende de aloude heerlijkheid Esschen-Calmpthout-Huybergen, VIII, 1940, p. 18.
(10) Mededeling Maria Van Gommeren, Essen, 07.12.2014.
Dries KOOLS & Herman HOLEMANS
Literatuur
Archieven
Abdijarchief Tongerlo, sectie IV (losse bundels), bundel 25/1, nr. 13 (goederenstaat 1780), p. 63-65.
Abdijarchief Tongerlo, sectie IV (losse bundels), bundel 312/2, nr. 455/1 (aanvraag voor de bouw van een molen te Kalmthout, 1610).
Werken
Dries Kools, De sociaal-economische betekenis van de abdijhoeven en hun pachters in de heerlijkheid Essen-Kalmthout (17e-18e eeuw)". Gent, 2001 (Scriptie voorgelegd aan de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte voor het behalen van de graad van Licentiaat in de Geschiedenis, Academiejaar 2000-2001. Universiteit Gent).
G. Meeusen, De verdwenen Watermolen te Essen, in: De Spycker, XII, 1955, p. 85, 98.
G. Meeusen, In de Molenstraat te Essen: De Windmolen van de Abdij, in: De Spycker, XXII, 1966, p. 51.
G. Meeusen, De Abdijmolens te Kalmthout, in: Gedenkschriften betreffende de aloude heerlijkheid Esschen-Calmpthout-Huybergen, X, 1943-1950, p. 29, 30.
R. De Groodt, De Molens van Calmpthout en Esschen, in: Oudheid en kunst, XX, 1929.
G. Meeusen, Verkoop van Zwart Goed te Esschen-Kalmthout, in: Gedenkschriften betreffende de aloude heerlijkheid Esschen-Calmpthout-Huybergen, VIII, 1940, p. 18.
P.I. Goetschalckx, Geschiedenis der parochie Calmpthout, Esschen, in: Bijdragen tot de geschiedenis, bijzonderlijk van het aloude hertogdom Brabant, 1909, VIII, p. 170-208.
De Spycker, Orgaan van de Heemkundige Studiekring voor het grondgebied Essen-Kalmthout-Huibergen, jg. I, 1933 e.v., jg. I-X getiteld "Gedenkschriften betreffende de aloude heerlijkheid Esschen, Calmpthout, Huybergen"
A. Tireliren, Essen in oude prentkaarten, Zaltbommel, s.d.
A. Tireliren & G. Meeusen, Oude Hoeven, Huizen, Erven en Geslachten te Essen De Spycker, jg. XII tot XVIII. 1955 tot 1961.
H. Holemans & P.J. Lemmens, Molens van de Voorkempen en van Groot-Antwerpen, Nieuwkerken, Ten Bos / Studiekring Ons Molenheem, 1983, p. 53-56.
Herman Holemans, "Provincie Antwerpen - Volledig overzicht van bestaande & verdwenen wind- water- & rosmolens", Kinrooi, Studiekring "Ons Molenheem", 1986, p. 27.
Herman Holemans, "Wind- en watermolens van de provincie Antwerpen. Kadastergegevens 1835-1990. Deel 1. Gemeenten A-G", Opwijk, Studiekring "Ons Molenheem", 2009, p. 51.
J. Verpaalen, De Bakkersmolen. Van graan tot brood, Brussel, 1982.